Gepubliceerd op donderdag 10 september 2009
IEF 8171
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Van kleur verschieten

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 24 juli 2009, KG ZA 09-1006) The Wellcome Foundation Ltd & Glaxo Group Ltd tegen Pharmachemie B.V. Beroepschrift ex artikel 358 jo 1019e Rv van 31 juli 2009 in dezelfde zaak. (met dank aan Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer)

Octrooirecht. Procesrecht. Weigering verzoek tot ex parte verbod, sommatieverplichting. Poging tot ex parte hoger beroep. Zie ook vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 september 2009,  IEF 8168

De rechtbank weigert een verzoek tot een ex parte verbod ex artikel 1019e lid 1 Rv, omdat GSK niet eerst heeft gesommeerd de inbreuk te staken. De rechtbank overweegt:

2.2 Het ex parte bevel in de zin van artikel 1019e Rv is, vanwege de afwijking van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor, een ingrijpende maatregel. Daarom komt een dergelijke maatregel alleen voor toepassing in aanmerking als aangenomen kan worden dat andere, minder ingrijpende maatregelen geen doel zullen treffen.

2.3 In dit verband is van belang dat GSK Pharmachemie niet eerst heeft gesommeerd de gestelde inbreuk te staken, maar direct om een ex parte bevel heeft verzocht. Aldus heeft GSK Pharmachemie de gelegenheid ontnomen om de gestelde inbreuk vrijwillig te staken, dan wel om toe te lichten waarom in de visie van Pharmachemie geen sprake is van inbreuk. Gesteld noch gebleken is dat een voorafgaande sommatie en het afwachten van een antwoord daarop in dit geval redelijkerwijs niet mogelijk was. GSK heeft in dit verband slechts aangevoerd dat sommatie naar verwachting zou leiden tot een reactie waarin zonder nadere motivering zou worden gesteld dat Pharmachemie geen inbreuk maakt op een geldig octrooi of ABC. Die verwachting acht de voorzieningenrechter onvoldoende om Pharmachemie de mogelijkheid te ontnemen zich zowel voorafgaand als tijdens deze procedure te verweren. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek weigeren.

GSK ging in hoger beroep tegen deze beschikking en vorderde een ex parte verbod totdat in het inmiddels aanhangige (Zie vonnis, IEF 8168) reguliere kort geding zou zijn beslist. 

In het beroepschrift betoogt GSK dat artikel 1019e Rv in hoger beroep niet ‘van kleur zou [moeten] verschieten in de zin dat de verzoekschriftprocedure van een ex parte in een inter partes behandeling zou veranderen’. 

Naar schrijven van één van de advocaten van GSK (Rutger Kleemans) gaf het Hof op 11 augustus aan dat zij toch voornemens was Pharmachemie in de gelegenheid te stellen verweer te voeren, tegen 22 september 2009. Daarop heeft GSK het beroepschrift ingetrokken. Ten behoeve van de discussie over het ex parte verbod in octrooizaken is ook het genoemde beroepschrift bij dit bericht opgenomen.

Lees de beschikking van de rechtbank hier. Lees het beroepschrift hier. Beschikking van het hof hier.