IEF 22146
22 juli 2024
Uitspraak

Executiegeschil tussen Loendersloot en MHCS c.s.

 
IEF 22143
22 juli 2024
Uitspraak

Degene die zelf deelneemt aan publiek debat moet dulden dat deze uitingen verder verspreid worden

 
IEF 22135
19 juli 2024
Artikel

Memes in een juridische notendop: EU vs Amerika

 
IEF 19737

IE-symposium AIPPI op 17 maart

Het IE Symposium 2021 van AIPPI zal online plaatsvinden op woensdag 17 maart.
De programmacommissie heeft een interessant en zo interactief mogelijk programma voor u samengesteld. In de ochtend geven Jacqueline Seignette, Maarten Haak en Mark van Gardingen een overzicht van relevante ontwikkelingen binnen het auteurs, octrooi- en merkenrecht. In de middag staan twee levendige debatten op het programma met als onderwerp de Bescherming van Design en FRAND.

IEF 19736

Werknemer geen recht op inkomsten auteursrechten

Rechtbank Noord-Holland 24 dec 2020, IEF 19736; ECLI:NL:RBNHO:2020:11537 (S.I. Music Studio tegen X), https://ie-forum.nl/artikelen/werknemer-geen-recht-op-inkomsten-auteursrechten

Rechtbank Noord-Nederland 24 december 2020, IEF 19736; ECLI:NL:RBNHO:2020:11537 (S.I. Music Studio B.V. tegen X) SI Music is een onderneming die zich bezighoudt met het commercieel produceren en exploiteren van muziek voor opdrachtgevers. X is in 2011 in dienst getreden bij SI Music en maakt muziekwerken die worden vervaardigd voor relaties van SI Music. Deze muziekwerken zijn vanaf de aanvang van het dienstverband niet onder de naam van SI Music aangemeld bij Buma/Stemra, maar onder de naam van X, omdat Buma/Stemra alleen natuurlijke personen kent als deelnemers en geen rechtspersonen. Over de jaren 2013 tot en met 2018 heeft Buma/Stemra een bedrag van in totaal € 193.785,09 betaald aan X in verband met de ROA, een zogenoemde Regeling Oudedagsvoorziening Auteurs. Hierop heeft SI Music X gesommeerd om dit bedrag aan haar door te betalen. X beargumenteert dat de ROA een oudedagsvoorziening is die volgens de verstrekker Buma/Stemra géén exploitatie-inkomst is, in het leven is geroepen met een sociaal-cultureel doel en alleen besteed mag worden als oudedagsvoorziening. X betwist de vordering en voert aan de SI Music niet heeft voldaan aan haar informatie- en zorgplicht, en dat uit de arbeidsovereenkomst niet volgt dat X verplicht is om het betaalde bedrag te betalen. . Geoordeeld wordt dat uit de arbeidsovereenkomst duidelijk volgt dat X geen recht heeft op het door Buma/Stemra betaalde bedrag, omdat dit rechtstreeks voortvloeit uit inkomsten uit muziekauteursrechten. Terecht stelt X zich op het standpunt dat hij nog aanspraak heeft op betaling van een bonus. Deze aanspraak wordt daarom verrekend met de vordering van SI Music. De opgelegde boete van € 257.000,00 wordt bovenmatig gevonden, deze wordt daarom gematigd tot een bedrag van € 5.000,00.

IEF 19734

Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert en Lotte Rutgers, Leeway Advocaten.

 

Hoofdelijke verbondenheid biedt voldoende zekerheid voor verhaal

Rechtbank Amsterdam 13 jan 2021, IEF 19734; (Coast Cycles c.s. tegen Phatfour B.V.), https://ie-forum.nl/artikelen/hoofdelijke-verbondenheid-biedt-voldoende-zekerheid-voor-verhaal

