IEF 22162
29 juli 2024
Uitspraak

Gebruik IGLOO-merken door oud-distributeur is toegestaan voor de verkoop van opgebouwde voorraad

 
IEF 22161
29 juli 2024
Uitspraak

Ziggo is niet langer vergoedingen verschuldigd voor de uitzending van fonogrammen op televisie

 
IEF 22160
29 juli 2024
Uitspraak

Rhedelijk Cultureel maakt inbreuk op auteursrechten fotografe

 
IEF 16230

Vraag aan HvJ EU: Mag een merkinbreukvordering worden afgewezen vanwege te kwader trouw, nog vóór de beoordeling reconventionele nietigheidsvordering?

HvJ EU 8 sep 2016, IEF 16230; (Raimund tegen Aigner), https://ie-forum.nl/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-mag-een-merkinbreukvordering-worden-afgewezen-vanwege-te-kwader-trouw-nog-v-r-de-be

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 8 september 2016, C-425/16; IEF 16230; IEFbe 1922 (Raimund) (gov.uk) Merkenrecht.

Verzoeker is sinds 17-05-2005 (‘met voorrang’) houder van het Uniewoordmerk ‘Baucherlwärmer’, een kruidenmengsel dat hij sinds circa 2000 met die naam aanduidt. Ook verweerster handelt in een dergelijk kruidenmengsel dat zij met dezelfde naam aanduidt. Verzoeker heeft een vordering tot staking ingesteld, vernietiging van de waren en publicatie van de uitspraak. Verweerster stelt dat verzoeker het Uniemerk in strijd met de goede zeden en te kwader trouw heeft verworven en stelt dan ook een reconventionele vordering tot nietigverklaring van verzoekers Uniemerk in. Laatstgenoemde procedure wordt geschorst in afwachting van kracht van gewijsde van de uitspraak op verzoekers vordering; in beroep is de schorsing opgeheven zodat die procedure nog aanhangig is. De rechter in eerste aanleg wijst verzoekers vordering af wegens aanvraag te kwader trouw. Het zou verzoeker bekend zijn geweest dat het kruidenmengsel zowel door verweerster als al door haar vader onder die naam werd samengesteld. Die beslissing wordt in beroep bekrachtigd. De zaak ligt nu voor ‘Revision’ bij de verwijzende rechter. Verzoeker stelt dat de lagere rechters de vraag inzake kwade trouw in de inbreukprocedure niet hadden mogen onderzoeken zonder dat de zaken waren gevoegd, respectievelijk zonder in kracht van gewijsde gegane beslissing in de procedure over de reconventionele vordering.

De verwijzende OOS rechter (Oberster Gerichtshof) stelt vast dat kwade trouw bij aanvraag een absolute nietigheidsgrond is die in de inbreukprocedure alleen geldig kan worden aangevoerd wanneer verweerster op grond daarvan een reconventionele vordering instelt. De vraag rijst echter hoe de reconventionele vordering dient te worden behandeld. Volgens de (Duitstalige) doctrine kan het nietigheidsbezwaar in ieder geval pas slagen wanneer het merk in de procedure inzake de reconventionele vordering nietig is verklaard. Het is echter niet duidelijk of de beslissing over de reconventionele vordering al in kracht van gewijsde moet zijn gegaan. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

IEF 16228

Conclusie AG: Richtlijn OHP is beperkt en InfoSocrichtlijn verzet zich niet tegen nationale regeling inzake publiciteit voor tandverzorging

HvJ EU 8 sep 2016, IEF 16228; ECLI:EU:C:2016:660 (VVT tegen Vanderborght), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-richtlijn-ohp-is-beperkt-en-infosocrichtlijn-verzet-zich-niet-tegen-nationale-regeling

Conclusie AG HvJ 8 september 2016, IEFbe 1920; IEF 16228; RB 2776, C-339/15, ECLI:EU:C:2016:660(V.Z.W. tegen Vanderborght) Reclamerecht. Oneerlijke handelspraktijk.  Verzoeker Luc Vanderborght is erkend tandarts en gespecialiseerd in cosmetische en implantaatbehandelingen. Hij wordt ervan verdacht reclame te hebben gemaakt voor zijn praktijk door middel van een reclamezuil ‘van onbescheiden afmeting’ en andere verboden reclamepraktijken te hebben verricht. Al in 2003 heeft het Verbond der Vlaamse Tandartsen (VVT) een klacht tegen verzoeker ingediend wegens zijn reclameactiviteiten. Op grond van een wet uit 1958 mag in België geen reclame voor tandartspraktijken gemaakt worden. Verzoeker stelt dat deze wet in strijd is met Europees recht. De verwijzende Belgische rechter constateert dat de wet van 1958 is ingesteld ter bescherming van de volksgezondheid (met name gericht tegen commerciële klinieken die schreeuwerige reclame maken) en gehandhaafd ook na implementatie van de door verzoeker genoemde richtlijnen. Hij stelt nog wel vragen over de juiste uitleg van Richtlijn 2005/29. Wat betreft richtlijn 2000/31 vraagt hij zich af of mond- en tandverzorging valt onder de definitie van diensten van de informatiemaatschappij.

