DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 9154

Het systeem van de Staat

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 oktober 2010, HA ZA 10-299, Vereffenaar nalatenschap tegen De Staat der Nederlanden (met dank aan Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn).

Auteursrecht. Concept. Eiser stelt dat de staat inbreuk maakt op een eerder aan de Staat gepresenteerde (maar door de Staat afgewezen) methode om paspoorten en andere identiteitsbewijzen fraudebestendig te maken. De inmiddels door de Staat voor paspoorten gebruikte ‘chip waarin een foto is opgeslagen’ zou inbreuk maken op de methode. De rechtbank oordeelt, kort gezegd, dat de bewuste methode niet auteursrechtelijk beschermd is en dat, als dat al anders lag, de Staat geen inbreuk maakt.

4.3. De Staat heeft gesteld dat het kernelement van de methode zoals uitgewerkt in het rapport, het digitaliseren van een foto van de houder op een in het document aangebrachte chip, niet oorspronkelijk is. In de eerste schriftelijke reactie van de Staat aan de heer […] van 11 april 1997, heeft de Staat al aangegeven dat systemen gebaseerd op dit principe reeds bestonden. De Staat heeft ter onderbouwing van deze stelling een offerte van drukkerij Sdu van 1993 en het CRI themaboek, "een haalbare card" van de divisie Centrale Recherche van 1996 overgelegd. Daartegenover heeft […] gesteld dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de door […] ontwikkelde methode en de bestaande systemen waarop de Staat heeft gewezen. Derhalve komt aan de methode van […] volgens […] wel een oorspronkelijk en eigen karakter toe.

4.4. Naar het oordeel van de rechtbank is de door […] ontwikkelde methode, zoals uitgewerkt in het rapport, niet aan te merken als een auteursrechtelijk beschermd werk. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het element uit de door […] ontwikkelden methode waaraan […] het meeste gewicht toekent, te weten het digitaal opslaan van een foto op een in het paspoort aangebrachte chip, wezenlijk anders is dan de methode zoals geopenbaard in de door de Staat overgelegde stukken, zodat daaraan geen eigen en oorspronkelijk karakter kan worden ontleend. Het rapport bevat voorts niets anders dan het idee zelf, voorzien van technische uitwerkingen en een kostenberekening, die niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Het beramen van de kosten behelst geen creatieve keuze. Het uitleggen van de manier waarop het idee praktisch kan worden uitgevoerd, de beschrijving van de benodigde hardware en software en dergelijke elementen, zijn bij uitstek technisch te noemen. De rangschikking van de elementen die voorkomen in het rapport, is door […] in de dagvaarding aangebracht en volgt niet direct uit het rapport, zodat niet valt in te zien hoe die rangschikking eigen karakter of persoonlijk stempel aan het werk zou kunnen verlenen. Op grond van dat alles is de rechtbank van oordeel dat de door […] bedachte methode voor het fraudebestendig maken van identiteitsbewijzen geen auteursrechtelijk beschermd werk is.

4.5. Als het uitgewerkte idee van […] al bescherming zou genieten op grond van het auteursrecht, dan is de rechtbank van oordeel dat de Staat daar geen inbreuk op maakt. Weliswaar maakt de Staat ook gebruik van een op een chip opgeslagen foto in het paspoort, maar die enkele overeenkomst is onvoldoende om ontlening aan te nemen. De door de Staat gebruikte methode voor beveiliging en fraudepreventie van paspoorten is voor het overige immers geheel verschillend van de door […] bedachte methode. De essentiële verschillen tussen de methode van […] en  het systeem van de Staat overheersen naar het oordeel van de rechtbank. (…)

4.7. Nu vast is komen te staan dat de methode van […] niet auteursrechtelijk beschermd is en dat de Staat daar - als de methode al auteursrechtelijke bescherming zou genieten - evenmin inbreuk op maakt, zullen de vorderingen worden afgewezen.

