IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1199

Vreemde bedgenoten (4)

Kamerstuk 2005-2006,  30188, nr. 6 2e Kamer. Voorstel Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. (Eerdere berichten hier). Nota van Minister Pechtold naar aanleiding van het verslag.

"Op grond van het voorgestelde artikel 15b van de Auteurswet, het voorgestelde artikel 9a van de Wet op de naburige rechten en het geldende artikel 8, tweede lid, van de Databankenwet mag alle andere auteurs-, nabuur-, respectievelijk databankrechtelijk beschermde informatie die door of vanwege de overheid wordt openbaar gemaakt eveneens zonder voorafgaande toestemming van de overheid worden hergebruikt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voorlichtingcampagnes van de overheid, nota’s en rapporten. De genoemde artikelen stellen slechts twee beperkende voorwaarden.

In de eerste plaats moet het gaan om informatie waarvan het auteursrecht, de naburige rechten respectievelijk het databankenrecht bij de overheid berusten. In de tweede plaats geldt de vrijheid tot hergebruik niet, wanneer het auteursrecht, de naburige rechten en het databankenrecht nadrukkelijk zijn voorbehouden door de overheid zelf.

Een dergelijk voorbehoud betekent niet dat hergebruik nooit is toegestaan, maar wel dat daarvoor voorafgaande toestemming van de overheid nodig is. Als het auteursrecht, het naburig recht of het databankenrecht op overheidsinformatie is voorbehouden, beschikt de overheid over een betrekkelijk grote discretionaire bevoegheid om een afweging te maken tussen de verschillende betrokkenen en hun belangen, zo stelden de leden van de CDA-fractie.

De leden vroegen de regering nader in te gaan op de reikwijdte van deze bevoegdheid en vroegen daarbij of de uitoefening daarvan niet leidt tot onduidelijkheid en dus tot onnodige geschillen. Het auteursrecht, de naburige rechten en het databankenrecht geven aan rechthebbenden de bevoegdheid om anderen al dan niet in de gelegenheid te stellen hun beschermde prestaties te exploiteren.

De wijze waarop van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt niet door de voornoemde intellectuele eigendomsrechten genormeerd. Dat betekent niet dat het al dan niet verlenen van toestemming door de overheid in een juridisch vacuüm plaatsvindt. De beslissing moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van bijvoorbeeld de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het mededingingsrecht (misbruik van machtspositie is natuurlijk niet toegestaan)."

In de circulaire bij inwerkingtreding van deze wet zal ik criteria opnemen die overheidsorganen kunnen helpen bij hun afweging om hergebruik wel of niet toe te staan. De leden van de PvdA-fractie merkten terecht op dat artikel 15b van de Auteurswet alleen van toepassing is op stukken waarvan het auteursrecht bij de overheid berust. Zij merkten verder op dat externen soms rapporten, nota’s en beleidsstukken schrijven al dan niet in opdracht van de overheid. Zij vroegen hoe het zit met de rechten op deze documenten. Ook vroegen zij of deze documenten verder mogen worden verspreid.

Met de leden van de PvdA-fractie hecht het kabinet sterk aan een zo breed mogelijke en, voor zover redelijkerwijs mogelijk, ook gratis informatievoorziening aan het publiek. De rapporten, nota’s en beleidsstukken waaraan de aan het woord zijnde leden refereren, zijn doorgaans openbaar, zodat het publiek daarvan bij een actieve openbaarmaking in de betekenis van de Wet openbaarheid van bestuur gratis kennis kan nemen. Bij een eventuele passieve openbaarmaking in de betekenis van de Wet openbaarheid van bestuur, worden aan degene die om de informatie heeft verzocht, hooguit de verstrekkingskosten in rekening gebracht (artikel 12 Wob). Artikel 15b van de Auteurswet bepaalt dat door of vanwege de overheid openbaar gemaakte overheidsinformatie daarenboven mag worden verveelvoudigd en verder openbaar gemaakt, indien de overheid het auteursrecht bezit en geen nadrukkelijk voorbehoud is gemaakt.

