IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 1919

Schattenderwijs

Rechtbank ‘s-Gravenhage, vonnis van 12 april 2006, Ha Za 04-1920. Van Spelden Reparatie B.V., Van Spelden Assemblage B.V. En Willem Van Spelden Tegen Machinefabriek G. Naaktgeboren Rotterdam B.V. 

Eigen schuld van Van Spelden beperkt de omvang van de schade in deze aardige schadestaatprocedure. Na on geveer 15 jaar procederen krijgt Van Spelden één twintigste van het gevorderde bedrag als schadevergoeding toegewezen.

Bij een eerder vonnis is door de kort geding rechter een inbreukvordering afgewezen van Naaktgeboren tegen Van Spelden. Naaktgeboren beriep zich op inbreuk op haar Nederlands octrooi (een tankwagen voorzien van zuigaggregaat en een filterinrichting). Volgens de kort geding rechter bestond, kort gezegd, een gerede kans dat dit octrooi in de bodemzaak nietig zou worden geoordeeld.  Het Haagse Hof heeft bij arrest de vordering van Naaktgeboren alsnog toegewezen en een verbod uitgesproken. Het Hof heeft daarin laten meewegen dat Van Spelden hangende het hoger beroep in kort geding geen nietigheidsactie tegen voormeld octrooi was gestart.

Naaktgeboren heeft dit arrest van het Hof geëxecuteerd. Van Spelden heeft een bodemprocedure gestart. De bodemrechter heeft het octrooi nietig verklaard, en voor recht verklaard dat Naaktgeboren onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld door handhaving het octrooi. Naaktgeboren is veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat. Deze bodemvonnissen zijn in appel bevestigd. Cassatie is niet ingesteld.

In de zomer van 1998 heeft Naaktgeboren de executie van het kort geding arrest gestaakt. Van Spelden heeft tot zekerheid van haar verhaal op Naaktgeboren eind april 2004 conservatoire beslagen doen leggen ten laste van Naaktgeboren, die inmiddels na een opheffing kort geding zijn opgeheven.

De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam hechtte in zijn vonnis van mei 2004 waarde aan het argument van Naaktgeboren dat zij Van Spelden niet heeft verhinderd om zuig-/blaaswagens te maken, maar uitsluitend om inbreuk te maken op haar octrooi.

Van Spelden heeft volgens de voorzieningenrechter niet aannemelijk kunnen maken dat zij wel verhinderd was om zuig-/blaaswagens te produceren zonder inbreuk te op het octrooi van Naaktgeboren. 

In het kader van de vaststelling van het tijdvak waarbinnen de schade zich heeft voorgedaan stelt de rechtbank eerst vast dat rechterlijke uitspraken van rechtswege werken en dat de verplichting tot voldoening aan een uitspraak ingaat, zodra het vonnis is uitgesproken.

De rechtbank oordeelt dat dit in ieder geval vanaf 9 december 1998 (einduitspraak rechtbank in de bodemzaak) gold, omdat op die datum het octrooi nietig is verklaard. Het hoger beroep maakt hierin geen verschil, nu het Hof het vonnis heeft bekrachtigd. 

Bovendien is volgens de rechtbank komen vast te staan dat al vanaf 8 juli 1998 de tenuitvoerlegging van de kort geding uitspraak van het Hof door Naaktgeboren was gestaakt.

De rechtbank concludeert dan dat vanaf 8 juli 1998 het Van Spelden vrij stond om droge stoffen wagens op de markt te brengen, zonder te worden gehinderd door octrooipretenties van Naaktgeboren. De periode waarover de omvang van de aansprakelijkheid van Naaktgeboren moet worden vastgesteld is van 3 maart 1994 t/m 8 juli 1998. 

Van Spelden slaagt niet in haar betoog dat zij ook nadien schade heeft geleden ten gevolge van de onterechte executie van het arrest. Volgens Naaktgeboren hebben derden in die periode zonder problemen substantiële marktaandelen in het segment van de droge stoffen wagens weten te bemachtigen. De rechtbank leidt daar uit af dat Van Spelden heeft afgezien van activiteiten op die markt en dat de reden ervoor niet zijn toe te rekenen aan het inroepen van achteraf gebleken nietige octrooipretenties.