1019h Proceskosten: Hoewel deze kosten aanzienlijk hoger liggen dan het bedrag dat naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden als redelijk en billijk kan worden aangemerkt, (…) kan de rechtbank, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 26 februari 2010, niet anders dan de gevorderde kosten volledig toewijzen, nu deze zijdens […] niet zijn bestreden.

Lees het vonnis hier.

IEF 8924

Nederlandse vertaling

HvJ EU, beschikking van 18 maart 2010, zaak C 136/09, Organismos Sillogikis Diacheirisis etc. tegen Divani Akropolis Anonimi etc.

Auteursrecht en naburige rechten. Publicatieblad-publicatie in het Nederlands van de nog niet in het Nederlands vertaalde beschikking in de Griekse variant op Rafael Hoteles (C-306/05), hoewel “verricht door dit loutere feit” wellicht nog wat verder gaat.

Begrip "mededeling aan het publiek". Werken verspreid via televisietoestellen die in hotelkamers zijn geïnstalleerd en die zijn verbonden met de centrale antenne van het hotel, zonder andere tussenkomst van het hotel voor de ontvangst van het signaal door de gasten

Dictum: “De hotelhouder die televisietoestellen installeert in de kamers van zijn hotel en deze toestellen verbindt met de centrale antenne van het hotel, verricht door dit loutere feit een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.”

Lees de publicatie hier.

IEF 8872

De partij die een openbaarmaking feitelijk beheerst.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 mei 2010, KG ZA 10-531, Tele2 Nederland & Online Breedband B.V. tegen UPC Nederland B.V. & Ziggo B.V. (met dank aan Paul Kreijger, Freshfields)

Auteursrecht. Mededinging. Telecommunicatie. Kabelnetwerken en (feitelijke) openbaarmaking. ‘Wederverkoopverplichting’ voor analoge televisie. In het kort: OPTA heeft aan kabelnetwerkexploitanten UPC en Ziggo de verplichting opgelegd om hun eigen analoge standaardpakket rtv-programma’s door te verkopen aan de alternatieve dienstenaanbieders. Alternatieve aanbieders die niet over een eigen kabelnetwerk beschikken  zouden zo kunnen concurreren met het kabelbedrijf door het analoge standaardpakket en de aansluiting in eigen naam aan hun klant te verkopen.

Het is de netwerkexploitanten daarbij toegestaan hun rtv-pakket uitsluitend als geheel te leveren aan de alternatieve aanbieders. De exploitanten stellen echter dat nu alternatieve aanbieders het pakket in eigen naam leveren, het ook deze aanbieders zijn die (mede) openbaar maken en dus zelf afspraken met de omroepen in het analoge pakket moeten maken. Eisers Tele2 en Online stellen dat de auteursrechtelijke licentie-onderhandelingen met de rechthebbenden bij een geheel pakket echter te ingewikkeld zouden zijn  en willen dat gedaagden verplicht mee werken aan zogenaamde ‘third party billing’, waarbij klanten voor de aansluiting en de analoge rtv-signalen weliswaar klant zijn bij Tele2/Online, maar waarbij UPC en Ziggo de zenders uit het analoge standaardpakket leveren aan die consumenten, waardoor de openbaarmaking uitsluitend door UPC en Ziggo zou geschieden. Deze kwestie is eerder door OPTA beoordeeld in een geschilbesluit, waarbij gedaagden inderdaad verplicht werden  tot aanbieden volgens deze constructie, maar, en daar gaat het i.c. om, alleen als de civiele rechter van oordeel zou zijn dat er op deze manier sprake is van een openbaarmaking door uitsluitend UPC en Ziggo.
 
De civiele rechter oordeelt echter anders en de vorderingen worden afgewezen. Ook bij Third Party Billing wordt de openbaarmaking feitelijk beheerst door de alternatieve aanbieders Tele2 en Online  en zijn zij bij uitstek de partij die in auteursrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor openbaarmaking.

