Uitspraak ingezonden door Maarten Russchen, Russchen Advocatuur.
Geen inbreuk auteursrechten Zoetermeerzuil
Rechtbank Den Haag 20 januari 2021, IEF 19725; ECLI:NL:RBDHA:2021:401 (VConsyst tegen IPV Delft) IPV Delft houdt zich bezig met het ontwerpen van infrastructuur voor de openbare ruimte. VConsyst houdt zich bezig met de ontwikkeling van ondergrondse afvalsystemen. In 2001 heeft IPV Delft ten behoeve van een aanbestedingsprocedure een inwerpzuil voor een ondergrondse afvalcontainer ontworpen (‘de Zoetermeerzuil’). In 2007 is de gemeente Amstelveen een aanbestedingsprocedure gestart met een uitvraag naar ondergrondse inwerpzuilen, welke VConsyst heeft gewonnen. Sindsdien brengt zij de inwerpzuil 'M71' op de markt. In 2007 hebben IPV Delft en VConsyst een Royaltyovereenkomst gesloten, die IPV Delft het recht geeft op royalties bij verkoop van de M71. VConsyst heeft betwist royalty’s verschuldigd te zijn, omdat zij de Royaltyovereenkomst vernietigd heeft wegens dwaling. In 2017 heeft VConsyst de M71 doorontwikkeld naar de M73 en vermarkt in Frankrijk en Noorwegen. Daarop heeft IPV Delft VConsyst gesommeerd om de verkoop van de M71 en M73 buiten de Benelux te staken. IPV Delft beroept zich daarbij op het Benelux-modelrecht en de auteursrechtelijke bescherming van de Zoetermeerzuil. De vordering wordt afgewezen, omdat geoordeeld wordt dat de vermarkting van de zuilen in Frankrijk en Noorwegen buiten de territoriale reikwijdte valt van de Royaltyovereenkomst. Wat betreft de auteursrechtelijke bescherming wordt geoordeeld dat de verschillen in vormgeving leiden tot een afwijkende totaalindruk, waardoor de M71 en de M73 geen inbreuk maken op het auteursrecht op de Zoetermeerzuil.
Artikel ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird.
Pors: initiatiefwetsvoorstel 'dwanglicenties' is symboolwetgeving
In juli schreef Wouter Pors over het rapport “Persoonlijke beschouwing over de inzet van de dwanglicenties bij hoge prijzen van medicijnen” van de heer A. de Jong van 16 juni 2020 [IEF 19313]. Dit rapport was het resultaat van de onmogelijkheid om binnen de commissie Dwanglicenties tot overeenstemming te komen. De conclusie was dat de dwanglicentie ten onrechte in het rapport wordt geschetst als dé mogelijke oplossing voor het beschikbaar komen van een geneesmiddel en bovendien ten onrechte de indruk wordt gewerkt dat de dwanglicentie in geval van een epidemie op zichzelf al een daadwerkelijke oplossing voor een tekort aan geneesmiddelen zou zijn.
Nu heeft dit rapport een vervolg gekregen, doordat de Kamerleden Ellemeet en Ploumen op 23 december 2020 een initiatiefwetsvoorstel indienden tot wijziging van de Rijksoctrooiwet (ROW) om in een noodsituatie of crisis een dwanglicentie als bedoeld in artikel 57 ROW te kunnen verlenen voor een farmaceutisch product. Inmiddels is dit wetsvoorstel onderwerp van een publieke consultatie [IEF 19699].
Artikel ingezonden door Wim Maas, Taylor Wessing.
Wim Maas: verplichte beperking van omvang processtukken is valse profeet
Op 18 december introduceerde de Raad voor de Rechtspraak een ingrijpende noviteit in het procesrecht. Met ingang van 1 april 2021 zullen de landelijke procesreglementen voor civiele dagvaardingszaken en voor verzoekschriftprocedures in handels- en insolventiezaken bij de gerechtshoven limieten voor het aantal bladzijden van processtukken bevatten.
Hoewel er al langer een roep is om kortere processtukken, kwam de aankondiging voor velen toch onverwacht. Net als bij het experiment van de rechtbank Arnhem in 2012, zijn de reacties overwegend negatief. Meerdere auteurs – uitsluitend advocaten overigens – hebben de bezwaren tegen deze verplichte beperking van de omvang van processtukken inmiddels uitgebreid uiteengezet Ik wil die bezwaren niet herhalen, ondanks dat ik er overwegend hetzelfde over denk. Echter, in mijn ogen is de verplichte maximering van het aantal pagina’s van processtukken bovenal een valse profeet.
