DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 10111

Normal sales activities

Rechtbank Breda 25 augustus 2011, KG ZA 11-397 (Bradford & Hamilton en Australian Gold tegen ThoBa)

Met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Domeinnaamrecht.

Eiseressen vorderen staken van gebruik van AUSTRALIAN GOLD en AG USA, dat wordt gebruikt voor zonnebrandpreparaten en huid/haarverzoring. Verweerder meent dat er toestemming is gekregen van haar toeleverancier, de officiële Duitse distributeur en exclusieve Europese distributeur van eiseressen (Regarding our phone conversation you can use the Australian Gold name and trademark for your normal sales activities). Echter dit betekent niet, zo ook de rechter,

dat ook toestemming is gegeven voor het gebruik van het merk in domeinnamen. De toestemming in de brief is immers uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van het merk voor "normal sales activities" en derhalve uitsluitend voor normale verkoopactiviteiten.

Doorlinken van australiangold.com en australiangold-shop.com naar site van Thoba is niet voldoende duidelijk dat het om een niet-officiële website van merkhouder gaat. Bewerking van het logo is inbreuk op auteursrecht van AG USA. Geen bezwaar tegen gebruik door ThoBa in het kader van promotie en verkoop activiteiten.

Matiging veroordeling ThoBa in de proceskosten volgens indicatietarief voor eenvoudig kort geding in IE-zaken tot €6.000.

4.6 De stelling van ThoBa dat zij van Rottmann & Borm toestemming heeft gekregen om de domeinnamen www.australiangold-shop.nl en www.australiangold.com te gebruiken om de producten van Australian Gold te verkopen is door eiseressen betwist en door ThoBa niet aannemelijk gemaakt. Uit de door ThoBa overgelegde brief van Rottmann & Borm blijkt weliswaar dat ThoBa toestemming heeft gekregen voor het gebruik van het merk voor de aanprijzing en verkoop van de Australian Gold producten, maar niet dat ook toestemming is gegeven voor het gebruik van het merk in domeinnamen. De toestemming in de brief is immers uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van het merk voor “normal sales activities” en derhalve uitsluitend voor normale verkoopactiviteiten.

Voldoende aannemelijk is dat door het gebruik van het merk AUSTRALIAN GOLD met de toevoeging “-shop” in de domeinnamen van ThoBa bij het publiek de indruk zal ontstaan dat ThoBa onderdeel uitmaakt van het officiële netwerk van distributeurs van Australian Gold in Europa, althans dat er tussen AG USA en ThoBa een commerciële band zou bestaan. Een dergelijk gebruik komt er immers feitelijk op neer dat je de eigen webwinkel presenteert als een officiële winkel van Australian Gold. Dat na het doorlinken op de site van ThoBa duidelijk zou worden gemaakt dat het geen officiële website van Australian Gold betreft, zoals ThoBa stelt, is niet relevant, omdat op dat moment de potentiele consument al naar de website van ThoBa is geleid.

4.7. Het gevaar van associatie met het merk AUSTRALIAN GOLD wordt nog versterkt doordat ThoBa ook het logo van AG USA (in bewerkte vorm) heeft overgenomen. Het logo van AG USA dat als eerste is afgebeeld op pagina 3 van de dagvaarding en bestaat uit de woorden Australian Gold voorzien van een afbeelding bestaande uit een door een cirkel omkaderd tafereel, kan worden aangemerkt als een werk dat een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt en is daarom auteursrechtelijk beschermd. Het door ThoBa gebruikte logo dat is afgebeeld op pagina 5 van de dagvaarding stemt in grote mate overeen met het logo dat AG USA gebruikt en heeft ontworpen.
Het logo van ThoBa bestaat uit de woorden Australian Gold in een schrijfwijze die overeenstemt met de wijze waarop deze woorden in het logo van AG USA zijn afgebeeld en is eveneens voorzien van een afbeelding bestaande uit een door een cirkel omkaderd tafereel. De totaalindrukken van het logo van ThoBa en het logo van AG USA, die bepalend zijn bij een onderlinge vergelijking in het kader van auteursrechtelijke bescherming, zijn in zodanige mate overeenstemmend dat sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van AG USA. Het logo van ThoBa moet immers worden aangemerkt als een bewerking van het logo van AG USA in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt.

4.8 Op grond van het voorgaande ligt de vordering sub 1 voor toewijzing gereed. Niet ieder gebruik van het merk AG USA zal echter worden verboden, omdat eiserressen geen bezwaar hebben tegen het gebruik door ThoBa in het kader van promotie en verkoop activiteiten. Het gevorderde verbod zal daarom worden toegewezen voor uitsluitend het gebruik van het merk in een domeinnaam, handelsnaam of logo. Ondanks dat ThoBa heeft toegezegd het gebruik van het merk in de domeinnamen, tevens inhoudende gebruik als handelsnamen te staken, hebben eiseressen bij toewijzing van de vordering sub l voldoende belang. ThoBa heeft geweigerd een onthoudingsverklaring te tekenen en als onbetwist staat vast dat de domeinnaam www.australiangold-shop.nl nog met status "actief op naam van ThoBa in het SIDN-register staat geregistreerd. Gelet op de status "actief" kan de domeinnaam www.australiangold-shop.nl, naar moet worden aangenomen, ieder moment weer door ThoBa in gebruik genomen worden.

IEF 10094

Afloop van het seizoen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 augustus 2011, KG ZA 11-1088 WT/TF (MietzeB tegen Frozz c.s.)

Met dank aan Tinga Kleefman, Kneppelhout & Korthals Advocaten.

Auteursrecht. Vormgeving en illustraties. Gebruiksvergoeding.

MietzeB is professioneel illustrator en is benaderd via sociale netwerk om in opdracht vormgeving te maken voor een tijdelijke ijswinkel om te testen of yoghurtijs bij het publiek. De eerste tijdelijke winkel bestaat thans niet meer, maar vijf nieuwe (tijdelijke) winkels wel, in en voor deze winkels worden de ontwerpen gebruikt.