4.5. Gelet op het voorgaande kan het betoog van Tele2 en Online dat zij niet openbaar maken omdat zij niet feitelijk betrokken zijn bij de levering van de omroepinhoud, niet slagen. Zij hebben feitelijk immers juist een bepalende rol bij de levering. Voor zover Tele2 en Online hebben bedoeld te betogen dat een partij die de openbaarmaking feitelijk beheerst, maar de technische uitvoering van de openbaarmaking overlaat aan een derde, niet openbaar maakt, treft het evenmin doel. Die opvatting vindt naar voorlopig oordeel geen steun in het recht. Voorshands moet worden aangenomen dat de partij die een openbaarmaking feitelijk beheerst, bij uitstek de partij is die in auteursrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor de openbaarmaking.

Lees het vonnis hier.

IEF 8790

Het Maandagmerk

Rechtbank Amsterdam, 21 april 2010, HA ZA 09-844, S. tegen H. (met dank aan Bjorn Schipper, Bousie)

Merkenrecht. Geschil over de organisatie van het evenement MONDAY en de hieraan verbonden IE rechten, waaronder de rechten op het merk MONDAY. Conventie: bijdrage aan organisatie impliceert geen aanspraak op deze rechten. Ook geen aanspraak op deel van de exploitatie opbrengsten. Geen merkenrechtelijk voorgebruik. Gedeeltelijke veroordeling in de volledige proceskosten. Reconventie: merkinbreuk aangenomen. Onrechtmatige daad m.b.t. het doen van negatieve uitlatingen over het evenement MONDAY en het oproepen van (potentiële) bezoekers om vooral niet naar het evenement te gaan. Geen auteursrechtinbreuk nu auteursrechtelijk beschermde trekken op communicatie uitingen zoals huisstijl en webdesign niet duidelijk zijn gemaakt. Geen handelsnaaminbreuk. Beslagen onrechtmatig gelegd. Compensatie van de proceskosten.

4.4. S. stelt voorts dat H. onrechtmatig handelt doordat zij achter de rug van S. om het Benelux woordmerk MONDAY op haar eigen naam heeft laten registreren. Deze rechten zouden als voorgebruiker aan S. toekomen. S. stelt niet waaruit dit voorgebruik bestaat en waaruit het voorgebruik zou moeten blijken. Omdat van voorgebruik door S. niet is gebleken, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk waarom het depot jegens S. onrechtmatig zou zijn. Het enkele feit dat S. bij de totstandkoming van het concept op enigerlei wijze betrokken is geweest en daarover ook met derden sprak, is daartoe - zo S. dit al aan haar vordering ten grondslag wenst te leggen - onvoldoende. Het enkele voorbijzien aan eventuele daaruit voortvloeiende rechten van S. (wat die ook mogen zijn) leidt niet tot het oordeel dat H. onrechtmatig jegens S. handelt omdat zij te kwader trouw heeft gedeponeerd, gelijk S. stelt. Zo is gesteld noch gebleken dat er in het kader van de samenwerking afspraken zijn gemaakt over de introductie van het merk MONDAY. Dit had wel op de weg van S. gelegen, nu zij zich beroept op de kwade trouw van H. Het is dan aan S. te stellen en te bewijzen dat en waarom sprake is van kwade trouw aan de zijde van H.. Dat heeft zij niet, althans in onvoldoende mate, gedaan. Ook de vordering op grond van onrechtmatige daad wordt om die reden afgewezen.

