IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 1058

Randvoorwaarden

Beleidsbrief Cultuur en Economie 'Ons Creatieve Vermogen.'  Persbericht EZ: De creatieve industrie krijgt de komende jaren een flinke impuls. Met gerichte financieringen, minder belemmeringen en goede randvoorwaarden wil het kabinet deze sector een toonaangevende rol in de economie laten spelen. Dit staat in 'Ons Creatieve Vermogen'., waarmee de ministerraad op voorstel van minister Brinkhorst en staatssecretaris Van Gennip van EZ en staatssecretaris Van der Laan van OC&W heeft ingestemd. Voor het programma wordt ruim 15 miljoen euro uitgetrokken. Uit de beleidsbrief:
 
"3. De randvoorwaarden rondom intellectueel eigendom verbeteren

Intellectueel eigendom, en met name het auteursrecht, speelt een sleutelrol in de creatieve industrie. Het auteursrecht beschermt creatieve prestaties, die daardoor economisch geëxploiteerd kunnen worden. Het auteursrecht stelt de rechthebbende in de gelegenheid een vergoeding te bedingen van de gebruiker van bepaalde creatieve prestaties. Dit kan ten goede komen aan de initiële maker, hier aangeduid als auteur, maar ook aan andere partijen zoals een uitgever, sales agent, producent of distributeur. De toegevoegde waarde van het auteursrecht en van aanverwante rechten vertegenwoordigt een percentage van 5,5% van het BNP.13 De betekenis van het auteursrecht voor de economie is dan ook aanzienlijk.

Bij de regelgeving rond auteursrechtvergoedingen zijn belangen van verschillende partijen betrokken: auteurs, distributeurs, exploitanten, bibliotheken, onderwijs, onderzoeksinstellingen, pers en uiteraard consumenten. In de Auteurswet worden enerzijds de belangen van rechthebbenden gediend en anderzijds de belangen van de gebruikers van de beschermde prestaties. Het gaat om de balans tussen de omvang van dat recht, het bevorderen van innovatie en de verspreiding van de door het auteursrecht beschermde werken. Digitalisering die leidt tot de convergentie van media, telecommunicatie en ICT, en tot nieuwe verspreidingsmogelijkheden, stelt de uitoefening van het auteursrecht op dit moment voor nieuwe uitdagingen. In verschillende onderzoeken is geconcludeerd dat het auteursrecht als zodanig innovatie niet in de weg staat, maar wel de manier waarop er uitvoering aan wordt gegeven.14

Ten aanzien van een aantal vraagstukken ligt er een rol voor de overheid:

• Een alternatief systeem van licenties: Creative Commons
• De positie van de auteur binnen het auteurscontractenrecht versterken
• Voorlichting en advies
De acties ten aanzien van deze vraagstukken worden hierna verder toegelicht.

Een alternatief systeem van licenties: Creative Commons 

Wat willen we bereiken? 

Auteurs dienen te kunnen beschikken over een systeem van licenties, binnen het auteursrecht, waarbij rechthebbenden op eenvoudige en transparantie wijze aangeven onder welke voorwaarden en tot op welke hoogte hun werk door anderen mag worden (her-)gebruikt. 

Wat gaan we doen? 

Creative commons Nederland heeft een plan voor de jaren 2005-2007 opgesteld. De voorgenomen activiteiten van Creative Commons Nederland moeten resulteren in grotere bekendheid van Creative Commons en meer gebruik van de licenties. Het effect:
• de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen, analoog met de open sourcegedachte
• meer economisch, sociaal en cultureel nut van intellectueel eigendom door een intensiever gebruik ervan,
• doordat er geen toestemming hoeft te worden gevraagd voor het verveelvoudigen en openbaar maken van een werk met een Creative Commons-licentie, kunnen anderen vrijer omspringen met dat werk als creatieve inspiratiebron en als grondstof, bijvoorbeeld in multimedia-producties. Van 2005 tot en met 2007 zal Creative Commons Nederland financieel worden ondersteund.

