IEF 22169
31 juli 2024
Uitspraak

Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV

 
IEF 22168
31 juli 2024
Uitspraak

Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter

 
IEF 22167
31 juli 2024
Uitspraak

Verzoek tot versnelling beroepsprocedure wordt afgewezen

 
IEF 15359

Hugobossoutlet.nl te kwader trouw geregistreerd

WIPO Arbitration and Medication Center 21 september 2015, IEF 15359; Case No. DNL2015-0034 (hugobossoutlet.nl)
Uitspraak ingezonden door Annelot Sitsen en Lars Bakers, Bingh Advocaten. Domeinnaamgeschil. Hugo Boss Trade Mark Management stelt dat de domeinnaam "hugobossoutlet.nl" voor verwarring zorgt. Deze website is door de hosting provider geblokkeerd maar is duidelijk zichtbaar geweest als handelsmerk voor kledingproducten. De website creeërde ten onrechte de indruk dat het verbonden is met Hugo Boss. Bovendien is er sterk het vermoeden dat het gaat om namaakproducten. Het Panel oordeelt dat de domeinnaam verwarrende gelijkenis toont door het dominerende bestanddeel Hugo Boss waarin verweerder geen rechten of legitieme belangen heeft. De domeinnaam is geregistreerd en gebruikt te kwader trouw omdat de merkenregistratie 37 jaar voor de domeinnaamregistratie ligt en door een kleine inspanning had verweerder hier achter kunnen komen. De domeinnaam moet overgedragen worden aan Hugo Boss. 

A. Identical or Confusingly Similar
The Complainant has shown that it has rights in the Trade Marks. The Trade Marks consist of (or include) the name “Hugo Boss”, which is incorporated in its entirety in the Domain Name. The addition of the country code Top-Level Domain (“ccTLD”) “.nl ” does not change the overall impression, as the applicable top-level suffix in the domain name is typically disregarded under the confusing similarity test, since it is a technical registration requirement (see WIPO Overview 2.0, paragraph 1.2). The addition of the word “outlet” is descriptive and does not alter the overall impression, as HUGO BOSS clearly is the dominant element in the Domain Name. Therefore, the Panel finds that the Domain Name is confusingly similar to the Trade Marks.

B. Rights or Legitimate Interests
The Complainant has to make out a prima facie case that the Respondent does not have rights or legitimate interests in the Domain Name (WIPO Overview 2.0, paragraph 2.1). The Complainant asserts that the website connected to the Domain Name prominently displayed the BOSS HUGO BOSS trademark, as well as pictures of clothing products which were offered for sale under the HUGO BOSS trademark, which wrongly creates the impression that the website is an online outlet store of or connected to the Complainant. The Panel notes that the domain name <hugobossoutlet.nl> may indeed create the impression of being the website of a reseller or distributor of the Complainant. As set out in paragraph 2.3 of the WIPO Overview 2.0, a reseller or distributor can be making a bona fide offering of goods and services and thus have a legitimate interest in the domain name at issue if certain requirements are met. The leading case on this point is OKI Data Americas, Inc. v. ASD, Inc., WIPO Case No. D2001-0903. Under OKI Data case in order for the offerings of the Respondent on its website under the Domain Name to be characterised as bona fide, the following requirements must be met:
a) the Respondent must actually be offering the goods or services at issue;
b) the Respondent must use the site to sell only the trademarked goods; otherwise, it could be using the trademark to bait Internet users and then switch them to other goods;
c) the site must accurately disclose the registrant's relationship with the trademark owner; it may not, for example, falsely suggest that it is the trademark owner, or that the website is the official site, if, in fact, it is only one of many sales agents;
d) the Respondent must not try to corner the market in all domain names, thus depriving the trademark owner of reflecting its own mark in a domain name.
The Complaint does not expressly reflect upon this decision, and the Panelist will discuss this on the basis of the statements submitted and the evidence provided. On the basis of the screen print, it must be assumed that elements a, b and d of the OKI Data criteria are fulfilled, but element c is not, as the screen print of the website does not contain any information on the relationship with the Complainant. Moreover, in view of the prominent use of the Trademarks (including a device mark) in connection with the goods (fashion products) this may in the Panel’s view create the impression that the website is that of an official distributor. In view of all of the above, the Panel concludes that the Complainant on balance has made out the prima facie case that the Respondent has no rights or legitimate interests in the Domain Name. As no Response has been submitted, the Panel concludes that the Respondent has no rights or legitimate interests in the Domain Name.

