IEF 22291
14 oktober 2024
Uitspraak

Puma en Calvin Klein tegen sokken en boxershorts die inbreuk maken op hun merkenrecht

 
IEF 22294
14 oktober 2024
Uitspraak

Uitzending niet onrechtmatig omdat het berust op feiten

 
IEF 22293
14 oktober 2024
Uitspraak

Uiting van Kingspan en uitingen van Rockwool over de (on)brandbaarheid van isolatiemateriaal door het Hof aangemerkt als ongeoorloofde vergelijkende reclame

 
IEF 3477

Octrooibox

Kamerstuk 30572, nr. 25, bijlage,  2e Kamer. Besluit van 31 januari 2007 tot inwerkingtreding van de octrooibox in de vennootschapsbelasting en van een daarmee verband houdende aanpassing van het Besluit fiscale eenheid 2003.

“1. Artikel II, onderdeel M, van de Wet werken aan winst voor zover dat betrekking heeft op het in te voegen artikel 12b (de octrooibox) van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 treedt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 in werking.”

Lees het volledige besluit hier.

IEF 3476

Personalia

KK.gifWeer een wetenschapper minder. Dr. Kamiel Koelman, tot voorkort een van de weinige voltijds IE-wetenschappers (UvA, VU), gepromoveerd op auteursrecht en technische voorzieningen en auteur van diverse, voornamelijk auteursrechtelijke, publicaties, verruilt de wetenschap voor de praktijk en wordt advocaat bij Bousie Advocaten (Media & Entertainment).

IEF 3475

Oneerlijk (2)

“De gemiddelde consument: Indien een handelspraktijk op een bepaalde consumentengroep is gericht, dan vormt een gemiddeld lid van die groep de maatstaf. De eerlijkheid of oneerlijkheid van een handelspraktijk wordt dan beoordeeld vanuit het gezichtspunt van deze maatstaf.” (Uit: ‘Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken’ Brochure DG Gezondheid en Consumentenbescherming van de Europese Commissie.)

Lees de brochure hier. Eerder bericht en implementatiewetgeving hier.

IEF 3474

Handhaving

1stekamer.bmpKamerstuk 30392 C,  Eerste Kamer. Implementatie van richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Wijziging van een aantal wetten inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (30.392)  

De Eerste Kamercommissie voor Justitie heeft op 9 februari 2007 de memorie van antwoord ontvangen en bespreekt op 13 februari 2007 de nadere procedure.

Uit de memorie van antwoord:  “Een eenvoudiger – en wellicht doelmatiger – oplossing voor het door de NOvA gesignaleerde probleem zou kunnen zijn dat partijen desgewenst onderling afspreken dat ze zich in de desbetreffende zaak binden aan de regels van artikel 237 e.v. Rv en aan het huidige liquidatietarief en geen beroep zullen doen op artikel 1019h Rv. Regels van proceskostenveroordeling zijn niet van openbare orde en partijen kunnen er bij overeenkomst van afwijken. Doorgaans zal aan een dagvaarding, een sommatie tot staking van de inbreuk voorafgaan en vervolgens zal er tussen de advocaten van partijen vaak onderhandeld worden om buiten rechte tot overeenstemming te komen. Voor het geval dat dit niet tot resultaat leidt en de rechter alsnog wordt ingeschakeld, kunnen partijen een afspraak maken over de proceskostenveroordeling. 

De Raad voor de Rechtspraak stelt momenteel een werkgroep samen die zich zal buigen over het advies van de NOvA over het liquidatietarief. Deze werkgroep zal bezien of binnen de marges van de EU-richtlijn een aanwijzing opgesteld kan worden waarbij zowel partijen als de rechter enig houvast wordt geboden bij het bepalen van de kosten waarin de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld wordt.” 

Lees de gehele memorie van antwoord hier. Overzicht kamerstukken hier.

IEF 3473

Simpel vergeleken

simply.gifRechtbank Utrecht 9 februari 2007, KG ZA 07-1. Simply Colors c.s. tegen Simply Small c.s. (met dank aan  Leonie Kroon, DLA Piper).

Merkenrecht en handelsnaamrecht. Kledingmerk Simply Small maakt geen inbreuk op zwak onderscheidend kledingmerk Simply Colors. ‘Simply’ is i.c. beschrijvend, ‘colors’ is gebruikelijk en gangbaar.

