Gepubliceerd op donderdag 27 februari 2014
IEF 13583
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Verordening EU-merk en richtlijn aanpassing merkenrecht lidstaten aangenomen

Verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk (COM(2013)0161 – C7-0087/2013 – 2013/0088(COD)) en Richtlijn betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (COM(2013)0162 – C7-0088/2013 – 2013/0089(COD))
Afgelopen dinsdag zijn in Straatsburg de Richtlijn betreffende de aanpassing van het merkenrecht van de lidstaten en de Verordening inzake het Gemeenschapsmerk aangenomen. Het Gemeenschapsmerk wordt EU-merk; het BHIM wordt Agentschap IE van de EU; en EU-merken kunnen worden gevormd door alle tekens mits deze met gebruikmaking van algemeen toegankelijke technologie kunnen worden weergegeven in het register.

Enkele citaten:

Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet de terminologie van Verordening EG) nr. 207/2009 worden aangepast. Dit heeft tot gevolg dat „Gemeenschapsmerk” door „EU-merk ” wordt vervangen. Overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in juli 2012 hebben vastgesteld, moet de benaming „Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)” worden vervangen door „Agentschap voor intellectueel eigendom van de Europese Unie” (hierna „Agentschap”).

Art. 4. EU-merken kunnen worden gevormd door alle tekens, met name woorden, met inbegrip van namen van personen, tekeningen, letters, cijfers, kleuren als zodanig, vormen van waren of van verpakking, of geluiden, mits deze, met gebruikmaking van een algemeen toegankelijke technologie, a) de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden; en b) in het register van EU-merken kunnen worden weergegeven op een wijze die de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat stelt het specifieke en precieze voorwerp van de aan de houder ervan verleende bescherming vast te stellen .

(9)  Om meer flexibiliteit mogelijk te maken en tegelijkertijd meer rechtszekerheid te brengen met betrekking tot de voorstellingswijze van merken, moet het vereiste van „vatbaarheid voor grafische voorstelling” uit de definitie van EU-merk worden geschrapt. Het moet mogelijk worden in het register van EU-merken een teken voor te stellen in elke passende vorm en dus niet noodzakelijk met grafische middelen, op voorwaarde dat het teken op een duidelijke, nauwkeurige, op zichzelf staande, gemakkelijk toegankelijke, duurzame en objectieve manier wordt weergegeven. Tekens zijn derhalve toegestaan in iedere gepaste vorm, rekening houdende met de algemeen beschikbare technologie, en stellen de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat nauwkeurig en duidelijk te bepalen wat het voorwerp van bescherming is.

(18)  Om de bescherming van het merk te verbeteren en de strijd tegen namaak daadwerkelijk te versterken, en onverminderd de WTO-regels, in het bijzonder artikel V van de GATT over vrijheid van doorvoer, moet de houder van een EU-merk derden kunnen verhinderen om waren in het douanegebied van de Unie binnen te brengen zonder dat deze in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven EU-merk . Dit dient geen afbreuk te doen aan de vlotte doorvoer van generische geneesmiddelen, overeenkomstig de internationale verplichtingen van de Europese Unie, met name zoals weergegeven in de door de WTO-ministerconferentie op 14 november 2001 in Doha aangenomen verklaring over de TRIPs-Overeenkomst en de volksgezondheid.

(18 quater)  De lidstaten nemen de juiste maatregelen om te zorgen voor een vlotte doorvoer van generieke geneesmiddelen. Daarom heeft de houder van een EU-merk niet het recht derden te verhinderen in het kader van commerciële activiteiten waren binnen te brengen in het douanegebied van de lidstaat op grond van een vermeende of feitelijke gelijkenis tussen de internationale generieke benaming (INN) voor het werkzame bestanddeel in het geneesmiddel en een ingeschreven merk.

(19)  Om doelmatiger op te treden tegen het binnenbrengen van namaakgoederen , in het bijzonder wanneer deze goederen in kleine zendingen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 608/2013 over het internet worden verkocht, moet de houder van een geldig geregistreerd EU-merk het recht hebben de invoer van dergelijke goederen in de Unie te verbieden wanneer het alleen de verzender van de namaakwaren is die met commercieel oogmerk handelt . Wanneer dergelijke maatregelen worden genomen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de personen of entiteiten die de goederen hebben besteld, worden geïnformeerd over de motieven voor die maatregelen, alsook over hun wettelijke rechten ten aanzien van de verzender.

(35 bis)  Teneinde het gehele registratiesysteem beter te laten functioneren en te bewerkstelligen dat merken niet worden geregistreerd wanneer er absolute weigeringsgronden voorhanden zijn, met name waar het een beschrijvend of niet-onderscheidend merk betreft, of wanneer het merk tot misleiding van het publiek zou kunnen leiden, bijvoorbeeld ten aanzien van de aard, de kenmerken of de geografische oorsprong van de waren of diensten, moeten derden bij de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten schriftelijke opmerkingen kunnen indienen om aan te geven welke absolute gronden er voorhanden zijn om registratie te verhinderen.

(40)  Om de convergentie van praktijken te bevorderen en gemeenschappelijke instrumenten te ontwikkelen, moet een passend kader voor samenwerking tussen het Agentschap en de diensten van de lidstaten worden opgesteld. (...) Het is weliswaar van belang dat alle partijen bijdragen aan het welslagen van gemeenschappelijke projecten, met name door optimale praktijken en ervaringen uit te wisselen, want alle lidstaten de strikte verplichting opleggen om de resultaten van gemeenschappelijke projecten in praktijk te brengen – ook al is een lidstaat bijvoorbeeld van oordeel dat hij reeds over een beter IT- of soortgelijk instrumentarium beschikt – zou noch proportioneel, noch in het belang van de gebruikers zijn.