Bij door externen opgestelde nota’s, rapporten en beleidsstukken bezit de overheid het auteursrecht, wanneer de stukken onder leiding en toezicht van de overheid tot stand zijn gebracht ingevolge artikel 6 van de Auteurswet. Die stukken mogen op grond van artikel 15b van de Auteurswet verder worden verspreid, tenzij de overheid het auteursrecht nadrukkelijk heeft voorbehouden. Bij stukken die niet onder leiding en toezicht van de overheid tot stand zijn gebracht, zoals door externen vervaardigde onderzoeksrapporten, rust het auteursrecht niet bij de overheid.

Dat is slechts anders wanneer de externen het auteursrecht aan de overheid hebben overgedragen, waarna artikel 15b van de Auteurswet weer onverminderd opgeld doet. Wanneer het auteursrecht niet aan de overheid is overgedragen, kan de informatie (i.c. de onderzoeksrapporten) uit hoofde van de Wet openbaarheid van bestuur weliswaar openbaar zijn, maar is voor de verveelvoudiging en verdere openbaarmaking ervan voorafgaande toestemming van de rechthebbenden vereist. Artikel 15b van de Auteurswet voorkomt in de voorgestelde vorm dat de overheid de rechthebbende zijn auteursrecht als het ware ontneemt, wanneer wordt nagelaten het auteursrecht ten behoeve van hem of haar voor te behouden.

Door geen auteursrecht voor te behouden, kan de overheid voortaan enkel het eigen auteursrecht «weggeven». Het auteursrecht van derden blijft onaangetast. Het auteursrecht beschermt de subjectieve vorm en niet de objectieve inhoud van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst. Feiten, gegevens, ideeën en dergelijke komen niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Dat betekent dat het auteursrecht er dus niet aan in de weg dat staat dat de inhoud en strekking van stukken waarvan anderen het auteursrecht bezitten, of waarvan de overheid het auteursrecht heeft voorbehouden, zakelijk worden samengevat en openbaar gemaakt. Verder kent de auteurswet de nodige beperkingen op grond waarvan bijvoorbeeld citeren, ondanks het op een werk rustende auteursrecht, is toegestaan.

IEF 1198

Flaschenträger

Rechtbank Den Haag 9 november 2005, Meadwestvaco Packaging Systems LLC/ A&R Carton B.V.
 
Onderwerp van het geschil betreft een door A&R onder meer voor Heineken geproduceerde doos voor eenheden van 12 flesjes bier. A&R is een drukkerij en een cartonnage bedrijf. Een met A&R in concern verbonden maatschappij heeft m.b.t. de gebruikte techniek van de doos een octrooi aangevraagd, waarin de uitvinding wordt aangeduid met Flaschenträger. MWV stelt echter dat A&R inbreuk maakt op haar (inmiddels verlopen) octrooi, dat ziet op een fabricagewijze van een kartonnen doos voor blikjes, en vordert een verklaring voor recht. In reconventie vordert A&R een verklaring voor recht dat het octrooi van MWV op grond van toegevoegde materie en non-inventiviteit nietig is. Deze vordering in reconventie is voorwaardelijk en geldt enkel als ingesteld indien de rechtbank tot inbreuk op het octrooi van MWV zou concluderen.
 
Inbreuk op het octrooi wordt niet aangenomen omdat het octrooi van NMV in 1990 gewijzigd is en zodanig gewijzigd is dat de conclusie waar een beroep op wordt gedaan beperkter moet worden gelezen. Was de doos in de eerdere conclusie nog "for" bierblikjes, in de gewijzigde versie ging de conclusie over een doos "containing"  bierblikjes. De rechter is van mening dat de gemiddelde vakman die kennis neemt van het verleningsdossier dit ziet als een vrijwillige en uitdrukkelijke beperking van de geclaimde beschermingsomvang, want een doos die blikjes bevat of ten minste uitsluitend bestemd is om bierblikjes te bevatten (vertaling in het vonnis van "containing") biedt een beperktere beschermingsomvang dan een doos geschikt voor blikjes (of eventueel ook voor iets anders) (de vertaling van "for").
 
Weginterpreteren van het technisch (beperkende) kenmerk "containing" bierblikjes komt in casu in strijd met de rechtszekerheid voor derden, aldus de rechter. Lees het vonnis hier.