Vonnis met een aantal opmerkelijke aannames. De rechtbank lijkt ervan uit te gaan dat het (Amerikaanse) ‘colors’ een fonetische variant is van het (Britse) ‘colours’ en baseert daar een gedeelte van zijn beoordeling op: “Colors is, hoewel fonetisch gespeld, evenmin sterk. Colors betekent kennelijk kleuren, kleurrijk, hetgeen fonetisch een gebruikelijke en gangbare uitdrukking is.” (4.5)  en  “Het totaalbeeld van het merk Simply Colors wordt vooral bepaald door de fonetische spelling van colors.” (4.7).

De stelling “Het enkele feit dat de woorden Colors en Small maar een letter in lengte verschillen, is onvoldoende om te oordelen dat er reeds op die grond sprake is van auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming.” (4.8) (die ook terugkomt bij het oordeel over de handelsnaam “Dat beide meer kenmerkende woorden slechts een letter in lengte van elkaar verschillen doet aan het auditieve en begripsmatige verschil niet af.” (4.11)  is natuurlijk volledig waar, maar toch ook enigszins curieus.

Zowel Simply Colors als Simply Small houdt zich bezig met de handel in baby- en kinderkleding via het internet. Volgens Simply Colors maakt Simply Small door het gebruik van de aanduiding Simply Small inbreuk op haar oudere Beneluxwoord/beeldmerk en handelsnaam Simply Colors. Simply Small stelt hier tegenover dat Simply Colors, gezien haar beschrijvende karakter, onvoldoende onderscheidend vermogen heeft om als merk te kunnen fungeren, en dat er geen sprake is van verwarringsgevaar.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de woordcombinatie Simply Colors wel enig onderscheidend vermogen heeft, maar dat het aandeel daarin van het overeenstemmende woord Simply zwak is en dat ook het woord Colors weinig toevoegt:

. “Het woord Simply is een beschrijvende aanduiding voor geproduceerde basis (kleding)waren en beschrijft in algemene zin een kenmerk van de waren waarvoor het is gedeponeerd. Het onderscheidende vermogen van het woord Colors is, hoewel fonetisch gespeld, evenmin sterk. Colors betekent kennelijk kleuren, kleurrijk, hetgeen fonetisch een gebruikelijke en gangbare uitdrukking is.” (4.5)

Gelet op dit zwakke onderscheidende vermogen is er volgens de voorzieningenrechter geen sprake van overeenstemming in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b of c BVIE. De punten van verschil zijn in casu meer bepalend voor de totaalindrukken van merk en teken dan de punten van overeenstemming. De (beeld)bestanddelen stemmen niet overeen en “het enkele feit dat de woorden Colors en Small maar één letter in lengte verschillen, is onvoldoende om te oordelen dat er reeds op die grond sprake is van auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming.” “(…) Dat de waren waarvoor het teken wordt gebruikt en het merk is gedeponeerd (en wordt gebruikt) een grote mate van soortgelijkheid vertonen, doet aan het voorgaande niet af.”

Ook de op handelsnaamrechten gebaseerde vorderingen van Simply Colors worden afgewezen. Weliswaar bevatten beide namen het woord Simply, maar op grond van die gelijkheid kan niet van een geringe afwijking in de zin van de Handelsnaamwet worden gesproken.

Het onderscheidend vermogen van het woord Simply is zwak en het kenmerkende deel van beide namen ligt besloten in het tweede woord (respectievelijk Colors en Small).
“Dat beide meer kenmerkende woorden slechts een letter in lengte van elkaar verschillen doet aan het auditieve en begripsmatige verschil niet af.” (4.11)

De voorzieningenrechter voegt hieraan nog toe dat de aard van de producten handelsnaamrechtelijk ook een rol speelt : “Niettegenstaande de door Simply Colors aangevoerde voorbeelden waaruit blijkt dat het publiek enkele keren Simply Small met Simply Colors heeft verward en het feit dat beide ondernemingen zich via internet op dezelfde markt van kinderkleding bewegen, is – mede gelet op de nadruk die Simply Colors legt op de persoonlijke opdruk van de kleding, welke mogelijkheid Simply Small niet aanbiedt – de afwijking niet in die zin gering dat bij het publiek direct of indirect in die mate verwarring is te duchten dat de afwijking als gering is te beschouwen”. 

