DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 11828

Wob bevat geen verplichting vindplaats te vermelden

ABRvS 3 oktober 2012, LJN BX8935 (appellant tegen Ministerie van Defensie)

Voor de volledigheid en in navolging van IEF 9780.
WOB-verzoek over begraven van personen in Potoçari, Srebrenica. Vertrouwelijkheid van debriefingsverklaringen, niet openbaar. Verweesde werken.

Met inachtneming van de uitspraak van de Rechtbank, heeft de minister bij besluit van 9 augustus 2011 het door de eiser gemaakte bezwaar, voor zover dit betrekking heeft op voormelde locatie, gegrond verklaard en twee foto's openbaar gemaakt. Appellant betoogt dat de minister ten onrechte heeft nagelaten te kennen te geven, op welke plaats in de archieven de twee foto's zijn aangetroffen. De Wob bevat echter geen verplichting om bij de openbaarmaking van documenten de vindplaats ervan te vermelden.

5.1. Eerder (uitspraak van 19 januari 2011 in zaak nr. 201002565/1/H3) heeft de Afdeling overwogen dat de minister openbaarmaking van alle debriefingsverklaringen uit het Archief Debriefing Srebrenica integraal met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob mocht weigeren. Het betoog dat internationale verdragen verplichten tot melding van het begraven van ongeïdentificeerde personen aan organisaties die met het opsporen en identificeren van overleden personen belast zijn, geeft geen grond om thans tot een ander oordeel te komen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Wob van het belang van openbaarmaking voor een goede en democratische bestuursvoering uitgaat en het gewicht ervan niet afhankelijk is van datgene, waarop de desbetreffende documenten betrekking hebben.

13. [appellant] betoogt dat de minister ten onrechte heeft nagelaten te kennen te geven, op welke plaats in de archieven de twee foto's zijn aangetroffen.

13.1. De Wob bevat geen verplichting om bij de openbaarmaking van documenten de vindplaats ervan te vermelden. Derhalve faalt het betoog.

IEF 11797

Kunst in opdracht en fictief makerschap

Vzr. Rechtbank Almelo 25 september 2012, LJN BX8407 (Eiseres tegen Artworxs B.V.)

ter illustratie van Artworxs / eiseressen

Uitspraak ingezonden door Stance Willems, BINGH Advocaten.

Auteursrecht. Schilderijen auteursrechtelijk beschermde werken? (Fictief) makerschap. Artikel 8 Auteurswet.

Eiseressen zijn kunstenaressen die beiden vrolijke en kleurrijke schilderijen maken en verkopen. Gezamenlijk onder de naam Vrolijk Schilderij exploiteren zij een online winkel en een winkel in Hengelo. Artworxs ontwikkelt, produceert en levert sinds 10 jaar schilderijen, zij neemt deze af van kunstenaars die deze in opdracht maken. Deze worden onder de naam Artworxs, meestal ook met de naam Fiore gesigneerd. Eiseressen hebben opdrachten verricht voor Artworxs, deze samenwerking eindigden in november 2011. Eiseressen constateren begin 2012 dat kopieën van hun schilderijen vervaardigt en verhandelt.

De voorzieningenrechter: De koe- en kipschilderijen zijn gesigneerd met Fiore en op grond van artikel 8 Aw wordt Artworxs als fictief maker beschouwd en haar komt het recht toe werken openbaar te maken en te verveelvoudigen.

De voorzieningenrechter oordeelt over de kikker- en papegaaischilderijen dat - gelet op de overgelegde producties - de schilderijen zijn ontleend aan een ander werk, zodat reeds daarom deze schilderijen niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen.

Koe- en kipschilderijen
4.10.  Het moet er in dit kort geding dan ook voor worden gehouden dat Artworxs c.s. op grond van artikel 8 Aw als (fictief) maker en dus als auteursrechthebbende moet worden beschouwd. Aan haar komt als maker van de koe- en kipschilderijen dan ook het recht toe deze openbaar te maken en/of te verveelvoudigen. Aan een en ander kan niet afdoen dat een bodemrechter - indien het door [eiseres sub 1] c.s. gestelde in een bodemprocedure zou komen vast te staan - zal kunnen beslissen in andere zin. Als partijen adequaat willen uitzoeken en vaststellen wie auteursrechthebbende is op de koe- en kipschilderijen, zijn zij aangewezen op een bodemprocedure daarover. In die bodemprocedure bestaat - in tegenstelling tot een kort gedingprocedure - gelegenheid voor een verdergaand onderzoek, waaronder getuigenverhoren, naar de juistheid van de beweringen van partijen, met name waar het gaat om de tijdstippen van de eerdere publicatie van deze schilderijen.

