Alle rechtspraak  

IEF 22653

A-G: Oproeping van alle coauteurs als ontvankelijkheidsvereiste is toelaatbaar onder bepaalde voorwaarden

HvJ EU 10 apr 2025, IEF 22653; ECLI:EU:C:2025:267 (Erfgenamen tegen SACD e.a.), https://ie-forum.nl/artikelen/a-g-oproeping-van-alle-coauteurs-als-ontvankelijkheidsvereiste-is-toelaatbaar-onder-bepaalde-voorwaarden

Conclusie A-G 10 april 2025, IEF 22653, IEFbe 3902; ECLI:EU:C:2025:267 (Erfgenamen tegen SACD e.a.). In 1990 droegen filmregisseur Claude Chabrol en scenarioschrijver Paul Gégauff de exploitatierechten op enkele films voor 30 jaar over aan een distributiemaatschappij. Na hun overlijden stelden hun erfgenamen in 2019 een vordering in tegen deze maatschappij en gelieerde vennootschappen. Zij vorderden onder meer schadevergoeding wegens schending van contractuele verplichtingen en inbreuk op het auteursrecht. De verweerders betwistten de ontvankelijkheid van de vordering. Zij stelden dat naar Frans recht bij een vordering tot handhaving van een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk, alle coauteurs of hun rechtverkrijgenden partij in de procedure moeten zijn. Omdat niet alle coauteurs in deze zaak waren opgeroepen, zou de vordering niet-ontvankelijk zijn. De verwijzende rechter heeft het Hof twee prejudiciële vragen voorgelegd om te beoordelen of deze Franse ontvankelijkheidsvoorwaarde verenigbaar is met het Unierecht.

IEF 22647

Rechtbank Gelderland bevoegd in auteursrechtzaak Birkenstock tegen Lidl

Rechtbank Gelderland 15 jan 2025, IEF 22647; ECLI:NL:RBGEL:2025:1054 (Birkenstock tegen Lidl), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-gelderland-bevoegd-in-auteursrechtzaak-birkenstock-tegen-lidl

Rechtbank Gelderland 15 januari 2025, IEF 22647; ECLI:NL:RBGEL:2025:1054 (Birkenstock tegen Lidl). Birkenstock vordert van Lidl in de hoofdzaak staking van de inbreuk op auteursrechten van Birkenstock. Lidl vordert in dit incident een schorsing van de hoofdzaak, rechtsgeldige oproeping en onbevoegd verklaring van de rechtbank Gelderland. De rechtbank wijst ook het beroep van Lidl op onbevoegdheid van de rechtbank Gelderland af. Omdat de vermeend inbreukmakende sandalen in Nederland worden aangeboden, gepromoot en verkocht – zowel in fysieke Lidl-winkels in Gelderland als via de Nederlandse website – is de rechtbank Gelderland bevoegd, ook al heeft Birkenstock geen specifieke handelingen in dat arrondissement genoemd. De rechtbank wijst tenslotte het verzoek van Birkenstock af voor een verkorting van Lidl’s antwoordtermijn. Gezien de processuele verwikkelingen en om de voortgang te bespoedigen, beveelt de rechtbank een mondelinge behandeling om inlichtingen te verkrijgen, standpunten toe te lichten en te kijken of partijen op onderdelen tot overeenstemming kunnen komen. Birkenstock c.s. moet voor de zitting de originele en vermeend inbreukmakende sandalen in depot geven. Verdere beslissingen in de hoofdzaak worden aangehouden.

IEF 22646

Fietsmand ‘Clipper’ maakt geen inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van fietsmand ‘Buddy’ van Basil

Rechtbank Den Haag 2 apr 2025, IEF 22646; ECLI:NL:RBDHA:2025:5536 (Basil c.s. tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/fietsmand-clipper-maakt-geen-inbreuk-op-de-intellectuele-eigendomsrechten-van-fietsmand-buddy-van-basil

Rb. Den Haag 2 april 2025, IEF 22646; ECLI:NL:RBDHA:2025:5536 (Basil c.s. tegen gedaagde). Deze zaak gaat over de vraag of gedaagde inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten van Basil c.s., in het bijzonder de modelrechten en auteursrechten die zijn verbonden aan het ontwerp van een (honden)fietsmand. Die fietsmand brengt Basil c.s. in de handel onder de naam ‘Buddy’. Volgens Basil c.s. stemt (de algemene indruk van) de door gedaagde verkochte (fiets)mand met de naam ‘Clipper’, die met een daarvoor bestemde set ook geschikt kan worden gemaakt om een (kleine) hond in te vervoeren, te veel overeen met de Buddy. Om die reden wenst Basil c.s. dat gedaagde wordt verboden de Clipper nog langer te verhandelen en vordert zij schadevergoeding.