De gevorderde proceskosten ten bedrage van € 10.000 worden bij gebrek aan betwisting integraal toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3472

Het ontbreken van een vocaal aspect

pd.gifGerechtshof Amsterdam, 22 januari 2007,  LJN: AZ7369. De fiscale eenheid X Holding B.V. tegen de inspecteur van de belastingdienst.

Fiscaalrecht , maar wellicht dat IE-advocaat er ooit nog eens zijn of haar voordeel mee kan doen: Peepshow is toneelvoorstelling.

“Bij de in geding zijnde peepshows is sprake van een toneel, waarop door een of meer personen een voorstelling wordt gegeven die door een aantal personen tegen betaling kan worden bijgewoond. Het verlenen van toegang tot deze shows is daarvan uitgaande naar het oordeel van het Hof naar zijn aard het verlenen van toegang tot een toneelvoorstelling. Daaraan doet het (erotische) karakter van de voorstelling niet af, evenmin als de omstandigheid dat sprake is van een doorlopende voorstelling waarbij de uitvoerende personen elkaar afwisselen, en dat de tijd die men naar de voorstelling kan kijken afhankelijk is van de betaalde vergoeding. Ook doet daaraan naar het oordeel van het Hof niet af dat de bezoekers van de shows op een meer afgezonderde wijze de voorstelling volgen dan gebruikelijk is voor het bijwonen van toneelvoorstellingen. Het eventueel ontbreken van een vocaal aspect aan de voorstelling ontneemt die voorstelling evenmin het karakter van een toneeluitvoering. In dit verband merkt het Hof volledigheidshalve nog op dat blijkens de tekst van de post pantomimes uitdrukkelijk tot de toneelvoorstellingen worden gerekend.”

Lees het arrest hier.

IEF 3470

Het Schandpaaleffect

sg.gifRechtbank Amsterdam,  24 januari 2007, LJN: AZ7825. Stichting Genealogie Nederland tegen de vereniging TROS.

Rechtmatige aantasting in eer en goede naam, misleidende mededeling, wel schending portretrecht, immateriële schadevergoeding geportretteerde.

Tros Opgelicht zaak. Veel persrecht en klein beetje portretrecht. De Stichting Genealogie Nederland biedt per postorder aan het publiek genealogiekronieken aan. Zij heeft een mailing van 45.000 stuks doen rondgaan, bevattende een brief met bestelformulier waarin de uitgave 'De Kroniek van het oude geslacht [de familienaam van de aangeschreven persoon]' werd aangeboden, met gratis familiewapen en gratis boekje over genealogie, voor EUR 49,95. Opgelicht heeft aandacht besteed aan de Stichting, voorzitter A. en de in de mailing aangeboden kroniek en wederom gewaarschuwd en geadviseerd om niet op de mailing in te gaan. De Stichting maakt hiertegen bezwaar.

“In de uitzendingen zijn de kijkers gewaarschuwd en is hen geadviseerd niet in te gaan op het aanbod van de Stichting en haar voorzitter A, dat als malafide wordt gepresenteerd. Aldus zijn de Stichting c.s. aangetast in hun eer en goede naam, zodat thans de vraag aan de orde komt of die aantasting ook onrechtmatig is."

In de eerste plaats is de rechtbank met Tros van oordeel dat de mailing van de Stichting misleidend is als bedoeld in artikel 6:194 BW. (…) Het 'genealogisch register' blijkt echter niet meer te zijn dan een opsomming van personen met dezelfde achternaam (althans gelieerd aan die achternaam) en persoonsgegevens zoals namen van ouders, geboortedatum, doopdatum en –plaats en trouwdatum. (…) Het gratis aangeboden familiewapen, waarvan in de mailing wordt vermeld dat A tijdens zijn onderzoeken daarop is gestuit, blijkt door of in opdracht van de Stichting ontworpen te zijn. (..) disclaimers doen niet af aan de in de brief gewekte suggestie dat kroniek en familiewapen zijn samengesteld op basis van gericht onderzoek naar de familie van de aangeschrevene. (…) Dit een en ander betekent dat Tros naar het oordeel van de rechtbank het handelen van de Stichting, maar ook dat van A, aan de kaak heeft mogen stellen en het publiek heeft mogen waarschuwen en adviseren om niet op het misleidende aanbod in te gaan. Er is dan ook geen sprake van lichtvaardige verdachtmakingen door Tros."