Lees verder.
Onrechtmatige uitlatingen columnist
Rechtbank Noord-Nederland 5 januari 2021, IEF 19717, IT 3384; ECLI:NL:RBNNE:2021:24 (A tegen B) A is een zoon van een bekende advocaat in Amsterdam. B is columnist. Zijn colums zijn telkens gericht aan één persoon, meestal een bekende Nederlander. Op Twitter heeft B ruim 43.000 volgers. B heeft in meerdere van zijn tweets A beschuldigd van nachtelijke stalking, door B herhaaldelijk te bellen. B heeft zich hierover ook uitgesproken in een interview met het tijdschrift Panorama. A vordert een verklaring voor recht dat B onrechtmatig heeft gehandeld door A te beschuldigen van stalking en eist van A een immateriële schadevergoeding van € 3.500,00,-. Volgens A zijn de beschuldigingen onjuist. B voert het verweer dat hij geen inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van A. Of de gedane uitlatingen onrechtmatig zijn geweest hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en daarbij dient een afweging te worden gemaakt tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Mede gelet op de onnodig grievende aard van de uitlatingen, wordt geoordeeld dat het belang van A prevaleert.
Artikel ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen en bureau Brandeis.
Noot Paul Geerts onder Kogellagers en mk advokaten
Paul Geerts, Noot onder HvJ EU 30 april 2020, ECLI:EU:C:2020:341 (Kogellagers) [IEF 19182] en HvJ EU 2 juli 2020, ECLI:EU:C:2020:519 (mk advokaten/MBK Rechtsanwälte) [IEF 19317]; gepubliceerd in IER 2020/53 en IER 2020/54.
1. De inbreukcriteria onder art. 5 lid 1 sub a en b (oud) MRl vereisen dat een derde (i) gebruik maakt van het merk of overeenstemmend teken in (ii) het economisch verkeer. Beide vereisten staan in de hier te bespreken arresten centraal. Uit al eerder gewezen jurisprudentie blijkt dat het Hof beide vereisten ruim uitlegt.
2. Wel is het zo dat het Hof aan het gebruik een ondergrens heeft gesteld. Het gebruik van een teken impliceert dat de betrokken marktdeelnemer het teken in het kader van zijn eigen commerciële communicatie gebruikt en dat sprake is van een actieve gedraging.
3. In het Google/Louis Vuitton-arrest is beslist dat het gebruik van een teken op zijn minst impliceert dat de betrokken marktdeelnemer het teken in het kader van zijn eigen commerciële communicatie gebruikt. Daar zal al snel sprake van zijn. Uitzonderingen zijn echter denkbaar.
Lees verder.
AIPPI - Oproep nominaties VIE prijs 2021
De Vereniging voor Intellectuele Eigendom (VIE) is de Nederlandse Groep van de internationale vereniging Association Internationale pour la Protection de la Propriété Intellectuelle (AIPPI). AIPPI heeft tot doel de nationale en internationale bescherming van Intellectuele Eigendom te bevorderen door op verschillende wijzen aandacht te vragen voor de bescherming van creatie en innovatie.
Jaarlijks reikt de vereniging de VIE-prijs uit aan een jonge auteur van een publicatie die een wezenlijke of vernieuwende bijdrage levert aan de kennis en het begrip van het intellectuele eigendomsrecht of het ongeoorloofde mededingingsrecht in Nederland
Tijdens het IE Symposium Online op 17 maart 2021 zal deze prijs weer worden uitgereikt. Voor de VIE-prijs komen in aanmerking publicaties die een wezenlijke en/of vernieuwende bijdrage leveren aan de kennis en het begrip van het intellectuele eigendoms- of het ongeoorloofde mededingingsrecht in Nederland, door een auteur die op het moment van publicatie niet ouder was dan 35 jaar, in het Nederlands of Engels, die binnen vijftien maanden voorafgaand aan de uitreiking van de prijs zijn gepubliceerd. Proefschriften komen niet in aanmerking.
Vacature: advocaat-stagiaire informatierecht (media en platforms) bij Brinkhof
Brinkhof zoekt een advocaat-stagiaire informatierecht (media en platforms).