Rechter wijst beroep op opdrachtgeversmodellenrecht af. Veroordeling staken van gebruik van het werk na dit ijsseizoen; gebruiksvergoeding á €1000 per winkel; gebruik na 1 november 2011 is voorwerp van onderhandeling.

4.3. Frozz heeft nog een beroep gedaan op het opdrachtgeversmodellenrecht uit het Benelux Verdrag van de Intellectuele Eigendom (BVIE). In recente jurisprudentie is volgens Frozz bepaald dat makers die in opdracht een werk maken dat vatbaar is voor een modelrecht hun auteursrechten kwijtraken aan de opdrachtgever. In de onderhavige zaak is echter geen sprake een werk dat vatbaar is voor een modelrecht. Het gaat hier om illustraties die dienen ter ondersteuning van de verkoop van yoghurtijs en die kunnen niet worden aangemerkt als een weergave van het uiterlijk van een product van industriële vormgeving.

4.5. Gelet op het voorgaande zal Frozz worden veroordeeld om vanaf 1 november 2011, het tijdstip waarop de betreffende winkel vanwege de afloop van het seizoen zullen worden gesloten, het gebruik van de werken voor haar winkels te staken. Tot die tijd zal Frozz voor elke winkel waarin de ontwerpen van MietzeB zijn gebruikt een voorschot op de gebruiksvergoeding van een bedrag van EUR 1.000,00 dienen te voldoen. Het is de bedoeling dat partijen - als Frozz de ontwerpen in het nieuwe seizoen wil blijven gebruiken en MietzeB daarin toestemt - na 1 november 2011 met elkaar in onderhandeling treden over het bedrag dat Frozz voor het gebruik van de werken aan MietzeB dient te voldoen. De gevorderde afdracht van een voorschot van de winst en de in het petitum van de dagvaarding onder 2 genoemde afdracht van stukken zal worden afgewezen. De vraag naar de genoten winst door het gebruik van de werken en de verdere eventueel geleden schade vergt een nader onderzoek naar de feiten waarvoor dit kort geding zich niet leent. Een en ander zal in een eventuele bodemprocedure nader aan de orde kunnen komen.
De veroordelingen zullen worden uitgesproken tegen gedaagde sub 1 (hierna de Vof), An en An (haar vennoten). Een B.V. in oprichting kan niet in rechte optreden, eisend noch verwerend.

IEF 10032

Flagrante auteursrechtinbreuk

Hof 's-Hertogenbosch 26 juli 2011, LJN 4234 (Search Opleidingen B.V. tegen Aquatest B.V.)
beroep na: Vzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch 29 november 2010, KG ZA 10-723 (Search Opleidingen B.V. tegen Aquatest)

Met dank aan Christel Jeunink, Van Iersel Luchtman N.V.

Search verleent sinds 1997 diensten op het gebied van milieu- en asbestvraagstukken en ontwikkelt en verzorgt in dit kader ook opleidingen en publicaties. Aquatest biedt via haar website cursusmateriaal aan dat gratis kan worden ingezien en gedownload, ook de door door Search verwaardigde uitgave "SCA Asbestdeskundige SC-570: 2009"

Aquatest heeft na eerste aanschrijving gesteld niet onrechtmatig te handelen en tot voor kort geweigerd de onthoudingsverklaring te tekenen. Vordering toegewezen voor wat betreft de auteursrechten. Nevenvorderingen: schriftelijke opgave van aantal cursisten en vermelding van gegevens en/of vergoedingen en controle door registeraccountant afgewezen. Matiging van de dwangsom. Proceskosten ieder draagt eigen kosten (herzien in hoger beroep - lees verder) 

4.1. Tussen de partijen is niet in geschil dat het desbetreffende opleidingsboek van Search een oorspronkelijk werk betreft in de zin van artikel 10 Auteurswet 2012 (Aw) en derhalve auteursrechtelijk bescherming geniet. Dat van openbaarmaking van een werk van letterkunde in de zin van artikel 12 Aw en van verveelvoudiging daarvan ingevolge artikel 13 Aw sprake is, is in dit kort geding geen punt van geschil. Aquatest heeft immers niet ontkend de bedoelde door Search ontwikkelde uitgave op haar website te hebben aangeboden.

4.3. Dat Aquatest (...) een onthoudingsverklaring aan Search heeft toegezonden doet aan het bovenstaande niet af. Daarbij acht de voorzieningenrechter met name van belang dat de eerste aanschrijving over de gestelde inbreuk op auteursrechten dateert van 31 mei 2010 en Aquatest pas op 8 november 2010 een onthoudingsverklaring heeft ondertekend met daarin opgenomen

Hof: vernietiging van afwijzing van de twee nevenvorderingen rekening en verantwoording; Proceskostenveroordeling omgekeerd, toewijzing van hoofdvorderingen tegenover afwijzing nevenvorderingen.

4.6 Met haar tweede grief is Search opgekomen tegen de beslissing van de voorzieningenrechter om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. Search heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zij in haar hoofdvordering in het gelijk was gesteld door de voorzieniningenrechter en dat afwijzing van de nevenvorderingen niet een dusdanige compensatie van de proceskosten rechtvaardigde. Aquatest is van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht de proceskosten heeft gecompenseerd als voormeld, omdat beide partijen gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.

4.6.1. Het hof is van oordeel dat in deze zaak sprake is geweest van een flagrante auteursrechtinbreuk zodat Search terecht haar hoofdvorderingen in eerste aanleg heeft ingesteld. Toewijzing van de hoofdvorderingen van Search leidt er naar het oordeel van het hof toe dat Aquatest in eerste aanleg beschouwd dient te worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat zij op grond van art. 237 Rv. in de proceskosten van het geding in eerste aanleg dient te worden veroordeeld. De tweede grief slaagt.