De rechtbank schat de omvang de schade en bepaalt dat de relevante geografische markt Nederland en België is. In de betreffende periode bestond de relevante productmarkt naar het oordeel van de rechtbank uit 28 à 30 droge stoffen wagens. Per jaar komt dat neer op 7 à 8 wagens. Daarna komt de rechtbank toe aan de vraag welk aandeel Van Spelden op deze markt zou hebben kunnen verwerven.  De rechtbank stelt daarbij voorop dat Van Spelden voor alles een bouwer van natte stoffen wagens was en nog steeds is.

Tot het moment dat zij terzake van inbreuk werd aangesproken, had zij niet meer dan 3 droge stoffen wagens in opdracht van derden geassembleerd. Deze wagens waren bovendien van een op de markt ongebruikelijk niet-zelfrijdend type en niet door haar zelf ontwikkeld. Voorts wordt daarbij in aanmerking genomen dat Van Spelden na te zijn aangesproken door Naaktgeboren niet heeft getracht om het octrooi heen te werken.

Weliswaar is het Naaktgeboren geweest die Van Spelden ten onrechte aan een nietig octrooi heeft gehouden en daaruit kan in beginsel niet zonder meer een schadebeperkingsplicht worden afgeleid, bestaande uit het om een achteraf bezien nietig octrooi heenwerken, indien een dergelijke octrooihouder derden ten onrechte aan een pretens monopolierecht houdt.

Maar in een geval als het onderhavige, kan ruimte zijn voor een uitzondering.

Immers, de (ook aan Van Spelden bekende) integrale concurrentie op de relevante markt (waaronder de voormalige werkgever van de heer Van Spelden, marktleider Lagram) produceerde in die tijd droge stoffen wagens door eenvoudigweg een andere pomp toe te passen en/of een filter weg te laten. Dan ontstaat geen octrooiprobleem, zo staat ten processe als onvoldoende steekhoudend weersproken vast, waarin wordt uiteen gezet dat en waarom de door de concurrentie toegepaste pomp niet onder de beschermingsomvang van het octrooi valt.

Onvoldoende weersproken is met name ook dat de heer Van Spelden heeft erkend dat hij wist dat het technisch mogelijk was een andere pomp te monteren – bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het opheffings kort geding in Rotterdam. Dat Van Spelden niettemin stelt te menen dat zulks ook onder het octrooi zou vallen, is in het licht van de stellingen van Naaktgeboren onvoldoende gesubstantieerd en middels een deskunidgenrapport gemotiveerd weerlegd.

Zodoende moet het er voor gehouden worden dat Van Spelden wist dat het mogelijk was en binnen haar bereik lag om zonder onaanvaardbare inspanningen droge stoffen wagens te assembleren die vrij zouden lopen van het octrooi, zonder dat dat afbreuk zou doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de wagens.  Deze mogelijkheid heeft zij niet benut.

De hiervoor overwogen omstandigheden voeren de rechtbank tot de conclusie dat Van Spelden niet zodanig geïnteresseerd was in de markt voor droge stoffen wagens, dat het reëel is te veronderstellen dat zij een substantieel deel van deze markt, bijvoorbeeld 1 of 2 wagens per jaar, zou zijn gaan bedienen.  De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW aan de zijde van Van Spelden.  Volgens de rechtbank heeft Van Spelden nagelaten om het octrooi heen te werken teneinde droge stoffen wagens op de markt te kunnen brengen. Dat heeft Van Spelden als gezegd om haar moverende redenen nagelaten, welk nalaten gelet op art. 6:101 BW niet onbeperkt voor rekening van Naaktgeboren behoort te komen. 

De rechtbank oordeelt dat het evenwel te ver gaat om uit te gaan van 100% eigen schuld. Het is de rechtbank niet duidelijk of derden om het octrooi heen zijn gaan werken na te zijn aangesproken op (dreigende) octrooi-inbreuk door Naaktgeboren. De situatie is anders wanneer executie van een kort geding uitspraak boven je hoofd hangt. 

Daarnaast rekent de rechtbank Van Spelden toe dat zij te lang heeft gewacht met het aanbrengen van een nietigheidsactie. Zij is daartoe eerst overgegaan drie jaar na het kort geding vonnis en zelfs bijna twee jaar na het arrest in kort geding dat jegens haar ten uitvoer is gelegd door Naaktgeboren. Het ten tijde van het appel in kort geding nog niet aanhangig hebben gemaakt van een nietigheidsprocedure is blijkens het arrest van het Hof in kort geding immers een belangrijke reden geweest om in die zaak uit te gaan van de geldigheid van het octrooi. 