Rechtbank Amsterdam 13 januari 2021, IEF 19734; C/13/687054 / HA ZA 20-741 (Coast Cycles c.s. tegen Phatfour) Incidentieel vonnis. De vorderingen van Coast Cycles c.s. (CCS) betreffen de door hen gestelde auteursrechten op bepaalde fietsen die worden verkochten in geheel Europa. Phatfour vordert dat CCS wordt bevolen zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan CCS veroordeeld zou kunnen worden. Zij stelt dat aan de zijde van Phatfour onzekerheid bestaat of zij een eventuele kostenveroordeling kan verhalen. In dat geval biedt artikel 224 lid Rv de mogelijkheid om een procespartij te bevelen zekerheid te stellen voor een eventuele kostenveroordeling, tenzij één van de in art. 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen van toepassing is. CCS c.s. hebben aangevoerd dat een onverhoopte kostenveroordeling van hen hoofdelijk zal worden uitgesproken. Daarmee is het redelijkerwijs aannemelijk dat verhaal voor de proceskostenveroordeling in Nederland mogelijk zal zijn. Bovendien kan niet uit de stellingen van de gedaagde partij worden afgeleid dat indien de vorderingen worden afgewezen, dat er een kostenveroordeling zal volgen waarin de Singaporese partij wel en de Nederlandse partij niet in de proceskosten zal worden veroordeeld. Naar het oordeel van de rechter geeft deze hoofdelijke verbondenheid voldoende zekerheid voor verhaal van de proceskostenveroordeling in Nederland. De incidentele vordering van Phatfour wordt dan ook afgewezen. 

IEF 19735

Vrije beschikking handelsnaam bij eigendomsvoorbehoud

Hof Arnhem-Leeuwarden 26 jan 2021, IEF 19735; ECLI:NL:GHARL:2021:745 (Yacht Support tegen MSAR), https://ie-forum.nl/artikelen/vrije-beschikking-handelsnaam-bij-eigendomsvoorbehoud

Hof Arnhem-Leeuwarden 16 januari 2021, IEF 19735; ECLI:NL:GHARL:2021:745 (Yacht Support tegen MSAR) Yacht Support c.s. bouwde en verkocht jachten. In 2017 hebben zij hun aandelen verkocht aan Grim Management en in de koopovereenkomst is een eigendomsvoorbehoud opgenomen. Yacht Support c.s. is in 2018 in staat van faillissement verklaard. MSAR heeft met de curator van Yacht Support c.s. een schriftelijke overeenkomst gesloten over de overname van de daarin genoemde roerende zaken. Yacht Support c.s. hebben vanuit hun sociale media een link verspreid naar persberichten op de website met titels als 'Waarschuwing namaak jachten & merk piraterij'. Yacht Support c.s. en MSAR beschuldigen elkaar daarop over en weer van onrechtmatig handelen. Yacht Support c.s. verwijten MSAR dat zij zonder toestemming gebruik maken van de intellectuele eigendomsrechten.

IEF 19733

Uitspraak ingezonden door Jesper Vrielink, Rijksuniversiteit Groningen.

HvJ EU beantwoordt prejudiciële vragen beoordelingsdatum vervallenverklaring

HvJ EU 17 dec 2020, IEF 19733; ECLI:EU:C:2020:1044 (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-beantwoordt-prejudici-le-vragen-beoordelingsdatum-vervallenverklaring

HvJ EU 17 december 2020, IEF 19733, IEFbe 3178; ECLI:EU:C:2020:1044 (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce) [Vervolg op IEF 18791]. Het Bundesgerichtshof van Duitsland heeft aan het HvJ EU vragen gesteld inzake de uitleg van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 betreffende de berekening van de periode van niet-gebruik van een merk. Duits recht bepaalt dat bij de berekening van de periode van gebruik van vijf jaar het tijdstip van instelling van de (reconventionele) vordering als uitgangspunt dient. Eindigt de periode van vijf jaar van niet-gebruik echter pas na instelling van deze vordering, dan moet worden uitgegaan van het tijdstip van de sluiting van de pleitzitting. Geoordeeld wordt dat artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 zich ertegen verzet dat het tijdstip van de sluiting van pleitzitting in aanmerking moet worden genomen als beoordelingsdatum, omdat die keuze zou stroken met de doelstelling om merken alleen te beschermen wanneer zij daadwerkelijk worden gebruikt en met de doelstelling van doeltreffendheid van de procedures. Het tijdstip dat de (reconventionele) vordering is ingesteld, dient dus in aanmerking te moeten worden genomen om vast te stellen of de in die bepaling bedoelde ononderbroken periode van vijf jaar is verstreken.