IEF 22632

Uitspraak ingezonden door Bas Peper, Eversheds Sutherland.

Model- en auteursrechtinbreuk op een drietal fietstassen van Basil

Rechtbank Den Haag 1 apr 2025, IEF 22632; ECLI:NL:RBDHA:2025:5286 (Basil tegen BRN), https://ie-forum.nl/artikelen/model-en-auteursrechtinbreuk-op-een-drietal-fietstassen-van-basil

Vzr. Rb. Den Haag, 1 april 2025, IEF 22632; ECLI:NL:RBDHA:2025:5286 (Basil/BRN). Basil drijft een onderneming die fietstassen en -manden verkoopt in verschillende landen, waaronder Nederland en Italië. Het assortiment van Basil omvat fietstassen met de namen Miles, Soho en CityShopper. BRN is een Italiaans bedrijf dat ook fietstassen aanbiedt, waaronder de BO 202, BO 204 (N en V), en BO 205 (N, M, O en V). Basil stelt dat BRN met de verkoop van deze fietstassen inbreuk maakt op haar model- en auteursrechten met betrekking tot de Miles en Soho en op haar auteursrechten met betrekking tot de CityShopper. BRN verweert zich met de stelling dat de modelregistraties nietig zijn en dat de fietstassen van Basil niet in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming. BRN is ook een nietigheidsprocedure gestart tegen beide modelregistraties van Basil bij het EUIPO. Op 7 maart 2025, enkele dagen voor de mondelinge behandeling, heeft het EUIPO het nietigheidsverzoek van BRN met betrekking tot model Miles afgewezen. Het EUIPO heeft nog geen beslissing genomen over de geldigheid van model Soho.

IEF 22623

Rechter wijst vordering tot gebruiksafhankelijk Buma-tarief af, geen misbruik van machtspositie

Rechtbank Amsterdam 21 mrt 2025, IEF 22623; ECLI:NL:RBAMS:2025:1887 (ID&T Holding tegen Buma), https://ie-forum.nl/artikelen/rechter-wijst-vordering-tot-gebruiksafhankelijk-buma-tarief-af-geen-misbruik-van-machtspositie

Rb. Amsterdam 21 maart 2025, IEF 22623; ECLI:NL:RBAMS:2025:1887 (ID&T Holding tegen Buma). Deze zaak betreft een geschil tussen ID&T Holding en Buma over de licentietarieven voor muziekgebruik. ID&T Holding is eigenaresse van verschillende werkmaatschappijen die grote dance evenementen organiseren. Tijdens deze evenementen worden muziekwerken gebruikt die onder het beheer van Buma vallen. De tarieven van Buma variëren van 3% tot 7% van de recette, afhankelijk van het aandeel Buma-repertoire dat tijdens een evenement wordt gebruikt. ID&T Holding wil dat het tarief wordt gebaseerd op daadwerkelijk gebruikte muziek in plaats van een vast percentage van de recette. Na overleg en correspondentie tussen partijen is er geen overeenstemming bereikt, waarna ID&T Holding zich tot de voorzieningenrechter wendt. 

IEF 22590

Uitspraak ingezonden door Joep Meddens, Höcker advocaten.

Rechter bevestigt dat art. 30a Aw dwingend recht van openbare orde is in zaak PACE tegen MOJO

Rechtbank Den Haag 5 mrt 2025, IEF 22590; ECLI:NL:RBDHA:2025:3336 (PACE tegen MOJO en BUMA), https://ie-forum.nl/artikelen/rechter-bevestigt-dat-art-30a-aw-dwingend-recht-van-openbare-orde-is-in-zaak-pace-tegen-mojo