IEF 1197

Focus op het bewijs

GvEA, 9 november 2005, zaak T-275/03, Focus Magazin Verlag tegen OHIM. Meer procesrecht dan merkenrecht. Wat begint met een beroep op de relatieve weigeringsgronden, eindigt met een beslissing op formele gronden. Gevraagd bewijs was wel tijdig ingediend, OHIM wordt in het ongelijk gesteld.

ECI Telecom heeft inschrijving aangevraagd voor het woordteken Hi-FOCUS voor telecommunicatiesystemen. Focus Magazin Verlag heeft oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het aangevraagde merk op basis van het woordmerk FOCUS, ingeschreven voor waren en diensten in 24 klassen. De oppositieafdeling heeft de oppositie afgewezen op grond dat verzoekster, Focus, bij gebreke van overlegging van de volledige vertaling van het bewijs van inschrijving van haar Duitse merk het bewijs  van het bestaan van haar oudere merk niet had geleverd. De oppositieafdeling was van oordeel dat de verwijzing naar de lijst van waren en diensten van het internationale merk niet kon worden beschouwd als een volledige Franse vertaling van het Duitse inschrijvingsbewijs.

De kamer van beroep heeft het beroep van Focus verworpen. Zij heeft geoordeeld dat Focus verplicht was, het bewijs van het bestaan van haar oudere merk te leveren door overlegging van de vertaling van haar inschrijvingsbewijs, en dat het overgelegde bewijs in casu onvoldoende was.

Vast staat "dat verzoekster samen met het oppositiebezwaarschrift het Duitse inschrijvingsbewijs van het oudere merk en het in het Frans gestelde inschrijvingsbewijs van haar internationaal merk nr. 663 349, dat op het oudere merk is gebaseerd, heeft overgelegd. Tevens staat vast dat verzoekster als bijlage bij haar beroepschrift tegen de beslissing van de oppositieafdeling de Franse vertaling van het Duitse inschrijvingsbewijs van het oudere merk heeft gevoegd." (...) "Aangezien het betrokken document tijdig [...] is aangevoerd [...] mocht de kamer van beroep in casu derhalve niet weigeren, met dit document rekening te houden."

De ter verwering aangevoerde arresten van het Gerecht doen niet ter zake. Ook faalt het argument van het OHIM dat de procedure van inschrijving van gemeenschapsmerken aanzienlijk langer zal duren indien partijen nog feiten of bewijzen voor het eerst voor de kamer van beroep mogen aandragen. "Aangezien reeds in de procedure voor de oppositieafdeling een aantal onderling overeenstemmende elementen die wijzen op het bestaan van een ouder recht, waren aangedragen, heeft juist het niet-aanvaarden van de voor de kamer van beroep overgelegde extra vertaling ertoe geleid dat deze procedure langer duurt."

Bestreden beslissing vernietigd, zonder dat uitspraak moet worden gedaan op de andere middelen. Lees het arrest hier.

IEF 1196

Draagbare druk container

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 november 2005, Ragasco AS tegen Kompozit-Praha S.R.O. en Iesberts’ Handelsmaatschappij B.V.

 

Ragasco is houdster van het Europese octrooi nr. 0958473 met betrekking tot “portable pressure container for fluids “. De hoofdconclusie in de Nederlandse vertaling luidt: “Draagbare druk container voor vloeistof (…) dat een binnenste vloeistof-dichte voering laag en een druk ondersteunende laag buiten de voering omvat, alsmede een buitenste, beschermend omhulsel, waarin de lagen uit transparante of doorzichtige materialen bestaan, het omhulsel omvat een midden gedeelte met oppervlakte gedeelten die weggesneden zijn zodat delen van eigenlijke container en, tijdens gebruik, diens inhoud binnenin de omhulsel, zichtbaar zijn van de buitenkant, en dat het omhulsel schokabsorberende eigenschappen heeft.”

Ragasco heeft dit octrooi ingeroepen tegen onder meer de verhandeling van lichtgewicht gasflessen in Nederland door respectievelijk Kompozit, een Tsjechische onderneming, en Iesbert, een Nederlandse onderneming. Ragasco vordert zowel als voorlopige voorziening en als definitieve maatregel kort gezegd een inbreukverbod voor Nederland en andere gedesigneerde landen. In hoofdzaak vordert zij ook de gebruikelijke nevenvorderingen.