(Creative Commons Nederland Creative Commons is een in de Verenigde Staten ontwikkeld auteursrechtelijk licentiesysteem. In navolging van dit Amerikaanse initiatief heeft DISC15 modellen voor licenties ontwikkeld, specifiek voor Nederland, die het gratis aanbiedt. Daarmee zijn verschillende unieke en alternatieve auteursrechtelijk licentiemodellen ontstaan, die met name hun waarde bewijzen doordat ze zijn toegesneden op nieuwe digitale distributievormen. Maar ze kunnen ook op niet-digitale werken worden toegepast. Een Creative Commons-licentie geeft een ruime licentie om het beschermde werk te gebruiken zonder dat voorafgaand toestemming aan de rechthebbende moet worden gevraagd, maar nog steeds onder bepaalde voorwaarden. Rechthebbende staat bijvoorbeeld alleen niet-commercieel gebruik toe, of eist vermelding van de naam van de oor-spronkelijke auteur. Daarnaast is er ook een zogenaamde Verklaring Publiek Domein ontwikkeld, waarmee afstand wordt gedaan van het auteursrecht. De hoofddoelen van Creative Commons Nederland, de opvolger van DISC, zijn (1) voorlichting over en ondersteuning bij het gebruik van Creative Commons-licenties, (2) onderzoek naar toepassingen en belemmeringen voor het gebruik van licenties in specifieke sectoren en (3) versterking van internationale samenwerking en aansluiting bij het iCommons-netwerk. Creative Commons Nederland is professioneel georganiseerd en kan vanuit die positie een voorbeeldrol vervullen, vooral binnen Europa. Zie: www.creativecommons.nl )

De positie van de auteur binnen het auteurscontractenrecht versterken 

Wat willen we bereiken? 

Een betere onderhandelingspositie van auteurs ten opzichte van distributeurs. Deze positie is momenteel relatief zwak, zeker bij het aangaan van contracten en aan het begin van een loopbaan en wanneer de distributeur een structureel sterkere partij is, bijvoorbeeld een mediaconglomeraat.16 Er wordt veel meer creativiteit aangeboden dan dat er kapitaal beschikbaar is om deze creativiteit te exploiteren. Deze scheve verhouding plaatst distributeurs en uitgevers in het voordeel. Contracten zijn lang niet altijd in het voordeel van de eigenlijke leveranciers van creatieve arbeid, vooral niet op de langere termijn. Een aanzienlijk deel van de opbrengsten uit de exploitatie van creativiteit komt niet terecht bij de initiële maker, maar bij zijn distributeur. De Nederlandse wetgeving op het gebied van auteursrecht en naburige rechten besteedt nauwelijks aandacht aan de contractuele relatie tussen auteurs en artiesten enerzijds en exploitanten anderzijds.17 

Wat gaan we doen? 

Het kabinet streeft ernaar de positie van auteurs te versterken. Het ministerie van Justitie discussieert hierover met diverse betrokkenen, samen met vertegenwoordigers van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken. De Commissie Auteursrecht is om advies gevraagd. In het najaar wordt op grond van de uitkomst van deze discussie en het advies van de Commissie bezien of deze zullen leiden tot (en zo nodig omgezet in) een concreet wetsvoorstel.18 

Voorlichting en advies 

Wat willen we bereiken? 

Ondernemers dienen beter op de hoogte te zijn van de mogelijkheden die intellectuele eigendomsrechten bieden voor de bescherming van creatieve vindingen. 

Wat gaan we doen? 

Het kabinet zal ondernemers in de creatieve industrie heldere informatie en adviezen over bescherming en exploitatie van intellectuele eigendomsrechten verschaffen. Syntens, een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische Zaken, besteedt vanaf 2006 aandacht aan creatieve ondernemers. Syntens' bestaande juridische starterskit zal worden aangevuld in samenwerking met een groot aantal partijen, waaronder Creative Commons Nederland, het Octrooicentrum Nederland en Kunstenaars en CO. De starterskit zal zowel elektronisch als gedrukt beschikbaar worden gesteld. 