Rb. Den Haag 5 maart 2025, IEF 22590; ECLI:NL:RBDHA:2025:3336 (PACE tegen MOJO en BUMA). PACE Rights Entertainment (hierna: PACE) is een Britse onderneming die auteursrechthebbenden ondersteunt bij het beheren van hun rechten op live uitgevoerde muziek, zoals bij concerten en festivals in Nederland. Daarom heeft zij MOJO Concerts (hierna: MOJO) meerdere keren facturen gestuurd voor de verschuldigde licentievergoeding voor de openbaarmaking van deze muziek. MOJO heeft PACE laten weten dat zij de auteursrechtlicenties die PACE verstrekt, of de facturen die zij verzendt, niet kan accepteren, omdat PACE niet beschikt over de wettelijk verplichte toestemming op grond van artikel 30a Aw. PACE stelt echter dat zij niet hoeft te voldoen aan dit artikel, omdat het Nederlandse recht niet op haar van toepassing is en zij individueel in plaats van collectief beheert. Deze zaak draait om een concert van de band Dream Theater, georganiseerd door MOJO. MOJO heeft de factuur van PACE hiervoor niet betaald. PACE stelt dat MOJO als organisator toestemming nodig had en een licentievergoeding verschuldigd is aan de auteursrechthebbenden van de uitgevoerde muziekwerken. Omdat MOJO deze toestemming niet had, zou zij volgens PACE inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht. PACE vordert bij de Nederlandse rechter een verklaring van recht over deze inbreuk, danwel een verklaring van onrechtmatig handelen. BUMA heeft zich in de zaak gevoegd aan de zijde van MOJO, omdat zij als enig vergunninghouder in Nederland belanghebbende is.

IEF 22610

Totebags van Ølåf hebben geen eigen gezicht op de markt

Rechtbank Amsterdam 23 dec 2024, IEF 22610; ECLI:NL:RBAMS:2024:8763 (Ølåf tegen Tøte), https://ie-forum.nl/artikelen/totebags-van-olaf-hebben-geen-eigen-gezicht-op-de-markt

Vzr. Rb. Amsterdam 23 december 2024, IEF 22610; ECLI:NL:RBAMS:2024:8763 (Ølåf tegen Tøte). Ølåf is een kledingmerk en een van haar producten is een draagtas, ook wel een totebag genoemd. Tøte verkoopt uitsluitend dit soort draagtassen. Doordat de tassen op elkaar lijken heeft Ølåf Tøte gesommeerd om elke inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Ølåf, dan wel ieder ander onrechtmatig handelen jegens Ølåf te staken. Tøte betwist de stelling van Ølåf, die gebaseerd is op het auteursrecht, slaafse nabootsing en merkinbreuk. Voor de voorzieningenrechter vordert Ølåf nu dat Tøte oplegging van een bevel tot staking van haar handelspraktijken. Ølåf legt aan de vordering ten grondslag dat de draagtas van Tøte te veel lijkt op haar draagtas. Tøte heeft volgens Ølåf een groot aantal elementen overgenomen. Dit maakt dat de draagtas van Tøte een look-a-like is. Omdat de draagtassen te veel op elkaar lijken is sprake van een misleidende handelspraktijk (artikel 6:193c lid 2 onder a BW) en slaafse nabootsing (onrechtmatige daad 6:162 BW), aldus Ølåf. Tøte betwist dat de elementen die Ølåf aandraagt overeenkomen. Van verwarring en misleiding is geen sprake. Daarom is het geen oneerlijke handelspraktijk en ook geen slaafse nabootsing. Bovendien heeft de draagtas van Ølåf volgens Tøte geen eigen gezicht op de markt. 

IEF 22605

Hof bevestigt afwijzing auteurs- en databankenrechtclaims door opdrachtnemer op resultaten onderzoek

Hof Arnhem-Leeuwarden 11 mrt 2025, IEF 22605; ECLI:NL:GHARL:2025:1410 (Appellante tegen Universiteit Utrecht), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-bevestigt-afwijzing-auteurs-en-databankenrechtclaims-door-opdrachtnemer-op-resultaten-onderzoek