Kompozit vordert in reconventievernietiging van het octrooi voor zover verleend voor Nederland. De rechtbank wijst de grensoverschrijdende vorderingen af. Dat Iesbert buiten Nederland inbreuk zou hebben gemaakt op het octrooi is niet gebleken. Bovendien oordeelt de rechtbank dat de bevoegdheid op basis van artikel 5 lid 3 EEX verordening zowel in de voorlopige voorzieningen als in de hoofdzaak niet grensoverschrijdend is.

Kompozit stelt in conventie en reconventie dat het octrooi nietig is. Zij stelt daartoe dat octrooi zowel nieuwheid als inventiviteit ontbeert. De rechtbank komt tot de conclusie dat het octrooi inventiviteit ontbeert. Ze wijst de vordering in conventie af en vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi EP0958473.

Nieuwheid

Kompozit valt de nieuwheid van het octrooi aan met een beroep op de draagbare drukcontainer van Composite Scandinavië, die volgens Kompozit sinds 1995 op de markt zou zijn onder de naam Compolite CS. Ragasco heeft met succes betwist dat de Compolite CS voor de prioriteitsdatum reeds openbaar toegankelijk zou zijn geweest. Zij heeft daartoe een verklaring overgelegd van de directeur van Compisite Scandinavië, waarin deze verklaart dat deze container eerst in februari van het jaar 2000 op de markt zou zijn geïntroduceerd. In de procedure is niet gebleken dat deze container eerder bekend was dan de geoctrooieerde container, met als gevolg dat deze niet als nieuwheidschadelijk is aangemerkt.

Daarnaast heeft Kompozit het US octrooi 4690,295 als nieuwheidschadelijk opgevoerd. De Rechtbank is echter van mening, dat de in dit octrooi beschreven lichtgewicht container niet als nieuwheidschadelijk kan worden aangemerkt. “De elementen tezamen zijn evenwel niet aan te merken als een omhulsel met schokabsorberende eigenschappen in de zin van het octrooi”.

Inventiviteit

Voor de betwisting van de inventiviteit van het octrooi heeft Kompozit zich onder meer beroepen op de Gasol container. De Rechtbank acht voor de inventiviteitsvraag vooral relevant de container bekend uit het octrooi US 4,690,295 en de Gasol container.

”De Gasol container is een draagbare druk container voor vloeistof, zoals propaan en butaan, die uit transparante of doorzichtige materialen bestaat, het middengedeelte is niet omsloten zodat de eigenlijke container en, tijdens gebruik, diens inhoud, zichtbaar zijn van de buitenkant, en het heeft een kraag en voet die onder meer schokabsorberende eigenschappen hebben.” De Rechtbank stelt vast dat de Gasol container geen omhulsel heeft en niet een binnenste vloeistof dichte laag en een buitenste druk ondersteunende laag heeft in de zin van het octrooi.

De Rechtbank vraagt zich dan af of “gegeven deze stand van de techniek (de Gasol container) de stap naar toepassing van een uit twee lagen samengesteld drukvat, en naar een omhulsel met een gedeeltelijk open middengedeelte voor hand lag." Zij beantwoordt deze vraag bevestigd: “Het is voor de hand liggend om die zichtbaarheid te handhaven door de verbinding tussen kraag en voet het drukvat niet geheel te laten omsluiten, maar te voorzien van openingen die zo groot zijn dat de zichtbaarheid van het drukvat en daarmee de inhoud daarvan gehandhaafd blijkt. Door deze verbinding ontstaat vanzelf een omhulsel dat nog steeds schokabsorberende eigenschappen heeft die eerder aan voet en kraag verbonden waren “.

Volgens de Rechtbank is in deze procedure niet helder geworden welk probleem zou worden opgelost door een uit afzonderlijke lagen opgebouwd drukvat toe te passen in plaats van een drukvat zonder afzonderlijke vloeistof dichte wand. Het Nederlandse deel van het Europese octrooi acht de rechtbank nietig. Lees hier het vonnis.

IEF 1195

De geest van de waarschuwing

Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 november 2005, rolnr. KG 05/1312 Canenco B.V. tegen Goliath B.V. en Jakks Pacific Inc.