Kikker- en papegaaischilderijen
4.11.  Partijen twisten over het antwoord op de vraag of de kikker- en papegaaischilderijen werken zijn in de zin van de Auteurswet. De voorzieningenrechter is - gelet op de overgelegde producties - voorshands van oordeel dat de schilderijen zijn ontleend aan een ander werk, zodat reeds daarom deze schilderijen niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. De afbeeldingen op de kikker- en papegaaischilderijen zijn nagenoeg identiek aan die van bestaand werk, zoals afgebeeld en overgelegd als producties 18 tot en met 20 aan de zijde van Artworxs c.s. De verschillen, met name de gebruikte techniek en kleuren, zijn niet van een zodanige aard dat de kikker- en papegaaischilderijen een eigen oorspronkelijkheid bezitten. Zij kunnen dan ook niet als werken in de zin van de Auteurswet worden aangemerkt.

IEF 11793

Geen inbreuk gebruiksaanwijzing met uitsluitend afbeeldingen

Vzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch 29 mei 2012, zaaknr 243150 / KG ZA 12-121 (Tevea B.V. tegen Van Spijk B.V. en Harton B.V.)

ter illustratieUitspraak ingezonden door Fiorelo Klein, DLA Piper.

Auteursrecht verpakking. Gebruiksaanwijzing is technisch bepaald. Tevea houdt zich bezig met verlichtingsarmaturen, waaronder de XQ-Lite Indoor/Outdoor lamp een TL-armatuur. Harton verkoopt en bemiddelt de AMP indoor/Outdoor TL-armatuur die Van Spijk afneemt en doorverkoopt aan o.a. Makro. Harton en Van Spijk worden gesommeerd auteursrechtinbreuk te stoppen door het openbaarmaken en verveelvoudigen van verpakkingen en gebruiksaanwijzingen die dezelfde totaalindruk wekken te staken.

Dat de verpakkingen en gebruiksaanwijzingen in Nederland bij Bouwmaat en voorheen ook Karwei beschikbaar waren, is door Harton onvoldoende betwist. Tevea heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gebruiksaanwijzing van de XQ-Lite Indoor/Outdoor lamp als een auteursrechtelijk beschermd werk moet worden aangemerkt. Daarbij zij voorop gesteld dat een gebruiksaanwijzing voor het monteren van een tl-lamp bij uitstek technisch bepaald is. Het enkele feit dat Tevea in haar gebruiksaanwijzing geen gebruik maakt van tekst, maar uitsluitend van afbeeldingen, is niet een keuze die auteursrechtelijk bescherming met zich brengt.

Harton en Van Spijk wordt verboden inbreuk te maken op de verpakking. De verbodsvordering is echter te ruim geformuleerd dat toewijzing daarvan een onaanvaardbaar risico op executiegeschillen met zich brengt. Van alle opslagpunten en verkooppunten in binnen- en buitenland dient zij verpakkingen terug te nemen en deze te (doen) vernietigen. Ook dient zij middels een registeraccountant opgave te doen van de gegevens van de producent / leverancier, afnemers en de aantallen verkochte exemplaren op te geven, onder last van een dwangsom.

4.4. (...) Niet alleen de indeling met bovenaan een witte balk, een groene balk aan de linker- en onderzijde en voor het overige een lichtgrijze achtergrond met daarop een foto van een diagonaal geplaatst tl-armatuur, maar ook de gebruike symbolen, kaders, teksten, lettertype en positionering van de kaders zijn nagenoeg identiek. (...)