C. Registered or Used in Bad Faith
The Complainant has to show that the Domain Name was registered or is being used in bad faith.The Complainant’s case in this respect is based upon the same assertions and evidence referred to in paragraph 6B. Based on the information and the documents provided by the Complainant, the Panel assumes that at the time of registration of the Domain Name the Respondent was or should have been aware of the Trademarks. First, the registration date of the Trademarks lie more than 37 years before the registration date of the Domain Name. Second, one of the designated states for the registration of the Trademarks is Germany, the state of domicile of the Respondent. Thirdly, the name “Hugo Boss”, which is incorporated in its entirety in the Domain Name, is not a name that a person wishing to register a domain name would accidentally think of. In addition, if the Respondent had not actually been aware of the Complainant or the Trademarks, a small effort on its part would have revealed the Complainant’s rights to the Trademarks. A simple online trade mark register search would have informed the Respondent of the existence of the Trademarks (and many other trademarks of the Complainant incorporating the name “Hugo Boss”). Taking into account that the Respondent has not filed a Response to counter the submissions of the Complainant, the Panel on balance concludes that the Domain Name has been registered and used in bad faith.

7. Decision
For all the foregoing reasons, in accordance with articles 1 and 14 of the Regulations, the Panel orders that the disputed domain name, <hugobossoutlet.nl>, be transferred to the Complainant.

Op andere blogs:
Novagraaf

IEF 15358

HvJ EU: Bitcoin is wettig betaalmiddel en dus vrijgesteld van BTW

HvJ EU 22 oktober 2015, IEF 15358; C-264/14 (Skatteverket tegen David Hedqvist)
Inwisselen van de virtuele valuta "bitcoin" tegen traditionele valuta's - vrijstelling.  Het Hof verklaart voor recht:

1) Artikel 2, lid 1, onder c), van [BTW-richtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding – die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta’s koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten –, diensten onder bezwarende titel in de zin van deze bepaling vormen.

2) Artikel 135, lid 1, onder e), van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat diensten zoals die aan de orde in het hoofdgeding – die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten –, van de btw vrijgestelde handelingen vormen in de zin van deze bepaling. Artikel 135, lid 1, onder d), en f), van richtlijn 2006/112 moet aldus worden uitgelegd dat dergelijke diensten niet binnen de werkingssfeer van deze bepalingen vallen.

Prejudiciële vragen die gesteld zijn:

1)      Moet artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn aldus worden uitgelegd dat handelingen in de vorm van wat is omschreven als de inwisseling van virtuele valuta’s tegen traditionele valuta’s en omgekeerd, die worden verricht voor een tegenprestatie die de dienstverrichter bij de vaststelling van de wisselkoers mede aanrekent, een dienst onder bezwarende titel vormen?
2)      Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 135, lid 1, [van deze richtlijn] dan aldus worden uitgelegd dat voormelde wisselhandelingen zijn vrijgesteld van belasting?”

 

Op andere blogs:
Ius Mentis
Hln.be
Legalworld.be

 

IEF 15357

&#039;Grotere kans op boete voor Nederlandse Popcorn Time-gebruikers&rsquo;, wacht, wat?

Door Arnoud Engelfriet, ICTRecht. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. De kans dat auteursrechthebbenden gaan proberen om van Nederlandse Popcorn Time-gebruikers schadevergoedingen te eisen lijkt weer wat groter te zijn geworden, las ik bij NOS.nl (dat me ook om een weerwoord vroeg). Brein-opperhoofd Tim Kuik liet zich bij BNR ontvallen dat er in de wandelgangen wordt gefluisterd dat sommige rechthebbenden nadenken over mogelijke boetes voor sommige downloaders. Keihard bewijs dat het volgende week gaat gebeuren? Proest. Maar slim van Brein wel: het kost veel minder dan daadwerkelijk naar de rechter gaan, de negatieve PR-impact is een stuk minder en er zullen vast mensen zijn die nu denken “Oké, ik ga wel naar Netflix nu”.