Niet de letter, maar de door de rechter aangenomen geest van de waarschuwing lijkt doorslaggevend in deze handleiding voor het waarschuwen van wederverkopers. Vonnis verplicht eisende partijen bij vermeende inbreuk tot terughoudendheid en gedegen inhoudelijke onderbouwing bij het doen van mededelingen aan de afnemers van de vermeendelijk inbreukmakende producten.

Jakks produceert het speelgoedproduct Fly Wheel, Goliath distribueert het exclusief in NL en Vlaanderen. Er komt een concurrerend product op de markt, de Rip Racer, geproduceerd/verkocht door Canenco. Op navraag van Goliath laat Jakks weten een inbreukprocedure tegen Canenco te zullen beginnen. Goliath neemt telefonisch contact op met haar afnemers en meldt dat producent Jakks een procedure tegen Canenco zal beginnen (wat op het moment van zitting inderdaad was gebeurd). De afnemers kiezen er vervolgens op eigen initiatief voor om de Rip Racers uit de winkel te halen. Na het aanhangig maken van het kort geding bevestigt Goliath de bovengenoemde punten schriftelijk aan de betrokken afnemers. Niet blijkt dat partijen betwisten dat dit inderdaad is wat er is voorgevallen.

De voorzieningenrechter mr. Hensen stelt vast dat Goliath en Jakks ("vanwege gezamenlijk optreden") jegens de afnemers gesteld zouden hebben dat er sprake zou zijn van inbreuk, maar dat er bij marginale toetsing geen sprake is van inbreuk op auteursrecht of (ongeregistreerd)modellenrecht, en dat Goliath en Jakks daarom onrechtmatig gehandeld hebben. De mededeling van Goliath aan de afnemers dat producent Jakks een procedure tegen producent Canenco zal beginnen, wordt door de rechter opgevat als een mededeling "die erop was gericht de ontvangers van die waarschuwing of mededeling te doen geloven dat de Rip Racer inbreuk maakt op de Fly Wheel." De opgelegde rectificatie rectificeert dan ook niet de letter van de waarschuwing, maar de door de rechter aangenomen geest van de waarschuwing. Lees het vonnis hier.

IEF 1194

Eerst even voor jezelf lezen

Opinion of Advocate general Dámaso Ruiz-Jarabo Colomer, 10 November 2005, Case C-206/04. Muehlens GmbH & Co. KG tegen OHIM: Appeal, Community trade mark, Word mark ZIRH , Opposition by the proprietor of the Community trade mark SIR,  Dismissal of opposition). Lees conclusie hier.

IEF 1193

Recht of geen recht?

De Europese Consumentenbond is van mening dat gewone burgers makkelijker muziek en films moeten kunnen kopiëren. Directeur Jim Murray: “Iedereen heeft recht op een kopie voor eigen gebruik, net als bij een gewoon boek of tijdschrift. Maar de muziek- en filmindustrie heeft het kopiëren zeer lastig gemaakt door techniek en auteursrechten. Dat heeft niets te maken met de strijd tegen piraterij. Het is gewoon om geld te verdienen.”

Vandaag vraagt de Europese Consumentenbond in Brussel om meer aandacht voor deze consumentenrechten. “Tot dusver is ons verzoek weggewimpeld. Sterker nog: er zitten nog slechtere voorstellen in de pijplijn. De Europese Commissie overweegt EU-landen te vragen om kopiëren verregaand strafbaar te stellen.”, aldus Murray. Interessante materie, niet in de laatste plaats omdat het Hof van Beroep Brussel recent heeft geoordeeld dat een consument een kopie mág maken voor privé-gebruik, maar dit is géén recht is. Lees hier en hier iets meer.

Aanvullend commentaar:Het Hof van Beroep in Parijs was eerder dit jaar juist van oordeel dat DVD beveiliging in strijd was met het recht op een privé-kopie. Lees hier meer.

 

IEF 1192

Acht vragen

Kamervraagnr. 2050602780, 2e Kamer.  Vragen van de leden Gerkens en Irrgang (beiden SP) aan de ministers van Justitie en van Economische Zaken over de mogelijke invoering van een kopieerheffing op MP3-spelers en andere digitale informatiedragers. (Ingezonden 9 november 2005).