Schattenderwijs begroot de rechtbank het totale gemiste debiet van Van Spelden op hooguit 4 wagens over de betreffende periode van bijna vier en een half jaar. Verdiscontering van vorenbedoelde twee eigen schuld componenten resulteert naar schatting van de rechtbank in een gemist debiet van ongeveer 2 wagens à raison van een gederfde winst die door de rechtbank wordt geschat op f 30.000,- per stuk. Met verdiscontering van de wettelijke rente begroot de rechtbank de voor vergoeding in aanmerking komende schade aldus op € 50.000,- ten tijde van de uitspraakdag. 

Andere door Van Spelden opgevoerde schadeposten zijn niet toewijsbaar, omdat deze niet kunnen worden toegerekend aan het schadetoebrengende feit. Voor de betreffende posten bestaat geen adequaat geoordeeld causaal verband bedoeld in art. 6:98 BW. De proceskosten worden gecompenseerd.

Lees het vonnis hier.

IEF 1918

Ten onrechte uitgevoerd

Rechtbank Roermond, 29 maart 2006, LJN: AW1476. Ondernemer tegen Webhoster.

Hoewel de samenvatting uitnodigt tot lezen (tussen een ondernemer en degene die haar websites host ontstaat een conflict. De webhoster blokkeert de toegang tot de websites en voorts blijkt een van de domeinnamen onterecht aan een derde te zijn overgedragen), blijkt de uitspraak wat minder spannend te zijn.

Over de, ten onrechte uitgevoerde, overdracht van een domeinnaam door de webhoster aan een derde, worden in de uitspraak geen uitgebreide feiten beschreven. Uit de uitspraak is af te leiden dat de webhoster een domeinnaam op zijn naam geregistreerd had staan en de hosting van de website die aan de betreffende domeinnaam was gekoppeld voor de ondernemer verzorgde. Op enig moment lijkt de webhoster de domeinnamen te hebben overdragen en stond deze niet (meer) ter beschikking tot de ondernemer. De domeinnaam moest worden teruggekocht van de derde, waardoor de ondernemer schade lijdt. De webhoster is daardoor toerekenbaar tekort geschoten volgens de Rechtbank.

“Tussen partijen staat vast dat er tussen hen overeengekomen is dat gedaagde per 7 november 2002 een handeling zou verrichten met betrekking tot www.spray-vitamins-health.com. Kennelijk bestaat er discussie over de uitleg van het begrip ‘verhuizen’ in dit verband. De rechtbank acht deze vraag minder relevant, nu in beide gevallen vast staat dat het domein feitelijk op naam van gedaagde is komen te staan.

De rechtbank is van oordeel dat uit de geschetste omstandigheden volgt dat gedaagde zijn verplichting uit hoofde van de webhostingsovereenkomst op dit punt onvoldoende is nagekomen. Wat er verder ook moge zijn van de oorzaak volgt uit de overgelegde stukken dat het domein niet langer in ‘bezit’ was van gedaagde maar teruggekocht moest worden.

Hiermee is een toerekenbaar tekortschieten van gedaagde op dit punt gegeven, tenzij de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot deze domeinnaam niet meer bestond en de rechtsverhouding tussen eiseres en gedaagde in dit verband met zich zou hebben gebracht dat ook bij beëindiging van de overeenkomst de rechten op de domeinnaam bij gedaagde zouden verblijven. Dit is door gedaagde niet gesteld of gebleken uit de stukken. Het is evenmin aannemelijk, nu de domeinnaam direct verband hield met commerciële activiteiten van eiseres en voor haar dus waarde vertegenwoordigde.”

De webhoster heeft zich m.b.t. de blokkering ten onrechte op opschortingsrechten beroepen: er was geen opeisbare vordering van de webhoster jegens de ondernemer.

Het vonnis bevat nogal wat overwegingen waaruit blijkt dat de eiser en gedaagde te weinig gesteld of onderbouwd hebben, een onjuiste rechtsgrond aanvoeren, of zelfs stellingen naar voren brengen die elkaar tegenspreken. Een aardige passsage:

“De rechtbank signaleert daarnaast dat de stellingen van gedaagde in dit verband niet concludent zijn. Enerzijds biedt gedaagde aan te bewijzen dat de domeinnaam niet door hem zou zijn overgedragen terwijl anderzijds door hem wordt erkent dat de domeinnaam is overgedragen. Ook op dit punt acht de rechtbank het verweer van gedaagde onvoldoende.”

Lees het vonnis hier.

