IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 3531

Gesponsorde titel (2)

In aansluiting op dit eerdere (pers)bericht over de aangekondigde beleidsregels van het CvdM die titelsponsoring mogelijk moeten maken: een commercieel programma dezelfde titel te geven als bijvoorbeeld een tijdschrift (tot nu toe in strijd met het sluikreclameverbod), zijn nu ook de beleidsregels zelf gepubliceerd. Let op: ‘zendernaam’ is de naam van een programma.

Lees de concept beleidsregels hier.

IEF 3530

Eerst even voor jezelf lezen

- Gerechtshof Arnhem, 12 december 2006 (gepubliceerd 23 februari 2007),  gevoegde zaken 2005/196 en 2005/203, LJN: AZ9174. Juresta Nederland B.V. tevens h.o.d.n. Juresta Creditmanagement tegen Advex Financiële Diensten B.V. en vice versa.

Een aan dit recente arrest van de Hoge Raad verwant arrest van het Hof Arnhem.

“Uit het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 blijkt dat Juresta aan het door haar gevorderde verbod ten grondslag heeft gelegd dat Advex c.s. met het opnieuw redigeren van de incasso-overeenkomst(en) de incasso-overeenkomst(en) geheel of gedeeltelijk hebben bewerkt of nagebootst in gewijzigde vorm, welke niet is aan te merken als een nieuw, oorspronkelijk werk, een en ander als bedoeld in artikel 13 van de Auteurswet.

Voorts oordeelt het hof dat als ervan moet worden uitgegaan dat een dergelijk verbod alleen kan worden gevorderd door de auteursrechthebbende en niet door een licentienemer, Juresta, die een volmacht van B. had verkregen, bij de gewraakte handelingen (in elk geval mede) als vertegenwoordiger van B. is opgetreden, zodat, nu vaststaat dat de (dreiging met) executie door Juresta jegens Advex c.s. een fout opleverde, ook B. jegens Advex c.s. aansprakelijk is krachtens artikel 6:172 BW.”

Lees het arrest hier.

- Rechtbank Zutphen, 20 februari 2007, LJN: AZ8931. Cartridge World Benelux Gmbh & Co Kg tegen Ceewee Doetinchem B.V.

Voormalige franchisenemer mag bedrijf voortzetten, mits hij voorkomt dat deze zaak wordt verward met een vestiging van de franchiseorganisatie

“Vanzelfsprekend heeft Ceewee, nu partijen het erover eens zijn dat de franchiseovereenkomst is beëindigd, geen recht meer op deze Cartridge World Corporate Identity. Het ligt op de weg van Ceewee c.s. om na het einde van de franchiserelatie de associatie met Cartridge World-keten weg te nemen, zodat er géén gevaar bestaat dat het gemiddelde niet nauwlettend waarnemend winkelende publiek de vestiging van Ceewee aanziet voor een Cartridge World-vestiging.

Dat Ceewee c.s. een nieuwe merk-/handelsnaam en logo gebruikt is onvoldoende om een dergelijk verwarringsgevaar weg te nemen. De nieuwe naam van Ceewee Cartridge Point is vrijwel gelijkluidend aan Cartridge World. Voldoende aannemelijk is dat Cartridge World hiertegen op basis van de Handelsnaamwet met succes op kan komen. Mede gezien de keuze voor een vrijwel gelijkluidende naam, is bovendien voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat Ceewee door de overige bedrijfskenmerken van Cartridge World (zoals de kleurstelling) in stand te laten onnodig verwarringwekkend en derhalve onrechtmatig jegens Cartridge World heeft gehandeld. Bij het vorenstaande is tevens in aanmerking genomen dat gesteld noch aannemelijk geworden is dat voor het verwarringwekkend handelen een noodzaak bestond.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3529

Adidas/Marca II: Klopt het arrest van de Hoge Raad wel?

ChG-AV.gifProfessor Mr. Charles Gielen en Mr. drs. Anne Marie Verschuur (NautaDutilh): Adidas/Marca II: Klopt het arrest van de Hoge Raad wel? Kort commentaar bij Hoge Raad, 16 februari 2007, zaak Nr. C05/160HR. Adidas AG, tegen Marca Moda.