Sinds de invoering van het downloadverbod is het al een discussie: gaan individuele up- en vooral downloaders nu aangepakt worden? Het is immers inbreuk op auteursrechten als je iets downloadt uit illegale bron, nu het excuus van de thuiskopie van tafel is.

Heeft het zin? In juridische zin vast wel: elke inbreuk beëindigd is er een. Maar praktisch gezien zie ik het niet. Een digitaal vergiet pak je niet aan door een voor een gaatjes te dichten, dat vereist andere middelen. En die heeft Brein al lang gevonden, namelijk de platforms aanpakken. The Pirate Bay blokkeren beperkt het downloaden van veel meer mensen dan een rechtszaak tegen een downloader.

Natuurlijk, er gaat een afschrikwekkend effect uit van een downloader aanpakken. Holy shit, die jongen van hier tegenover moet 8.000 euro boete (pardon, 100 euro schadevergoeding en 7.900 volledige proceskostenvergoeding, maar je weet hoe dat gaat) betalen omdat ie een film heeft gedownload op Bittorrent. Ik neem wel een VPNga wel naar Netflix. Zoiets.

Maar a) hoe groot is dat effect werkelijk en b) het afbreukrisico is veel te groot. Afbreukrisico? Ja. Voor je het weet sta je een grootmoeder van 85 te dagvaarden wiens aardige onderbuurjongen haar router heeft helpen beveiligen (en en passant er een seedbox-gateway van maakte), of een meisje van 13 dat alleen maar de Hunger Games wilde kijken. En je kunt je nu al de krantenkoppen (en mogelijk Kamervragen) wel voorstellen.

Dus nee, ik geloof het niet. Het is veel slimmer om door te laten schemeren dát het kan gebeuren. Want het is leuke clickbait, dit soort angstverhalen, en het kost niets om ze in de wereld te helpen. (En ja, dilemma: moet je er dan op reageren in de hoop het te ontkrachten, want zo valideer je dat het een talking point is. Maar goed.)

Arnoud

Ook te lezen op: https://www.iusmentis.com/

IEF 15356

Popartiesten vs. Donald Trump

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Het lijkt wel een nieuwe trend: popartiesten die bezwaar maken tegen gebruik van hun muziek door politici. Terwijl Henk Westbroek op dit moment in Nederland onderzoekt of hij de PVV kan verbieden bij verkiezingsbijeenkomsten zijn lied België te draaien, wordt Donald Trump in de Verenigde Staten onder vuur genomen door verschillende muzikanten die zich verzetten tegen gebruik van hun nummers als ondersteuning van zijn campagne.

NEIL YOUNG
Toen Trump in juni van dit jaar bij de aankondiging van zijn presidentskandidatuur het  nummer Keep on rockin’ in the free world van Neil Young ten gehore bracht, maakte Young meteen bezwaar. Ik heb hier geen toestemming voor gegeven en ben bovendien fan van Bernie Sanders (een andere presidentskandidaat), aldus Young.

REM EN THE AEROSMITH
Nog geen twee maanden later was het weer raak toen Trump een verkiezingsbijeenkomst in Washington opvrolijkte met It’s the End of the World as We Know It van de Amerikaanse band REM. Leadzanger Michael Stipe was wat minder subtiel dan Neil Young twee maanden eerder. ‘Go fuck yourselves … you sad, attention-grabbing, powerhungry little men’, aldus Stipe in een tweet. En of het allemaal nog niet genoeg was kreeg Trump het begin van deze maand aan de stok met Steven Tyler van The Aerosmith over het gebruik van het nummer Dream On. Tyler wil voorkomen dat de indruk wordt gewekt hij de kandidatuur van Trump steunt.

PVV KEURIG BETAALD
Toch is het de vraag of de artiesten wel een zaak hebben. Immers, zowel Trump als de PVV hebben gewoon netjes betaald voor het gebruik. Zo heeft de PVV rechten afgedragen aan Buma Stemra, de organisatie waaraan Westbroek zijn exploitatierechten heeft overgedragen. En wie de rechten op zijn muziek  zonder enige beperking overdraagt, moet dan achteraf misschien niet zeuren, zou je kunnen zeggen.