IEF 1917

Niet tot goedkeuring overgaan

Volledig ongecorrigeerd stenogram eerste kamer, niet voor citaten en niet voor correcties.  Aan deze tekst kan geen enkel recht ontleend worden:

BVIE: Eerste Kamer, plenaire vergadering, 11 april 2006. Aan de orde is de behandeling van: het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (30403).

Staatssecretaris Van Gennip: Concluderend: het eerste lid van artikel 1.7 geeft aan dat zodra er sprake is van een één-op-éénimplementatie, die door het Comité van Ministers wordt opgenomen. Het tweede lid geeft aan dat zodra een land de keus heeft, het parlement in zicht komt en er met de regering over kan spreken. Het instemmingsrecht gaat in op het moment van de Nederlandse inbreng in het Comité van Ministers, dus op het cruciale moment, waardoor het parlement nog de meeste invloed kan uitoefenen.

Het doel van het voorliggende Benelux-verdrag is overzichtelijke regelgeving, een efficiënter uitvoeringsapparaat en een betere en snellere manier van implementatie van Europese regelgeving en van goedgekeurde verdragen. Uw rol wordt versterkt aan het begin van het implementatietraject, maar ook aan het eind en wel door het instemmingsrecht, zoals het ook in de Schengen Uitvoeringsovereenkomst is geregeld.

Ik hoop hiermee recht te hebben gedaan aan de zorgen die u hebt geuit. Ik geef mijn collega graag de gelegenheid om de EZ implementatiewet toe te lichten.

Minister Brinkhorst: In aanvullling op wat de staatssecretaris inhoudelijk heeft gezegd over het Benelux-merkenverdrag ga ik graag in op de problematiek, geschetst door senator Franken. Het gaat inderdaad om de relatie tussen het Benelux-verdrag en het EZ implementatievoorstel.

De heer Franken (CDA): Voorzitter. Inhoudelijk gaat het hier om prima voorstellen; daarover zijn wij het allen eens. Alleen blijft de vereenvoudigde omzettingsprocedure een probleem. Daar zit een flinke angel. De argumenten van de Kamer zijn nog steeds dat de Staten-Generaal haar controle op het Belelux-merkenverdrag ingeperkt zal zien door verlies van keuzeruimte bij gevallen van minimumharmonisatie -- de Raad van State noemt dat ook een nadeel -- en dat de omzetting van EG-richtlijnen niet meer op de reguliere wijze plaatsvindt, omdat een aanpassing niet meer aan nationale parlementen hoeft te worden voorgelegd, terwijl Nederland wel via het communautaire recht verantwoordelijk is voor correcte en tijdige omzetting. Daaraan komt Nederland echter niet meer te pas omdat het Comité van Ministers dit doet.

(…) Men zou kunnen zeggen dat er dan een volkenrechtelijk voorbehoud zou moeten worden gemaakt ten aanzien van de goedkeuring van dit verdrag. In ieder geval kan de Kamer op dit moment, waarbij deze onduidelijkheid nog bestaat, niet tot goedkeuring overgaan.

(…) Staatssecretaris Van Gennip: Ik hoor u. Voor mij komt het er op neer dat wij te maken hebben met lange implementatietermijnen. Daarvoor wil ik een oplossing bieden. Dat was ook de inzet van mijn ambtsvoorgangers. Wij zijn al bijna tien jaar bezig met dit verdrag. In België en Luxemburg is het overigens als goedgekeurd. Die zijn voor eind april klaar. De Kamer zal van mij een brief ontvangen waarin ik de instemmingsprocedure nogmaals duidelijk zal maken. Ik hoop dat wij de discussie daarna kunnen hervatten.

De voorzitter: Ik stel vast dat de minister geen behoefte heeft aan het geven van een nadere reactie. Ik constateer dat wij niet tot besluitvorming over het voorstel kunnen overgaan in afwachting van de gevraagde brief. Ik stel voor de beraadslaging te schorsen tot een nader te bepalen datum.

Lees het volledige ongecorrigeerde stenogram hier of hier.

IEF 1915

Schapen

O.a. het NHD komt met een aardige casus reclamerecht: Gemeente Skarsterlân verbiedt de reclame van Hotels.nl op twaalf schapen in een weiland langs de snelweg bij Joure. ‘Mijn complimenten voor de mensen die dit verzonnen hebben’, zegt burgermeester Kuiper. ‘Het is heel creatief en wij zijn er absoluut niet chagrijnig over, maar ons beleid is al jaren dat we geen reclame langs de snelwegen willen. Straks komt het ook op koeien en paarden.’ Lees hier meer.