De advocaten van het media- en platformteam van Brinkhof werken samen aan complexe processtukken en pragmatische adviezen over de volle breedte van het (vooral digitale) informatierecht, met de nadruk op de grensvlakken van auteursrecht, mediarecht, privacyrecht en uitingsvrijheid.
De advocaat-stagiaire die zij zoeken combineert een brede, degelijke kennis van het informatierecht met een grote belangstelling voor de ontwikkelingen en spelers binnen de online/mediasector. Je wil niet alleen aansprekende en maatschappelijk relevante zaken voeren, maar ze ook winnen. Je hebt dus de onderzoeksvaardigheden om feitelijk en juridisch het onderste uit de kan te halen, en het denk- en schrijftalent om ook complexe processtukken aansprekend en begrijpelijk te verwoorden.
Door de internationale context van het werk is het belangrijk dat je Nederlands en Engels allebei uitstekend zijn. Enige beheersing van het Frans, Duits of een andere Europese taal is niet vereist maar wel buitengewoon nuttig.
Lees verder.
Uitspraak ingezonden door Iris van der Wal en Thomas Berendsen, LXA The Law Firm.
Geen inbreuk handelsnaam Bronzen Beelden Winkel
Vzr. Rechtbank Overijssel 20 januari 2021, IEF 19714; ECLI:NL:RBOVE:2021:277 (Connected tegen Lankal Spiegels) Bronzen Beelden Winkel houdt zich sinds medio 2015 bezig met detailhandel via internet. Zij heeft in 2014 de domeinnaam www.bronzenbeeldenwinkel.nl in het SIDN-register laten registreren. V.O.F. houdt zich eveneens bezig met detailhandel via internet en heeft daarvoor in 2018 de domeinnaam www.bronzenbeeld-winkel.nl/be laten registreren. Bronzen Beelden Winkel heeft V.O.F. gesommeerd het inbreukmakend onrechtmatig handelen door het gebruik van de handels- en domeinnaam te staken. Volgens Bronzen Beelden Winkel levert het gebruik deze naam verwarringsgevaar op als bedoeld in artikel 5 van de Handelsnaamwet. Geoordeeld wordt dat er slechts sprake is van een loutere beschrijvende handelsnaam. Mede in aanmerking genomen de conclusie van P-G Drijber in de zaak DOC Dairy Partners [IEF 19633], dient de aan de ‘vrijhoudingsbehoefte’ van woorden een zwaarder gewicht te worden toegekend dan aan de bescherming van de handelsnaam.
Schadevergoeding wegens aantasting in persoon
Ktr. Rechtbank Noord-Nederland 12 januari 2020, IEF 19714, IT 3382; ECLI:NL:RBNNE:2021:106 (Eiser tegen gemeente Oldambt) In 2016 heeft de gemeente Oldambt een perceel waarop zich een niet meer in gebruik zijnde schietbaan bevond, voor het symbolische bedrag van € 1,- te koop gezet. Eiser had belangstelling voor aankoop van de schietbaan en heeft een omgevingsvergunning aangevraagd en zijn gegegevens ingevuld. De gegevens zijn openbaar gemaakt. In deze procedure staat de vraag centraal of eiser in verband met een aantal datalekken op de gemeentelijke website, waarbij zijn BSN-nummer, e-mailadres en telefoonnummer zijn gepubliceerd, tegenover de gemeente aanspraak kan maken op betaling van een vergoeding voor de door hem gestelde materiële en immateriële schade. Er wordt geconcludeerd dat de gemeente met het ontstaan van genoemde datalekken de AVG heeft geschonden en daarom schadeplichtig is jegens eiser. In de gegeven omstandigheden bestaat geen aanleiding voor toewijzing van een bedrag aan materiële schadevergoeding, maar wel voor toekenning van een (beperkte) immateriële schadevergoeding.
Conclusie A-G in Mircom tegen Telenet
HvJ EU Conclusie A-G 17 december 2020, IEF 19712, IT 3381, IEFbe 3173; ECLI:EU:C:2020:1063 (Mircom tegen Telenet BVBA) Verzoek om een prejudiciële beslissing van de ondernemingsrechtbank Antwerpen. Richtlijn 2001/29/EG, artikel 3, lid 1. Begrip ‚mededeling aan het publiek’. Downloaden van een bestand met een beschermd werk via een peer-to-peernetwerk en gelijktijdige terbeschikkingstelling van de onderdelen van dat bestand ter upload voor andere gebruikers.
Antwoorden van A-G Szpunar: