Klager was niet zelf bij treinkaping betrokken
Hof Amsterdam 25 mei 2020, IEF 19233; IT 3154; ECLI:NL:GHAMS:2020:1294 (Oud-marinier tegen advocaat) Beklag tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde ter zake van smaad / laster / belediging. Beklaagde is de advocaat van nabestaanden van twee van de omgekomen kapers van de treinkaping bij De Punt op 11 juni 1977. Bij die actie hebben twee gegijzelden en zes kapers het leven verloren. Namens haar cliënten is beklaagde in 2015 bij de rechtbank Den Haag een civielrechtelijke procedure begonnen. Zij hebben gevorderd dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de Staat tegenover hen onrechtmatig heeft gehandeld door beide kapers zonder noodzaak dood te schieten, en dat de Staat zal worden veroordeeld tot schadevergoeding. Het beklag ziet op drie uitlatingen van beklaagde die in de periode na het tussenvonnis van 1 februari 2017 van de rechtbank in de media zijn verschenen. Met deze uitspraken is volgens klager opzettelijk de eer en goede naam van het hele Korps Mariniers en de BBE-M - ingezet bij de beëindiging van de treinkaping - aangetast en dus ook die van hem. Klager kan niet als belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv worden aangemerkt en is niet-ontvankelijk in zijn beklag. Hij was niet zelf actief bij de actie betrokken en heeft geen objectief bepaalbaar, persoonlijk belang.