Portretrecht

“Voorts acht de rechtbank het niet onjuist dat Tros in de uitzending niet alleen de Stichting heeft gepresenteerd als verspreider van de mailing, maar ook A. Hij is de enige natuurlijke persoon die bij de activiteiten van de Stichting is betrokken. (…)  Wel is Tros te ver gegaan door A en zijn echtgenote met een draaiende camera bij hun woning op te wachten. Aangenomen moet worden dat A hier niet op bedacht was. Zowel A en zijn echtgenote als de voordeur van hun woning, met huisnummer, zijn herkenbaar in beeld gekomen, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank op deze wijze geen redelijk doel dient. Tros heeft dan ook het portretrecht van A en zijn privacy geschonden. Dat het gelaat van A en zijn adres voorafgaand aan de uitzendingen van Tros reeds bij het Nederlandse publiek bekend waren, zoals Tros aanvoert, valt uit de door haar in het geding gebrachte producties niet af te leiden.   Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat Tros onrechtmatig jegens A heeft gehandeld door hem met draaiende camera bij zijn woning op te wachten.

Dit betekent dat de vraag moet worden beantwoord of toewijzing van de vorderingen van de Stichting c.s. op dit onderdeel noodzakelijk is ter bescherming van de belangen van de Stichting c.s. en of om die reden sprake is van een in artikel 10, tweede lid, van het EVRM toegestane beperking van het recht van Tros op vrijheid van meningsuiting. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval, aangezien Tros zich niet enkel heeft beperkt tot uitzending van een foto van A, maar hem ook onverhoeds heeft benaderd en zijn reactie heeft gevraagd zonder dat A daarop was voorbereid. Dit heeft een schandpaaleffect dat niet gerechtvaardigd is, ook al hebben de Stichting c.s. zich door de mailing schuldig gemaakt aan misleiding.

(…) Resteert de immateriële schade van A wegens schending van zijn portretrecht en zijn privacy als gevolg van het feit dat hij herkenbaar in beeld is gebracht voor zijn woning. Deze schade kan reeds thans worden begroot, zodat verwijzing naar de schadestaatprocedure niet nodig is. Bij deze schadebegroting weegt enerzijds mee dat de wijze waarop Tros A in beeld heeft gebracht als gezegd een schandpaaleffect heeft gehad. Anderzijds is echter, nu het gaat om een tv-programma, sprake van een vluchtige presentatie. De beelden zullen bij de meeste kijkers niet beklijven, temeer daar A relatief kort in beeld is geweest.
Dit een en ander afwegende begroot de rechtbank, mede gelet op de overige omstandigheden van het geval, de schade op EUR 2.000,-.

 Lees het vonnis hier.

IEF 3469

Tentamenvraag

cuvo.gif

Waar wordt hier voor geadverteerd en door wie? Geef na het
bekijken van deze en deze grotere afbeelding aan of
er sprake is van vergelijkende en/of misleidende reclame. Betrek
bij het antwoord ook de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken.

 

IEF 3468

Ongewenst beschakelen

pretkpn.bmpGerechtshof Amsterdam, 1 februari 2007, 176/06 KG. Pretium Telecom B.V. tegen KPN Telecom B.V. (met dank aan Armand Killan, Bird & Bird). 

Reclamerecht. Hoger beroep in zaak over absolute superioriteitsclaims en slamming (of ongewenste beschakeling, zoals KPN dat het uitdrukt). Terughoudendheid past bij een algemeen verbod.

KPN beschuldigt  Pretium ervan dat zij een reclamecampagne voert die een absolute superioriteitsclaim van Pretium inzake kosten inhoudt onder de verkorte term ‘Laagste Kosten Garantie” -, hetgeen volgens KPN een misleidende garantie(mededeling) van Pretium is. Pretium beschuldigt KPN van slamming. Van Slamming is sprake als telefoonnummers van consumenten worden beschakeld - hetgeen inhoudt dat telefoon nummers worden overgezet van KPN naar een CPS-aanbieder of vice versa,  zonder dat de desbetreffende consumenten daartoe opdracht hebben gegeven.