Lees de uitspraak hier (pdf / LJN / opgeschoonde pdf)

IEF 10009

Welkom in de Buurt

Vrz. Rechtbank Utrecht 27 juli 2011, KG ZA 11-591 (Buurt & Co B.V. tegen Miec Marketing c.s.)

Met dank aan Jacqueline Schaap en Josine van den Berg, Klos Morel Vos & Schaap.

Auteursrecht op vormgeving, maar ook op bedrijfsmatig karakter van format "BuurtKadoos". Groot aantal nevenvorderingen.

Buurt & Co ontwikkelt verkoopformat BuurtKadoos-format met als slogan: 'Welkom in de Buurt'. De Buurtkadoos wordt per post aan nieuwe bewoners in een bepaalde regio gezonden en bevat vouchers van ondernemers, een middel om te adverteren en te acquireren (r.o. 2.1). Miec Marketing komt met de Welkom in Onze Buurt (WIOB)-format. Inbreuk? Ja, geen andere totaalindruk, relatief kleine, voor het publiek niet in het oogspringende afwijkingen.

Afgewezen: retourneren materiaal, voorschot schadevergoeding en/of winstafdracht, maar toegewezen: Staken inbreuk, mbt registeraccountant: moet MIEC opgave doen van alle door hen met het WIOB-format gesloten overeenkomsten, vernietigen WIOB-materiaal door deurwaarder, dwangsommen. Bijzondere proceskostenveroordeling: Eenvoudig kort geding tot maximaal €6.000 wordt als redelijk en evenredig aangemerkt op grond van de leidraad indicatietarieven. Gemengde grondslag, aldus 60% conform 1019h Rv.

Vormgeving 4.3. Tussen partijen staat tevens vast dat Miec Marketing c.s. met de WIOB-doos (zie afbeelding 6 tot en met 10) inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten op de BuurtKadoos, nu zijn nagenoeg alle auteursrechtelijk beschermde trekken heeft overgenomen in die mate dat van een zelfde totaalindruk gesproken kan worden.

Format als geheel 4.4. Buurt & Co stelt dat niet alleen de vormgeving, maar ook het format als geheel betreffende de BuurtKadoos een auteursrechtelijk beschermd werk is, nu het een uitgewerkt concept betreft  (...):
- geheel gratis en zonder enige verplichting een doos met aanbiedingen van ondernemers uit de buurt voor nieuwe bewoners in de buurt (welkom in de buurt);
- aanbiedingen in vier verschillende categorieën die in vier verschillende kleuren zijn aangegeven;
- postcode-/regio-indeling;
- aanbiedingskaartjes met geografische locatie van de ondernemer op de achterzijde;
- betaling door de ondernemer per afgeleverde doos aan de bewoner in plaats van een abonnement of andere vorm van betaling;
- voor de ondernemer een contract met 12 verzendperiodes die pas ingaan op het moment dat de doos "vol" is en niet op het moment van ondertekening van de overeenkomst. Beoordeeld moet daarom worden of díe combinatie van elementen - waarbij ál de genoemde elementen en uitsluitend díe elementen aanwezig zijn - auteursrechtelijk beschermd is. Of deze combinatie van elementen gecombineerd met andere elementen of waarbij elementen zijn weggelaten auteursrechtelijk beschermd is, zal - in voorkomende gevallen - afzonderlijk beoordeeld dienen te worden. Daarvoor is in dit geding geen plaats.

4.6. De voorzieiningenrechter overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat het BuurtKadoos-format, als uitgewerkt concept, op zichzelf in aanmerking zou kunnen komen voor auteursrechtelijke bescherming. Dit zal het geval zijn als het format, hoewel het een aantal reeds algemeen bekende elementen bevat, door de wijze waarop die bekende elementen uitgewerkt zijn, samengebracht en gecombineerd met een geheel eigen element een eigen oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Nu Buurt & Co in de onder 4.4. genoemde opsomming bekende (marketing)elementen combineert met de (auteursrechtelijke beschermde) vormgevingselementen van de BuurtKadoos, draagt deze combinatie van elementen - waarbij al de genoemde elementen en uitsluitend die elementen aanwezig zijn - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een eigen oorspronkelijk karakter en hat persoonlijk stempel van de maker en is dus sprake van een auteursrechtelijk beschermd werk.

4.7 (...) Nu het hanteren van een (al dan niet) afwijkende postcode-/refio-indeling en de koppeling met "Groupon" - voorhands oordelend - relatief kleine, voor het publiek niet in het oogspringende afwijkingen van het onder 4.4 beschreven format zijn, welke niet tot een andere totaalindruk leiden, is de voorzieningenrechter voorhands van oordeel dat Miec Marketing c.s. met haar WIOB-format inbreuk (heeft ge)maakt op de auteursrechten van Buurt & Co.

4.8. (…) aannemelijk is dat Miac Marketing c.s. het gebruik van dc WIOB-doos (nog) niet (volledig) heeft gestaakt. De onder 1 en 2 gevorderde geboden (zie 3.1) worden door de voorzieningenrechter verstaan als één gebod tot staken en gestaakt houden van de thans aan de orde zijnde inbreuk door Miec Marketing c.s. op de onder 4.2 weergegeven vormgeving en het onder 4.4. weergegeven format en tot het onthouden van zodanig, ander daarop inbreukmakend gebruik.

4.9 Nu door Miec Marketing is erkend dat zij (allen) inbreuk hebben gemaakt. op de auteursrechten die rusten up de vormgeving van de BuurtKadoos en zij ten aanzien van de inbreuk op het BuurtKadoos-format niet hebben betwist dat zij hier (allen) een bepalende rol in hebben gespeeld, worden de vorderingen van BuurtKadoos , voor zover deze vorderingen worden toegewezen, ten aanzien van alle gedaagden toegewezen.

IEF 9962

Witte box is zo triviaal

Rechtbank Amsterdam 30 maart 2011, LJN BR2033 (XPERIENCE Hong Kong ltd. tegen NDDO Institute for prevention and Early Diagnostics BV (NIPED))

Totstandkoming overeenkomst. Afgebroken onderhandelingen. Auteursrechtinbreuk op "gezondheidspreventiebox".