“Bij de beoordeling van de inbreuk en dus van het verwarrings- of verwateringsgevaar is een belangrijke factor of het merk meer of minder onderscheidend vermogen of meer of minder bekend is. In dat kader kan de vraag aan de orde zijn of een merk bestaande uit drie strepen kan worden ingezet tegen meer of minder strepen. De toets van het algemeen belang is voor zover het inbreuk betreft door de wetgever al gedaan bij het scheppen van de art. 6 en 7 Richtlijn, waarin de beperkingen in de uitoefening van het merkrecht zijn opgenomen. Laten we hopen dat het Europese Hof zich niet laat verleiden tot de dans waartoe de Hoge Raad hem heeft uitgenodigd. Het recente Opel-arrest heeft in navolging van Arsenal-arrest ook al buiten de wet (en zoals Klos terecht opmerkte in strijd met Trips) gelegen gronden gecreëerd die de mogelijkheid van uitoefening van het merkrecht beperken.”

Lees het gehele commentaar hier. Arrest Hoge Raad hier.

IEF 3528

Bestemming bereikt

TomTom3.bmpRechtbank Amsterdam 21 februari 2007, HA ZA 06-2208, Tom Tom International tegen Tom Tom Licensing (Met dank aan Paul Reeskamp, Allen & Overy)

Merkenrecht. Geschil tussen twee merkhouders van Tom Tom, de een voor navigatiesystemen, de ander voor de exploitatie van een 'cartoon property'. Beroep op HvJEG Ansul/Ajax (zelfs een gering gebruik om een afzet te vinden kan normaal zijn) en HR Sidoste (gebruik gericht op één distributeur kan normaal zijn) slaagt niet.

International stelt dat de merkregistraties van Licensing voor vervallenverklaring in aanmerking komen, aangezien zij haar merken in de afgelopen vijf jaren niet normaal heeft gebruikt. Licensing bestrijdt dit.

De rechtbank stelt vast dat International zich voldoende moeite heeft getroost de gestelde non-usus aannemelijk te maken. De rechtbank maakt gebruik van haar in artikel 2.26 lid 2 onder a BVIE toegekende bevoegdheid om Licensing te belasten met het bewijs van normaal gebruik. Licensing brengt daartoe een aantal stukken in het geding. De rechtbank acht het bewijs hierdoor echter niet geleverd: "Zo er al van merkgebruik in één van de gedeponeerde klassen kan worden gesproken dan nog zijn de plannen voor de film van dermate ongewis dat van merkgebruik in de relevante periode in de Benelux geen sprake is", "uit de overgelegde e-mails betreffende het al dan niet bezoeken van een beurs kan verder geen merkgebruik door Licensing worden afgeleid", "Wel acht de rechtbank het geringe aantal uit het overzicht te herleiden downloads in de Benelux, te weten vijf downloads verdeeld over Nederland en Luxemburg in de relevante periode van vijf jaren, te gering om normaal merkgebruik aan te nemen (...)" en "Met International is de rechtbank echter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Licensing zich met haar website tomtomworld.com onmiskenbaar richt op de Benelux markt".

 

Licensing biedt nog aan om correspondentie ten aanzien van een overeenkomst met een distributeur te overleggen. Ook deze correspondentie kan volgens de rechter niet tot het bewijs van normaal gebruik leiden: "Het enkel contact hebben met één distributeur, nog afgezien van de vraag of deze niet als agent en als verlengstuk van Licensing zelf moet worden beschouwd, zonder dat de distributie daarna daadwerkelijk een (serieuze) aanvang neemt, wordt onvoldoende geachte om van normaal merkgebruik in de markt van distributeurs uit te kunnen gaan ten einde een afzet te vinden voor het merk. (...) Het enkel jarenlang zoeken naar afzetkanalen voor de merken en het zoeken en afsluiten van een contract met één distributeur, zonder dat de distributie verder van de grond komt, wordt onvoldoende geacht om van normaal gebruik te kunnen uitgaan."

Uit wetenschappelijk oogpunt valt te betreuren dat volgens de rechter in het midden kan blijven de eveneens opgeworpen vraag of de aanduiding TOM TOM, als al door Licensing gebruikt, wel als merkgebruik is aan te merken.
Lees het vonnis hier.

 

IEF 3527

Ondertussen in Rotterdam

Persbericht: Sedert 16 februari 2007 heeft Merkenbureau Bouma bv het klantenbestand en de merken- en modellendossiers van het op 5 december 2006 failliet verklaarde Europees Merken-, advies- & Bemiddelingsbureau bv overgenomen van de curator in dit faillissement.

Lees hier iets meer.

