IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22688
9 mei 2025
Artikel

Fieldfisher Amsterdam breidt uit met Jos Klaus als partner

 
IEF 22689
9 mei 2025
Artikel

Toonkunst in loondienst. Over de houdbaarheid van het Nederlandse werkgeversauteursrecht na het ONB-arrest van het HvJ EU

 
IEF 1849

Zich vrij en onbespied wanen

Rechtbank Amsterdam, 29 maart 2006, LJN: AV7581. Prins Willem-Alexander, Prinses Maxima en Prinses Catharina-Amalia tegen De Telegraaf Tijdschriften Groep B.V.

Nederlandse versie van de Prinses Caroline uitspraak van het EHRM. Inbreuk op privacy en portretrecht, verbod voor de toekomst.

Onder de titel 'Amalia's zwempret in Porto Ercole’ publiceert de Privé foto’s van Willem-Alexander, Maxima en Prinses Amalia.  De begeleidende tekst suggereert onder andere 'dat Hare Majesteit eisers min of meer met dwang kwam ophalen om op tijd terug te zijn voor Prinsjesdag.'De Rechtbank wijst de vorderingen grotendeels toe.

Nu vaststaat dat de gewraakte foto’s zijn gemaakt zonder een daartoe strekkende opdracht van eisers en zonder hun toestemming, is op grond van artikel 21 Auteurswet openbaarmaking daarvan niet geoorloofd voor zover een redelijk belang van eisers en Prinses Amalia zich tegen openbaarmaking verzet.

Onder het redelijk belang van artikel 21 Auteurswet valt de bescherming van de geportretteerde tegen inbreuken op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Indien een dergelijke inbreuk is gemaakt kan het antwoord op de vraag of die openbaarmaking jegens de geportretteerde ook onrechtmatig is, slechts worden gevonden door een afweging die, met inachtneming van alle bijzonderheden van het gegeven geval, ertoe strekt na te gaan welk recht zwaarder weegt: dat van de geportretteerde gevrijwaard te blijven van inbreuken op zijn persoonlijke levenssfeer of dat van degene die het portret gepubliceerd heeft op vrijheid van meningsuiting..

In het onderhavige geval zijn eisers en Prinses Amalia gefotografeerd terwijl zij zich hadden afgezonderd op een strand gelegen bij het vakantiehuis van de Koninklijke Familie. Zoals uit de foto’s blijkt waren zij daar op dat moment alleen. Daaruit moet worden afgeleid dat eisers de onmiskenbare bedoeling hadden zich op dat moment in de beslotenheid van het gezin af te zonderen. Onder die omstandigheden mochten eisers en Prinses Amalia zich vrij en onbespied wanen en hoefden zij er geen rekening mee te houden dat zij heimelijk met een telelens zouden worden gefotografeerd over een grote afstand (750 meter) en hoogte (50 meter).

Dat het geen privé-strand betreft doet hieraan niet af. Hierbij komt dat de gepubliceerde foto’s -zoals door gedaagden ook wordt erkend- geen bijdrage leveren aan het publiek debat. Volgens gedaagden hecht een groot deel van de Nederlandse bevolking er belang aan om geïnformeerd te worden over het wel en wee van de meest vooraanstaande burgers van ons land.

De bevrediging van de nieuwsgierigheid van de lezers van Privé kan echter niet als een rechtens te respecteren belang dienen die een rechtvaardiging kan opleveren voor een inbreuk als de onderhavige op de privacy van eisers en Prinses Amalia. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige foto’s onrechtmatig zijn jegens eisers en Prinses Amalia. De omstandigheid dat de taferelen op de foto’s op zichzelf onschuldig te noemen zijn -zij tonen slechts eisers en Prinses Amalia in badkleding- doet de belangenafweging niet anders uitvallen.

Nu ook de begeleidende tekst bij de foto’s, met betrekking tot het onderbreken van de vakantie van eisers voor de bruiloft van Prins Pieter-Christiaan, onbetwist onjuist is, is ook die tekst jegens eisers en Prinses Amalia onrechtmatig. De hieruit voortvloeiende beperking van de vrijheid van meningsuiting acht de rechtbank in een democratische samenleving gerechtvaardigd en noodzakelijk.