Xperience ontwikkelt en levert bewegingsconcepten en gezondheidsprogramma’s op maat. NIPED is gericht op voorkomen en vroegtijdig opsporen van belangrijkste aandoeningen middels een "PreventieKompas" dat via gevalideerde online vragenlijsten, biometriemetingen en laboratoriumonderzoek samengebracht kunnen worden in het NIPED-systeem. Twee concepten voor samenwerking.

Geen voldoende bepaalbaar aanbod, noch aanvaarding middels het afleiden daarvan uit het verzoek proefmodellen te maken. Geen onaanvaardbare wijze afbreken van onderhandelingen. Geen eigen en oorspronkelijk karakter betreft de vorm van de box, ontlening aan Oneida-box met andere kleur. De keuze voor een witte box is zo triviaal. Inlay is functioneel bepaald. Afgewezen auteursrechtelijke vorderingen. Kosten Indicatietarieven in IE-zaken. €8.000,-.

Auteursrechtinbreuk 4.10.  Xperience stelt dat zij auteursrechthebbende is op de door haar ontwikkelde Preventiebox, welke er (in combinatie met de bloeddrukmeter) als volgt uitziet.    

4.11.  NIPED maakt volgens Xperience inbreuk op de Preventiebox doordat zij de volgende box op de markt brengt.

In de dagvaarding heeft Xperience daartoe gesteld dat er dermate veel auteursrechtelijk beschermde trekken van de Preventiebox zijn overgenomen (het materiaal van de doos, de kleur, de inlay) dat de totaalindrukken gelijk zijn en het vermoeden van ontlening niet kan worden ontzenuwd. Ter zitting is hier aan toegevoegd dat kenmerkend voor de Preventiebox de uitstekende randen zijn, maar dat vooral het geheel als concept bescherming verdient. Dat betreft, aldus Xperience, zowel de buitenkant als de materialen daarin. Met betrekking tot de box wordt in het bijzonder nog gewezen op de magneetsluiting. Met betrekking tot de bloeddrukmeter wordt er op gewezen dat er uit een groot aantal bloeddrukmeters specifiek voor deze bloeddrukmeter is gekozen.

 

4.12.  De rechtbank stelt voorop dat de bloeddrukmeter afkomstig is van SensaCare. Niet duidelijk is hoe de keuze voor een bepaalde bloeddrukmeter in het onderhavige geval bijdraagt aan de totstandkoming van een eigen intellectuele schepping. De gestelde auteursrechtelijke trekken moeten daarom worden gevonden in de box zelf. Wat de box betreft is de rechtbank niet gebleken dat deze een eigen en oorspronkelijk karakter heeft. De vorm van de Preventiebox is naar het oordeel van de rechtbank ontleend aan de Oneida-box, waarvan zich bij de producties van NIPED enkele afbeeldingen bevinden. Dit betreft een gelijke box als de Preventiebox (met overstekende randen en weggewerkte magneetsluiting). Het belangrijkste verschil met de Preventiebox, is dat de Oneida-box zwart is in plaats van wit. De keuze voor een witte box is zo triviaal, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Voor zover Xperience stelt dat de uiteinden van de Oneida-doos verder uit elkaar staan dan bij de Preventiebox het geval is, kan de rechtbank dat niet ontwaren op de overgelegde foto’s en gaat zij daaraan voorbij. Dat de Oneida-box een wegwerpmodel zou zijn en de Preventiebox een concept betreft kan -wat daar verder ook van zij- niet leiden tot het oordeel dat de Preventiebox niet aan de Oneida-box is ontleend. Wat dan resteert is de inlay. Voor zover de inlay niet uitsluitend functioneel is bepaald omdat de vorm daarvan wordt bepaald door hetgeen in de box moet worden geplaatst, heeft te gelden dat de inlay van de door NIPED op de markt gebrachte box een geheel andere vlakverdeling laat zien dan de inlay van de Preventiebox. Zo daarin al een auteursrechtelijk beschermde trek valt te ontwaren, heeft te gelden dat van inbreuk geen sprake is. De vorderingen van Xperience zullen daarom ook wat betreft het auteursrecht worden afgewezen.

4.15.  Wat de IE-grondslag betreft, heeft NIPED kosten gevorderd en gespecificeerd tot een bedrag van € 13.456,86. Deze kosten zijn betwist. De rechtbank ziet daarom aanleiding aansluiting te zoeken bij de de Indicatietarieven in IE-zaken. Nu sprake is van een eenvoudige zaak zonder re- of dupliek en zonder pleidooi zal de rechtbank € 8.000,00 toewijzen.

Lees het vonnis hier (pdf en LJN)

IEF 9943

Officieuze biografie met inlegvel

Rechtbank Amsterdam 13 juli 2011, LJN BR1603 (Pieter Lakeman tegen Uitgeverij Prometheus)

Met dank aan Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan

Even voor jezelf lezen. Onrechtmatige publicatie. In navolging van kort geding waarin Bontekoe diende te rectificeren en herziening van berekeningen over het aantal door Lakeman gewonnen en verloren zaken. Eiser stelt dat de boekpublicatie ‘De dossiers Lakeman. Een officieuze biografie', uitgegeven door gedaagde Prometheus, onrechtmatig is. Het in ongewijzigd vorm uitbrengen met alleen een inlegvel in de handel laten is dat eveneens.

Voorop gesteld wordt dat Prometheus niet op één lijn kan worden gesteld met een uitgeverij van dagbladen of tijdschriften. Prometheus is dan ook onvoldoende kritisch en zorgvuldig geweest. Daarom wordt geoordeeld dat Prometheus onrechtmatig heeft gehandeld met de publicatie van het boek en mede aansprakelijk is voor de onrechtmatige uitlating van [B] in het boek.