IEF 3524

Brouwers voor Bob

bier.jpgHet Centraal Brouwerij Kantoor (CBK), de belangenorganisatie van de Nederlandse brouwerijen, heeft in een brief aan de Tweede Kamer kritiek geuit op het voorstel reclame voor alcoholhoudende dranken op radio en televisie tot 21.00 uur te verbieden en de accijns te verhogen.

Hiermee zou volgens het CBK de bedrijfstak worden geschaad. Bovendien zouden deze middelen het doel, zijnde het verminderen van alcoholmisbruik, missen; ze zouden nagenoeg geen effect hebben op alcoholmisbruik. Wel zouden de brouwerijen zich kunnen vinden in reclamecampagnes tegen drinken onder de 16 jaar, de Bob-campagne en voorlichting over de rol van alcohol.

Het CBK stelt voor eerst een wetenschappelijk onderzoek te verrichten naar het verband tussen reclame en alcoholconsumptie. Verder pleit de belangenorganisatie voor strafbaarstelling van het kopen van alcohol door jongeren onder de zestien jaar.

De voorgestelde accijnsverhoging zou bovendien volgens het CBK een marktverstorend effect hebben in de grensstreken. In twintig EU-landen is de bieraccijns namelijk lager dan in Nederland.

Lees hier en hier iets meer.

IEF 3523

Sloophout interieurstukken

tafel piet hein eek.jpgRechtbank Alkmaar, 20 februari 2007, zaak 92890/KG  ZA  07-19. Piet Hein Eek BV c.s. tegen Esfera VOF c.s.

Het geschil heeft betrekking op gestelde auteursrechten op interieurstukken van sloophout en of tafel sloophout kleur, dressoir sloophout, stamtafel sloophout, toonbank sloophout, spiegel 3-luik van gedaagden daarop inbreuk zouden maken. Vordering tot vergoeding volledige proceskosten afgewezen vanwege geringe impact inbreuken.

De voorzieningrechter neemt als uitgangspunt dat het idee van of met sloophout meubelen te vervaardigen niet auteursrechtelijk beschermd is. Hij bevestigt dan ook dat het bezigen van hetzelfde materiaal door gedaagden, het bewerken daarvan volgens eenzelfde, een bepaald artistiek effect opleverende methode en het volgen van een stijl naar vaste rechtspraak op zichzelf geen inbreuk op auteursrechten van eisers opleveren.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter komen de interieurstukken van eiseres gemaakt van sloophout voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.

“Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de betrokken voorwerpen en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft eiser sub 2 onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt. Dit heeft hij gedaan door een bijzondere wijze van schikking van het gebruikte sloophout met de daarop voorkomende dan wel aangebrachte kleurtinten, het kiezen van zekere productieprocessen en bepaalde hulpstoffen. Het is niet goed denkbaar dat een ander onafhankelijk van eiser sub 2 bij het maken van een dergelijk werk tot precies hetzelfde resultaat zou komen.”

De voorzieningrechter wijst de vorderingen ten aanzien van de afvaltafel en de afvalkast toe. De overige vorderingen ten aanzien van de stamtafel, de toonbank en de spiegel wijst  hij af.

De tafels zijn volgens de voorzieningenrechter niet identiek maar geven eenzelfde totaalindruk. “De auteursrechtelijk beschermde trekken in het exemplaar van eiser sub 2 - met name de afmetingen en kleurstelling van de plankjes, de mozaïekvorm waarin deze zijn aangebracht - zijn herkenbaar overgenomen in de tafel van gedaagden. Door deze trekken bestaat een grote gelijkenis die wordt versterkt door de onderlinge gelijkenis van niet auteursrechtelijk beschermde elementen, zoals de rechthoekigheid van de tafel, het gebruik van sloophout en de vormgeving van de T-poten.”

De voorzieningenrechter komt ook tot dit oordeel ten aanzien van de dressoirkast. De afwijkende kleurstelling van beide exemplaren levert inderdaad enig verschil in stemming op, maar dit aspect doet te weinig af aan het oordeel dat ook hier sprake is van een ongeoorloofde bewerking of nabootsing van het (eerdere) meubel van eiser sub 2.

Volgens de voorzieningenrechter is de totaalindruk bij beide tafels geheel anders, ook nog vanwege de onderling afwijkende kleurstelling. “Het belangrijkste is echter dat de auteursrechtelijk beschermde elementen - met name de wijze waarop de plankjes van sloophout zijn verwerkt - aanmerkelijk verschilt.”