IEF 1914

Misbruikt (2)

Het AD bericht dat “Voetballer Salomon Kalou het zelf dinsdag liet afweten bij zijn zoveelste gang naar de rechter. Dit keer was de inzet het verbieden van het reclamefilmpje van Centraal Beheer Achmea, waarin hij tegen zijn wil voorkomt als speler van het Duitse elftal.

"Hij is alle publiciteit rond zijn persoon meer dan beu" verklaarde zijn raadsman, mr. R.Schutte in het kort geding voor de Haagse rechtbank. Volgens Schutte is schadevergoeding van later zorg: die komt aan bod in een andere procedure. Nu ging het er Kalou om verdere uitzending te laten verbieden, omdat dit een grove schending van zijn portretrecht zou zijn. Bovendien zou verdere verspreiding op internet moeten worden tegengegaan.”

Mr. H. Boukema van Achmea stelde dat de commercial past in een lange rij grappige commercials, dat verbieden in strijd zou zijn met de vrijheid van meningsuiting en dat het "Bovendien een bijdrage is aan het publiek debat over wat de gevolgen van het vreemdelingenbeleid kunnen zijn." Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 1913

Klikkende

"Een 38-jarige hoofdagent van het korps Kennemerland is, naar nu blijkt, in februari ontslagen na een tip over het illegaal kopiëren van cd's door een collega. De man lichtte de stichting Brein, de Bescherming Rechten Entertainment Industrie Nederland, in over de activiteiten van een collega die tegen betaling kopieerde.

De aangifte bij de copyrightbeschermer zorgde voor grote commotie binnen het korps. Niet de illegaal downloadende agent, maar de klikkende hoofdagent is uiteindelijk ontslagen wegens laster." Lees hier meer (via geenstijl.nl).

IEF 1912

Esthetisch bepaald

Rechtbank Zutphen, 11 april 2004, LJN: AW0898. Holtkamper B.V. tegen Gerjak B.V.

Vonnis in de hier al even voorbesproken caravantenttrailerzaak. De Rechtbank Zutphen komt met esthetische variant van het begrip ‘technisch bepaald’: iets kan uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs uit iets anders voortvloeien.

Een tenttrailer is een aanhanger met een uitvouwbare tent. De vormgeving van diverse tenttrailers van Holtkamper bestaat sinds 1982 uit een per model verschillend patroon van driehoekige vlakken, gevormd door tentramen, raamluifel en/of vlakken tentdoek.

Gedaagde Gerjak heeft in haar assortiment onder meer tenttrailers. Najaar 2005 brengt Gerjak een nieuwe uitvoering van haar tenttrailer model Tago Settler op de markt. De tent van deze tenttrailer bestaat uit patronen met driehoekige vlakken.


Door Holtkamper c.s. is echter niet weersproken, dat een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van tenttrailers reeds ruim vóór 1982 is toegepast in door andere fabrikanten vervaardigde tenttrailers. Dit brengt met zich dat - zo er voor tenttrailers al een auteursrecht zou rusten op de driehoeksconstructie - dit auteursrecht niet toekomt aan eiser 1, de directeur van Holtkamper, hetgeen door Holtkamper c.s. ook niet is gesteld.

Uit de keus voor een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van een tenttrailer vloeien driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voort. Hieruit volgt, dat om voor driehoekige elementen en patronen ten behoeve van tenttrailers auteursrechten te doen ontstaan, vereist is dat de combinaties daarvan een oorspronkelijk werk opleveren en daarmee aan de betreffende tenttrailers een eigen en persoonlijk karakter geven.

Indien en voor zover in rechte al mocht komen vast te staan, dat aan de door Holtkamper B.V. gebruikte combinaties van driehoekige elementen en patronen ten behoeve van haar tenttrailers auteursrechten toekomen aan eiser 1, hetgeen door Gerjak gemotiveerd is bestreden, kan dit Holtkamper c.s. niet baten.

Immers, zoals hiervoor overwogen, is iedere individuele tenttrailer van Holtkamper B.V. door de toegepaste andere combinaties en andere kleurstellingen in zijn totaliteit afwijkend van de Tago Settler tenttrailer. Deze stelling van Holtkamper c.s. moet daarom worden verworpen.