Prometheus wordt veroordeeld ervoor zorg te dragen dat het boek uitsluitend verkrijgbaar zal zijn indien het boek voorzien is van een inlegvel met de geredigeerde tekst. Op verbeurte van een dwangsom van € 100,= voor ieder exemplaar van het boek waarmee daarna in strijd met deze veroordeling wordt gehandeld met een maximum van € 25.000,=.  Ook immateriële schadevergoeding á €2.500.

4.9. (…) De betreffende uitlating in het boek vindt geen steun in en wordt niet gerechtvaardigd door het destijds beschikbare feitenmateriaal. Tegen die achtergrond bezien wordt geoordeeld dat met deze voor Lakeman negatieve uitlating zijn geloofwaardigheid, integriteit en reputatie, en daarmee zijn eer en  goede naam op onrechtmatige wijze aangetast wordt.

4.11. Voorop gesteld wordt dat Prometheus niet op één lijn gesteld kan worden met een   uitgeverij van dagbladen of tijdschriften. In dat geval worden publicaties geschreven door   journalisten en redacteuren die werkzaam zijn bij of verbonden zijn aan een redactie die   onderdeel is van (de organisatie van) de uitgever. Onder die omstandigheden hebben de uitingen van die redacteuren en journalisten in dagbladen of tijdschriften naar algemene   verkeersopvatting dan ook als uitingen van de uitgeverij zelf te gelden en onrechtmatigheid   van die uitingen is daarom aan de uitgeverij toe te rekenen. De verhouding tussen Bontekoe als schrijfster van het boek en Prometheus als uitgever van het boek is daar niet zonder meer   mee vergelijkbaar. Dat neemt echter niet weg dat het boek door Prometheus als uitgever wordt geopenbaard en op de markt gebracht en dat zij zorg draagt voor de verspreiding daarvan. Prometheus heeft blijkens haar eigen stellingen voorafgaand aan publicatie dan ook   aan Bontekoe gevraagd of haar uitlatingen gestaafd werden door onderliggend materiaal en   heeft samen met Bontekoe het boek pagina voor pagina doorgelopen en gecontroleerd op  onjuistheden. Dat heeft er niet aan in de weg gestaan dat Prometheus is overgegaan tot het verspreiden van een boek dat een wezenlijke, feitelijke onjuistheid bevat waarop een belangrijke voor Lakeman negatieve conclusie van het boek is gebaseerd. Prometheus is dan   ook onvoldoende kritisch en zorgvuldig geweest. Daarom wordt geoordeeld dat Prometheus onrechtmatig heeft gehandeld met de publicatie van het boek en mede aansprakelijk is voor  de onrechtmatige uitlating van Bontekoe in het boek. De onder 3.1. sub I gevorderde   verklaring voor recht is toewijsbaar als hierna te melden.  

4.14. Omdat tegenover die betwisting van Lakeman door Prometheus niets naders is gesteld omtrent de verspreiding van de inlegvellen en dus niet is komen vast te staan dat de verspreiding van de inlegvellen via het Centraal Boekhuis er toe heeft geleid dat die inlegvellen daadwerkelijk in de voorraad boeken zijn opgenomen, kan niet worden geconcludeerd dat verdere verkoop van het boek geen bezwaren oplevert omdat het boek inmiddels van een afdoende rectificatie is voorzien. Veroordeling tot het uit de handel , nemen van het boek, zoals door Lakeman onder 3.1 sub IV en V gevorderd, is niet   proportioneel omdat een dergelijke veroordeling het gehele boek treft en de betreffende   uitlating ook door middel van een minder ver gaande maatregel gerectificeerd kan worden.   Prometheus zal worden veroordeeld, op verbeurte van een dwangsom, er zorg voor te dragen dat het boek uitsluitend verkrijgbaar zal zijn indien het boek voorzien is van een inlegvel met de tekst als hierna te melden. Prometheus heeft daarmee de mogelijkheid zelf  af te wegen of zij het boek voorzien van het inlegvel in de handel wil houden of dat zij, nu zij voor de voldoening aan die veroordeling ook afhankelijk zal zijn van de medewerking van derden, ter vermijding van het risico op het verbeuren van dwangsommen het boek uit de handel neemt.  

5.2. veroordeelt Prometheus ervoor zorg te dragen dat het boek "De dossiers Lakeman.   Een officieuze biografie" binnen twee weken na betekening van dit vonnis uitsluitend nog  verkrijgbaar is indien dat boek voorzien is van een inlegvel met de volgende tekst:

"In dit boek is op pagina 226 en 231 naar voren gebracht dat de werkzaamheden van  Lakeman weinig succesvol zijn geweest voor zijn klanten, omdat Lakeman voor wat betreft  de civiele zaken nog geen 10% heeft gewonnen. De rechtbank te Amsterdam heeft de  uitlating in dit boek dat Lakeman minder dan 10% van zijn civiele zaken voor klanten heeft  gewonnen onrechtmatig geoordeeld omdat die uitlating voor onjuist moet worden gehouden en geen steun vindt in beschikbare feiten."

op verbeurte van een dwangsom van € 100,= voor ieder exemplaar van het boek waarmee daarna in strijd met deze veroordeling wordt gehandeld met een maximum van € 25. 000,-.

Lees de uitspraak hier: LJN en pdf.

IEF 9918

Auteursrecht om van te smullen?

Met dank aan Nathalie van de Berg, BRight advocaten.

België - Auteursrecht: Belgische koks koken over want op 10 juni 2011 heeft het Hof van Beroep te Luik besloten dat culinaire streekgerechten niet onder het auteursrecht vallen en deze recepten letterlijk door een ieder gekopieerd mogen worden (Cour d'appel Liège 10 juni 2011, 2010/RG/145 en Tribunal de Commerce de Liège 29 november 2009, 10113)*.

