Gepubliceerd op maandag 22 april 2024
IEF 22002
Rechtbanken ||
14 feb 2024
Rechtbanken 14 feb 2024, IEF 22002; ECLI:NL:RBNHO:2024:1174 (Buma en Sena tegen gedaagden), https://ie-forum.nl/artikelen/muzieklicentie-niet-met-terugwerkende-kracht-beeindigd

Muzieklicentie niet met terugwerkende kracht beëindigd

Rb. Noord-Holland 14 februari 2024, IEF 22002; ECLI:NL:RBNHO:2024:1174 (Buma en Sena tegen gedaagden). Buma en Sena vorderen dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.148,85 voor het openbaar maken van muziek als bedoeld in artikel 7 lid 1 Wet op de naburige rechten en artikel 12 Auteurswet. Buma en Sena baseren hun vordering op de gesloten licentieovereenkomsten, waaruit volgt dat gedaagden jaarlijks een vergoeding aan Buma en Sena verschuldigd zijn. Gedaagden zijn, ondanks daartoe te zijn aangemaand, in gebreke met betaling van de vergoeding over de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 april 2023. De licentie is naar aanleiding van een opzegging op kortere termijn beëindigd, waardoor voor de periode van 1 mei 2023 tot en met 31 december 2023 een creditnota is verstrekt. Gedaagden hebben niet meer gereageerd op de betalingsherinneringen, wat voor Buma en Sena aanleiding is geweest om ook veroordeling tot betaling van de proceskosten te vorderen. De stelling dat de licentie met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 beëindigd kon worden en beëindigd is, is door gedaagden niet onderbouwd. De kantonrechter veroordeelt gedaagden tot betaling voor de periode 1 januari 2023 tot en met 30 april 2023 € 964,39 (de totale hoofdsom van € 2.893,10 – de creditering van € 1.928,71). De proceskosten van € 838,66 komen ook voor rekening van gedaagden.

5.2. Naar aanleiding van het verweer van [gedaagden] . hebben Buma en Sena de vordering toegelicht en zijn zij ingegaan op het verweer. Toegelicht is waarom wordt uitgegaan van opzegging van de licentie en de einddatum 30 april 2023. [gedaagden] . hebben daarop niet meer gereageerd. De stelling dat de licentie met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 beëindigd kon worden en beëindigd is, is door [gedaagden] . niet onderbouwd. Dit betekent dat [gedaagden] . tot en met 30 april 2023 de vergoeding verschuldigd zijn en dat zij, nu de eerste termijn niet op tijd is betaald, geen aanspraak kan maken op de (voorwaardelijke) korting.