(…)

4.8.  H. vordert een inbreukverbod. Zij baseert dit op aan haar toekomende auteursrechten er/of handelsnaarnrechten en/of merkrechten in verband met de organisatie van het evenement MONDAY en/of het teken MONDAY. Voor zover het gevorderde verbod wordt gebaseerd op aan  H. toekomende auteursrechten, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt op grond van de brief van 28 januari 2009 van de advocaat van  H. en het verhandelde ter zitting dat  H. stelt auteursrechthebbende te zijn op de aan de domeinnaam partvonmondav.nl gekoppelde website en alle overige communicatie-uitingen rondom de evenementen, zoals content, lay-out, huisstijl en merchandise.  H. heeft evenwel verzuimd te stellen wat de auteursrechtelijk beschermde trekken zijn die maken dat sprake is van auteursrechtelijk beschermde werken. Ook is niet gesteld welke van die auteursrechtelijk beschermde trekken door S. zijn overgenomen. Dit had (gelet ook op de betwisting door S.) wel op haar weg gelegen. De op het auteursrecht gebaseerde vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

4.9. Ook de op het handelsnaamsrecht gebaseerde vorderingen zullen worden afgewezen. H. stelt dat haar handelsnaamsrechten toekomen, maar de rechtbank is van het voeren van de handelsnaam Monday door  H. niet gebleken. Ditzelfde geldt voor zover  H. stelt dat S. die handelsnaam Monday voert. Voor zover producties zijn overgelegd, waarin de aanduiding Monday voorkomt, gaat het om verwijzingen naar het evenement bij de Siupperclub of betreft het - gelijk  H. zelf stelt - merkgebruik en niet de aanduiding van de onderneming van  H. 

4.10. De inbreuk op de merkrechten van  H. wordt niet anders betwist dan met de stelling dat  H. geen toestemming had het merk te deponeren en  H. het merk in strijd met gemaakte afspraken voor zichzelf gebruikt. Uit hetgeen de rechtbank op dit punt in conventie heeft overwogen, volgt dat het depot van  H. niet te kwader trouw is verricht. Van handelen in strijd met enige afspraak is de rechtbank niet gebleken. Nu de merkinbreuk overigens niet wordt betwist, dient de daarop gebaseerde vordering te worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8288

De wettelijke voorschriften daarover in de Seychellen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 22 oktober 2009, LJN BK1067, KG ZA 09-1809, Stichting BREIN tegen Reservella (met dank aan Ernst-Jan Louwers,  Louwers IP|Technology Advocaten).

Auteursrecht. Pirate Bay-zaak. Voor de liefhebber van procesrecht en verre eilanden.

24. Onvoldoende is gebleken dat de betekende dagvaarding gedaagde ook daadwerkelijk heeft bereikt, laat staan dat is gebleken dat dit zo tijdig is gebeurd dat gedaagde in de gelegenheid is geweest om behoorlijk verweer te voeren. De e-mail van 6 oktober 2009 is daartoe onvoldoende omdat niet kon worden geverifieerd dat die e-mail is verstuurd namens gedaagde. Evenmin is gebleken dat eiseres bij de betekening m de dagvaarding aan gedaagde heeft voldaan aan de wettelijke voorschriften daarover in de Seychellen. Op grond van artikel 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag kan daarom thans nog geen verstek worden verleend tegen de niet verschenen gedaagde, tenzij aan het bepaalde in lid 3 toepassing kan worden gegeven. Ingevolge het derde lid van dat artikel belet het bepaalde in dat artikel immers niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen worden genomen. Op grond van artikel 15 lid 3 kan de voorzieningenrechter dan ook in een kort geding verstek tegen een in het buitenland woonachtige gedaagde verlenen zonder dat "in spoedeisende gevallen" behoeft te blijken dat aan de voorwaarden van artikel 15 is voldaan.