De Waalse Nicole Darchambau kwam begin jaren ‘90 op het idee om allerlei recepten op basis van bier te verzinnen. Na talloze uren studie en het bezoeken van vele brouwerijen, publiceerde zij in 1994 haar eerste receptenboek op basis van bier “La bière ça se mange”. Daarna volgden nog veel meer “bierboeken”. Onlangs ontdekte Darchambeau dat een concurrerende uitgeverij bijna letterlijk vijf van haar recepten in een kookboek heeft overgenomen. Ze liet het er niet bij zitten en stapte naar de rechter.

In de procedure stelt Darchambeau dat de gedaagde vijf van haar recepten slaafs gereproduceerd heeft en vervolgens verspreid en daarmee inbreuk maakt op haar auteursrechten. Ze vordert o.a. staking en een schadevergoeding. In eerste aanleg oordeelt de Luikse Rechtbank dat auteursrechten niet gelden voor de culinaire gerechten van Darchambeau. Hoger beroep volgt. Echter, ook het Hof van Beroep te Luik wil de gevraagde auteursrechtelijke bescherming niet geven aan de streekrecepten van Darchambeau.

Het Hof haalt de magische formule van de auteurswet aan en geeft aan dat voor de bescherming van deze recepten door het auteursrecht vereist is dat deze recepten origineel zijn, dat wil zeggen: dragen de recepten het persoonlijk stempel van de maker? Recepten geven over het algemeen een korte en banale lijst van ingrediënten, hoeveelheden en werkwijze (schillen/snijden/hakken/enz.) weer. Om hierop auteursrecht te claimen moet er dus sprake zijn van iets extra’s. Darchambeau stelt dat zij zelf zoveel heeft toegevoegd aan de recepten dat deze origineel zijn en dus auteursrechtelijke bescherming verdienen. Het Hof gaat daar niet in mee. Steekgerechten en volksgerechten, zo oordeelt het Hof, zijn gemeengoed en door Darchambeau is niets aangetoond waaruit blijkt dat zij aan deze algemeen bekende, banale recepten iets heeft toegevoegd wat maakt dat zij een beroep kan doen op auteursrechtelijke bescherming. Het eigen persoonlijk karakter van de bijdrage van Darchambeau aan de recepten is niet aangetoond. Conclusie: een ieder mag de recepten van Darchambeau in een kookboek overnemen.

Vraag rijst nu of indien de recepten complexer waren geweest, de Belgische rechter wel had geoordeeld dat deze auteursrechtelijke bescherming genieten. Op het eerste oog laat het Hof geen ruimte voor bescherming van bekende, simpele streekgerechten maar het is nog te vroeg om in z’n algemeenheid te concluderen dat recepten überhaupt geen auteursrechtelijke bescherming in België kunnen genieten.

Belgische (tv) koks die een leuk zakcentje bijverdienen door het uitgeven van hun eigen kookboeken vrezen nu dat het Luikse Hof van Beroep een bom heeft gelegd onder het auteursrecht op deze kookboeken en luiden de alarmbel.

Wordt dus ongetwijfeld vervolgd……………………..!

Artikel is geschreven obv artikel nieuwsblad.be
* Uitspraak Cour d'appel met dank aan Kristof Neefs, Altius, Uitspraak Tribunal de Commerce met dank aan Nicole Darchambeau

IEF 9900

Flodder format

Hof Amsterdam 5  juli 2011, 200.042.617/01 (Dick Maas tegen Armada Productions B.V.)

met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos Schaap advocaten.

In navolging van IEF 7995. Tussenarrest. Auteursrecht. Bescherming van een format. Uitleg van auteursrechtcontracten. Veelzijdige uitspraak inzake formats, scenario’s, overdrachten, faillissementen en handtekeningen. Overdracht auteursrecht op een scenario is nog geen overdracht rechten van het format. Tegenbewijs Armada toegelaten, rolzitting 6 september.

Over format: “Met name is niet vereist dat het format voorafgaande aan de schepping van de afzonderlijke afleveringen is vastgelegd. Toereikend is dat het format, als gezegd, tevoren is bedacht in een vorm die door zijn (in de afzonderlijke afleveringen terugkerende en in de verhaallijnen van de diverse scenario’s verder ontwikkelde) gezamenlijke elementen als basisgedachte voldoende is omlijnd en uitgewerkt, waardoor het format zich structureel onderscheidt van een rudimentair, nog vormloos idee”.

3.4 Het (door Maas ingestelde) principaal appel is in de kern gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat hij zijn rechten op het format aan derden heeft overgedragen en dus zelf niet meer tegen inbreuk daarop kan ageren. In het (voorwaardelijk) incidenteel appel komt Armada (in de grieven I en II) op tegen de beslissing dat Maas als maker van het format moet gelden en dat de overdracht van de rechten op films en/of tv- serie niet mede de overdracht van de rechten op het format omvat.

3.5. Het hof ziet reden eerst grief I in het incidenteel appel te behandelen. Bij de behandeling van deze grief zal het hof tevens ingaan op het verweer van Armada dat geen sprake is van een afzonderlijk, voor auteursrecht vatbaar format.

3.6 De rechtbank heeft in het tussenvonnis onder 4.3 overwogen dat ook indien vanuit één werk later, op basis van het in het aanvankelijk werk besloten liggende stramien, nieuwe werken worden gemaakt, aan dit stramien auteursrechtelijke bescherming kan toekomen en dat het aan de Flodderfilms en de Flodder tv-serie ten grondslag liggende format voldoet aan de voor afzonderlijke auteursrechtelijke bescherming als werk te stellen eisen, nu het gaat om een voldoende uitgewerkt stramien dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, zoals dat kan worden af geleid uit de in het tussenvonnis onder 2.4 weergegeven gemeenschappelijke trekken.