PERSOONLIJKHEIDSRECHTEN
Echter, toch is Westbroek niet kansloos. Want naast exploitatierechten heeft een componist ook zogenaamde morele rechten of persoonlijkheidsrechten. Ook als de componist zijn exploitatierechten heeft overgedragen, kan hij op basis van zijn morele rechten nog altijd een vuist maken als hij meent dat zijn reputatie of goede naam wordt aangetast. Of gebruik door de PVV van België de reputatie van Westbroek schaadt, is aan de rechter.

Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad Trump vs. Young Stipe en Tyler NRC 22-10-2015

IEF 15355

XO voor kaas is van Cognac overgewaaide leeftijdsaanduiding

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 oktober 2015, IEF 15355; ECLI:NL:RBDHA:2015:12421 (XO-kaas; Wijngaard tegen Vergeer)
Uitspraak ingezonden door Thera Adam-van Straaten en Robert Span, Kneppelhout & Korthals Advocaten. Merkenrecht. Soort en hoedanigheid. Wijngaard houdt zich al drie generaties bezig met het het affineren en verhandelen van exclusieve kazen en houdster van diverse XO-merken. Vergeer rijpt, verpakt en verhandelt kaas en heeft sinds kort het teken X.O. aangebracht. Vergeer betoogt dat XO een afkorting van ‘Extra Old’/’Extra Oud’ is en een kenmerk van kaas beschrijft, namelijk de soort en hoedanigheid in termen van rijpingsduur/leeftijd. Ze maakt voldoende aannemelijk dat het teken XO gangbaar is geworden als algemene aanduiding van de leeftijd van een aantal voedings- en drankwaren. De oorsprong van dit teken is van het codesysteem voor de leeftijdsaanduiding van cognac. Dit is ‘overgewaaid’ naar andere gedestilleerde dranken en later ook naar andere waren. Er is een niet te verwaarlozen kans dat de XO-merken nietig zullen worden verklaard in de aanhangig gemaakte procedures.

4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat het teken XO reeds zeer lang als leeftijdsaanduiding van cognac wordt gebruikt. XO is in dat verband een afkorting van de aanduiding ‘Extra Old’, naast bijvoorbeeld de afkortingen VS voor ‘Very Special’ en VSOP voor ‘Very Special Old Pale’, en geeft de ‘leeftijd’ van de cognac aan, waarbij geldt dat de kwaliteit van de cognac stijgt naarmate de cognac ouder is. De aanduiding XO is sinds de veertiende, herziene uitgave uit 2005 ook opgenomen in Van Dale’s Groot woordenboek van de Nederlandse taal7 en wordt verklaard als ‘extra old ((kwaliteitsaanduiding van) cognac of een andere brandenwijnsoort, beter dan VVSOP’8).

4.6. Onvoldoende weersproken is verder dat het teken XO (soms ook geschreven als X.O.), behalve voor cognac, in Europa ook als leeftijdsaanduiding wordt gebruikt voor andere (gedestilleerde) dranken zoals armagnac, whisky (productie 3 gedaagde) en jenever (productie 3 gedaagde), maar daarnaast ook als kwaliteitsaanduiding voor sigaren (productie 4 gedaagde), Waygu rundvlees (productie 6 gedaagde) en Marmite (productie 5 gedaagde).

4.7. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de XO-merken ook beschrijvend zijn voor de waar kaas. Vergeer heeft aan de hand van een aantal voorbeelden van concrete producten9 laten zien dat er in Europa verschillende kazen worden verhandeld, ook al van voor de datum van de depots, zoals de Franse Mimolette, met gebruikmaking van het teken XO (soms ook geschreven als X.O.) om de leeftijd van de kaas, i.e. extra oud, aan te duiden. Ook heeft Vergeer twee verklaringen van restauranteigenaren overgelegd10 waaruit volgt dat het teken XO binnen de gastronomie direct wordt geassocieerd met ‘extra oud’ en geldt als een algemene aanduiding die de leeftijd van voedings- en drankwaren aangeeft. Ten slotte heeft Vergeer ook een videofragment11 in het geding gebracht waarin een dame wordt getoond die op de markt bij een kaashandelaar vraagt: “heeft u XO kaas?”, waarop de marktkoopman reageert met: “Jazeker, extra oude kaas”.