Conclusie AG:

Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel (België) te antwoorden als volgt:

„1) Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (,richtlijn oneerlijke handelspraktijken’) moet aldus worden uitgelegd dat zij op grond van de beperkingen die de Uniewetgever uitdrukkelijk heeft neergelegd in artikel 3, leden 3 en 8, van die richtlijn niet van toepassing is op een nationale regeling zoals neergelegd in artikel 1 van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, in de versie die gold ten tijde van de feiten in het hoofdgeding, waarbij alle reclame voor tandheelkundige zorg wordt verboden, of een nationale regeling zoals neergelegd in artikel 8 quinquies van het koninklijk besluit van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde, in de versie die gold ten tijde van de feiten in het hoofdgeding, waarbij de vereisten van bescheidenheid waaraan het uithangbord van een tandartspraktijk moet voldoen, worden vastgesteld.

2) Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (,richtlijn inzake elektronische handel’), en inzonderheid de artikelen 3, lid 1, en 8, lid 1, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale regeling zoals neergelegd in artikel 1 van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, in de versie die gold ten tijde van de feiten in het hoofdgeding, die verstrekkers van tandheelkundige zorg in het kader van een vrij beroep of een tandartspraktijk verbiedt enige reclame voor hun diensten te maken via internet, aangezien die regeling ertoe strekt de eerbiediging van de beroepsregels te waarborgen en van toepassing is op een op het nationale grondgebied gevestigde dienstverlener.

3) Een nationale regeling zoals neergelegd in artikel 1 van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging, in de versie die gold ten tijde van de feiten in het hoofdgeding, die verstrekkers van tandheelkundige zorg in het kader van een vrij beroep of een tandartspraktijk verbiedt direct of indirect enige op het publiek gerichte reclame voor hun diensten te maken, vormt een beperking van de vrijheid van vestiging en van de vrijheid van dienstverrichting in de zin van de artikelen 49 en 56 VWEU.

Deze beperking is gerechtvaardigd uit hoofde van de bescherming van de volksgezondheid indien de nationale wettelijke regeling aan de orde in het hoofdgeding dergelijke beroepsbeoefenaren niet verbiedt een eenvoudige en neutrale vermelding te doen opnemen in een telefoongids of in een ander openbaar informatiemedium teneinde aan hun bestaan als beroepsbeoefenaar bekendheid te geven, zoals een vermelding van hun identiteit, de activiteiten die zij mogen uitoefenen, de plaats waar zij deze uitoefenen, hun spreekuren en hun contactgegevens.”

IEF 16226

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.

HvJ EU: Bepalen of hyperlink een ‘mededeling aan het publiek’ is aan de hand van winstoogmerk en kennis illegale karakter, bij winstoogmerk wordt kennis van illegale karakter vermoed

HvJ EU 8 sep 2016, IEF 16226; ECLI:EU:C:2016:644 (GS Media tegen Sanoma c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-bepalen-of-hyperlink-een-mededeling-aan-het-publiek-is-aan-de-hand-van-winstoogmerk-en-kennis

HvJ EU 8 september 2016, IEFbe 1919; IEF 16226; IT 2127; ECLI:EU:C:2016:644; C-160/15 (GS Media tegen Sanoma c.s.) Auteursrecht. Citaatrecht. Grondrechten. In oktober 2011 maakt een fotograaf in opdracht van Sanoma, verweerster en uitgever van Playboy, een fotoreportage van Britt Dekker, een zogenaamde ‘BN-er’ die geregeld op een NL commerciële tv-zender te zien is. Dekker heeft verweerster exclusief toestemming gegeven de foto’s in Playboy te publiceren en gedeeltelijk op de website van het blad. Verzoekster is exploitant van de website Geenstijl.nl. Zij ontvangt een anonieme linktip naar een bestand op de site ‘Filefactory’ waarin de betreffende fotoreportage is opgeslagen.