3.7. Armada betoogd dat het door Maas gepretendeerde en door de rechtbank als beschermd werk erkende format niets anders is dan een voortborduren op (alle) elementen die reeds in het scenaro van de eerste Flodderfilm waren verwerkt en dat alle (auteurs)rechten daarop door maas zijn overgedragen op FFF. De opvolgende films en de tv-serie be-treffen volgens Armada slechts nieuwe verhalen, gebaseerd op het basisthema "asociaal gezin in dure villawijk" met gebruik-making van dezelfde karakters. Het door Maas gepretendeerde format is daarom geen oorspronkelijk werk en geen zelfstandige schepping, maar een afgeleide waaraan geen zelfstandige (al dan niet creatieve) arbeid te pas is gekomen. De eerste Flod-derfilm is niet gebaseerd op het format, maar het format is een afgeleide van deze en wellicht een aantal opvolgende films, aldus nog steeds Armada die subsidiair aanvoert dat de rechten op het format, indien dat uit een veelheid van werken is gegroeid, toekomen aan de rechthebbenden op die veelheid van werken.

3.8. Dit verweer is door de rechtbank terecht en op goede gronden verworpen. Armada doet haar betoog onder meer steunen op het argument dat het bedoelde format niets anders is dan een voortborduren op (alle) elementen die reeds in het scenario van de eerste Flodderfilm waren verwerkt. Van dit laatste uitgaande  - Maas bevestigt dat alle elementen al in de eerste film aanwezig waren - moet worden aangenomen dat de (in het tussenvonnis onder 2.4 en hierboven in 3.l sub (iv) opgesomde) gemeenschappelijke kenmerken die in alle films en de tv-serie voorkomen, zijn bedacht voor het tot stand komen van de eerste  film. Dat betekent dat reeds in de eerste film het door deze kenmerken bepaalde stramien (het format) is te herkennen dat terugkeert in latere films en tv-serie(s). Dat aldus omlijnde format, dat als zodanig kan worden onderscheiden van en vooraf gaat aan de scenario’s van de opvolgende films en dat in zijn kenmerkende bestanddelen, zoals die in het vonnis (en iets uitgebreider in productie l van Maas in eerste aanleg) zijn opgesomd, voldoende is uitgewerkt, getuigt van een eigen en oorspronkelijk karakter en draagt, als resultaat van bij de totstandkoming ervan gemaakte creatieve keuzes, het persoonlijk stempel van de maker. Meer is niet vereist om als zelfstandig auteursrechtelijk werk beschermd te zijn. Met name is niet vereist dat het format voorafgaande aan de schepping van de afzonderlijke afleveringen is vastgelegd. Toereikend is dat het format, als gezegd, tevoren is bedacht in een vorm die door zijn (in de afzonderlijke afleveringen terugkerende en in de verhaallijnen van de diverse scenario’s verder ontwikkelde) gezamenlijke elementen als basisgedachte voldoende is omlijnd en uitgewerkt, waardoor het format zich structureel onderscheidt van een rudimentair, nog vormloos idee.

3.9 Aldus beschouwd is dus, anders dan Armada betoogt, het format in het onderhavige geval geen afgeleide van een aantal films maar ligt het integendeel daaraan ten grondslag. Armada kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat de rechten op het (in haar ogen afgeleide) format zouden toekomen aan de rechthebbenden op een veelvoud van elkaar opvolgende werken. Nu Maas onweersproken heeft te gelden als de schrijver en regisseur van in ieder geval de eerste twee Flodderfilms en medeauteur van de derde Flodderfilm en als (mede)auteur van een deel van de Flodder tv-serie, moet hij ook gelden als de maker van het daaraan voorafgaande format, Daaraan doet niet af dat ook anderen scenario’s voor diverse afleveringen hebben geschreven en die hebben geregisseerd. Dat wordt evenmin anders indien juist zou zijn dat ook anderen over het oorspronkelijke idee hebben nagedacht, zoals Armada stelt maar Maas betwist. Ook het in dit verband subsidiair gevoerde verweer van Armada kan derhalve niet slagen.

3.10 Het vorenstaande brengt mee dat het verweer dat geen sprake is van een voor auteursrechtelijke bescherming vatbaar format Flodder moet worden verworpen en dat de incidentele grief I geen doel treft. Voor de verdere beoordeling van de zaak strekt tot uitgangspunt dat aan alle voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming van het Flodderformat is voldaan en dat Maas, als geestelijk schepper ervan, als (oorspronkelijk) enig auteursrechthebbende op dit format dient te worden aangemerkt.

3.11. De grieven in het principaal appel alsmede de grieven II tot en met VI in het (voorwaardelijk) incidenteel appel hebben alle betrekking op de vraag of Maas de aan hem toekomende rech-ten heeft overgedragen en op de bij de beantwoording van die vraag aan te leggen maatstaven. Het nof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.

3.12 Wel geldt als belangrijk gezichtspunt dat buiten twijfel is dat Maas de oorspronkelijk auteursrechthebbende op het Flodderformat was en dat hij bij de verdere ontwikkeling daarvan, zowel bij de films als de tv-series, steeds uiterst nauw betrokken is geweest. Er moeten daarom goede redenen zijn om te kunnen aannemen dat hij zijn recht aan een ander heeft overgedragen. 

3.15 Anders dan Armada verdedigt en anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is het hof van oordeel dat op grond van de geciteerde bepalingen niet kan worden aangenomen dat Maas de auteursrechten op het Flodderformat op enig moment aan een ander heeft overgedragen. Daartoe is het volgende redengevend.

3.16 Het hof constateert dat in de overeenkomsten III en IX expliciet de auteursrechten op het in die overeenkomsten genoemde scenario worden overgedragen. Met betrekking tot de rechten op het format (het “Flodderconcept") wordt een andere formulering gebezigd, te weten dat deze rechten berusten bij de producent.

3.16.3 De te beantwoorden vraag is dan of de partijen bij de desbetreffende overeenkomsten door de desbetreffende erkenning hebben beoogd een volledige overdracht van de auteursrechten op het format te bewerkstelligen. Het hof beantwoordt die vraag, met Maas, ontkennend.(…)

3.16.7 Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat geen goede reden bestaat om aan te nemen dat Maas de hem toebehorende volledige auteursrechten op het Flodderformat heeft overgedragen aan Zonnedael B.V. i.o. dan wel aan Flodder Televisie B.V./Almerica Film B.V. Ook de andere overeenkomsten, waarin slechts auteursrechten op aan scenario worden overgedragen, bieden hiervoor geen grond.