Ten aanzien van die schade hebben eisers aangevoerd dat de rechtbank de schade zou kunnen begroten op de voet van artikel 6:104 van het Burgerlijk Wetboek, derhalve op de winst die gedaagden met de gewraakte editie van Privé hebben behaald. Hiervoor ziet de rechtbank geen aanleiding, nu niet aannemelijk is geworden dat de verkoop van de editie van de Privé is beïnvloed door de plaatsing van de gewraakte publicatie. Wel zal de rechtbank een bedrag aan immateriële schade toekennen wegens de onrechtmatige inbreuk op het privé-leven van eisers en Prinses Amalia, welk bedrag de rechtbank begroot op € 1.000,= per persoon, derhalve in totaal op € 3.000,=.

De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder in aanmerking genomen enerzijds dat het om een brutale inbreuk op de privacy gaat, maar anderzijds dat de foto’s onschuldige vakantietaferelen tonen en dat van een negatieve teneur of strekking geen sprake is.

Gelet op de veelvuldige inbreuken die gedaagden de afgelopen jaren hebben gemaakt op het privé-leven van eisers (zie de procedures genoemd in rechtsoverweging 3.4.), acht de rechtbank plaats voor een verbod voor de toekomst.

Het verbod zoals gevorderd is echter te ruim geformuleerd, zoals gedaagden terecht aanvoeren. De rechtbank verbiedt gedaagden voor een periode van twee jaren inbreuken te maken op het recht van eisers en Prinses Amalia op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer door het zonder toestemming openbaar maken en/of verveelvoudigen van hun portretten, indien en voorzover die openbaarmaking en/of verveelvoudiging niet voortspruit uit het publieke functioneren van eisers, waarbij het volgens de rechtspraak is toegestaan beeldopnamen te maken en die te publiceren, een en ander behoudens indien sprake is van een maatschappelijk relevante privé-aangelegenheid en de publicatie daarover op rechtmatige wijze een bijdrage levert aan een publiek debat over een kwestie van algemeen belang,

De enkele bevrediging van de nieuwsgierigheid van het publiek kan niet gelden als een legitieme reden voor een inbreuk op het privé-leven van eisers en Prinses Amalia. Ook de uit dit verbod voortvloeiende beperking van de vrijheid van meningsuiting acht de rechtbank in een democratische samenleving gerechtvaardigd en noodzakelijk. Gedaagden worden door dit verbod -anders dan zij menen- niet benadeeld ten opzichte van de overige media. Zij kunnen zich immers richten naar de Mediacode van het Koninklijk Huis, hetgeen -naar eisers onweersproken hebben gesteld- alle overige media ook doen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1848

Belgische prijzenoorlog

HvJ EG, conclusie van advocaat-generaal A. Tizzano van 29 maart 2006, zaak C-356/04, Lidl Belgium GmbH & Co KG tegen Etablissementen Franz Colruyt N.V.

Vergelijkende reclame. De Belgische onderneming Colruyt heeft in een aantal mailingen en advertenties voorgerekend hoeveel klanten jaarlijks besparen door bij Colruyt te kopen in plaats van bij concurrenten zoals Lidl. Ook heeft zij in een advertentie een assortiment basisproducten gelanceerd onder de naam Basic, waarbij zij stelde: "Basic: absoluut de laagste prijs in België. Nog goedkoper dan het vergelijkbare assortiment van de hard discounters (Aldi, Lidl, ..)"
 
Lidl heeft vervolgens een procedure aanhangig gemaakt, omdat deze praktijken volgens haar neerkwamen op oneerlijke vergelijkende reclame. De rechtbank van Koophandel te Brussel heeft een aantal prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de juiste uitleg van artikel 3 bis, lid 1 onder a, b en c van de Richtlijn 84/450. A-G Tizzano brengt de 5 gestelde vragen terug tot 3 hoofdvragen, die hij als volgt beantwoord:

1)   De in artikel 3 bis, lid 1, sub b, van richtlijn 84/450/EEG gestelde geoorloofdheidsvoorwaarde verzet zich niet tegen een vergelijkende reclame van assortimenten van goederen of diensten.