13 De economische betekenis van het auteursrecht in 1998. Rapportage 2000, onderzoek uitgevoerd door SEO in opdracht van de Stichting Auteursrechtbelangen (2000). Zie ook het rapport The Contribution of Copyright and Related Rights to the European Economy – Based on Data from the Year 2000, 20 oktober 2003, verzorgd door het Business Research and Development Centre van de Finse Turku School of Economics and Business Administration in opdracht van de Europese Commissie (p. 79, tabel 37).
14 Auteursrecht, economische lust of last onderzoek uitgevoerd door SEO/Dialogic (2003) in opdracht van EZ. Cultuur politiek, auteursrecht en digitalisering, onderzoek uitgevoerd door TNO STB (2003) in opdracht van OCW. 
15 DISC staat voor Domein voor Innovatieve Software en Content, een project van Stichting Nederland Kennisland en Waag Society. Met subsidie van het ministerie van OCW hebben zij aandacht besteed aan de verspreiding van innovatieve open source software ten bate van kleinschalige maatschappelijke organisaties. Daarnaast hebben zij de auteursrechtenlicenties van Creative Commons in samenwerking met het Instituut voor Informatierecht naar de Nederlandse situatie vertaald.
16 TNO*ICT: Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie.
17 Auteurscontractenrecht: naar een wettelijke regeling?, onderzoek in opdracht van het WODC (ministerie van Justitie), Instituut voor Informatierecht, Amsterdam, augustus 2004. 18 Op de website www.justitie.nl (doorklikken naar “Thema’s”, “Wetgeving” en “Dossiers”) wordt bericht over de voortgang van dit project."

Lees persbericht hier, beleidsbrief hier.

IEF 1057

Gereedschap van conglomeraten

"Een wereld zonder auteursrecht is goed mogelijk". Het zijn dit keer Marieke van Schijndel en Joost Smiers die in een artikel in de International Herald Tribune nog maar een knuppel in het (auteursrecht-)hoenderhok gooien.

"Auteursrecht is heden ten dage het gereedschap van conglomeraten op het terrein van muziek, boeken en films om de markt te beheersen. Zij kunnen bepalen of het beeld-, tekst- en muziekmateriaal dat zij in handen hebben door anderen gebruikt mag worden. En als dat mag, onder welke voorwaarden en tegen welke prijs."

"Tot nu toe heeft niemand er zich aan gewaagd om een alternatief voor het auteursrecht te zoeken dat bestendig is voor de 21e eeuw, dat garandeert dat het publieke domein van kennis en creativiteit gerespecteerd wordt, dat veel kunstenaars een billijk inkomen in het vooruitzicht stelt.

Het gaat om een alternatief dat erkent dat door internet de wereld er echt anders uitziet dan in de 19e eeuw, toen het auteursrecht zijn beslag kreeg en de bizarre gedachte post vatte dat de kunstenaar een genie is die alles wat hij of zij creëert zelf verzint, bijna in naam van God, en die daarom zijn of haar creatie in eigendom mag hebben. tot nu toe heeft niemand er zich aan gewaagd om een alternatief voor het auteursrecht te zoeken dat bestendig is voor de 21e eeuw, dat garandeert dat het publieke domein van kennis en creativiteit gerespecteerd wordt, dat veel kunstenaars een billijk inkomen in het vooruitzicht stelt."

Van Schijndel en Smiers dragen wel een oplossing aan, die overigens afwijkt van de stelling in de titel, namelijk het auteursrecht te beperken tot 1 jaar (na de totstandkoming van het werk).

Lees hier een beknopte Nederlandsde versie van het artikel en hier een reactie op het artikel.