HvJ EU - uit het persbericht - Het plaatsen op een website van een hyperlink naar auteursrechtelijk beschermde werken die zonder toestemming van de auteursrechthebbende zijn gepubliceerd op een andere website, vormt geen „mededeling aan het publiek” wanneer de plaatser van deze link dit doet zonder winstoogmerk en zonder te weten dat de publicatie van deze werken illegaal was. Indien deze hyperlinks daarentegen met winstoogmerk worden verstrekt, moet kennis van het illegale karakter van de publicatie op de andere website worden vermoed.

Artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat, om vast te stellen of het plaatsen, op een website, van hyperlinks naar beschermde werken die zonder toestemming van auteursrechthebbende vrij beschikbaar zijn op een andere website, een "mededeling aan het publiek" vormt in de zin van die bepaling, bepaald moet worden of deze links zijn verstrekt zonder winstoogmerk door een persoon die geen kennis had, of redelijkerwijs geen kennis kon hebben, van het illegale karakter van de publicatie van die werken op die andere website, dan wel of, integendeel, voornoemde links met een dergelijk oogmerk zijn verstrekt, in welk geval deze kennis moet worden vermoed.

IEF 16227

'Stee aan Zee' is geen louter beschrijvende naam voor logies

Rechtbank Den Haag 6 aug 2016, IEF 16227; ECLI:NL:RBDHA:2016:10651 (Stee aan Zee tegen Stee aan Zee Katwijk), https://ie-forum.nl/artikelen/stee-aan-zee-is-geen-louter-beschrijvende-naam-voor-logies

Rechtbank Den Haag 6 augustus 2016, IEF 16227; ECLI:NL:RBDHA:2016:10651 (Stee aan Zee B.V. tegen Stee aan Zee Katwijk B.V.) Handelsnaamrecht. Inbreukverbod aangenomen. Sinds 2013 exploiteert eiseres een onderneming onder de naam ‘Stee aan Zee.’ Gedaagde start in 2016 een onderneming onder de naam ‘Stee aan Zee Katwijk.’ Eiseres vordert gedaagde te veroordelen het gebruik van de handelsnaam STEE AAN ZEE en de website www.steeaanzee.com te staken en gestaakt te houden. Gedaagde stelt onterecht dat ‘Stee aan Zee’ beschrijvend is en dat daarom aan eiseres geen monopolie toekomt wat betreft deze woordcombinatie. Het inbreukverbod wordt aangenomen.

IEF 16225

Geen onrechtmatige uitlatingen tussen radiostation en politici

Antilliaanse Gerechten 1 sep 2016, IEF 16225; ECLI:NL:OGEAC:2016:77 (Eiser tegen Jachmin Pinedo producties), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-onrechtmatige-uitlatingen-tussen-radiostation-en-politici

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 1 september 2016, IEF 16225; ECLI:NL:OGEAC:2016:77 (Eiser tegen Jachmin Pinedo producties) Mediarecht. Onrechtmatige daad. Eiser is ex-politicus en stelt dat er door een journalist op Radio Direct zeer ernstige en beschadigende uitspraken zijn gedaan die schadelijk zijn voor de reputatie en goede naam van de eiser. De uitlatingen van Radio Direct zijn wegens de feitelijke onjuistheid onrechtmatig jegens eiser. Daarentegen stelt Radio Direct dat eiser onrechtmatige uitlatingen heeft gedaan over Radio Direct, bijvoorbeeld dat er sprake is van corruptie, waardoor de goede naam, eer en reputatie van Radio Direct aangetast wordt. Radio Direct vraagt eiser dit recht te zetten door middel van een radiouitzending. De uitlatingen van zowel eiser als van Radio Direct zijn niet onrechtmatig.

IEF 16224

Vraag aan HvJ EU: Interpretatie van een reparatieclausule en het modelrecht

HvJ EU , IEF 16224; C-397/16 (Acacia), https://ie-forum.nl/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-interpretatie-van-een-reparatieclausule-en-het-modelrecht

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 2016, C-397/16; IEF 16224; IEFBE 1915 (acacia) Modelrecht. Rechtsbeginselen. Vrij verkeer van goederen. Sluiten de beginselen van het vrije verkeer van goederen (…) de wettelijke interpretatie (die een reparatieclausule bevat die uitsluitend uit replica wielen die esthetisch identiek aan origineel wielen zijn), met het oog op de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm, uit? Indien de eerste vraag negatief beantwoord wordt, zijn de regels inzake exclusieve industriële rechten met betrekking tot geregistreerde ontwerpen dan in overeenstemming met de wensen van de klant? In het geval dat de tweede vraag ontkennend beantwoord wordt, welke stappen moet een fabrikant van replica wielen nemen om het vrije verkeer van de producten van het beoogde gebruik van reparatie van een complex product en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm te verzekeren?

