De Svensson-uitspraak zorgde echter nog voor vele discussies, zo ook op  Auteursrechtdebat. Onduidelijk was bijvoorbeeld of linken naar illegale  content bijvoorbeeld ook mocht. De BestWater-zaak lijkt deze vraag nu  bevestigend te beantwoorden. In deze zaak hadden de gedaagden een  promotiefilmpje van de concurrent dat vrij toegankelijk op YouTube was  te bekijken, op hun eigen website gezet middels een embedded link,  waardoor de indruk ontstond dat dit filmpje de gedaagden toebehoorde.  Het promotiefilmpje was echter zonder toestemming van de auteur op  YouTube geplaatst. Het lijkt erop dat het is toegestaan om een embedded  link te plaatsen naar illegaal materiaal en dus ongeacht of de auteur  toestemming heeft gegeven. Maar geheel duidelijk is dit niet:  “Denn  sofern und soweit dieses Werk auf der Website, auf die der Internetlink  verweist, frei zugänglich ist, ist davon auszugehen, dass die Inhaber  des Urheberrechts, als sie diese Wiedergabe erlaubt haben, an alle  Internetnutzer als Publikum gedacht haben.” (para. 18).     Hier  lijkt het Hof te verwijzen naar een meer subjectief vereiste: welk  publiek had de auteur voor ogen? In casu heeft de auteursrechthebbende  echter dit internetpubliek niet voor ogen gehad, aangezien hij het werk  geheel niet op internet heeft geplaatst en ook geen toestemming voor  plaatsing heeft gegeven. Uit de feiten blijkt evenwel dat het Hof wist  dat het een verwijzing naar illegale content betrof. De uitspraak lijkt  daarom eerder uit te gaan van een meer objectieve benadering. Indien een  werk vrij toegankelijk te vinden is op internet, dan levert een  verwijzing daarnaar geen nieuw publiek op: het publiek van YouTube is  hetzelfde als het publiek van de website van de gedaagde. Een andere  open vraag is: hoe toegankelijk en vindbaar dient het materiaal te zijn?  Vergelijk bijvoorbeeld de slecht vindbare naaktfoto’s van Britt Dekker  waarover de Nederlandse rechter moest beoordelen.  Een uitspraak van de  Hoge Raad wordt nog verwacht. En wat betekent de uitkomst van dit  juridische debat voor  gebruikers, auteursrechthebbenden of bijvoorbeeld  zoekmachines als Google? Kortom: nog genoeg stof tot discussie!     Stellingen  Stelling 1: 	Embedden en linken leveren nooit auteursrechtinbreuk op.  Stelling 2: 	Linken naar illegaal aanbod is altijd toegestaan.  Stelling 3: 	Er is maar één internetpubliek. Via een hyperlink kan dus nooit een nieuw of ruimer publiek worden bereikt.  Stelling 4:	De Svensson-uitspraak heeft weinig financiële consequenties voor de individuele maker en de creatieve industrie.  Stelling 5:	zelf in te vullen…    Laten  we eens kijken hoe de meningen tot Svensson waren verdeeld (samengevat  door hoofdredacteur): Wie heeft er gelijk? Een peiling…    -	Hans Bousie: linken naar illegale content mag niet  -	Arno Lodder: linken naar illegale content mag wel  -	Charlie Engels: linken naar illegale content mag niet  -	Gijsbert Brunt: linken mag niet als de content zo goed als onvindbaar is  -	Elze ‘t Hart: linken mag niet als de content slecht vindbaar is of misleidend is  -	Mark Buijnsters: linken naar illegale content mag soms  -	Charlotte Meindersma: embedden is slecht voor positie van de maker  -	Theo Stockmann: linken naar illegale content mag niet  - 	Joost Becker en Mark Jansen: linken naar illegale content mag niet;  uitspraak leidt mogelijk tot uitholling begrip “mededeling aan het  publiek”  -	Bjorn Schipper: linken naar illegale content mag niet; uitspraak heeft mogelijk slechte gevolgen voor online ecosysteem.   -	Margot Verbaan: linken naar content mag, ook als deze content lastig vindbaar is voor de gemiddelde gebruiker.  -	Dennis Scheffers: linken naar illegale content mag wel    Hans Bousie   Er  mag worden gehyperlinkt als er voldaan is aan de volgende voorwaarden:  (1) De oorspronkelijke openbaarmaking moet er een met toestemming van de  auteursrechthebbende zijn geweest (dus linken naar illegale bron is  niet toegestaan). (2) Er mag via de hyperlink geen bescherming worden  omzeild (dus je kunt hyperlinken voorkomen door content bijvoorbeeld  achter een betaalmuur te plaatsen). (3) Het wordt niet anders als je de  indruk wekt dat je de content zelf openbaar maakt (dus embedden is ook  toegestaan, zolang maar aan voorwaarde 1 en 2 wordt voldaan).    