2)   De in artikel 3 bis, lid 1, sub c, van de richtlijn neergelegde vereisten van „objectiviteit” en „controleerbaarheid” van vergelijkende reclame verzetten zich niet tegen reclameboodschappen die niet uitdrukkelijk de vergeleken goederen en prijzen vermelden, wanneer deze boodschappen aangeven waar en op welke wijze deze gegevens gemakkelijk door de gemiddelde consument kunnen worden achterhaald, of althans wanneer zij de consument duidelijk de mogelijkheid bieden, gelet op de context en de omstandigheden van het geval, kennis van deze gegevens te nemen.

3)  Een vergelijkende reclame die het door diverse supermarkten gehanteerde prijspeil vergelijkt op basis van een extrapolatie van steekproefgegevens en die de indruk wekt dat de vermelde prijsverschillen voor het totale productaanbod van die supermarkten gelden, is misleidend in de zin van artikel 3 bis, lid 1, sub a, van de richtlijn.”

De A-G merkt daarbij nog op dat hij betwijfelt of de reclames van Colruyt aan de door hem genoemde toetsingscriteria voldoen, maar geeft aan dat het aan de verwijzende rechter is om hierover te beslissen.

Lees de conclusie hier.

IEF 1847

Op sommatie (2)

O.a. nu.nl bericht over een strijd die even later helemaal geen strijd blijkt te zijn: ”De Nederlandse bittorrentsite Dutchnova.com is weer online, na twee weken plat te hebben gelegen wegens dreigementen van Stichting Brein. De auteursrechtwaakhond had zich beklaagd over de auteursrechtelijk beschermde bestanden die op de website stonden. De webmasters van Dutchnova hebben de site opnieuw online gezet, om zo de strijd aan te gaan met Brein.

Na deze spannende inleiding blijkt het echter reuze mee te vallen met die strijd: "Overigens worden er geen torrents meer gehost op de site. De site wil slechts nieuwsontwikkelingen op het gebied van filesharing gaan vermelden." Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 1846

Arrogante houding (2)

Artikel in de Volkskrant, in aansluiting dit persbericht van TargetMedia, met een reactie van de aangevallen Buma:

“Buma heeft geen zin om het conflict ‘via de pers uit te vechten’, zo zegt een woordvoerster. ‘Daarvoor zijn de klachten ook te algemeen. Maar we zien de rechtszaak met vertrouwen tegemoet. Het is voor iedereen duidelijk hoe we werken.’ Ook op specifieke voorbeelden van TargetMedia – sirene of Weense wals – wil de woordvoerster niet ingaan. Er is ook geen beginnen aan, verzucht zij: ‘Klagen over Buma is kennelijk in de mode.’

Daarmee slaat zij de spijker op zijn kop. De afgelopen maanden was de auteursrechtenorganisatie volop in het nieuws. Eind januari nog kruiste Buma de degens met Koninklijke Horeca Nederland. Dat bood via internet zijn leden rechtenvrije muziek aan voor gebruik in restaurants, kroegen en hotels. De muziekwinkel ging op slot, nadat Buma/Stemra in het aanbod liedjes had aangetroffen waarover wél rechten moeten worden afgedragen.

Begin deze maand nam het VVD-Kamerlid Charlie Aptroot de organisatie op de korrel. Buma zou volgens hem op de effectenbeurs 46 miljoen euro hebben verloren (op een aandelenportefeuille van 330 miljoen). Aptroot hekelt wat hij noemt de hoge overhead-kosten van Buma: de VVD’er wil dat meer geld bij de componisten terecht komt.

De ringtone-rel past in het patroon. Er is veel geld mee gemoeid. Buma wil niet specificeren hoeveel, maar beltoon-verkopers kwamen vorig jaar in het vakblad Emerce tot een markt waarop zij tussen de 20 en 30 miljoen euro omzetten. Over elke beltoon van gemiddeld een tot anderhalve euro draagt de handel 12 procent aan rechten af..” Lees het volledige artikel hier.

IEF 1845

Spannend

Morgen bij het HVJ EG: Conclusie AG Sharpston in zaak C-108/05, Bovemij Verzekeringen. Uitlegging van artikel 3, lid 3, van de Merkenrichtlijn: Bekendheid van merk in gehele Beneluxgrondgebied of in aanzienlijk deel ervan (bijvoorbeeld in Nederland), inaanmerkingneming van taalgebieden.