Hof Arnhem-Leeuwarden 11 maart 2025, IEF 22605, IT 4814; ECLI:NL:GHARL:2025:1410 (Appellante tegen Universiteit Utrecht). De appellant (hierna: opdrachtnemer) heeft met de Universiteit Utrecht (hierna: de Universiteit) een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor twee onderzoeksprojecten: "Ontwikkeling Voorop!" (OV) en "Samen Laten Opgroeien" (SLO). Deze projecten richten zich op het volgen van de ontwikkeling van kinderen in kwetsbare gezinnen met behulp van de ASQ4-vragenlijst. In een juridisch geschil vordert de opdrachtnemer dat de Universiteit de afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst naleeft en stelt zij dat zij mede-auteursrechthebbende is op de door de projecten gecreëerde werken. In hoger beroep, specifiek in grief 3, voert de opdrachtnemer aan dat zij als samenwerkingspartner van de Universiteit mede-auteursrechthebbende is op alle auteursrechtelijk beschermde werken die binnen de projecten zijn ontwikkeld. Dit zou onder meer volgen uit haar bijdrage aan het project, zoals het meedenken en meeschrijven aan de projectvoorstellen. De Universiteit betwist dit en stelt dat de auteursrechten op grond van artikel 7 Auteurswet aan haar toekomen. De opdrachtnemer betwist dit en stelt dat het auteursrecht op alles wat haar directrice als bestuurder van de opdrachtnemer heeft (mede)gecreëerd – naast haar parttime-aanstelling bij de Universiteit – en op wat zij vóór die periode heeft (mee)ontwikkeld, aan de opdrachtnemer toekomt.  

IEF 22603

Vorderingen tegen dance-organisatoren afgewezen, wel proceskosten verschuldigd

Rechtbank Rotterdam 7 mrt 2025, IEF 22603; ECLI:NL:RBROT:2025:3083 (Eiseres tegen gedaagde 1 c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/vorderingen-tegen-dance-organisatoren-afgewezen-wel-proceskosten-verschuldigd

Vzr. Rb. Rotterdam 7 maart 2025, IEF 22603; ECLI:NL:RBROT:2025:3083 (Eiseres tegen gedaagde 1 c.s.). Gedaagde 1 en 2 (hierna: gedaagde 1 c.s. ) hebben vanaf 2022 meerde dance evenementen georganiseerd, waarop zij muziek draaien. Hiervoor moeten zij een billijke vergoeding betalen aan de nabuurrechthebbenden op die muziek. Eiseres is in de wet aangewezen om die billijke vergoeding te innen. Volgens eiseres hebben gedaagde 1 c.s. voor meerdere dance evenementen die zij in het verleden hebben georganiseerd – ondanks herhaalde verzoeken van eiseres – geen opgave van de recettes van die evenementen gedaan. Zij hebben daardoor ook geen billijke vergoeding voor die evenementen betaald, terwijl dit volgens eiseres wel moest. Eiseres vreest dat gedaagde 1 c.s. ook in de toekomst geen opgave gaan doen van de recettes van door hen te organiseren evenementen doen. Eiseres vordert een verbod op openbaar muziekgebruik, betaling van een voorschot op de billijke vergoeding, opgave van recettes van eerdere evenementen en tijdige opgave van toekomstige recettes, deels onder dwangsom.

IEF 22594

Geschil tussen opdrachtgevers en een interieurstyliste over de inrichting van een appartement in Spanje

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 feb 2025, IEF 22594; ECLI:NL:RBZWB:2025:1244 (Opdrachtgevers ), https://ie-forum.nl/artikelen/geschil-tussen-opdrachtgevers-en-een-interieurstyliste-over-de-inrichting-van-een-appartement-in-spanje

Rb. Zeeland-West-Brabant 26 februari 2025, IEF 22594; ECLI:NL:RBZWB:2025:1244 (Opdrachtegevers tegen de opdrachtnemer). Deze zaak draait om een geschil tussen opdrachtgevers en een interieurstyliste over de inrichting van een appartement in Spanje. De opdrachtgevers wilden de overeenkomst vernietigen wegens dwaling, omdat de styliste voornamelijk producten van de discounter SKLUM had geleverd, terwijl zij hoogwaardige en exclusieve meubels hadden verwacht. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende grond was voor dwaling, maar wel voor gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. In reconventie vordert de opdrachtnemer een boete dan wel schadevergoeding voor inbreuk op het auteursrecht op de renderbeelden van de opdrachtnemer. De styliste dat de opdrachtgevers onrechtmatig renderbeelden hadden gebruikt zonder toestemming. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen boetebeding was overeengekomen en dat de styliste onvoldoende had aangetoond dat zij auteursrecht op de beelden had. De vordering voor schadevergoeding wegens inbreuk op het auteursrecht werd daarom afgewezen.