2.5. Eiseres heeft gesteld dat met de website The Pirate Bay  veelvuldig en voortdurend op grote schaal inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van de bij haar aangesloten rechthebbenden. Daaruit volgt dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen jegens de eigenaar van The Pirate Bay, dan wel jegens hem of hen die feitelijk leiding geeft of geven aan het technische beheer van die website. Eiseres heeft echter op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat op de niet verschenen gedaagde één van die hoedanigheden rust of dat die gedaagde als dusdanig kan worden gezien. Daardoor is evenmin aannemelijk dat het nemen van de door eiseres gevraagde  maatregelen jegens de niet verschenen gedaagde tot gevolg zal hebben dat de door eiseres gestelde inbreuk op  auteursrechten en naburige rechten door de website Thee Pirate Bay zal eindigen. In dat geval is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 15 lid 3 van het Haags Betekeningsverdrag, zodat in dit kort geding geen verstek zal worden verleend tegen de niet verschenen gedaagde. Dit betekent dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

Lees het vonnis hier of hieronder:

 

IEF 8287

Ter downloaden aangeboden torrents

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 22 oktober 2009, KG ZA 09-1809, Neij c.s. tegen Stichting BREIN (met gelijktijdige dank aan Douwe Groenevelt en Joris van Manen , De Brauw Blackstone Westbroek, Ernst-Jan Louwers,  Louwers IP|Technology Advocaten & Stichting BREIN).

Auteursrecht. Vonnis in verzet. Rechtbank Amsterdam vernietigt eerder verstekvonnis (Rechtbank Amsterdam 30 juli 2009, IEF 8097).  Beroep van eiseres op de nietigheid van de dagvaarding wordt verworpen, Neij c.s. zijn niet in hun belangen geschaad. “Voorshands [is] aannemelijk dat de bodemrechter (…) zal concluderen dat The Pirate Bay, evenals de rechtbank Utrecht dat heeft gedaan ten aanzien van Mininova, gelegenheid geeft tot het structureel verwijzen naar auteursrechtelijk bescherm materiaal, inbreuken op auteursrechten bevordert en van die inbreuken profiteert.” Geen 1019h proceskosten, nu de vorderingen niet 'op grond van intellectuele eigendomsrechten worden toegewezen'. Een samenvatting in citaten:

5.8. Al met al kan, gelet op de verweren van Neij, Kolmisoppi en Warg in deze verzetprocedure, niet zonder meer worden geconcludeerd dat The Pirate Bay na het downloaden van de torrent een rol speelt in de uitwisseling van de in die torrent omschreven bestanden. Niet duidelijk is geworden welke (verdere) rol The Pirate Bay in de uitwisseling van bestanden speelt. Daarvoor is nader onderzoek vereist naar de technische feiten van de zaak, bijvoorbeeld om de vragen te beantwoorden waar in het BitTorrent Systeem sprake is van uploaden van bestanden met auteursrechtelijk beschermd materiaal en in hoeverre The Pirate Bay daarin een rol speelt. Wet kort geding leent zich niet voor een dergelijk feitenonderzoek. De conclusie is dat thans niet kan worden vastgesteld dat The Pirate Bay de auteursrechten (en de naburige rechten) van de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden schendt. Voorshands is daarom onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter de vordering van Stichting Brein op deze grondslag zal toewijzen.

(…) 5.10. Uit het voorgaande volgt dat voorshands aannemelijk is dat de bodemrechter de subsidiaire stelling van Stichting Brein volgt en zal concluderen dat The Pirate Bay, evenals de rechtbank Utrecht dat heeft gedaan ten aanzien van Mininova, gelegenheid geeft tot het structureel verwijzen naar auteursrechtelijk bescherm materiaal, inbreuken op auteursrechten bevordert en van die inbreuken profiteert.

5.1 1.2. The Pirate Bay stelt haar gebruikers stelselmatig in staat om inbreuk te maken op auteursrechten. ThePirate Bay stelt daartoe torrents  ter download beschikbaar, helpt gebruikers bij het vinden van de gewenste torrent, moedigt gebruikers aan  meer torrents te uploaden en zorgt ervoor dat de torrents bruikbaar zijn voor haar gebruikers. Door deze handelswijze worden de gebruikers beter in staat gesteld om bestanden met auteursrechtelijk beschermd materiaal met elkaar te delen. Daardoor wordt het belang van de auteursrechthebbenden om zelf te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden hun werken de gebruiker bereiken, geschaad.

