Geen octrooi-inbreuk door Netflix bij videocompressietechnologie
Rb. Den Haag 17 december 2025, IEF 23183; ECLI:NL:RBDHA:2025:24060 (Broadcom tegen Netflix). De Rechtbank Den Haag oordeelt dat Netflix geen inbreuk maakt op het Nederlandse deel van het Europese octrooi EP 2 575 366 van Broadcom, dat ziet op videocompressietechnologie binnen de HEVC-standaard. Broadcom stelde dat Netflix bij het encoderen van video’s één enkele “binary tree” gebruikt om zowel de prediction mode als de partition mode te coderen, zoals geclaimd in conclusies 6 en 7 van het octrooi. Volgens Broadcom volgt dit rechtstreeks uit de toepassing van de HEVC-standaard. Netflix betwistte dit en voerde aan dat de standaard juist uitgaat van afzonderlijke binarisatieprocessen voor deze twee syntaxelementen. De rechtbank volgt Netflix en benadrukt dat de beschermingsomvang van het octrooi moet worden vastgesteld aan de hand van de conclusies, gelezen in het licht van de beschrijving, tekeningen en het verleningsdossier, bezien vanuit het perspectief van de gemiddelde vakpersoon.
Op 18 december 2025 is op 92-jarige leeftijd overleden Prof. Mr. Herman Cohen Jehoram
Herman was van 1969 tot 1998 hoogleraar auteursrecht en recht van de industriële eigendom aan de Faculteit der rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft in die jaren het auteursrecht in Nederland op de kaart gezet en vele generaties UvA-studenten in het recht van de intellectuele eigendom ingewijd.
Herman Cohen Jehoram heeft vroeg oog gehad voor de samenhang tussen het auteursrecht en het zich in de loop van de jaren ’80 ontwikkelende media- en informatierecht, die in 1986 leidde tot de oprichting van het Instituut voor Informatierecht.
Herman was gedurende vele jaren voorzitter van de Vereniging voor Auteursrecht, die onder zijn leiding tot grote bloei kwam. In 1977 richtte hij het tijdschrift Auteursrecht op, waarvan hij tot zijn emeritaat redactievoorzitter bleef.
Prejudiciële vragen gesteld over of het betalen met persoonsgegevens valt onder de oneerlijke handelspraktijk
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJEU 2 oktober 2025, IEF 23180; IEFbe 4071; IT 5050; C-643/25 (Verbraucherzentrale Bundesverband) via MinBuza. Verweerder is Meta Platforms Ireland, beheerder van Facebook. Verzoekster is een vereniging van consumentenbeschermingsorganisaties, en bekritiseert de vermelding op Facebook waar staat: ‘Facebook is en blijft gratis’. Volgens verzoekster is dit oneerlijk en misleidend, omdat de gebruiker ‘betaalt’ met het beschikbaar stellen van zijn persoonsgegevens. Het is de vraag of het betalen met persoonsgegevens valt onder de oneerlijke handelspraktijk van punt 20 van bijlage I bij richtlijn 2005/29.
GenAI-output als illegale inhoud? De implicaties van Gema v. OpenAI voor de toepassing van de DSA
Artikel door Kees Bulder (BumaStemra)
Sinds de opkomst van generatieve artificiële intelligentie (vanaf hier: genAI), is er in toenemende mate aandacht voor de positie van makers die hun bestaanszekerheid onder druk zien staan. In de schaduw van de fundamentele vraag of de genAI-modellen van AI-ontwikkelaars auteursrechtinbreuk maken, tekent zich ook een nieuwe vraag af: bestaat er in dit debat een juridische verantwoordelijkheid voor online platforms die overspoeld worden met genAI-output? Deze vraag blijkt bijzonder actueel, mede gelet op de recente uitspraak in de rechtszaak tussen Gema en OpenAI in Duitsland.[1] In essentie concludeerde de Duitse rechter dat OpenA inbreuk heeft gemaakt op Gema’s auteursrechten door zonder haar toestemming het welbekende genAI-model ChatGPT te trainen op auteursrechtelijk beschermde teksten van haar leden, onder meer gelet op de verveelvoudigingen die binnen dit genAI-model plaatsvinden en buiten de reikwijdte vallen van de auteursrechtbeperking op tekst- en datamining. Niet alleen heeft deze uitspraak mogelijk vergaande implicaties voor andere genAI-ontwikkelaars met een vergelijkbare genAI-architectuur, maar mogelijk ook voor aanbieders van online platforms waar miljoenen gebruikers genAI-output delen en verspreiden.
