Gepubliceerd op donderdag 20 april 2023
IEF 21369
Rechtbank Midden-Nederland ||
25 mei 2022
Rechtbank Midden-Nederland 25 mei 2022, IEF 21369; (Eiser tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/twee-afwijzingen-in-geschil-tussen-broer-en-zus

Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Fruytier Lawyers in Business

Twee afwijzingen in geschil tussen broer en zus

De voorzieningenrechter van Midden-Nederland heeft in twee recente zaken tussen dezelfde partijen op 25 mei en 4 juni afwijzende oordelen uitgesproken. De partijen zijn broer en zus, beide onderdeel van een familieconcern in optiekproducten. Het geschil gaat over het uitsluitende recht op exploitatie van merken, domeinnamen en webshops. Eiser stelt dat de rechten aan haar toekomen, terwijl gedaagde claimt rechthebbende te zijn.

Rb. Midden-Nederland 25 mei 2022, IEF 21369; Zaaknr. C/16/538891 / KL ZA 22-90 (Eiser tegen gedaagde) De zaak van 25 mei is een kort geding procedure naar aanleiding van een tweetal verzoeken van eiser. Het eerste verzoek hield in dat gedaagde werd bevolen om de situatie voorafgaand aan 7 maart 2022 te herstellen en eiser toegang te verlenen tot domeinen, webshops, bedrijfssoftware en klantgegevens. Hierbij heeft eiser geclaimd dat zij intellectuele eigendomsrechten heeft, zoals de auteursrechten, merkrechten en domeinnamen, met betrekking tot bepaalde tekens. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk maakt op deze rechten en onrechtmatig handelt. Het tweede verzoek hield in dat gedaagde werd bevolen om een aantal producten in te klaren, te betalen en af te halen. Eiser heeft verweer gevoerd tegen beide verzoeken en betwistte het 'spoedeisende belang' van eiser.

De voorzieningen rechter oordeelt dat eiser inderdaad onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond bij de toewijzing van de verzoeken. Beide verzoeken worden daarom afgewezen.

Rb. Midden-Nederland 4 juli 2022, IEF 21369; ECLI:NL:RBMNE:2022:2573 (Eiser tegen gedaagde) In de opvolgende zaak van 4 juni eist eiser nogmaals onder andere het gebruik van de handelsnamen, domeinnamen en verkoopcijfers in kwestie over te dragen aan eiser. Gedaagde voert in reconventie verschillende geschilpunten aan, zoals het uitsluitende recht op de ingeroepen merken en handelsnamen, auteursrechten, eigendom van bedrijfssoftware en opzegging van een orderverwerkingsovereenkomst. Tot slot speelt in deze procedure ook een geschil tussen de partijen over de door gedaagde gestelde onrechtmatige gedragingen en oneerlijke handelspraktijken door eiser.

De voorzieningenrechter acht de zaak op grond van de complexiteit en de omvang van het geschil ongeschikt voor een beoordeling in kort geding, zodat de in conventie en in reconventie ingestelde vorderingen niet toewijsbaar zijn.

De uitspraken in beide zaken betekenen dat eiser niet de gevraagde voorlopige voorzieningen heeft verkregen. De zaak van 25 mei is afgewezen wegens een gebrek aan voldoende spoedeisend belang van eiser, terwijl de zaak van 4 juni is afgewezen omdat het geschil te complex en omvangrijk is. Partijen zullen hun geschil nu moeten voortzetten in een bodemprocedure.