3.18 Het hof komt, ook na kennisname van de overgelegde akten en de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen, tot de slotsom dat voorshands is bewezen dat Maas, ten tijde van het instellen van de onderhavige vordering, auteursrechthebbende was op het Flodderformat. Armada heeft evenwel in hoger beroep (tegen)bewijs aangeboden en heeft het hof tevens verzocht om haar in staat te stellen nader bewijs te leveren, bijvoorbeeld doordat bij de curator in het faillissement van FFF nadere stukken worden opgevraagd, Het hof zal Armada tot dit een en ander in de gelegenheid stellen en zal daartoe de zaak naar de rol verwijzen

3.20 Het hof merkt allereerst op dat, indien er in deze procedure niet van kan worden uitgegaan dat de rechten op het Flodderformat door Maas aan een ander zijn overgedragen, de curator, voor zover hij deze rechten overdroeg aan Armada, daartoe beschikkingsonbevoegd was. Artikel 3:88 BW biedt aan Armada geen derdenbescherming tegen deze vorm van beschikkingsonbevoegdheid.

IEF 9864

Niet per ingeschreven leners per jaar

HvJ EU 30 juni 2011, zaak C-271/10 (Vereniging van Educatie en Wetenschappelijke Auteurs tegen Belgische Staat)

In de serie "uitleenrecht". Auteursrecht en naburige rechten. Collectief beheer. Openbare uitlening. Passend inkomen, billijke vergoeding aan auteurs. Richtlijn verzet zich tegen berekening van vergoeding aan auteurs per persoon per jaar.

Vraag: „Verzet artikel 5, lid 1, van richtlijn [92/100], thans artikel 6, lid 1, van richtlijn [2006/115], [...] zich tegen een nationale bepaling die als vergoeding een forfaitair bedrag van 1 EUR per volwassen persoon per jaar en van 0,5 EUR per minderjarige persoon per jaar vaststelt?”

Antwoord: Artikel 5, lid 1, van richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, verzet zich tegen een wettelijke regeling als die in het hoofdgeding, die een stelsel invoert waarbij de vergoeding die bij openbare uitlening aan de auteurs verschuldigd is uitsluitend wordt berekend op basis van het aantal in de openbare instellingen ingeschreven leners en een per jaar per lener vastgesteld forfaitair bedrag.

Lees het arrest hier (link)
Richtlijn 2006/115/EG

IEF 9791

Grenspost (HvJ arrest)

HvJ EU 16 juni 2011, Zaak C-462/09 (Stichting de Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH c.s.)

Prejudiciële vraag van de Hoge Raad der Nederlanden. 
In navolging van IEF 7949 , IEF 8367 en IEF 9459

Auteursrecht. Naburige rechten. Koop op afstand. Uitleg van het begrip ‘importeur’ in artikel 16c Auteurswet  (de importeur (of fabrikant) van blanco dragers dient de thuiskopievergoeding aan Thuiskopie af te dragen). Opus GmbH is een onderneming die vanuit Duitsland op basis van bestellingen via internet blanco CD’s en DVD’s levert aan afnemers in Nederland. Voor de door Opus aan Nederlandse afnemers geleverde CD’s wordt geen thuiskopievergoeding aan de Stichting Thuiskopie betaald.

Vragen
1) Biedt richtlijn [2001/29] in het bijzonder in artikel 5, lid 2, sub b, en lid 5, aanknopingspunten voor de beantwoording van de vraag wie in de nationale wetgeving behoort te worden aangemerkt als de schuldenaar van de in artikel 5, lid 2, sub b, bedoelde ‚billijke [compensatie]’? Zo ja, welke?

2) Indien sprake is van een koop op afstand waarbij de koper in een andere lidstaat is gevestigd dan de verkoper, noopt artikel 5, lid 5, van [...] richtlijn [2001/29] dan tot een zo ruime uitleg van het nationale recht dat ten minste in één van de bij de koop op afstand betrokken landen de in artikel 5, lid 2, sub b, bedoelde ‚billijke compensatie’ is verschuldigd door een bedrijfsmatig handelende schuldenaar?”

Antwoorden
1) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus moeten worden uitgelegd dat de eindgebruiker die voor privégebruik een reproductie vervaardigt van een beschermd werk, in beginsel moet worden aangemerkt als de schuldenaar van de in voornoemd lid 2, sub b, bedoelde billijke compensatie. Het staat de lidstaten evenwel vrij een vergoeding voor privégebruik in te voeren die dient te worden betaald door de personen die installaties, apparaten of informatiedragers ter beschikking stellen van de eindgebruiker, wanneer die personen beschikken over de mogelijkheid om het bedrag van die vergoeding door te berekenen in de door de eindgebruiker betaalde prijs van die terbeschikkingstelling.

2) Richtlijn 2001/29, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaat die een stelsel heeft ingevoerd waarin de vergoedingen voor het kopiëren voor privégebruik van beschermde werken moeten worden betaald door de fabrikant of importeur van informatiedragers, en op wiens grondgebied het nadeel ontstaat dat auteurs lijden als gevolg van het privégebruik van hun werken door de aldaar wonende kopers, verplicht is om te garanderen dat die auteurs daadwerkelijk de billijke compensatie ontvangen die is bestemd om hen schadeloos te stellen voor dat nadeel. Dienaangaande is de enkele omstandigheid dat de bedrijfsmatig handelende verkoper van installaties, apparaten en informatiedragers is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de kopers wonen, niet van invloed op die resultaatsverplichting. Het staat aan de nationale rechter om, wanneer het onmogelijk is om de billijke compensatie bij de kopers te incasseren, het nationale recht aldus uit te leggen dat die compensatie bij een schuldenaar die optreedt als handelaar kan worden geïncasseerd. [red. arcering]

Lees het volledige arrest hier (link)