4.7. Tevea heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gebruiksaanwijzing van de XQ-Lite Indoor/Outdoor lamp als een auteursrechtelijk beschermd werk moet worden aangemerkt. Daarbij zij voorop gesteld daat een gebruiksaanwijzing voor het monteren van een tl-lamp bij uitstek technisch bepaald is. Het enkele feit dat Tevea in haar gebruiksaanwijzing geen gebruik maakt van tekst, maar uitsluitend van afbeeldingen, is niet een keuze die auteursrechtelijk bescherming met zich brengt. Uit de door Harton overlegde afbeeldingen volgt dat Tevea daarin niet uniek is. Er zijn meerdere fabrikanten die in hun gebruiksaanwijzing uitsluitend werken met afbeeldingen, zoals Ranex en Massive. Weliswaar worden in de gebruiksaanwijzing van AMP Light Indoor-Outdoor lamo dezelfde foto's gebruikt als in de gebruiksaanwijzing van de XQ/Lite Indoor-Out maar gesteld noch gebleken is dat het auteursrecht op die foto´s aan Tevea toebehoort. Uit de door Tevea overlegde verklaringen van haar ontwerper blijkt ook niet dat de foto´s door hem zijn vervaardigd.

IEF 11788

Plagiaatartikel en volledige en integere (online) archivering daarvan

Vzr. Rechtbank Groningen 14 september 2012, LJN BX7924 (Eiseres tegen Stichting Universiteitsblad Groningen)

Copy - PasteGeen onrechtmatige publicatie. In 2007 ontstond er ophef over gepleegd plagiaat, het artikel in kwestie uit 2011 gaat over iets anders, maar verwijst aan het slot naar dit eerdere plagiaatartikel (lees Rechtenstudie, Maar weer eens bewezen: plagiaat is superlink). Eiseres vordert verwijdering van een artikel uit het digitale archief van de Universiteitskrant te Groningen. De afweging tussen enerzijds het door Universiteitskrant (UK) bepleite publieke belang van vrije nieuwsgaring en volledige archivering daarvan en anderzijds het private belang van eiseres bij bescherming van haar eer en goede naam leidt tot het oordeel dat het belang van de UK prevaleert.

De vordering van eiseres tot verwijdering van deze passage staat haaks op het in artikel 10 lid 1 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van gedaagde op vrijheid van meningsuiting; een grondrecht dat slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden beperkt. Beoordeeld dient te worden of thans aanleiding bestaat voor zo'n "censuur".

In de onderhavige casus zou het publicatierecht van gedaagde kunnen worden beperkt wanneer het gewraakte artikel aantoonbaar onjuistheden bevat, dan wel op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en in die zin onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. [daarvan is - naar het oordeel van de voorzieningenrechter - geen sprake]. De voorzieningenrechter sluit zich aan bij hetgeen de voorzieningenrechter te Amsterdam in een uitspraak van 31 maart 2010 heeft overwogen:

"(...) de samenleving moet kunnen vertrouwen op een volledige en integere (online) archivering. Media hebben bij het dienen van dit publieke belang een belangrijke taak. De pers heeft namelijk de primaire rol van publieke waakhond, maar een belangrijke secundaire functie is het beschikbaar maken van nieuws in archieven. Daarmee is een verplichting tot het verwijderen van artikelen, die op zichzelf rechtmatig zijn, uitsluitend vanwege een negatieve lading, niet goed te verenigen. De archivering zou dan geen betrouwbare getuigenis van het verleden meer vormen. " (LJN:BM4462).

In de onderhavige casus zou het publicatierecht van gedaagde kunnen worden beperkt wanneer het gewraakte artikel aantoonbaar onjuistheden bevat, dan wel op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en in die zin onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Maar ook kan de op zichzelf rechtmatige publicatie van gedaagde zozeer botsen met het grondrecht van eiseres op eerbiediging van haar eer en goede naam, dat het in haar archief en op internet geplaatst houden van dit artikel alsnog als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW is aan te merken. Daarbij dient een belangenafweging te worden gemaakt die met inachtneming van alle bijzonderheden omstandigheden van het geval ertoe strekt na te gaan welke van beide hier tegenover elkaar staande fundamentele rechten

- enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting aan de zijde van gedaagde en anderzijds het recht op bescherming van eer en goede naam aan de zijde van eiseres - in dit geval zwaarder weegt.

(...)