IEF 19731

Rechtbank verklaart zich onbevoegd

Rechtbank Noord-Nederland 8 jul 2020, IEF 19731; ECLI:NL:RBNNE:2020:2398 (MSAR tegen Beheer), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-verklaart-zich-onbevoegd

Rechtbank Noord-Nederland 8 juli 2020, IEF 19731; ECLI:NL:RBNNE:2020:2398 (MSAR tegen Beheer) Bevoegdheidsincident. MSAR stelt dat D c.s. inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten die verband houden met het teken 'D' en haar eer en goede naam en dat D het Beneluxmerk en de Uniemerkaanvraag voor het woordmerk 'D' te kwader trouw heeft gedeponeerd. D c.s. vordert onder meer dat alle intellectuele eigendomsrechten van de naam en het teken 'D' berusten bij A Beheer en C Beheer en dat MSAR inbreuk heeft gemaakt op dit recht alsmede om de doorhaling te bevelen van de inbreukmakende merken van MSAR.

IEF 19730

Tamara Elmore en Annemiek Tepper zijn benoemd tot partner bij V.O.

Per 1 januari zijn twee nieuwe partners toegetreden tot V.O.: Tamara Elmore en Annemiek Tepper. Met deze uitbreiding van het partnerteam is V.O. nog beter in staat om de groeiende klantenkring binnen de secties Chemie en Life Sciences van dienst te zijn.

Tamara Elmore is als octrooigemachtigde gespecialiseerd op het terrein van onder andere biochemie, biomedische technologie, celbiologie, farmaceutica en microbiologie. Nadat zij in 2002 haar PhD in moleculaire biologie had behaald, begon zij haar carrière bij een groot farmaceutisch bedrijf in Zwitserland. Vervolgens trad ze bij een IE-kantoor in Boston in dienst als US Patent Agent. In 2009 maakte zij de overstap naar V.O.. Tamara werkt vanuit de Utrechtse vestiging van V.O.

IEF 19729

Inhoudsopgave IER 4, 5 en 6 - 2020

Inhoudsopgave van het tijdschrift IER, nummer 2020-04, 2020-05 en 2020-06.

IER 2020-04
- Vizier
Nr. 20 35 jaar IER / Prof. mr. Ch. Gielen, p. 175
- Artikelen
Nr. 21 Is de Rijksoctrooiwet 1995 in overeenstemming met de datumvereisten in het Verdrag inzake Octrooirecht? / Prof. dr. C.A.M. Mulder, p. 176

IEF 19718

Franchiseovereenkomsten rechtsgeldig ontbonden

Rechtbank Rotterdam 2 dec 2020, IEF 19718; ECLI:NL:RBROT:2020:11356 (PH Europe Sarl tegen Shanischar Holding ), https://ie-forum.nl/artikelen/franchiseovereenkomsten-rechtsgeldig-ontbonden

Rechtbank Rotterdam 2 december 2020, IEF 19718; ECLI:NL:RBROT:2020:11356 (PH Europe Sarl tegen PH Nederland) PH Europe is franchisegever van de franchiseformule “Pizza Hut”. Op 9 mei 2018 is PH Nederland opgericht. Eind december 2018 is door PH Europe, voor elke aangevraagde Pizza Hut vestiging, een International Franchise Agreement (IFA) opgestuurd. Tussen PH Europe en PH Nederland is meerdere keren overlegd over de initiële vergoedingen, waarbij verscheidene betalingsvoorstellen zijn gedaan. PH Nederland heeft in die periode US $25.600,00 aan initial fees betaald. Begin 2020 heeft PH Europe de tussen haar en PH Nederland  gesloten franchiseovereenkomsten ontbonden. In diezelfde brief heeft zij PH Nederland gesommeerd tot betaling van US $100.381,05 aan initial fees en US $31.464,64 aan overige vergoedingen. PH Nederland voert verweer. PH Europe vordert om bij vonnis PH Nederland c.s. te bevelen om ieder gebruik van de handelsnaam, merken en de franchiseformule te staken en te blijven voldoen aan alle verplichting van de IFA. De vordering wordt toegewezen, mede omdat het PH Nederland wordt verweten te lang hebben gewacht met het innemen van de stelling dat de IFA's nooit zijn aanvaard. Geoordeeld wordt daarom dat de franchiseovereenkomst rechtgeldig is ontbonden en dat PH Nederlands c.s. onrechtmatig handelt jegen PH Europe.