IEF 1056

Voorshands niet onder het bereik

Vers op rechtspraak.nl: Rechtbank Arnhem, 14 oktober 2005, LJN: AU4312,131513. Kort geding Astrazeneca, Merck Sharp & Dohme, Pfizer en Altana Pharma tegen Menzis.

De zaak betreft een geschil tussen een aantal farmaceutische fabrikanten en zorgverzekeraar Menzis over het voorstel van de verzekeraar in de Module ‘Rationeel voorschrijven’ om artsen die relatief goedkope cholesterolverlagende en maagzuurremmende medicijnen in plaats van duurdere voor te schrijven, een premie in het vooruitzicht te stellen.

Volgens de voorzieningenrechter maakt de verzekeraar daarmee reclame voor zichzelf als zorgverzekeraar, door zich te profileren als een kostenbesparende verzekeraar, dan wel als een verzekeraar die nadenkt over de herverdeling van de beperkt beschikbare middelen. Deze reclame is niet van belang voor dit kort geding. Het optreden van de zorgverzekeraar kan tot gevolg hebben dat de relatief goedkope geneesmiddelen beter verkocht gaan worden ten nadele van de omzet in spécialité’s. In zoverre kan zijn optreden het effect van reclame voor deze generieke geneesmiddelen hebben.

De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Menzis c.s. als zorgverzekeraar niet onder het bereik van het Reclamebesluit valt. Het voorgaande laat onverlet dat Menzis c.s. desbewust een situatie kan creëren waarin het voorschrijven van geneesmiddelen op een ontoelaatbare wijze wordt gepropageerd en waardoor derden schade lijden.
Menzis c.s. mag geen reclame maken voor geneesmiddelen omdat zij de artsenijbereidkunst niet mag uitoefenen, stelt AstraZeneca c.s. terecht. Voorshands is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat deze regel in het kader van dit geschil niet aan de orde is, omdat, zoals hiervoor is overwogen, Menzis c.s. niet op grond van de inhoud reclame maakt – de reclame die het professionele voorschrijfbeleid van de arts raakt –, maar een reclame maakt voor haar eigen beleid die een commercieel effect heeft bij de uiteindelijke keuze van de arts.

Als Menzis c.s. de reclame al mag maken, dan is deze volgens AstraZeneca c.s. ongeoorloofd omdat het niet toegestaan is de arts te beïnvloeden in zijn voorschrijfbeleid. Van die beïnvloeding naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake is. Menzis c.s. handelt volgens AstraZeneca c.s. in strijd met het verbod reclame te maken voor receptgeneesmiddelen. Het verbod bestaat omdat beïnvloeding van de arts in zijn voorschrijfbeleid ontoelaatbaar is. Ook dit betoog strandt op hetgeen hiervoor is overwogen.

De farmaceutische fabrikanten stellen dat de zorgverzekeraar zich door de premies toe te zeggen in een streng gereguleerde markt wringt. Deze strenge regulering van de markt betreft vooral de reclame en de kostenbeheersing. De strenge regulering van de markt dient een aantal doeleinden. Dat zijn vooral: - de vrijheid van de arts om aan de hand van zijn professionele normen medicijnen voor te schrijven, - de normen waaraan reclame voor geneesmiddelen ten aanzien van inhoud en verspreiding in het belang van de volksgezondheid en – in dat kader – een goede publieksvoorlichting moet voldoen, - de beheersing van de kosten in de gezondheidszorg, - de kwaliteit van de gezondheidszorg. Op deze markt spelen de fabrikanten van geneesmiddelen een belangrijke rol. Zij hebben als fabrikanten commerciële belangen.