Bij de afweging tussen enerzijds het door UK bepleite publieke belang van vrije nieuwsgaring en volledige archivering daarvan en anderzijds het private belang van eiseres bij bescherming van haar eer en goede naam, sluit de voorzieningenrechter aan bij hetgeen de voorzieningenrechter te Amsterdam in een uitspraak van 31 maart 2010 heeft overwogen:

"(...) de samenleving moet kunnen vertrouwen op een volledige en integere (online) archivering. Media hebben bij het dienen van dit publieke belang een belangrijke taak. De pers heeft namelijk de primaire rol van publieke waakhond, maar een belangrijke secundaire functie is het beschikbaar maken van nieuws in archieven. Daarmee is een verplichting tot het verwijderen van artikelen, die op zichzelf rechtmatig zijn, uitsluitend vanwege een negatieve lading, niet goed te verenigen. De archivering zou dan geen betrouwbare getuigenis van het verleden meer vormen. " (LJN:BM4462).

Aldus komt de voorzieningenrechter tot het oordeel, dat alle belangen afwegend, het belang van eiseres bij bescherming van haar eer en goede naam niet opweegt tegen het recht van gedaagde op vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van de integrale archivering daarvan.

Op andere blogs:
Rechtenstudie.nl

IEF 11785

Technische voorziening: systeem dat een herkenningscode op videogamedrager nagaat

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 14 september 2012, zaak C-355/12 (Nintendo e.a. tegen PC Box Srl, 9Net Srl)

timz84 gelinkt van spritestitch

Prejudiciële vragen gesteld door Tribunale di Milano, Italië.

Auteursrecht. Technische beschermingsvoorziening is dat ook een systeem om na te gaan of een afzonderlijke drager een herkenningscode bevat? Richtlijn 2001/29/EG. Twee vragen:

1. Moet artikel 6 van richtlijn 2001/29/EG, mede in het licht van punt 48 van de considerans ervan, aldus worden uitgelegd dat de bescherming van technische beschermingsvoorzieningen voor auteursrechtelijk beschermde werken of materiaal zich ook kan uitstrekken tot een systeem dat is vervaardigd en in de handel gebracht door een onderneming die in haar eigen hardware een inrichting heeft opgenomen om na te gaan of een afzonderlijke drager met het beschermde werk (een videogame dat is ontwikkeld door de betrokken onderneming en door derden die houders van de rechten op de beschermde werken zijn) een herkenningscode bevat, bij gebreke waarvan dit werk niet kan worden weergegeven of uitgevoerd op het systeem, zodat interoperabiliteit van het apparaat met apparaten en producten die niet afkomstig zijn van de onderneming die het systeem heeft vervaardigd, is uitgesloten?

 

 

2. Kan artikel 6 van richtlijn 2001/29/EG, mede in het licht van punt 48 van de considerans ervan, aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter, wanneer hij moet beoordelen of het gebruik van een product of onderdeel met het doel, een technische beschermingsvoorziening te omzeilen, zwaarder weegt dan andere commercieel relevante doeleinden of gebruikswijzen, criteria moet aanleggen waarbij de bestemming die is toegekend door de rechthebbende op het product waarin de beschermde inhoud is opgenomen, een rol speelt, of, in plaats daarvan of in combinatie daarmee, kwantitatieve criteria ontleend aan het aandeel van deze gebruikswijzen in verhouding tot andere, of kwalitatieve criteria ontleend aan de aard en het gewicht van deze gebruikswijzen?

Verzoeksters (diverse Nintendo’s) produceren videogames. De producten kunnen worden onderverdeeld in draagbare en vaste systemen. De draagbare zijn voorzien van controlemechanismen (verificatieprocedure bij inschakeling) en de vaste zijn voorzien van een systeem waardoor illegaal kopiëren wordt verhinderd. Verzoeksters stellen dat verweerster PC Box systemen in de handel brengt die door het omzeilen van de beschermingsmechanismen het illegaal kopiëren mogelijk maken.

 

Verweerster stelt op haar beurt de vraag of ‘videogames’ wel juist gekwalificeerd worden in het kader van de bescherming van het auteursrecht: zijn het computerprogramma’s of voortbrengselen van de geest? Zij verkoopt Nintendo-games tezamen met extra software van onafhankelijke producenten die speciaal voor de consoles is ontworpen en die voorziet in het opheffen van de belemmering voor het aflezen van programma’s van derden. Zij meent echter dat dat niets met illegaal kopiëren te maken heeft en verwijt verzoeksters dan ook te willen verhinderen dat de console ook als een computer kan worden gebruikt.