Arno Lodder   Voorafgaande  toestemming is nooit nodig, auteursrechtelijk relevant kan het plaatsen  van een dergelijke link niet zijn. Wel kan de auteursrechthebbende  verzoeken niet langer te linken. In dat geval kan de link mogelijk bij  niet handelen onrechtmatig worden. Ook dan zou ik het niet als  auteursrechtelijke inbreuk zien. De informatie staat immers al elders op  het internet en daar wordt hij, in dit geval onrechtmatig, openbaar  gemaakt voor de hele wereld. Daar verandert de link ook in dat geval  niks aan.     Charlie Engels   Een nieuw publiek wordt bereikt  indien gelinkt wordt naar een site die niet vrij toegankelijk is. In  deze situatie bestaat het publiek van de ‘bronsite’ (in de visie van het  Hof) immers niet uit het gehele internetpubliek, maar is dat beperkt  tot de ‘abonnees’ van de betreffende site. Ook wordt een nieuw publiek  bereikt wanneer wordt gelinkt naar content op een site die zonder  toestemming van de rechthebbenden is geplaatst. In die situatie is  immers geen sprake van een licentie, en kan er dus ook niet sprake zijn  van een publiek waar de rechthebbenden rekening mee hebben gehouden.  Wanneer rechthebbenden bij het verlenen van een licentie aan een site  expliciet duidelijk maken dat zij slechts bereid zijn toestemming te  verlenen voor het aanbieden van hun werken voor zover dat enkel  geschiedt via de site waaraan de licentie wordt verleend – en dus niet  via sites van derden met behulp van (embedded) links – zal een rechter  (naar mijn idee) moeilijk kunnen blijven volhouden dat de betreffende  rechthebbenden ook ‘rekening hebben gehouden’ met het publiek van de sites waarop de content embedded wordt weergegeven.    Gijsbert Brunt   Indien  een werk wordt beschikbaar gesteld, maar dat eigenlijk onvindbaar en  onbenaderbaar is, dan is de partij die een hyperlink aanbiedt en die  daardoor het werk werkelijk beschikbaar en opvraagbaar maakt, degene die  openbaar maakt. Eerst was er geen publiek, maar door de interventie van  de hyperlinker, is er pas een publiek. Publiek is een voorwaarde voor  een openbaarmaking. De rechtbank Amsterdam had het in de GeenStijl-zaak  [IEF 11743] daarom bij het rechte eind.     Elze ’t Hart   Als  content vrij toegankelijk op een website wordt gezet, dan is het linken  hiernaar in beginsel geen mededeling aan een nieuw publiek. Het feit dat  bij de internetgebruikers die op de link klikken de indruk wordt gewekt  dat het werk wordt getoond op de website, terwijl dit werk in werkelijkheid  afkomstig is van een andere website, maakt helemaal niet uit. Er zijn  echter mijns inziens omstandigheden waarbij linken naar vrij  toegankelijke websites op het internet wel een zelfstandige  openbaarmaking kunnen zijn. De GeenStijl-zaak [IEF 13254] is daarvan een  goed voorbeeld. In die zaak waren de Playboy foto’s van Britt Dekker  weliswaar niet beveiligd op internet gezet, maar ze waren wel onvindbaar  voor de gemiddelde internetgebruiker. Door dit publiek kon dus geen  kennis worden genomen van de foto’s, anders dan via de link van  GeenStijl.    Mark Buijnsters   Of het achterliggend materiaal  nu illegaal is of niet, de interventie door de ‘hyperlinker’ en het  publiek is hetzelfde. In beide situaties geldt dat er wordt verwezen  naar content die al bekend was. Een verschil kan wel ontstaan als met  het linken naar de illegale informatie een aanvullend publiek wordt  bediend. Het aanbieden van een verwijzende hyperlink – ook naar illegaal  materiaal – is niet per definitie een mededeling aan een nieuw publiek.  Een andere conclusie zou onwenselijk zijn voor de praktijk, indien  rekening zou moeten worden gehouden of de bron waarnaar wordt verwezen,  rechtmatig is.    Charlotte Meindersma   Door het embedden van  content toe te staan, wordt het auteursrecht omgedraaid. Het beschermt  de maker niet meer, maar de gebruiker. De gebruiker verkrijgt alle  vrijheid om werken te gebruiken en te delen. Gratis. De gebruiker mag er  zelfs aan verdienen. De maker wordt zo gedwongen zijn werk maar niet  meer openbaar te maken of lastiger toegankelijk te maken. De maker wordt  beperkt in zijn vrijheid zijn werk te exploiteren. Bovendien kan de  individuele maker niet eens opboksen tegen gebruikers met een  businessmodel waarbij ze gebruikmaken van werken van meerdere makers.  Gebruikers kunnen dus ten koste van makers embedden. Terwijl gebruikers  gratis mogen embedden én daarmee geld kunnen verdienen, zullen makers  hierdoor mogelijk inkomsten verliezen én hogere (hosting)kosten maken.     