IEF 1844

Agressieve reclame

In vervolg op dit eerdere bericht: Het CDA is, ondanks eerdere verkiezingsretoriek, toch niet voor een algeheel verbod op leenreclames. Met de ChristenUnie en de coalitiegenoten VVD en DD6 wil het CDA afwachten hoe de regels van de Wet Financiële Dienstverlening om misleidende reclames aan banden te leggen uitpakken. Hierdoor is er geen Kamermeerderheid voor een compleet verbod op leenreclames.

In de aanloop naar de Gemeenteraadverkiezingen sprak CDA-fractieleider Verhagen zich nog uit voor een verbod op agressieve reclames voor geldleningen. Volgens staatssecretaris Van Hoof (Sociale Zaken) is dit jaar juist wetgeving ingevoerd om misleidende reclames voor consumptief krediet aan te pakken. Coalitiegenoten CDA en VVD willen de effecten hiervan eerst afwachten.

Maar CDA'er Koomen is zich wel teleurgesteld dat "pas vanaf 1 mei" de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht houdt op de naleving van de nieuwe regels. Als de nieuwe wetgeving onvoldoende blijkt te werken, dan wil Koomen wel nadenken over een verbod op agressieve reclames die suggereren dat ,,mensen gek zijn als ze niet met geleend geld een nieuwe mobiel of plasma-tv kopen''. Van Hoof wees de Kamer er wel op dat het knap lastig zal zijn om vast te stellen wat agressief genoeg is om een reclame te verbieden. (ANP).

Wet Financiele Dienstverlening hier.

IEF 1843

Nieuw

"A new international treaty on trademarks, to be known as the Singapore Treaty on the Law of Trademarks in recognition of the country that hosted the final round of negotiations, was adopted on March 28, 2006 by member states of the World Intellectual Property Organization (WIPO). The new treaty concludes efforts by WIPO’s member states to update the 1994 Trademark Law Treaty (TLT) and bring it in line with the technological developments of the past decade.

In his message to the closing ceremony of the Diplomatic Conference for the Adoption of a Revised Trademark Law Treaty, WIPO Director General, Dr. Kamil Idris, said that March 27, 2006, "was an historic day" for WIPO and its member states." Lees hier meer.

IEF 1842

Geenszins slaapverwekkend

Rechtbank 's-Gravenhage, 28 maart 2006, rolnr. 258909/KG ZA 06-127. Hästens Sangar A.B.  tegen Rock Raamsveld B.V. 

Over gedeponeerde merken en geponeerde paarden. Hästens vordert in dit geding dat Raamsveld iedere inbreuk op de merken van Hästens staakt en gestaakt houdt. "Als meest verstekkend verweer heeft Raamsveld aangevoerd dat het boerenruit- motief dat voorkomt in het beeldmerk van Hästens geen onderscheidend vermogen bezit, in elk geval niet voor bedden. De inschrijving van dat motief als Gemeenschapsmerk moet, aldus Raamsveld, dan ook worden beschouwd als een nietige inschrijving waaraan Hästens geen rechten kan ontlenen."

Aangezien door Raamsveld geen procedure met als inzet de vervallen- of nietigverklaring van het merk bij het OHIM aanhangig is gemaakt en evenmin op voorhand duidelijk is dat er sprake is van een evidente misslag van het OHIM, acht de rechtbank dat het Gemeenschaps-beeldmerk van Hästens voorshands als geldig moet worden beschouwd zodat  dat verweer van Raamsveld faalt. Vervolgens komt de gestelde inbreuk aan de orde.

Ten aanzien van het zwart-wit gedeponeerde Gemeenschaps-beeldmerk acht de rechtbank geen sprake van inbreuk. Het verweer van Raamsveld dat de kleur blauw aanzienlijk minder helder zou zijn dan haar reclame-uitingen doen vermoeden, doet niet ter zake, "[...] aangezien het Gemeenschapsmerk van Hästens in zwart-wit is uitgevoerd, en het er daarmee niet op aankomt in welke kleur de bedden van Raamsveld zijn uitgevoerd, nu in elk geval vast staat dat dit niet zwart-wit is. Met dat laatste staat tevens vast dat het dessin van de bedden van Raamsveld niet identiek is aan het Gemeenschapsmerk van Hästens, zodat van inbreuk in de zin van artikel 9, lid 1, aanhef en onder a van de Gemeenschapsmerkenverordening geen sprake kan zijn."