1. Bent u op de hoogte van het feit dat op dit moment onderhandelingen plaatsvinden binnen de Stichting Onderhandelingen Thuiskopie Vergoeding over de hoogte van een mogelijke heffing op MP3-spelers en andere digitale informatiedragers?

2. Deelt u de mening dat naast de grote financiële belangen, tevens consumentenbelangen in het geding zijn bij deze onderhandelingen? Zo neen, waarom niet?

3. Waarom heeft u ervoor gekozen één persoon te machtigen, te weten de door de minister aangewezen bestuursvoorzitter, om een bindend besluit te nemen over de hoogte van de heffing?

4. Heeft u overwogen de beslissing over de hoogte van deze heffing onderdeel te maken van de democratische parlementaire controle? Zo ja welke argumenten hebben u anders doen besluiten? Zo neen, waarom heeft u dit niet overwogen?

5. Waarom is er, gezien het grote consumentenbelang, niet voor gekozen een consumentenvertegenwoordigend orgaan, zoals de consumentenbond, te betrekken bij de onderhandelingen?

6. Heeft u zicht op wat de gevolgen van deze heffing zullen zijn voor de Nederlandse detailhandel, daar in het buitenland of via internet digitale informatiedragers kunnen worden aangeschaft zonder dat de heffing wordt betaald? Zo neen, kunt u uw antwoord toelichten?

7. Deelt u de mening dat, vanwege de economische concurrentiepositie van de Nederlandse detailhandel en elektronica concerns, een dergelijke heffing Europees zou moeten worden vastgesteld? Zo neen, waarom niet? Zo ja, heeft u hierover contact gehad met uw Europese collega’s?

8. Op welke wijze wordt de hoogte van de heffing bepaald en op welke wijze worden de op grond hiervan binnenkomende gelden verdeeld? Toelichting: De leden verzoeken om spoedige beantwoording in verband met de reeds lopende onderhandelingen en een mogelijk spoedig besluit door de Stichting Onderhandeling Thuiskopie Vergoeding over de hoogte van de heffing op digitale informatiedragers.

+ PvdA: 'Debat over thuiskopieheffing.'  Martijn van Dam van de Partij van de Arbeid (PvdA) wil een debat omtrent de voorgenomen thuiskopieheffing op mp3-spelers en dvd-recorders met harde schijf. Lees hier meer.

IEF 1191

De nieuwe koers

"Na ruim vier jaar heeft mr. Herman Bruggink per 1 november de voorzittershamer van het bestuur van de Stichting Reclame Code (SRC) overdragen aan Willem van der Mee, oud-voorzitter van de Bond van Adverteerders (BVA). Herman Bruggink heeft de afgelopen jaren de SRC een andere richting in laten slaan. Zo heeft hij de grondslagen van de zelfregulering in Nederland opnieuw gedefinieerd en heeft hij de benodigde wijzigingen daarvoor in gang gezet. Bruggink heeft bewerkstelligd dat het draagvlak van SRC is verbreed, waardoor de continuïteit van de SRC is gewaarborgd.

De overdracht valt samen met de nieuwe koers van de Stichting, die haar activiteiten wil uitbreiden, mede door de komst van een consumententoezichthouder medio 2006. Ook zal zij meer aandacht gaan besteden aan de Europese ontwikkelingen op het gebied van zelfregulering, voorlichting en monitoring activiteiten." Lees hier meer.

IEF 1190

Op de tocht (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht meldt Adformatie dat er maandag a.s. een tweede kort geding dient tussen Heineken en Philips om de PerfectDraft. In deze zaak zouden verschillende andere octrooien aan de orde komen die Philips volgens Heineken geschonden zou hebben, waaronder die op reinigingssystemen.

In de rechtszaal noemde Heineken de Philips-thuistap de 'Perfectcopy'. “Het bedrijf heeft toegang gehad tot relevante informatie. Ze stapten uit het project omdat ze geen markt zagen voor een dergelijk product.” Philips was van mening dat er te weinig tijd zou zijn voor een goede voorbereiding en noemde de rechtszaak een ‘verrassingsoverval'. Wie een PerfectDraft van Sint wil kan maar beter snel zijn: uitspraak volgt op 5 december.