Theo Stockmann   De  toepasbaarheid van het criterium van nieuw publiek is twijfelachtig in  situaties waarin wordt gelinkt naar illegaal materiaal. Dit criterium is  immers ontwikkeld in zaken waarin sprake was van een eerdere  rechtmatige openbaarmaking. Daarnaast is er wellicht sprake van een  specifieke technische werkwijze die verschilt van de werkwijze van de  oorspronkelijke mededeling. Dan is er geen nieuw publiek nodig. Verder  kan het linken naar onrechtmatig materiaal inbreuk opleveren, omdat de  auteursrechthebbende geen rekening heeft gehouden met dit  internetpubliek toen hij toestemming gaf voor de mededeling aan het  oorspronkelijke publiek. Nu een hyperlink een relevante  beschikbaarstellingshandeling oplevert en mogelijkerwijs geen nieuw  publiek nodig is indien verwezen wordt naar illegale content, hebben  rechthebbenden met Svensson een machtig wapen in de hand.    Joost Becker & Mark Jansen    De  stelling ‘Embedden en linken leveren nooit auteursrechtinbreuk op’ is  onjuist. Het is lastig vol te houden dat bij een hyperlink naar  onrechtmatig online geplaatste werken ook geen nieuw publiek wordt  bereikt. De toestemming voor het plaatsen van de oorspronkelijke  mededeling ontbreekt immers in dat geval. Afgevraagd wordt of door de  wijze waarop het Hof de "nieuw publiek"-eis hanteert, de  auteursrechthebbende het risico loopt dat zijn "mededeling aan het  publiek"-recht online wordt uitgehold, met name bij het copy-pasten van  afbeeldingen. Ongewenst linken en overnemen moet daarom zoveel mogelijk  worden voorkomen door werken technisch zoveel mogelijk af te schermen.     Bjorn Schipper   Embedded  hyperlinken is niet per definitie vrij. Het is bijvoorbeeld niet  toegestaan om te linken naar illegale content of naar content dat is  omgeven met technische restricties. Het Svensson-arrest kan gevaren met  zich meebrengen. Doordat het plaatsen van (embedded) hyperlinks een  auteursrechtelijk relevante ‘beschikbaarstelling’ oplevert en dus een  ‘mededeling’ aan het publiek is volgens het Hof, verschuift de discussie  naar de invulling van het criterium van het nieuw publiek. Natuurlijke  reflex van bepaalde rechthebbenden is dat men meteen beperkingen gaat  stellen aan de online toegankelijkheid van content. Een groot aantal  individuele makers en de creatieve industrie in het algemeen zullen niet  beter worden van een onnodige verstoring van het 'online ecosysteem',  waartoe Svensson mogelijk aanleiding zou kunnen geven.    Margot Verbaan   Hyperlinken  naar een auteursrechtelijk beschermd werk is toegestaan, tenzij de  mededeling een nieuw publiek bereikt. Hetzelfde geldt voor het embedden  van een dergelijk werk. Volgens het HvJ EU maakt het immers geen  verschil of het werk op een andere website wordt getoond dan waar het  oorspronkelijk is geplaatst. Voor zowel het hyperlinken naar, als het  embedden van een werk geldt, dat een nieuw publiek wordt bereikt indien  dit publiek bij het plaatsen van het werk niet in aanmerking is genomen.  Daarvan is in ieder geval sprake indien het werk niet (meer) vrij  toegankelijk is – bijvoorbeeld door beperkingsmaatregelen – of doordat  het werk (na verloop van tijd) is verwijderd. Niet van belang is wat de  daadwerkelijke omvang van het publiek is dat met de oorspronkelijke  mededeling wordt bereikt. Evenmin of deze vindbaar is voor de gemiddelde  internetgebruiker.    Korte reactie:  “Ik ben het eens met wat je  schrijft over het Bestwater-arrest. Voor de beoordeling of  hyperlinken/embedden is toegestaan, is niet van belang wie de content  online heeft geplaatst, maar of het vrij toegankelijk is. Voor de  beantwoording van de vraag wie openbaar maakt moet dus niet worden  gekeken naar wie er linkt, maar wie het online heeft geplaatst. Diegene  bereikt immers een (nieuw) publiek en niet degene die linkt of embedt.”  Dennis Scheffers   Bij  de vraag of een nieuw publiek wordt bereikt dient niet te worden  gekeken naar het publiek dat de rechthebbende heeft beoogd, maar of het  publiek toegang krijgt tot een werk waartoe het anders geen toegang zou  hebben gehad. Hierbij is er sprake van een duidelijke koppeling met het  ‘interventie’ criterium. Het plaatsen van een hyperlink kan geen nieuw  publiek opleveren, omdat een hyperlink verwijst naar content die in  principe al openbaar toegankelijk op internet is geplaatst.  Logischerwijs zorgt een hyperlink die een paywall omzeilt wel voor een  nieuw publiek, aangezien er in dat geval toegang wordt geboden tot  content waartoe men anders geen toegang zou hebben gehad.  |