De tweede verweerster (9NET) voelt zich niet aansprakelijk omdat zij alleen als hostingprovider van PC Box dienst doet en de verwijzende Italiaanse rechter legt het Hof de bovenstaande vragen voor.

IEF 11778

De ‘sleutel’ overhandigen ter ontsleuteling van de USB-stick

Rechtbank 's-Gravenhage 19 september 2012, LJN BX8147, zaaknr. 404974 / HA ZA 11-2534 (VG Beheer en Benefits-Plaza B.V. tegen EBenefits)

Eerder gepubliceerd als IT 878. In navolging van IT 437, IT 762 en IEF 11444.

Auteursrecht. Software. Overdracht van intellectuele rechten. 843 Rv. Inzage en benoeming van één SGOA-deskundige. Tussenvonnis.

Partijen hebben zich niet uitgelaten over het voornemen van de rechtbank één deskundige op het gebied van automatisering te benoemen die door de SGOA is benoemd. Partijen hebben zich ook niet uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige. ARNO VAN VEEN, verbonden aan de Stichting Geschillenoplossing Automatisering wordt als deskundige benoemt. En voor zover de thans aan de deskundige te overhandigen USB-stick wederom versleuteld is, dient VGB bij de USB-stick tevens de ‘sleutel’ te overhandigen ter ontsleuteling van de USB-stick.

2.23. (..) Bij een eerder onderzoek door een deskundige van SGOA naar de inhoud van de betreffende USB-stick bleek de aan die deskundige overhandigde USB-stick versleuteld te zijn en dus voor die deskundige niet toegankelijk. Voor zover de thans aan de deskundige te overhandigen USB-stick wederom versleuteld is, dient VGB bij de USB-stick tevens de ‘sleutel’ te overhandigen ter ontsleuteling van de USB-stick. Indien VGB niet over de betreffende sleutel beschikt, dient zij de rechtbank hieromtrent te informeren en zal de rechtbank de sleutel aan eBenefits verzoeken. Als eBenefits over de sleutel beschikt, dan zal zij in het kader van haar medewerkingsplicht die sleutel via de rechtbank aan de deskundige dienen te overhandigen. Daarnaast kan de deskundige zijn onderzoek (ook) baseren op de (gegevens omtrent de) software die zich bevindt in de beslagen documentatie als bedoeld in de vraagstelling opgenomen in de beslissing.

Zie een afschrift hier HA ZA 11-2534, LJN BX8147.

IEF 11775

HR stelt HvJ EU vragen over het vaststellen van de thuiskopievergoeding

HR 21 september 2012, LJN BW5879 (ACI Adam B.V. c.s. tegen Stichting De Thuiskopie en Stichting Onderhandelingen Thuiskopie Vergoeding) - grosse
Uitspraak mede ingezonden door Mieke Merkelijn, vivien Rörsch en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek. en Rob Meijer en Thijs van Aerde, Houthoff Buruma.

In navolging van IEF 9217. Uit't persbericht: De Hoge Raad heeft vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie die betrekking hebben op het vaststellen van de thuiskopievergoeding.

De Auteurswet schrijft voor dat een thuiskopievergoeding moet worden betaald voor het – op zichzelf toegestane – opnemen door particulieren van auteursrechtelijk beschermde werken op beeld- en geluidsdragers zoals lege cd’s en dvd’s. Deze vergoeding moet worden betaald door de fabrikanten en importeurs van deze dragers. Die fabrikanten en importeurs berekenen die vergoeding door aan de gebruikers door een opslag op de koopprijs van die dragers.

In cassatie heeft de Hoge Raad de vraag voorgelegd gekregen hoe de hoogte van de thuiskopieervergoeding moet worden berekend. Bij het beantwoorden van deze vraag is van belang of bij die berekening moet worden uitgegaan van het totale aantal thuiskopieën, dat wil zeggen zowel die uit legale, als die uit illegale bron, of dat alleen moet worden uitgegaan van kopieën uit legale bron. Voor de hoogte van de vergoeding maakt dit een groot verschil.  Dit roept de vraag op of de Europese Auteursrichtlijn, waar het gaat om de bepaling die het maken van thuiskopieën toestaat,onderscheid maakt tussen legale en illegale thuiskopieën.