Erkenning van buitenlands verbodsvonnis aangehouden wegens onzekerheid over inhoud bedrijfsgeheimen
Rb. Amsterdam 2 juli 2025, IEF 23179; IT 5049; ECLI:NL:RBAMS:2025:6445 (Marquee tegen 5SKYE). Marquee, een in 2016 opgerichte onderneming actief op het gebied van smart city-oplossingen, heeft het SMARTCELL-platform ontwikkeld: een multifunctionele toren met geïntegreerde technologieën zoals edge computing, reclame, mobiele netwerken en verlichting. Tijdens onderhandelingen met investeerder IKAR heeft Marquee vertrouwelijke informatie gedeeld onder een NDA. Na beëindiging van die onderhandelingen is NEXX5 opgericht, gevolgd door de oprichting van 5SKYE in 2022 door voormalige betrokkenen bij NEXX5. 5SKYE ontwikkelde kort daarna een vergelijkbare toren, de Intelli-FarEdge.Marquee stelt dat 5SKYE hierbij gebruik heeft gemaakt van haar bedrijfsgeheimen. In de Verenigde Staten heeft zij daarom een verbodsvonnis verkregen tegen onder andere 5SKYE en vordert in deze procedure erkenning van dat vonnis in Nederland. De rechtbank toetst dit aan de vier voorwaarden uit het Gazprombank-arrest voor erkenning van buitenlandse rechterlijke uitspraken.
Gerecht EU: kans op verwarringsgevaar tussen "VAL --- ACRYL" en "Malacryl"
Gerecht EU 10 december 2025, IEF 23178; IEFbe 4070; ECLI:EU:T:2025:1097 (Cin Valentine tegen EUIPO, DAW SE). Cin Valentine vordert in dit merkenrechtelijke geschil de vernietiging van een beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO. Het gaat om een aanvraag voor het woordmerk “VAL --- ACRYL” voor waren in klasse 2 (verf). DAW SE had oppositie ingesteld op basis van haar oudere merk “Malacryl”, eveneens ingeschreven voor klasse 2. De Kamer van Beroep oordeelde dat er sprake is van verwarringsgevaar en wees de aanvraag af.
Hof bevestigt gelding wereldwijde uitputting in Caribisch gebied: decodering geen grond voor verzet
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 16 december 2025, IEF 23177; ECLI:NL:OGHACMB:2025:311 (Hennessy c.s. tegen [geïntimeerde 1] en Zhung Kong). In deze zaak hebben de merkhouders Hennessy, MHCS en Polmos zich verzet tegen de verkoop op Bonaire van gedecodeerde flessen alcoholhoudende dranken onder hun merken door de vennootschappen [geïntimeerde 1] N.V. en Zhung Kong B.V. De flessen bevatten geen originele identificatiecodes meer. De merkhouders stellen dat dit inbreuk maakt op hun merkrechten. In eerste aanleg vorderden de merkhouders onder meer een verbod op verdere verkoop, een recall, opgave van gegevens en een schadevergoeding. Het Gerecht in eerste aanleg heeft alle vorderingen afgewezen [ECLI:NL:OGEABES:2024:130]. Hennessy c.s. komen nu in hoger beroep. Het Hof beoordeelt het geschil aan de hand van artikel 23 lid 8 van de Merkenlandsverordening (Mlv), waarin het beginsel van wereldwijde uitputting van merkrechten is neergelegd. Een merkhouder kan zich alleen verzetten tegen verdere verhandeling van producten als daar gegronde redenen voor zijn. Het enkele feit dat identificatiecodes verwijderd zijn, levert geen gegronde reden op voor verzet, tenzij blijkt van een gevaar voor gezondheid of significante reputatieschade.