Ook van slaafse nabootsing is geen sprake. Vast staat dat Gerjak met de keus voor het toepassen van een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van de Tago Settler tenttrailer heeft voortgebouwd op ook door andere fabrikanten dan Holtkamper B.V. eerder gebezigde constructies, alsmede dat uit de keus voor die constructie combinaties van driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voortvloeien.

Lees het vonnis hier.
IEF 1912

Esthetisch bepaald

Rechtbank Zutphen, 11 april 2004, LJN: AW0898. Holtkamper B.V. tegen Gerjak B.V.

Vonnis in de hier al even voorbesproken caravantenttrailerzaak. De Rechtbank Zutphen komt met esthetische variant van het begrip ‘technisch bepaald’: iets kan uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs uit iets anders voortvloeien.

Een tenttrailer is een aanhanger met een uitvouwbare tent. De vormgeving van diverse tenttrailers van Holtkamper bestaat sinds 1982 uit een per model verschillend patroon van driehoekige vlakken, gevormd door tentramen, raamluifel en/of vlakken tentdoek.

Gedaagde Gerjak heeft in haar assortiment onder meer tenttrailers. Najaar 2005 brengt Gerjak een nieuwe uitvoering van haar tenttrailer model Tago Settler op de markt. De tent van deze tenttrailer bestaat uit patronen met driehoekige vlakken.


Door Holtkamper c.s. is echter niet weersproken, dat een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van tenttrailers reeds ruim vóór 1982 is toegepast in door andere fabrikanten vervaardigde tenttrailers. Dit brengt met zich dat - zo er voor tenttrailers al een auteursrecht zou rusten op de driehoeksconstructie - dit auteursrecht niet toekomt aan eiser 1, de directeur van Holtkamper, hetgeen door Holtkamper c.s. ook niet is gesteld.

Uit de keus voor een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van een tenttrailer vloeien driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voort. Hieruit volgt, dat om voor driehoekige elementen en patronen ten behoeve van tenttrailers auteursrechten te doen ontstaan, vereist is dat de combinaties daarvan een oorspronkelijk werk opleveren en daarmee aan de betreffende tenttrailers een eigen en persoonlijk karakter geven.

Indien en voor zover in rechte al mocht komen vast te staan, dat aan de door Holtkamper B.V. gebruikte combinaties van driehoekige elementen en patronen ten behoeve van haar tenttrailers auteursrechten toekomen aan eiser 1, hetgeen door Gerjak gemotiveerd is bestreden, kan dit Holtkamper c.s. niet baten.

Immers, zoals hiervoor overwogen, is iedere individuele tenttrailer van Holtkamper B.V. door de toegepaste andere combinaties en andere kleurstellingen in zijn totaliteit afwijkend van de Tago Settler tenttrailer. Deze stelling van Holtkamper c.s. moet daarom worden verworpen.

Ook van slaafse nabootsing is geen sprake. Vast staat dat Gerjak met de keus voor het toepassen van een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van de Tago Settler tenttrailer heeft voortgebouwd op ook door andere fabrikanten dan Holtkamper B.V. eerder gebezigde constructies, alsmede dat uit de keus voor die constructie combinaties van driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voortvloeien.

Lees het vonnis hier.
IEF 1911

Sinds zondag

O.a. nu.nl bericht dat Playboy naar de rechter stapt als uitgelekte naaktfoto's van Bridget Maasland niet van internet worden verwijderd. Sinds zondag staan de de foto's uit de reportage die vanaf 20 april in de winkel ligt op diverse sites.'We sturen we brieven naar de betreffende websites waarin we sommeren de foto te verwijderen. Wanneer dat niet gebeurt, zijn we gedwongen om juridische stappen te ondernemen', zegt een woordvoerder van Playboy dinsdag." Lees hier meer.

IEF 1910

Geneeskrachtig

Rechtbank Rotterdam, 10 april 2006, LJN: AW0483. Belanghebbende tegen de Minister van VWS.

Samenvatting rechtspraak.nl: Warenwetboete wegens aanprijzing waren als geneeskrachtig. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiser zijn best heeft gedaan om de medische claims te verwijderen. Het is echter de verantwoordelijkheid van degene die deze producten wil aanprijzen om zich goed te informeren.

Eiser had de tekst op zijn website bijvoorbeeld voor kunnen leggen aan de KOAG/KAG. Nu eiser dit heeft nagelaten heeft hij, nu hij immers niet deskundig is op dit gebied, het risico genomen dat er toch nog medische claims op de website aanwezig waren. Lees de uitspraak hier.