Naar de maatstaf van voornoemd artikel 9 onder b en de uitwerking daarvan door de rechtbank in r.o. 4.7 is er echter wel sprake van inbreuk. "Het ruitmotief waarin de bedden van Raamsveld zijn uitgevoerd wijkt niet of nauwelijks af van het merk van Hästens. De enkele omstandigheid dat in het motief van Raamsveld mogelijk nog één kleur althans tint meer is te ontwaren doet er niet aan af dat de totaalindruk van merk en teken in verregaande mate overeenstemt."

Ten aanzien van het Gemeenschaps(woord/beeld)merk, die de merknaam bevat en een afbeelding van een paard, gaat de rechtbank eveneens uit van de in r.o. 4.7 genoemde maatstaf. Indien het alleen zou gaan om de merknamen Hästens en Hanson zou er volgens de rechtbank op zijn minst twijfel kunnen bestaan of in dat geval sprake zou zijn van een met het merk overeenstemmend teken, nu er weliswaar enige overeenstemming tussen de woorden is, maar ook belangrijke punten van verschil, zowel visueel als auditief. Waar het echter volgens Hästens op aankomt is of het gebruik van de aanduiding in combinatie met de afbeelding van het paard als overeenstemmend moet worden beschouwd.

Ja, zegt de rechtbank. "Ook hier geldt dat het gewraakte teken wordt gebruikt voor dezelfde waren waarvoor het merk is ingeschreven, hetgeen betekent dat reeds een beperkte overeenstemming tussen merk en teken voldoende is om tot verwarringsgevaar te concluderen. Verder is van belang dat het merk van Hästens voor de waren waarvoor het is ingeschreven een grote onderscheidingskracht toekomt, gelet op de onvoldoende weersproken bekendheid daarvan en de daarin voorkomende combinatie van een niet alledaagse naam met de afbeelding van een paard. Juist die combinatie komt volledig terug in het door Raamsveld gebruikte teken. Dat het woord niet hetzelfde is en dat het paard niet achter, maar voor dat woord is geponeerd doet niet af aan de totaalindruk die door het teken wordt opgeroepen en die zodanig overeenstemt met de totaalindruk van het merk dat daardoor verwarring bij het in aanmerking komende publiek kan ontstaan. Dit geldt te meer nu er van uit moet worden gegaan dat het publiek zelden het merk en het teken zoals afgebeeld onder 4.10 zal kunnen vergelijken. Onweersproken is immers dat de bedden van Raamsveld voor ongeveer één tiende van de prijs van de bedden van Hästens worden aangeboden en niet in dezelfde winkels te koop zijn."

Nu de vorderingen van Hästens op grond van de Gemeeschapsmerken volledig toewijsbaar zijn, heeft zij aldus de rechtbank geen belang meer bij de beantwoording van de vraag of er tevens sprake is van inbreuk op haar Beneluxmerken.

Lees het vonnis hier.

IEF 1841

Volgrecht

Staatsblad 2006, 151. Besluit van 20 maart 2006 tot het vaststellen van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 9 februari 2006 tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van de Richtlijn Volgrecht.

“De wet van 9 februari 2006 tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272) treedt in werking met ingang van 1 april 2006.”

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2006 De Minister van Justitie, J. P. H. Donner.

IEF 1840

Fiche 3

Kamerstuk 22112, nr. 427, 2e Kamer.  Brief staatssecretaris ter aanbieding van vijf fiches, opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe (EU) Commissievoorstellen. Fiche 3: Raadsbesluit inzake sluiting UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.

"Het onderhavige voorstel betreft de goedkeuring van het UNESCO-verdrag namens de Gemeenschap. Dit «cultuurverdrag» raakt aan de bevoegdheden van de Gemeenschap (o.a. handel, mededinging, mobiliteit, intellectueel eigendom) en de lidstaten. Er is sprake van een gemengd verdrag dat naast cultuuruitingen ook over cultuurgoederen en -diensten gaat. Nederland stemt in met toetreding van de Gemeenschap."