4.9. Artikel 7 lid 1 sub c GMVo respectievelijk artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE bepalen dat de nietigheid kan worden ingeroepen van de inschrijving van een merk dat uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten. Het woord ‘kunnen’ geeft aan dat het voor de toepassing van deze weigeringsgrond niet nodig is dat het merk de betreffende kenmerken op het tijdstip van de inschrijvingsaanvraag daadwerkelijk beschrijft, maar dat voldoende is dat die kenmerken door het merk kunnen worden beschreven. Zelfs als het merk de kenmerken thans nog niet beschrijft, vindt de weigeringsgrond toepassing als het redelijkerwijs mogelijk is dat het merk die in de toekomst wel zal gaan beschrijven.12

4.11. Naar voorlopig oordeel heeft Vergeer voldoende aannemelijk gemaakt dat het teken XO gangbaar is geworden als algemene aanduiding van de leeftijd van een aantal voedings- en drankwaren. Waar het gebruik van dit teken zijn oorsprong vindt in een codesysteem voor de leeftijdsaanduiding van cognac, is dit ‘overgewaaid’ naar andere gedestilleerde dranken en later ook naar de waren die zijn opgesomd in r.o. 4.6.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 15354

Recht op informatie over inbreukmakende schoenen met Diesel merk

Rechtbank Midden-Nederland 21 oktober 2015, IEF 15354 (Diesel tegen Brandeal en Abra Media)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes en Diederik Donk, The Legal Group Advocaten. Merkenrecht. Diesel ontwerpt en produceert kleding en schoenen. Op de website brandeal.nl werden twee typen schoenen aangeboden die waren voorzien van een Diesel merk, maar niet afkomstig waren van Diesel. Brandeal heeft gemotiveerd gesteld dat haar activiteiten in oktober 2013 zijn gestopt. Deze zijn overgedragen aan Abra Media, in de bestel-en betaalprocedure wordt naar Abra Media verwezen. De gevorderde staking wordt afgewezen nu de verhandeling al is stopgezet. Diesel heeft wel recht op informatie over de verhandelingen in de periode mei en juni 2014. De twee opgestuurde documenten zijn te onduidelijk. Schade van Diesel wordt opgemaakt bij staat. Abra Media wordt veroordeelt in de proceskosten.

4.10. Op grond van bovenstaande overwegingen heeft Diesel onvoldoende gesteld (...) dat Brandeal verantwoordelijk was voor de website brandeal.nl ten tijde van de verhandeling van de inbreukmakende schoenen. (...)

4.11. De vorderingen jegens Brandeal moeten worden afgewezen (...)

4.16. (...) nu uit de schriftelijke reacties van Abra Media en haar proceshouding blijkt dat zij erkent dat de schoenen die zijn verhandeld via de website brandeal.nl inbreuk maken op de Diesel merken. Om deze reden zal de gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen.

4.18. De rechtbank is van mening dat Abra Media meerdere malen schriftelijk heeft bevestigd dat zij de verhandeling van de betreffende schoenen zal staken en ook in de toekomst gestaakt zal houden. (...) ziet de rechtbank geen belang aan de zijde van Diesel met betrekking tot deze vordering. Om deze reden zal ook deze vordering worden afgewezen.

4.20. (...) Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Diesel recht heeft op en belang heeft bij een opgave van de door haar gevraagde informatie, met dien verstande dat deze opgave betrekking dient te hebben op de verhandeling van de inbreukmakende schoenen in de periode mei en juni 2014. (...)

4.22. (...) Nu Diesel niet in de mogelijkheid verkeert haar schade te preciseren, zal worden verwezen naar de schadestaat procedure.

 
IEF 15353

Verschillen bij vloerlampen beperkt maar te opvallend

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 oktober 2015, IEF 15353 (Quattro tegen Monline en Besselink)
Uitspraak ingezonden door Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Reeskamp. Auteursrecht. Dick van Hoff ontwerpt een serie lampen voor Quattro waaronder de vloerlamp "Swivel Floor". Monline biedt de vloerlamp "Grant" aan die door ontwerper Besselink is geleverd. De lampen hebben beide een zwart metalen frame dat is voorzien van poedercoating met twee bochten en een stoffen kap. De voorzieningenrechter stelt dat er creatieve keuze's zijn gemaakt bij de "Swivel Floor" zoals de driepotige voet met daartussen de opvallende "druppels" van grijs beton en de vormgeving van de scharnier waarmee de lampenkap bevestigd is, waardoor het auteursrechtelijk beschermd is. Bij vergelijking van de totaalindrukken zijn op het punt van de beschermde elementen bij de "Grant" andere keuzes gemaakt dan bij "Swivel Floor". De verschillen zijn beperkt maar wel opvallend, dus is er geen sprake van inbreuk. Geen verwarringsgevaar, dus geen slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. 

