Gepubliceerd op dinsdag 27 september 2022
IEF 20983
Rechtbank Rotterdam ||
7 sep 2022
Rechtbank Rotterdam 7 sep 2022, IEF 20983; ECLI:NL:RBROT:2022:7546 (Brein c.s. tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/vordering-tot-inzage-in-beslag-genomen-bescheiden-toegewezen

Vordering tot inzage in beslag genomen bescheiden toegewezen

Rb. Rotterdam 7 september 2022, IEF 20983; ECLI:NL:RBROT:2022:7546 (Brein c.s. tegen gedaagde) Brein is een stichting die auteursrechtinbreuken bestrijdt in het kader van collectieve belangenbehartiging. Gedaagde is een eenmanszaak die onder meer mediaboxen met daarop geïnstalleerde IPTV-abonnementen verkocht. De voorzieningenrechter heeft verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag verleend aan Brein. Brein vordert in dit geschil onder meer dat gedaagde wordt bevolen toestemming te verlenen aan de deurwaarder om de bescheiden waarop beslag is gelegd aan Brein te verstrekken. Gedaagde vordert onder meer dat het door Brein gelegde conservatoire beslag wordt opgeheven. De rechtbank meent dat er voldaan is aan alle toepasselijke ontvankelijkheidsvereisten uit de artikelen 3:305a BW en 1018b e.v. Rv.

De rechtbank oordeelt dat het beslag niet onrechtmatig is en zou moeten leiden tot opheffing van het bewijsbeslag. De rechtbank oordeelt echter wel dat het beslag moet worden opgeheven voor zover het gaat om de drie in beslag genomen iPhones. Het gaat namelijk om iPhones die geen eigendom zijn van gedaagde. Daarnaast wordt door de rechtbank geoordeeld dat gedaagde dwangsommen heeft verbeurd omdat hij medewerking aan de beslaglegging heeft geweigerd en nog steeds weigert. De rechtbank overweegt dat er sprake is van een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv, dat Brein een rechtmatig belang heeft bij de gevorderde informatie en dat de informatie voldoende bepaald is. De rechtbank wijst daarom de vordering tot inzage in de in beslag genomen bescheiden toe.

4.21. In de beschikking van 28 januari 2021 is verlof verleend om beslag te leggen ten laste van [persoon A] . Dit bewijsbeslag is op 2 maart 2021 gelegd op het woonadres van [persoon A] , waar ook zijn vriendin woonde en toen feitelijk aanwezig was. Ter gelegenheid van die beslaglegging heeft de deurwaarder onder meer een iPhone 6s, een iPhone 5s en een iPhone X in beslag genomen. [persoon A] voert aan dat zijn vriendin één van die iPhones vast had. Dat wordt bevestigd in het proces-verbaal van beslaglegging, waarin is vermeld: “De vriendin van [persoon A] bleek toch een telefoon bij zich te hebben (…)” (zie 2.6). Gelet daarop en nu Stichting Brein c.s. – op wie de bewijslast rust – geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat deze iPhone aan [persoon A] toebehoort, moet er vanuit worden gegaan dat deze iPhone ten onrechte in beslag is genomen. Naar [persoon A] immers terecht stelt, strekt het bewijsbeslag zich alleen uit tot gegevensdragers waarvan (redelijkerwijs) aannemelijk is dat ze de gerekwestreerde (hier [persoon A] ) toebehoren.

4.22. Datzelfde geldt voor de andere twee iPhones die de deurwaarder in beslag heeft genomen. Stichting Brein c.s. heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat deze iPhones aan [persoon A] toebehoren, terwijl [persoon A] ’s betwisting is onderbouwd met op naam van zijn vriendin gestelde facturen.

4.39. [persoon A] heeft ter zitting erkend dat [bedrijf A] c.s. een beperkt aantal IPTV-abonnementen heeft verkocht, waarbij zonder toestemming van de rechthebbenden toegang werd verschaft tot – onder meer – films, series en (betaal)televisiekanalen (zie 2.2). Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldaan aan het vereiste van de rechtsbetrekking. Zoals hiervoor reeds is overwogen volgt uit artikel 1019a lid 1 Rv dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv.

4.40. Stichting Brein c.s. heeft ook een rechtmatig belang bij de gevorderde informatie, bijvoorbeeld het belang om andere partijen in de distributieketen te achterhalen, de onderlinge rolverdeling van [persoon A] en [persoon B] helder te krijgen en de omvang van de inbreuk vast te stellen. De informatie die Brein vordert is ook voldoende bepaald. Dat er sprake is van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 1019a lid 3 Rv is niet gesteld of gebleken.