Verweersters Audi en de inmiddels failliete Pneusgarda hebben verzoekster Acacia gedagvaard wegens inbreuk op een aan verweerster toebehorend gemeenschapsmodel (lichtmetalen wielvelgen voor de Audi’s). Verzoekster wordt gesommeerd te stoppen met de invoer, productie of verkoop van replicavelgen of daarvoor reclame te maken. Bij de rechter in eerste aanleg wordt verweerster in het gelijk gesteld, waarna verzoekster (01-07-2015) in beroep gaat bij de verwijzende rechter. Zij stelt dat de door haar geproduceerde wielen vallen onder de definitie van het Reglement VN/ECE waarin onderscheid wordt gemaakt tussen wielen die de voertuigfabrikant monteert en die welke tijdens de levensduur van het voertuig (ter vervanging) worden geplaatst. Zij oppert vragen aan het HvJEU voor te leggen om na te gaan of het recht van de EU zich ertegen verzet dat de overgangsregeling met betrekking tot de “reparatieclausule” van artikel 110 van Vo. 6/2002 aldus wordt uitgelegd dat modellen van replicawielen vallen onder de categorie ‘onderdelen van een samengesteld voortbrengsel’.

Bij de verwijzende ITA rechter (Hof van Beroep Milaan) beroept verzoekster zich nogmaals op de reparatieclausule (zowel in de RL als in de Vo.) waarvoor zij aan alle voorwaarden heeft voldaan. Haar actie is erop gericht de auto zijn oorspronkelijke vorm terug te geven: het model velg is op esthetisch vlak complementair aan het ‘samengestelde’ voortbrengsel dat een auto is. Verweerster stelt dat de vorm van lichtmetalen velgen voor auto’s niet onveranderlijk vastligt ten opzichte van de gehele uiterlijke verschijning van het samengestelde voortbrengsel omdat er keuze mogelijk is uit velgen die op verschillende automodellen kunnen worden geplaatst. Zij stelt dat de reparatieclausule een uitzondering is en een lex specialis is ten opzichte van de regel van bescherming van eigendomsrechten en dat zij dan ook niet zo ruim mag worden uitgelegd dat deze producten daaronder vallen.

De verwijzende rechter stelt vast dat in onderhavige zaak de bewijslast dat de replicavelg op esthetisch vlak al dan niet complementair is aan de auto, op verzoekster dan wel verweerster zal rusten naar gelang dat de overgangsbepaling die voorziet in de reparatieclausule moet worden beschouwd als een norm die een uitzondering bevat op de bescherming van de industriële eigendom of integendeel als de uitdrukking van het algemene beginsel van vrije mededinging op de markt. Voor zover hij weet heeft het HvJEU nog geen uitspraak gedaan over uitleg van artikel 110 van Vo. 6/2002. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

IEF 16222

Bijdrage ingezonden door Dirk Visser, Universiteit Leiden, Visser Schaap & Kreijger.

Dirk Visser - OOC in de DSM-Rl. en COO in de OOVo.

D.J.G. Visser , ‘OOC in de DSM-Rl. en COO in de OOVo. - De uitgelekte DSM-richtlijn en Online Omroepverordening in het kort’, IEF 16222.
De uitgelekte DSM-richtlijn en Online Omroepverordening in het kort. DSM verwijst niet naar de voormalige Staatsmijnen, noch naar het chemiebedrijf dat daar voor in de plaats kwam. In het auteursrecht is het voortaan de naam van een nieuw richtlijn-voorstel dat het vervolg vormt van een eerdere aankondiging van de Europese Commissie in mei 2015 over de Digital Single Market (2). Eind augustus 2016 werd bekend dat er eind september een richtlijn (3) en een verordening (4) zullen worden gepresenteerd en vrijwel gelijktijdig lekten de teksten ervan uit. De concept DSM-richtlijn is een mixed bag met voor elk wat wils, met veel fijne afkortingen [OOC staat voor ‘Out of commerce’ works en COO voor ‘Country of origin’] (5).

DSM-richtlijn (DSM-rl.)
TDM, online onderwijs en de preserveringskopie

Een verplichte Tekst and Data Mining (TDM) exceptie voor onderzoeksinstellingen, een verplichte onderwijs-exceptie digitaal onderwijs met een vergoedingsregeling en een verplichte preserveringsexceptie voor Cultutal Heritage Institutions (CHI). Vooral het verplichte karakter van deze drie beperkingen is van belang. Tot nu toe waren veruit de meeste beperkingen in EU auteursrecht-richtlijn facultatief, waardoor van harmonisatie geen sprake was en bij grensoverschrijdend gebruik het verbodsrecht vaak prevaleerde.