Het hof vond deze laatste vraag niet van belang. Volgens de bedoeling van de Nederlandse wetgever, die geen verschil maakt tussen legale en illegale thuiskopieën, zou de hoogte van de vergoeding moeten worden gebaseerd op het totaal aan thuiskopieën, legaal én illegaal, aldus het hof (LJN BO3982, [red.. zie ook IEF 9217] ).

De Hoge Raad vindt het weldegelijk van belang of de Europese Auteursrichtlijn verschil maakt tussen legale en illegale thuiskopieën. Daarom stelt de Hoge Raad de volgende vragen aan het Europese Hof van Justitie, samengevat:

• Laat de Europese Auteursrichtlijn het kopiëren uit illegale bron wel of niet toe? (Zo nee, dan zal de Nederlandse Auteurswet (art. 16c) net zo moeten worden uitgelegd.)
• En mag – in het geval kopiëren uit illegale bron volgens deze richtlijn niet is toegestaan – door de wet een vergoeding worden opgelegd voor thuiskopieën uit illegale bron, zolang er geen mogelijkheden zijn om illegaal thuiskopiëren tegen te gaan?.

1. Dient art. 5 lid 2, aanhef en onder b - al dan niet in verbinding met art. 5 lid 5 - Auteursrechtrichtlijn aldus te worden uitgelegd dat de daar bedoelde beperking van het auteursrecht geldt voor aan de in dat artikel vermelde eisen beantwoordende reproducties, ongeacht of de exemplaren van het werk waaraan die reproducties zijn ontleend, rechtmatig - dat wil zeggen: zonder schending van de auteursrechten van de rechthebbenden - ter beschikking zijn gekomen van de betrokken natuurlijke persoon, of geldt die beperking slechts voor reproducties die zijn ontleend aan exemplaren die zonder auteursrechtinbreuk aan de betrokken persoon ter beschikking zijn gekomen?

2. a. Indien het antwoord op vraag 1 luidt als aan het slot daarvan vermeld, kan toepassing van de 'driestappentoets', bedoeld in art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn, dan aanleiding vormen om de werkingssfeer van de beperking van art. 5 lid 2 uit te breiden, of kan die toepassing slechts ertoe leiden de reikwijdte van de beperking terug te dringen?

b. Indien het antwoord op vraag 1 luidt als aan het slot daarvan vermeld, is dan een regel van nationaal recht die ertoe strekt dat ter zake van reproducties, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, een billijke vergoeding verschuldigd is, ongeacht of de vervaardiging van die reproducties ingevolge art. 5 lid 2 Auteursrechtrichtlijn geoorloofd is - en zonder dat die regel afbreuk doet aan het verbodsrecht van de rechthebbende en diens aanspraak op schadevergoeding - strijdig met art. 5 Auteursrechtrichtlijn, dan wel met enige andere regel van Europees recht?

Is voor de beantwoording van deze vraag, in het licht van de 'driestappentoets' van art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn, van belang dat technische voorzieningen om het maken van ongeoorloofde privékopieën tegen te gaan (nog) niet beschikbaar zijn?

3. Is de Handhavingsrichtlijn van toepassing op een geding als het onderhavige, waarin - nadat een lidstaat op de voet van art. 5 lid 2 onder b Auteursrechtrichtlijn de verplichting tot het afdragen van de in die bepaling bedoelde fair compensation heeft opgelegd aan producenten en importeurs van dragers die geëigend en bestemd zijn voor de reproductie van werken, en heeft bepaald dat die fair compensation dient te worden afgedragen aan een door die lidstaat aangewezen organisatie die met de heffing en verdeling van de fair compensation is belast - door betalingsplichtigen wordt gevorderd dat de rechter ten aanzien van bepaalde in geschil zijnde omstandigheden die van belang zijn voor de vaststelling van de fair compensation, verklaringen voor recht geeft ten laste van de bedoelde organisatie, die zich daartegen verweert?

Op andere blogs:
DeBrauw Legal Alert (CJ asked if private copy from illegal source is legal)
Cassatieblog (Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over thuiskopievergoeding)
Rechtennieuws (Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over thuiskopievergoeding)
Stichting BREIN (Hoge Raad stelt vragen over thuiskopievergoeding voor kopiëren van illegaal aanbod)
SOLV
(Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over thuiskopievergoeding en downloaden uit illegale bron)
Internetrechtspraak (Hoge Raad 21 september 2012 (ACI vs. Thuiskopie))

IEF 11774

Verrekening dwangsommen met royalty-vergoeding

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 september 2012, zaaknr. 524143 / KG ZA 12-1153 HJ/NLA (Emryss B.V. tegen X) hersteld

Uitspraak ingezonden door Keetje IJff, IJff advocaten.

Executie-kort geding na IEF 11632 (HandelsRb Namen, België), IEF 10164 (Rb Amsterdam). Verrekening dwangsommen met royalty-vergoeding uit boekpublicaties. Emryss vordert opheffing van het executoriaal beslag op roerende zaken, betaling van €100.000 aan verbeurde dwangsommen en verrekening met de royaltyvergoeding. Bij verkoop van beslagen zaken, die is door X aangezegd, kan Emryss haar  bedrijfsvoering  niet meer voortzetten.

Nu over de verbeurte van dwangsommen door X in de bodemprocedure is beslist, maar dit niet heeft geleid tot opheffing van de beslagen, vordert Emryss de betaling van €100.000 aan de verbeurde dwangsommen. Het beroep van Emryss op opschorting in verband met een tegenvordering wordt, zo begrijpt de voorzieningenrechter, succevol omgezet in een beroep op verrekening van de door X verbeurde dwangsommen met de royalty-aanspraken van X. De wederzijdse vorderingen gaan hierdoor teniet. Aangezien grond voor de vordering waarvoor X het executoriaal beslag op de roerende zaken van Emryss heeft doen leggen door verrekening teniet is gegaan, heft de voorzieningenrechter het beslag op.

4.7. (...) Nu X aan het kort gedingvonnis van 8 september 2011 aanspraak ontleent op betaling van royalties en door Emryss onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de hoogte van deze aanspraak correspondeert met een ander bedrag - laat staan welk ander bedrag - dan EUR 23.165,61 waarvoor X het executoriaal beslag op de roerende zaken van Emryss heeft doen leggen, zoals hiervoor weergegeven onder 2.4, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de wederzijdse vorderingen teniet gaan tot een bedrag van EUR 23.165,61. Nu inmiddels is gebleken dat uit het bankbeslag een bedrag van EUR 2.613,99 aan de deurwaarder is overgemaakt, neemt de voorzieningenrechter aan dat dit bedrag aan X zal worden doorbetaald, zodat dit op zijn royaltyvordering in mindering moet worden gebracht; per saldo bedrag deze EUR 20.511,62.

4.8. (...) Een mogelijk restitutierisico op dit punt dient gezien het feit dat X door zijn eigen gedragingen over zich heeft afgeroepen dat dwangsommen verbeurd werden, voor rekening van X zelfs te blijven. Reeds om diezelfde reden gaat een beroep  op matiging van dwangsommen niet op. Voor het onthouden van een uitvoerbaar  bij voorraadverklaring aan de veroordeling is onvoldoende reden.

4.9. Aangezien de vordering waarvoor X het executoriaal beslag op de roerende zaken van Emryss heeft doen leggen door verrekening teniet is gegaan, is er voor deze beslaglegging geen grond meer. De voorzieningenrechter zal het beslag dan ook opheffen.
IEF 11773

BGH stelt vragen over toelaatbaarheid van elektronische leesplaatsen in bibliotheken

BGH 20 september 2012, I ZR 69/11 (Eugen Ulmer tegen TU Darmstadt; Elektronischen Leseplätze)
LibraryPrejudiciële vragen zaak C-117/13, Uit't persbericht: In navolging van LG Frankfurt am Main stelt het BGH vragen over toelaatbaarheid van elektronische leesplaatsen in bibliotheken. De bepaling § 52b Urheberrechtgesetz zet artikel 5, § 3 letter n van de Richtlijn 2001/29/EG om en moet dus daarom richtlijnconform worden uitgelegd.

Volgens artikel 5, § 3 letter n, van de Richtlijn 2001/29/EG, kunnen de lidstaten bepaalde rechten van de rechthebbenden beperken, ten behoeve van hjet gebruik van werken waarvoor geen regelgeving voor verkoop en licenties geldig is en die in de collecties van het publiek toegankelijke bibliotheken zijn, die geen direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, door het verstrekken van toegang tot hun speciaal uitgeruste terminals in de gebouwen van de bibliotheek.

Volgens het BGH rijst de vraag of er sprake is van "regels voor de verkoop en licenties" in de zin van artikel 5, § 3 letter n van de richtlijn 2001/29/EG, wanneer de houder de bibliotheken een voor het gebruik van werken op terminals een licentieovereenkomst met redelijke voorwaarden aanbiedt.

Vervolgens rijst de vraag van het BGH of artikel 5, § 3 letter n, van Richtlijn 2001/29/EG de lidstaten het recht geeft om bibliotheken het recht toe te kennen gedrukte werken te digitaliseren, indien dit noodzakelijk is om de werken via terminal beschikbaar te maken.

Ten slotte heeft het BGH het HvJ EU de vraag voorgelegd of het de bibliotheekgebruikers in de zin van artikel 5, § 3 letter n, van Richtlijn 2001/29/EG mogelijk gemaakt mag worden om op de terminals toegankelijk gemaakte werken geheel of gedeeltelijk op papier te printen of op een USB-stick op te slaan en deze kopieën buiten de ruimten van de instelling mee te nemen.

IEF 11755

Door de foutieve informatie in de tekeningen

Rechtbank 's-Gravenhage 12 september 2012, zaaknr. 359451 / HA ZA 10-609 (Bos Nieuwerkerk B.V. tegen Sontech Lawaaibestrijding)

Auteursrecht. Werk/bouwtekeningen. Eiser vordert betaling van facturen en stelt een auteursrechtinbreuk voor het tonen van werktekeningen. Het betrof levering en montage van 6 dempers. Bij de plaatsing van de dempers door Bos Nieuwerkerk is gebleken dat er een fout in de tekeningen zat, waardoor deze aangepast moesten worden. Door de foutieve informatie in de tekeningen waren de door derden (Enalco) geproduceerde dempers ook niet goed. Enalco was ingezet omdat Bos niet in staat was deze in de door Sontech gewenste termijn te leveren.

Door de werktekeningen van de dempers aan Enalco te tonen of in gebruik te geven, maakt - aldus Bos - inbreuk op het auteursrecht. Veronderstellenderwijs echter ervan uitgaande dat op de tekeningen auteursrechten rusten en deze aan Bos Nieuwerkerk toekomen, kan nog immer niet tot inbreuk worden geconcludeerd. Bos Nieuwerkerk baseert haar betoog erop dat dezelfde fout is overgenomen als in de tekeningen stond, zodat die tekeningen moeten zijn gebruikt of getoond aan Enalco.

De betaling van facturen wordt toegewezen, de auteursrechtelijke vordering wordt afgewezen.

Auteursrecht

4.9. Bos Nieuwerkerk stelt voorts dat Sontech inbreuk op haar auteursrechten ter zake de werktekeningen van de dempers heeft gemaakt door deze aan Enalco te tonen of in gebruik te geven om de door Enalco te leveren dempers te maken. Veronderstellenderwijs echter ervan uitgaande dat op de tekeningen auteursrechten rusten en deze aan Bos Nieuwerkerk toekomen, kan nog immer niet tot inbreuk worden geconcludeerd. Bos Nieuwerkerk baseert haar betoog erop dat dezelfde fout is overgenomen als in de tekeningen stond, zodat die tekeningen moeten zijn gebruikt of getoond aan Enalco. Ook zou Sontech dit in feite in emails al hebben toegegeven. Dit betoog moet stranden omdat geenszins is uit te sluiten op basis van hetgeen in de procedure is ingebracht dat Sontech, dat wil zeggen de heer Smulders, slechts de (foutieve) maatvoeringen aan Enalco heeft doorgegeven, zoals hij ter comparitie heeft verklaard. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat slechts het doorgeven van één of meer maatvoeringen op een tekening al tot een overeenstemmende totaalindruk zou leiden tussen de tekeningen van Bos Nieuwerkerk enerzijds en de tekeningen respectievelijk dempers gemaakt door Enalco anderzijds, zoals vereist om van auteursrechtinbreuk te kunnen spreken. De rechtbank laat nog daar dat evenmin door Bos Nieuwerkerk voldoende duidelijk is gemaakt, tegenover de ontkennende stellingen van Sontech, dat het hierbij zou gaan om niet-technisch bepaalde maatvoeringen in die tekeningen. Zodoende is niet vast komen te staan dat van inbreuk op enig auteursrecht sprake is en moeten de vorderingen ter zake worden afgewezen.