Verzoek voorlopig getuigenverhoor in royaltyzaak toegewezen

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 augustus 2025, IEF 22927; ECLI:NL:GHARL:2025:5095 ([appellanten] tegen Nanada c.s.). [appellanten] hebben met Nanada c.s. en hun (inmiddels overleden) bestuurder een langlopend conflict over de afrekening van royalty’s aan [appellanten] voor het gebruik van mede door [appellant] gecomponeerde muziekwerken. Bij [appellanten] leeft het vermoeden dat Nanada c.s. onvoldoende royalty’s aan hen heeft afgedragen. [appellanten] wensen informatie te verzamelen over deze vermoedens. De rechtbank heeft het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor afgewezen, omdat het belang van Nanada c.s. om niet opnieuw betrokken te worden in een procedure onevenredig veel zwaarder weegt dan het belang van [appellanten] om bewijs te vergaren van de door hen gestelde schade. De bedoeling van [appellanten] met het hoger beroep is dat het verzoek tot voorlopig getuigenverhoor alsnog wordt toegewezen. [appellanten] menen dat de voorzieningenrechter bij de beoordeling van hun verzoek een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd. Het hof stelt ambtshalve vast dat het verzoek van [appellanten] om een voorlopig getuigenverhoor wordt beoordeeld aan de hand van artikel 186 (oud) Rv, omdat het beroep is ingediend voor de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht op 1 januari 2025. Doel van een voorlopig getuigenverhoor is het verschaffen van informatie die helpt bij het inschatten van de procespositie en het beantwoorden van de vraag of een procedure moet worden begonnen of moet worden voortgezet. Iedere belanghebbende kan daartoe een verzoek doen (artikel 186 (oud) Rv).