Niet één van de hier bedoelde regels biedt een bijzondere bescherming voor die commerciële belangen. Waar de fabrikanten stellen dat zij door het optreden van de zorgverzekeraar in deze belangen worden geschaad, zouden al hun stellingen dus kunnen stranden op het oordeel dat zij zich beroepen op overtreding van normen die niet strekken tot bescherming van de commerciële belangen waarin zij stellen te worden geschaad. De stellingen van partijen dwingen tot een nader onderzoek, waarbij aan de orde is de vraag of de zorgverzekeraar hetzij door overtreding van enige wettelijke regel, hetzij door gebruik te maken van de ruimte die de wet hem laat, onrechtmatig nadeel toebrengt aan de fabrikanten. Daarvan is volgens de kort gedingrechter geen sprake.

De belangrijkste redenen voor die conclusie zijn: - het gegeven dat de zorgverzekeraar het voorschrijven van de goedkopere middelen weliswaar propageert, maar dat doet voor de situatie waarin de arts reeds op grond van zijn professionele normen een keuze heeft gemaakt die het voorschrijven van deze middelen mogelijk maakt, - het feit dat de bijzondere regelingen geen verboden opleggen aan de zorgverzekeraars, - het feit dat, het voorgaande in aanmerking genomen, er geen normen zijn die zich verzetten tegen een optreden van de zorgverzekeraar als verzekeraar (dus, deels, als financier van de afnemers binnen de gezondheidszorg) waardoor de omzet van eiseressen wordt verkleind, met andere woorden: - het feit dat de regelingen in de gezondheidszorg commerciële belangen ongemoeid laten.

Lees vonnis hier.
IEF 1055

Vrijdagmiddagberichten

- Verplicht, subsidiair vermakelijk leesvoer voor IE-rechters en advocaten die de overstap willen maken: Open brief aan de opvolger van Mr. Justice Laddie bij het Britse Patents Court, de voormalige advocaat David Kitchin QC. "One legal newspaper, in the context of an article about Hugh Laddie, has described this letter as "particularly bitter".... a description I do not recognise. The letter is intended to be constructive and positive, and written in a light tone." Lees de brief hier.

- The Yomiuri Shimbun newspaper was awarded compensation from a small Internet firm that uses its news headlines as links. On clicking a headline, a web user is forwarded to the Japanese site of search giant Yahoo!, which provides the article. Presiding Judge Tomokatsu Tsukahara said that headlines were still in a legal gray area as they are not mentioned under Japan's Copyright Law. He did not order Digital Alliance to pull the Yomiuri headlines off its website. Lees hier meer.

- Uit de refererlijst: "Because of herbezinning stayed away" Interessant resultaat van een door een buitenlandse lezer via Babelfish vertaald bericht op IEForum.nl. Lees de vertaling hier.

- Verwarringsgevaar, inhoudende gevaar van associatie. Naar aanleiding van een artikel in het advocatenblad van oktober: wat zal de perceptie zijn van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument?

Stephen Jakobi                      Charles Gielen

IEF 1053

Lekker kort verslag

Kamerstuk 30 222 (R 1797), nr. 6. Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Verslag, vastgesteld 6 oktober 2005.

"De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij steunen de regering in haar voorstel tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 teneinde de positie van de houder van een intellectueel eigendomsrecht te versterken en de procedures duidelijker en eenvormiger te maken. In hoeverre verschilt de voorgestelde rechtsbescherming van een octrooihouder bij inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van soortgelijke rechtsbescherming in de verschillende bij het EOV aangesloten landen die niet lid zijn van de Europese Unie?"

De voorzitter van de commissie, Hofstra
De griffier van de commissie, Tielens-Tripels

IEF 1052

Gratis muziek bij je biertje

De kosten voor het duurdere biertje-in-het-nieuwe-glas (zie hier) hoeven cafe-eigenaren in ieder geval niet door te berekenen aan de klanten. Nu.nl bericht enkele duizenden horecaondernemers tot 1000 euro kunnen besparen op hun kosten voor muziek. Dat meldde brancheorganisatie Koninklijk Horeca Nederland (KHN) vrijdag. Vanaf eind november kunnen leden van KHN 5000 rechtenvrije muzieknummers gratis downloaden van de website HospitalityMusic.nl. Lees hier iets meer.

IEF 1051

Drie mededelingen van de Stichting CGR

Op 27 oktober aanstaande organiseert de Vereniging Farmacie en Recht in Amsterdam een rondetafelconferentie met als thema vergelijkende geneesmiddelenreclame. De titel van deze middagconferentie is ‘Aantoonbaar juist? De rondetafelconferentie is vrij toegankelijk voor belangstellenden.

In de jurisprudentie over vergelijkende geneesmiddelenreclame speelt bij de vraag of een vergelijkende claim ‘aantoonbaar juist’ is, het zogeheten ‘twee studies-criterium’ een beslissende rol. Een vergelijkende claim moet worden onderbouwd met twee vergelijkende studies, waaraan allerlei eisen worden gesteld. Het twee studies-criterium wordt vrij strikt toegepast, waardoor het speelveld voor vergelijkende geneesmiddelenreclame erg klein is. Dit wordt door meerdere partijen in toenemende mate als onwenselijk ervaren. Het plaatst Nederland bovendien in een uitzonderingspositie ten opzichte van andere landen in Europa.
Niet alleen bij vergelijkende reclame wordt een onderbouwing verlangd. De eigenschappen van geneesmiddelen worden in diverse stadia en vanuit diverse perspectieven door diverse disciplines beoordeeld, zoals in het kader van onderzoek, registratie en opneming in standaarden.

Tijdens de rondetafelconferentie zal de vraag wanneer een (geclaimde) eigenschap voldoende onderbouwd wordt geacht, vanuit al deze verschillende perspectieven worden benaderd. Het doel is te komen tot beantwoording van de vraag: is het twee studies-criterium ‘aantoonbaar juist’?

- Met ingang van 1 april 2005 is artikel 12 van de Gedragscode en de toelichting daarbij aangepast. De essentie van deze nieuwe regel is dat samenkomsten die bedrijven op grond van de Gedragscode niet mogen organiseren, ook niet anderszins door financiering (mede) mogelijk mogen worden gemaakt (laten organiseren, laten sposoren). Teneinde hierover elk misverstand uit de weg te gaan heeft het bestuur besloten artikel 12 van de Gedragscode te herformuleren. Inhoudelijk betekent dit geen wijziging ten opzichte ven de tekst die m.i.v. van 1 mei jl. gold.

- Op verzoek van de Landelijke Huisartsenvereniging  (LHV) heeft de Codecommissie van de CGR een standpunt geformuleerd over de toelaatbaarheid van bepaalde afspraken tussen zorgverzekeraars en huisartsen in medewerkersovereenkomsten. Het gaat dan met name om de koppeling van bepaald voorschrijfgedrag aan financiële prikkels. De Codecommissie concludeert dat door deze afspraken zowel de zorgverzekeraar als de artsen in strijd handelen met het Reclamebesluit Geneesmiddelen (RBG) en de artsen tevens in strijd handelen met de CGR Gedragscode (Advies A05.027).

Lees hier meer.

IEF 1050

De Huilende Professor

Bericht in het AD: “Bassie kan weer lachen. Tot gisteren hadden ’s lands beroemdste clown en diens acrobatische broer het aan de stok met Voorburger Fenno Werkman over 45 videobanden met de originele opnames van ’Bassie en Adriaan en de huilende professor’ (..) Bassie en Adriaan hebben de rechten in handen van alle opnames van het duo en wilden daarom ook deze banden hebben.” 
 
Filmverzamelaar Werkman zou de banden eind jaren tachtig van een kennis bij een videobedrijf in Hilversum hebben gekregen. Toen hij ze dit jaar op marktplaats.nl zette haalde hij zich de woede op de hals van Adriaan. “Hij belde me op vanuit Spanje en maakte me uit voor rotte vis. Nou, dan schiet ik in de contramine’’, aldus Werkman gisteren tegenover de voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank.” Tijdens het kort geding bleek dat Werkman de rechten van de tegenpartij ook helemaal niet betwistte, maar alleen gepikeerd was door de houding van Adriaan. Na overleg werd de zaak vervolgens geschikt. 1000 euro bewaarloon voor Werkmans, die de banden voor vrijdag dient terug te geven aan Bassie en Adriaan. Lees hier iets meer.
 
IEF 1049

Valbescherming misleidend

Voorzieningenrechter Rechtbank Dordrecht, 13 oktober 2005, LJN: AU4279, KG ZA 05-134. Latchways Plc en Eurosafe Solutions BV tegen Kedge Safety Systems BV (KSS) en Consolidated Nederland BV. Misleidende reclame.

Partijen liggen in de clinch of een verankeringsvoorziening voor valbeveiliging bij het werken op het dak van Kedge wel aan de Europese Norm EN 795 van juli 1996 voldoet. Partijen vervaardigen beiden een dergelijk product. Latchways vervaardigt het product Mansafe, dat door middel van schroeven moet worden aangebracht in de dakbeplating. KSS brengt de Kedge op de markt. Dit product wordt bevestigd op/aan de bitumineuze bedekking van het dak. KSS heeft de Kedge door een onafhankelijk instituut (Prüf- und Zertifizierungsstelle im BG-Prüfzert Zentrum für Sicherheitstechnik der Bau-Berufsgenossenschaft Rheinland und Wetsfalen ("ZS") laten testen of deze aan de EN 795 voldoet.

Op basis van van dit onderzoek verkondigt KSS in haar reclameuitingen onder meer "Productsterkte Kedge voldoet aan eisen gesteld in EN 795; getest op diverse daksystemen in praktijkomgeving en testopstellingen door ZS (Zentrum für Sicherheitstechnik, Duitsland), volgens EN 795; Thermische eigenschappen; Gebruikstemperatuur getest bij -20ºC tot +60ºC."

Latchways heeft de Kedge ook laten testen. Volgens deze testresultaten is de Kedge niet zo veilig als KSS doet geloven. Latchways vordert dat de voorzieningrechter KSS zal bevelen iedere overtreding van art. 18 Warenwet in het bijzonder wegens onveiligheid de verhandeling van de Kedge te staken en iedere misleidende mededeling over het product te staken. KSS mag van de voorzieningenrechter geen misleidende mededelingen meer doen over haar product Kedge.

De voorzieningenrechter volgt niet het betoog van Latchways dat de Kedge onveilig is in de zin van art. 18 Warenwet. "De norm van onveiligheid in art. 18, aanhef en onder c Warenwet is niet gerelateerd aan de vereisten van EN 795. Het enkele niet (volledig) voldoen aan de vereisten van EN 795 brengt nog niet met zich dat een product een bijzonder gevaar kan opleveren in de zin van art. 18 Warenwet." Ook al zou er sprake zijn dat het product niet aan alle vereisten van EN 795 zou voldoen, dan betekent dat niet dat het product een bijzonder gevaar oplevert voor de veiligheid als bedoelt in art. 18 Warenwet.

De mededelingen met de strekking dat het product Kedge ook onder praktijkomstandigheden en onder temperaturen van -20ºC tot +60ºC volgens EN 795 is getest acht de voorzieningenrechter misleidend. "Waar tussen partijen niet in geschil is dat, wil een verankeringsvoorziening commercieel verhandelbaar zijn, het relevante publiek verwacht dat deze volgens EN 795 is getest, is
-naar voorlopig oordeel- het openbaar doen van zodanige mededelingen over de Kedge, zonder de juistheid c.q. volledigheid ervan waar te maken, onrechtmatig jegens concurrenten op de markt voor verankeringsvoorzieningen, zoals Latchways en haar Nederlandse distributeurs, zoals Eurosafe." Lees vonnis