Vorderingen tot rectificatie uitlatingen en schorsing royement afgewezen
Rb. Den Haag 17 december 2025, IEF 23176; ECLI:NL:RBDHA:2025:24174 ([eiser 1] en [eiser 2] tegen De Vereniging). Twee leden van de Haagse Moslimvereniging Noeroel Islam, onder wie een voormalig bestuurslid, zijn door het bestuur op non-actief gesteld na het verspreiden van een door henzelf geschreven Umrah-gids. Volgens het bestuur bevatte de gids onjuiste religieuze informatie en passages die als disrespectvol tegenover de profeet konden worden opgevat. Na raadpleging van islamitische geleerden heeft het bestuur de leden geroyeerd. De algemene ledenvergadering heeft dit royement later bevestigd. [eiser 1] en [eiser 2] startten een kort geding. Zij vorderden onder meer rectificatie van beschuldigingen van "kufr" en het in gevaar brengen van de continuïteit van de vereniging, opschorting van het royementsbesluit en herstel van hun lidmaatschaps- en bestuursrechten.
Kort geding over licentie en merkregistratie voor game "Spider Tanks"
Rb. Amsterdam 30 juli 2025, IEF 23175; ECLI:NL:RBAMS:2025:7867 (Gamedia tegen Gala Games). Gamedia en Gala Games zijn een samenwerking aangegaan voor de ontwikkeling en publicatie van het spel ‘Spider Tanks’. Gamedia heeft het spel ontwikkeld en het spel is op het platform van Gala Games (via blockchain infrastructuur) gepubliceerd. Partijen hebben vanwege hun samenwerking een overeenkomst gesloten waarin is bepaald dat Gamedia Gala Games een licentie geeft voor drie jaar voor de exploitatie van het spel. Partijen zijn het niet eens over de ingangsdatum van de licentie en dus ook niet over de vraag wanneer de licentie afloopt. Gamedia stelt dat de licentie al is verlopen en Gala Games nu dus al inbreuk maakt op haar intellectuele eigendomsrechten. Gala Games stelt dat de licentie nog niet is verlopen en vraagt daarom ook dat Gamedia de samenwerking moet voortzetten. Daarnaast speelt ook dat Gala Games merkenrechten heeft aangevraagd, waarvan Gamedia stelt dat die aan haar toebehoren. Gamedia vordert in conventie staking van de gestelde inbreuken, overdracht van de merkregistraties en rectificatie. Gala Games vordert in reconventie onder meer nakoming van de overeenkomst, de terbeschikkingstelling van de broncode en hervatting van de spelontwikkeling.
Uitlatingen van [gedaagde partij] richting werknemers van het COA zijn onrechtmatig
Rb. Den Haag 16 december 2025, IEF 23174; ECLI:NL:RBDHA:2025:24070 (COA tegen [gedaagde partij]). Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is op grond van de wet COA belast met de opvang en begeleiding van asielzoekers in Nederland. [gedaagde partij] heeft in 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Hij verbleef eerst in Vlissingen en kreeg na het verkrijgen van een verblijfsvergunning reguliere huisvesting. In 2023 is [gedaagde partij] begonnen met het plaatsen van berichten op sociale media waarin hij zich op een negatieve en dreigende wijze uitliet over en richting het COA. Naar aanleiding van deze berichten is aangifte gedaan, de berichten stopten daarna. Vanaf februari 2025 is [gedaagde partij] opnieuw begonnen met het plaatsen van berichten. Nu richt hij zich ook op medewerkers van de COA-locatie in Vlissingen. In deze berichten worden de medewerkers publiekelijk bij naam genoemd en/of met foto herkenbaar in beeld gebracht, in combinatie met teksten waarin zij worden beschuldigd van onder meer racisme, discriminatie, moord en het veroorzaken van zelfdoding. Ook worden de medewerkers in verband gebracht met het naziregime en worden zij herhaaldelijk uitgescholden met het woord ‘kanker’ of wordt hun deze ziekte toegewenst. Het COA heeft [gedaagde partij] in augustus 2025 gesommeerd de berichten te verwijderen en verwijderd te houden. Hier heeft [gedaagde partij] tot op de zitting geen gevolg gegeven. Het COA vordert in kort geding dat de berichten verwijderd blijven, en dat [gedaagde partij] verboden wordt om in de toekomst soortgelijke uitlatingen te doen.