TDM door onderzoeksinstellingen is toegestaan en contractuele beperkingen erop zijn niet afdwingbaar. Uitgevers mogen wel noodzakelijke maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit van databanken te waarborgen. Hiervoor zal in Nederland een nieuwe beperking in de Auteurswet (en in de Databankenwet en WNR) moeten komen.

IEF 16223

Gerecht Aruba geeft gelegenheid tot het overleggen van bewijs door het horen van getuigen

Antilliaanse Gerechten 24 aug 2016, IEF 16223; ECLI:NL:OGEAA:2016:540 (TELEARUBA), https://ie-forum.nl/artikelen/gerecht-aruba-geeft-gelegenheid-tot-het-overleggen-van-bewijs-door-het-horen-van-getuigen

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 24 augustus 2016, IEF 16218; ECLI:NL:OGEAA:2016:540 (TELEARUBA N.V. tegen h.o.d.n.) Reclame. Bewijslevering. Het gaat in deze zaak om een overeenkomsten van opdracht bestaande uit het uitzenden van tv-programma’s en/of reclameboodschappen. TeleAruba stelt dat zij namens de gedaagde door derde en TeleAruba gesloten overeenkomsten van opdracht diensten heeft verleend voor gedaagde, bestaande uit het uitzenden van tv-programma’s en/of reclameboodschappen en dat de gedaagde uit dien hoofde het in de hoofdsom gevorderde bedrag verschuldigd is aan TeleAruba. Het Gerecht stelt TeleAruba in de gelegenheid om hetgeen zij vooropgesteld hebben te bewijzen.

IEF 16217

Te hoge zorgvuldigheidsnorm aangelegd voor Miljoenenjachtvraag

Rechtbank Amsterdam 24 aug 2016, IEF 16217; ECLI:NL:RBAMS:2016:6011 (X tegen NPL-Endemol), https://ie-forum.nl/artikelen/te-hoge-zorgvuldigheidsnorm-aangelegd-voor-miljoenenjachtvraag

Rechtbank Amsterdam 24 augustus 2016, IEF 16217; ECLI:NL:RBAMS:2016:6011 (X tegen NPL - Endemol) Contractenrecht. X verliest in het spel Miljoenenjacht zijn kans op spelen voor hogere geldbedragen omdat de spelleiding het antwoord 'Patty Brard' van een andere kandidaat goedkeurt op de vraag 'welke Nederlandse diva is afgelopen maand op Ibiza getrouwd'. De opnames zijn 's middags gedaan en pas rond 18u30 is Patty Brard diezelfde dag getrouwd. X legt ten aanzien van de Miljoenenjachtvraag een te hoge zorgvuldigheidsnorm aan die niet uit de overeenkomst volgt. Het spelelement overheerst waarbij deelnemers zonder grote tegenprestaties aanzienlijke geldbedragen kunnen winnen. Er is geen sprake van een beding zoals onder 6:236 onder d of n BW, dat de spelleiding de beoordeling van de nakoming van een verbintenis aan haar zelf overlaat, dit is geen geschilbeslechting. Vordering wordt afgewezen.

IEF 16221

Uitspraak mede ingezonden door Ruby Nefkens, Van der Steenhoven advocaten.

Bouwstop appartementencomplex na overname licentie uit faillissement

Rechtbank Noord-Holland 31 aug 2016, IEF 16221; ECLI:NL:RBNHO:2016:7375 (Klous + Brandjes tegen Bot Bouw), https://ie-forum.nl/artikelen/bouwstop-appartementencomplex-na-overname-licentie-uit-faillissement

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 31 augustus 2016, IEF 16221; ECLI:NL:RBNHO:2016:7375 (Klous + Brandjes tegen Bot Bouw) Auteursrecht Contractenrecht. Het afbouwen van een appartementencomplex na overname van het contract van de failliete aannemer met de woningbouwcorporatie levert inbreuk op auteursrecht van architect van het ontwerp. De aan de (thans) failliete aannemer door de architect verstrekte licentie is naar haar aard niet voor overdracht aan een derde vatbaar. Uit de bijzondere deskundigheid en reputatie van deze aannemer volgt dat onderhavige prestatie verband houdt met persoonlijke eigenschappen van de licentienemer.