IEF 1048

Assens vangnet houdt het niet

Gerechtshof Leeuwarden, 12 oktober 2005, Schneider tegen Cordis. In een octrooigeschil tussen Schneider en Cordis, bedrijven die zich beide bezighouden met het ontwikkelen en op de markt brengen van stents (zeer veel verkochte medische hulpmiddelen voor dotterbehandelingen), werd op 8 juni 2005 door de rechtbank in Den Haag aan Cordis een verbod op octrooiinbreuk opgelegd. Cordis vreesde banenverlies en zelfs noodgedwongen sluiting van haar productiefaciliteiten in Roden als gevolg van de executie van het vonnis door Schneider, en klopte aan bij de voorzieningenrechter in Assen om te vragen om schorsing van de executie hangende de uitkomst van het hoger beroep.

De voorzieningenrechter in Assen oordeelde bij vonnis 23 juni 2005 dat weliswaar geen sprake was van kennelijke misslagen in het vonnis van de Haagse rechtbank, maar dat er toch reden was tot schorsing van de tenuitvoerlegging omdat de gedwongen beëinding door Cordis van de productie in Roden "ernstige en onomkeerbare sociaal-economische gevolgen zal (kunnen) hebben."

Het hof in Leeuwarden is het bepaald niet eens met de voorzieningenrechter in Assen. In zijn arrest van gisteren, 12 oktober, stelt het hof voorop dat geen inhoudelijke beoordeling van het geschil in de hoofdzaak kan plaatsvinden en dat - conform vaste rechtspraak - alleen bij misbruik van de bevoegdheid tot executie ruimte kan bestaan voor staking van de tenuitvoerlegging. Van dergelijk misbruik kan sprake zijn bij een klaarblijkelijke juridische of feitelijk misslag in het vonnis in de hoofdzaak, of indien op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten executie klaarblijkelijk een noodtoestand voor de geëxecuteerde zou doen ontstaan.

Het hof ziet geen klaarblijkelijke misslagen in het vonnis in de hoofdzaak van 8 juni en merkt op dat het niet de taak is van de rechter in een executiegeschil om te onderzoeken of er in het vonnis in de hoofdzaak al dan niet processuele misslagen voorkomen. Alleen bij zodanig vormverzuim dat niet meer gesproken kan worden van een "fair trial" in de zin van art. 6 EVRM zou dan ruimte kunnen bestaan voor een schorsing.

Het hof onderzoekt vervolgens of op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten, executie klaarblijkelijk een noodtoestand voor Cordis zou doen ontstaan. Het hof overweegt dat zij Cordis en Schneider bij het pleidooi in hoger beroep in overweging heeft gegeven om tot een licentie-overeenkomst te komen hangende het hoger beroep in de hoofdzaak, en dat zij daarvoor zelfs het wijzen van arrest met twee weken heeft opgeschort. Op die manier zou het dreigende (mogelijk zelfs algehele) banenverlies bij Cordis kunnen worden afgewend. Schneider had ook laten weten hier niet onwelwillend tegenover te staan. Partijen konden echter niet tot overeenstemming komen en hebben het hof aldus bericht, terwijl volgens het hof niet is gebleken dat de door Schneider aan een licentie verbonden voorwaarden dusdanig belastend waren dat Cordis daaraan redelijkerwijs niet kon of behoefde te voldoen. Onder die omstandigheden meent het hof dat de sluiting van de faciliteiten van Cordis niet zozeer een als gevolg van de executie ontstane noodtoestand is, maar dat "als causa efficiens daarvoor heeft te gelden de daartoe strekkende wilsbesluiten van (de directie) van Cordis."

Ten overvloede merkt het hof nog op dat het beschermen van belangen van derden, zoals werknemers van Cordis, niet behoort te geschieden door middel van het toelaten van inbreuk op het octrooirecht.

Lees hier het arrest van 12 oktober

Lees hier het bericht dat eerder verscheen op IEForum.nl over het vonnis van 23 juni.