De toonbank van gedaagde maakt volgens de voorzieningenrechter geen inbreuk. “De omstandigheid dat de toonbank van gedaagden enige gelijkenis met die van eiser sub 2 vertoont berust, gelet op de gebruikseisen en het volgen van het idee sloophout aan te wenden, dan ook veeleer op toeval dan op een ongeoorloofde bewerking of nabootsing.”

Ook de spiegel van gedaagde maakt volgens de voorzieningenrechter geen inbreuk. Gedaagden hebben aangetoond dat het vervaardigen van spiegels in drieluik, met gebruikmaking van afvalhout, niet ongewoon is. Het enkele feit dat gedaagden ook een drieluik-spiegel hebben gemaakt,  betekent volgens de voorzieningenrechter nog niet dat  zij auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk van eiser sub 2 hebben overgenomen.

Nu eiseressen onweersproken hebben gelaten dat gedaagden slechts één "tafel sloophout kleur" hebben gemaakt, wijst de voorzieningenrechter grotendeels de nevenvorderingen af.

Voor toewijzing van de volledige proceskosten (6) ingevolge artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG bestaat in dit kort geding onvoldoende grond, gelet op de vrij geringe "impact" van de door gedaagden gepleegde inbreuken. Lees het vonnis hier.

IEF 3522

Voortent met een andere algemene indruk

aronde.jpgVoorzieningenrechter ‘s-Gravenhage 20 februari 2007, rolnr. 279867 Joesphus Johannus Martinus Bax tegen Fortex Caravanvoortenten c.s.

Gemeenschapsmodellen voor een tent en een tent die een andere algemene indruk bij de geïnformeerde gebruiker achterlaat dan de modeldepots.

Bax is rechthebbende op twee Gemeenschapsmodellen voor tenten en hij roept deze in tegen Fortex c.s. die een voortent op de Nederlandse markt brengen onder de naam Aronde.

Bax vordert – samengevat – Fortex c.s. te bevelen iedere inbreuk op de modelrechten van Bax dan wel slaafse nabootsing van zijn modellen te staken en gestaakt te houden, met diverse nevenvorderingen, een en ander op straffe van een dwangsom, alsmede een voorschot op de schadevergoeding of winstafdracht van EUR 5.000,-, met kosten.

De Voorzieningenrechter laat het nietigheidsverweer van Fortex in het midden omdat naar zijn voorlopig oordeel van inbreuk geen sprake is. De Aronde wekt volgens de voorzieningenrechter een andere algemene indruk bij de geïnformeerde gebruiker dan het modeldepot van Bax. De voorzieningenrechter somt daartoe in zijn de vonnis de verschillen tussen de modeldepots en de Aronde op en neemt in aanmerking dat op zich een voortent met ellipsvormige voorboog reeds bekend was zodat de bescherming van het model zich niet tot toepassing van een dergelijke boog als zodanig kan uitstrekken.

De vorderingen gebaseerd op de modelrechten van Bax worden dan ook afgewezen. Hetzelfde geldt voor de vorderingen voor zover gebaseerd op slaafse nabootsing. Van een verwarringwekkende kopie is volgens de Voorzieningenrechter geen sprake.

Bax wordt veroordeeld in de proceskosten. Bax heeft de hoogte van de door de advocaat van Fortex c.s. ingediende declaratie met specificatie betwist. “Bij gebreke echter aan een werkelijk gemotiveerde betwisting en gelet op de omstandigheid dat het hier niet om een feitelijk of juridisch zeer ingewikkelde zaak gaat, in welk kader eerder reeds een bedrag van EUR 15.000,- als redelijke en evenredige advocaatkosten werden toegekend conform de Handhavingsrichtlijn (vgl. Vzr Den Haag 17 oktober 2006, Howe/Casala), zal het door Fortex c.s. opgevoerde bedrag van EUR 11.783,74 worden toegekend.” Lees het vonnis hier.

IEF 3521

Land van Maas en Waal

maasenwaal.bmpVoorzieningenrechter rechtbank Zutphen, 13 februari 2007, LJN: AZ8847, De Winter Uden B.V. tegen Wegener Huis-aan-huiskranten B.V.