4.4. (...) Wel oorspronkelijk en het persoonlijk stempel van de ontwerper dragend zijn de driepotige voet met daartussen de opvallende "druppels" van grijs beton en de vormgeving van de scharnier waarmee de lampenkap aan het frame is bevestigd. In zoverre komt aan de Swivel Floor auteursrechtelijke bescherming toe.

4.5. Bij vergelijking van de totaalindrukken van beide lampen valt bij de Swivel Floor voornoemde voet op, het scharnier waarmee de lampenkap aan het frame is bevestigd en de veelheid van standen waarin het frame en de kap van de Swivel Floor kunnen worden gezet. Juist op het punt van de beschermde elementen van de Swivel Floor zijn ten aanzien van de Grant andere keuzes gemaakt en wel voor veel voorkomende vormen. Daarom springen de verschillen met de Swivel Floor in het oog. Hoewel de meegewogen verschillen in aantal slechts beperkt zijn, zijn ze wel zodanig opvallen dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de vormgeving van de vloerlamp Grant, bij vergelijking van de totaalindrukken, geen inbreuk maakt op het auteursrecht op het ontwerp van de Swivel Floor. Op de primaire grondslag kunnen de vorderingen van Quattro dan ook niet slagen.

4.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er ook geen sprake van slaafse nabootsing. Het scharnier van de lampenkap maar vooral de opvallende voet en de veelheid van standen waarin de kap en het bovenste deel van het frame van de Swivel Floor kunnen worden gezet, staan in de weg aan gevaar voor verwarring met de vloerlamp Grant. Dat betekent dat de vorderingen ook op subsidiaire grondslag niet kunnen worden toegewezen.
IEF 15352

HvJ EU: Verwarring door overnemen oude lettercombinatie in jonger merk met toevoeging beschrijvende woordcombinatie

HvJ EU 22 oktober 2015, IEF 15352; C-20/14; ECLI:EU:C:2015:714 (BGW)
Zie eerder: IEF 13594. Jonger merk [BGW Bundesverband der deutschen Gesundheitswirtschaft] bestaande uit nevenschikking van een lettercombinatie die het woordelement van het oudere merk [BGW Beratungs‑Gesellschaft Wirtschaft mbH] overneemt en een combinatie van woorden waarvan de beginletters de letters van de lettercombinatie herhalen. Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 4, lid 1, onder b), van [merkenrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat er in geval van dezelfde en soortgelijke waren en diensten bij het relevante publiek sprake kan zijn van gevaar voor verwarring van een ouder merk, bestaande uit een lettercombinatie met onderscheidend vermogen, die het dominerende bestanddeel van dat merk met een gemiddeld onderscheidend vermogen vormt, met een jonger merk dat die lettercombinatie overneemt met toevoeging van een beschrijvende woordcombinatie die bestaat uit woorden waarvan de beginletters overeenkomen met de letters van de woorden van die combinatie, zodat zij door dat publiek wordt waargenomen als de afkorting van die woordcombinatie.

 

Op andere blogs:
IPKat

IEF 15351

Rechtbank Den Haag exclusief bevoegd bij inbreuk op merklicentierechten

Rechtbank Den Haag 30 september 2015, IEF 15351; ECLI:NL:RBDHA:2015:12073 (Underwear tegen Overseas Logistics Europe)
Gemeenschapsmerken. Bevoegdheid. Underwear vordert een verklaring voor recht dat OLE jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, alsmede staking van Gemeenschapsmerkrechtinbreuk. OLE vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, omdat het niet zou gaan om IE-inbreuk, maar om een geschil over nakoming van een overeenkomst waarbij zij geen partij is. De bij dagvaarding verweten handelingen hebben betrekking op het in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren voorzien van Gemeenschapsmerken en ook de gestelde onrechtmatige daad gaat over inbreuk op de merklicentierechten. Gelet op deze grondslag, is de rechtbank Den Haag exclusief bevoegd om van de vordering kennis te nemen. De incidentele vordering wordt afgewezen.