Het hof deelt het oordeel van de voorzieningenrechter dat tegen het verlenen van de desbetreffende garantie op zichzelf geen bezwaar bestaat. KPN stelt weliswaar dat slechts een zeer beperkt deel daadwerkelijk de proef op de som neemt en dat allerlei uitbetaling beperkende voorwaarden gelden, doch dit is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de garantie op zichzelf misleidend is; immers niet (genoegzaam) is bestreden dat Pretium claims onder die garantie honoreert.

Het verlenen van de litigieuze garantie dient echter wel te worden onderscheiden van de reclame-uiting ‘Laagste Kosten Garantie’. Hierbij gaat het erom welke interpretatie de gemiddelde consument aan die reclame-uiting zal geven, waarbij, zoals Pretium stelt, rekening ermee kan worden gehouden dat de gemiddelde consument bekend is met enige gebruikelijke overdrijving in reclame. Pretium beroept zich in dit verband erop dat “van een consument kan en mag worden verwacht dat hij uitzoekt onder welke voorwaarden men aanspraak kan maken op de garantie”. Dit beroep gaat niet op.

Allereerst geldt dat de reclame-uiting geen enkele indicatie geeft voor een mogelijk ter zake geldend voorbehoud. Voorts is het feit dat op de internetpagina van Pretium de ‘Laagste Kosten Garantie’ nader wordt omschreven en dat daar steeds een uitdrukkelijke verwijzing naar de op de garantie toepasselijke algemene voorwaarden van Pretium is geplaatst naar het voorlopig oordeel van het hof onvoldoende. Van een gemiddelde consument die bijvoorbeeld een krantenadvertentie met de ‘Laagste Kosten Garantie’ leest behoeft niet te worden verwacht dat hij via de internetpagina van Pretium gaat nazoeken wat de voorwaarden zijn waaronder deze garantie wordt verleend. Nu Pretium niet het oordeel van de rechter bestrijdt dat de vraag welke aanbieder voor een bepaalde gebruiker de voordeligste is volledig wordt bepaald door het individuele belgedrag van de gebruiker, moet de reclame-uiting ‘Laagste Kosten Garantie’ worden aangemerkt  als een vlag die de lading niet dekt en daarmee misleidend is.

Grief 2 richt zich tegen de beslissing van de voorzieningenrechter dat het verbod mede geldt het doen van mededelingen van gelijke aard of strekking die een absolute superioriteitscliam van Pretium inzake kosten inhouden. De grief slaagt, waarbij het uitgangspunt is dat Pretium uit het dictum van het vonnis moet kunnen afleiden hoe ver het algemene verbod strekt, hetgeen in het bijzonder klemt nu zij hij overtreding van dit verbod aanzienlijke dwangsommen zal verbeuren. Hierbij moet mede in aanmerking worden genomen dat Pretium in dit geval geen, althans onvoldoende, houvast heeft aan de gronden waarop dit algemene verbod werd gegeven. Terughoudendheid past bij een algemeen verbod.

Met betrekking tot het door KPN gevraagde verbod mededelingen te (laten) doen dat KPN eindgebruikers ongewenst zou beschakelen merkt het hof allereerst op dat het in dit geding gaat om het door Pretium waarschuwen van haar eigen klanten. Voorts moet voorshands ervan worden uitgegaan dat, zoals KPN ook toegeeft beschakeling zonder dat daaraan een wilsuiting ten grondslag ligt nog steeds voorkomt. KPN stelt weliswaar dat zich nog slechts gevallen van ongewenste beschakeling voordoen waarvan haar in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt, doch deze stelling wordt door Pretium betwist, zodat hiervan voorshands niet kan worden uitgegaan. Nu vaststaat dat slammimg, of ongewenste beschakeling zoals KPN het uitdrukt, nog steeds voorkomt valt niet in te zien waarom Pretium haar eigen klanten niet hiervoor zou mogen waarschuwen.

Lees het arrest hier.

IEF 3447

Eerst even voor jezelf lezen

- Possible conclusion of the European patent Litigation Agreement by the Member States. Interim conclusions Legal Service.

Lees het document hier

- Rechtbank Utrecht, 9 februari 2007, KG ZA 07-1. Simply Colors Nederland B.V. tegen Simply Small V.O.F. (met dank aan  Leonie Kroon, DLA Piper).

Geen inbreuk op merk of handelsnaam. Richtlijnconforme proceskostenveroordeling eiser.

Lees het vonnis hier.