Handelsnaamrecht, onrechtmatige daad. Het gebruiken van een (kranten-)titel op het kantoorpand, op briefpapier, visitekaartjes en op een website, betekent niet zomaar dat de (kranten-)titel ook als handelsnaam gebruikt wordt. In casu levert dergelijk gebruik geen handelsnaamgebruik op.

Deze zaak betreft een geschil tussen Wegener, die sinds 28 september 2003 een krant uitgegeeft met de titel "dé Zondagskrant Maas en Waal" en De Winter, die sinds 29 september 2003 een krant uitegegeeft onder de titel "Tussen Maas & Waal". Recent heeft Wegener de naam van de door haar uitegeven krant gewijzigd in "dé Weekend Krant Maas & Waal". De Winter vordert dat het Wegener zal worden verboden om de combinatie "Maas & Waal"en/of "Maas en Waal" te gebruiken voor haar krant wegens inbreuk op haar handelsnaamrecht, voorts doet de Winter een beroep op 6:162 BW.

 

De Voorzieningenrechter is echter van mening dat De Winter geen beroep kan doen op het handelsnaamrecht omdat De Winter niet aan heeft kunnen tonen dat de naam "Tussen Maas & Waal" gebruikt wordt als beschrijving van haar onderneming.
"Dat De Winter voor de uitgave van de krant "Tussen Maas^& Waal" gebruik maakt van een eigen kantoorpand met daarop de naam "Tussen Maas & Waal", dat de naam wordt gebruikt op briefpapier, visitekaartjes en op de website, alsmede dat "Tussen Maas & Waal" staat vermeld in het telefoonboek en medewerkers van bedoelde krant onder deze naam naar buiten treden, is voorhands ongenoegzaam om aannemelijkte achten dat het publiek "Tussen Maas & Waal zal opvatten als de naam van een onderneming, laat staan als een onderneming van De Winter. Hierbij wordt nog opgemerkt dat De Winter in haar dagvaarding niet aangeeft dat zij mede onder de naam "Tussen Maas & Waal" handelt."
Aangezien Wegener de titel van haar krant in ieder geval niet als handelsnaam gebruikt komt De Winter sowieso geen beroep toe op artikel 5 HNW. De Winter kan ook het onrechtmatig handelen niet aantonen omdat Wegener eerder was begonnen met het voeren van de woorden "Maas en Waal" in de titel van een huis-aan-huiskrant. OOk kan De Winter niet aantonen dat de recente wijzigingen in de krant van Wegener onrechtmatig jegens hem zijn. Er is volgens de Voorzieningenrechter geen sprake van verwarringwekkende gelijkenis tussen de opmaak van de kranten dan wel tussen de opmaak van de titels. Alle vorderingen van De Winter worden afgewezen.
Lees de uitspraak hier.

IEF 3519

Globaal vonnis (2)

aarde.jpgGerechtshof 's-Gravenhage 15 februari 2007, KG 05/434, TPG Post tegen NMBS Holding c.s. (Met dank aan Wouter Pors, Bird & Bird)

In tegenstelling tot de voorzieningenrechter is het Hof van oordeel dat het merk WORLD PACK onderscheidend vermogen mist.

Het debat in hoger beroep spitst zich toen op de vraag of het merk WORLD PACK onderscheidend vermogen heeft. Het Hof oordeelt hierover in negatieve zin: “Het moge duidelijk zijn dat “world” een zelfstandig naamwoord is en dat een correctie Engelse aanduiding zou zijn “international” of “global”, maar naar het voorlopig oordeel van het hof moet aangenomen worden dat het relevante publiek in de Benelux de aanduiding “world” in casu zal opvatten als “internationaal” of “wereldwijd”.

 

Het Hof meent verder dat ook de aanduiding PACK onderscheidend vermogen mist. Uit door beide partijen overlegde pagina’s uit woordenboeken blijkt dat “package” (en de verkorting daarvan: “pack”) ook voor een (post)pakket gebruikt kunnen worden. Het Hof meent dat het relevante publiek in de Benelux het ook als zodanig zal opvatten.

NMBS doet nog een beroep op inburgering, vanwege veelvuldig gebruik in België. Dit wordt echter met een verwijzing naar het Europolis-arrest van de hand gewezen. Echter, nu dit arrest van het Hof van Justitie is gewezen nadat partijen de stukken hebben gefourneerd voor arrest, krijgt NMBS nog de gelegenheid om op 29 maart met betrekking tot de inburgering een akte te nemen.

Lees het arrest hier.
Eerdere berichten hier en hier.