4.1. De door Underwear bij dagvaarding aan OLE verweten handelingen hebben betrekking op het in voorraad hebben en te koop aanbieden van waren voorzien van de Gemeenschapsmerken in strijd met de aan de houder van een Gemeenschapsmerk voorbehouden handelingen, zoals bepaald in artikel 9 GMVo. Op grond daarvan vordert Underwear onder meer een merkinbreukverbod. Ook de gestelde onrechtmatige daad van OLE bestaat er uit dat inbreuk wordt gemaakt op de merklicentierechten van Underwear. Gelet op deze grondslag, is er sprake van een vordering in de zin van artikel 96 aanhef en onder a GMVo. Aangezien OLE in Nederland is gevestigd, is de rechtbank Den Haag op grond van artikel 96 juncto 97 lid 1 van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk in verbinding met artikel 3 Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake het Gemeenschapsmerk exclusief bevoegd om van de vordering van Underwear kennis te nemen. De verweren van OLE, waaronder die met betrekking tot de rol van High Hope en van Transport & Customs Trading B.V. en de vraag of OLE merkinbreuk maakt, doen niet af aan de internationale en relatieve bevoegdheid van deze rechtbank en dienen in de hoofdzaak aan de orde te worden gesteld.

4.2. Slotsom van het voorgaande is dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
IEF 15350

Tweemaal de gebruiksvergoeding, toch niet exorbitant hoog

Ktr. Rechtbank Gelderland 30 september 2015, IEF 15350 (Uipkes Houten Vloeren tegen Knulst)

Uitspraak ingezonden door Carst Teiwes, Berntsen Mulder Advocaten. Auteursrecht. Uipkes legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Knulst zonder toestemming van haar diverse auteursrechtelijk beschermde foto's op de voor het publiek toegankelijke website van Knulst heeft geplaatst. Knulst erkent dat de foto's van Uipkes zijn gebruikt voor haar website en dat ze meteen zijn verwijderd, maar vindt de schadevergoeding exorbitant hoog. De kantonrechter oordeelt dat er auteursrechten zijn geschonden nu er geen uitdrukkelijke toestemming is gevraagd, ook al zijn de foto's direct verwijderd na ontvangst van de brief waarop Knulst wordt aangesproken. Uipkes lijdt schade die bestaat uit gebruiksvergoeding, verlies van exclusiviteit en aantasting van de concurrentiepositie. Er bestaat voldoende grond om uit te gaan van tweemaal de gebruiksvergoeding. Schadevergoeding komt neer op 11.664 euro.
3.2. Niet is in geding dat Knulst c.s. de foto's van Uipkes in geding heft geplaatst op haar website. Nu zij daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming heeft gevraagd aan Uipkes en zij die ook niet heeft verleend voor de foto's, heeft Knulst c.s. door het plaatsen ervan haar auteursrechten geschonden. Dat zij zich niet bewust was van een schending van die auteursrechten, doet daar niet aan af. Het moet immers voor risico van Knulst c.s. blijven dat zij handelt in strijd met de wettelijke bepalingen betreffende auteursrechten.

3.7. Vooropgesteld moet worden dat ervan uitgegaan moet worden dat Uipkes door de inbreuk op haar auteursrechten schade lijdt. De schade bestaat in ieder geval uit de gebruiksvergoeding. Daarnaast is sprake van verlies van exclusiviteit en daarmee een aantasting van de concurrentiepositie van Uipkes. De aard van de schade brengt met zich mee dat deze geschat mag worden. De door Uipkes gehanteerde systematiek is niet onredelijk, nu ingezien kan worden dat door de plaatsing van de foto's van Uipkes op de website van Knulst zonder toestemming verlies aan exclusiviteit optreedt en de concurrentiepositie van Uipkes wordt aangetast. Zou voor de schade worden uitgegaan van eenmaal de gebruiksvergoeding, dan komt daarmee niet tot uitdrukking dat Knulst c.s. inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Uipkes. In zoverre bestaat er dan ook voldoende grond om uit te gaan van tweemaal de gebruiksvergoeding, zodat geoordeeld wordt dat ter zake van de schade een bedrag van 11.664,00 euro kan worden toegewezen.