5.12. Dat de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden schade lijden door de handelwijze van The Pirate Bay is zeer aannemelijk. De voorlopige conclusie is dan ook dat The Pirate Bay onrechtmatig handelt jegens Stichting Brein.

5.19. Gelet op hetgeen onder 5.14 tot en met 5.18 is overwogen is voorshands voldoende aannemelijk dat de bodemrechter tot de slotsom komt dat Neij, Kolmisoppi en Warg verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het onrechtmatig handelen van The Pirate Bay jegens Stichting Brein.

5.21. De vrijheid van meningsuiting kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving (…) Bij toewijzing van de vorderingen worden de auteursrechten van de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden beschermd. Bij een afwijzind kan The Pirate Bay doorgaan met het structureel en voortdurend mogelijk maken van grootschalige inbreuk op die auteursrechten. Een verbod daarop, ook al zou dat inhouden een beperking van de vrijheid van meningsuiting van The Pirate Bay, Dan wel Neij, Kolmisoppi en Warg, is dus proportioneel.

(…)

7.2. Gebiedt Neij, Kolmisoppi en Warg ieder afzonderlijk en gezamenlijk, om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis alle op de websites van The Pirate Bay ter downloaden aangeboden torrents, waarmee bestanden met werken waarop de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden auteursrechten hebben, kunnen worden uitgewisseld te verwijderen en verwijderen te houden op straffe van een dwangsom voor iedere keer dat zij hiermee in strijd handelen van  €5.000,- met een maximum van € 3.000.000,-

7.3. Gebiedt Neij, Kolnisoppi en Warg, ieder afzonderlijk en gezamenlijk, uitvoering te geven aan het gebod onder 7.2 door de op de websites thepiratebay.org, piratebay.org, piratebay.net, piratebay.se, thepiratebay.com, thepiratebay.net rhepiratebay.nu en thepiratebay.se, of andere variaties daarop, de onder 7.2 bedoelde torrents  ontoegankelijk te maken voor internetgebruikers in Nederland, op straffe van een dwangsom voor iedere dag dat zij hiermee in strijd handelen v an  €5.000,- met een maximum van € 3.000.000,- 

Lees het vonnis hier of hieronder.

 

IEF 8280

Nobody likes today’s copyright law

Gedeeltelijke publicatie op IViR-website: Harmonizing European Copyright Law: The Challenges  of Better Lawmaking, M.M.M. van Eechoud, P.B. Hugenholtz, S. van Gompel, L. Guibault en N. Helberger. Information Law Series 19, Alphen aan den Rijn: Kluwer Law International 2009.

“Nobody likes today’s copyright law. Widespread unauthorized use of copyright material proliferates with impunity, while citizens and users protest that intrusive copyright and related rights law stifle cultural expression. Equipment manufacturers and intermediaries complain about yet more ‘security’ features that complicate their products and services and encumber marketing, while content owners desperately want enforcement to work. And of course it is crucial that whatever regulatory instruments come into play must not age prematurely in Internet time.

(…) In this groundbreaking study the Institute for Information Law of the University of Amsterdam brings its extensive academic expertise to bear on this question. The authors scrutinize the present law as laid down in the seven copyright and related rights directives, against the background of the relevant international standards of the Berne Convention, the TRIPs agreement, and the WIPO Internet Treaties. They map out in detail the degree to which certain areas of copyright have been harmonized as they expose the gaps and inconsistencies in the acquis and the urgent unresolved issues that persist. They identify the EU’s ambitions in relation to its present and future competences (following the Lisbon Reform) to regulate copyright, and to its Better Regulation agenda. Following a comprehensive analysis of almost two decades of regulatory intervention, they move on to the salient current trends that point toward a more coherent and balanced European copyright law.”

Download (de hoofstukken 1 & 9 van) het boek hier.

IEF 8252

Een moeilijk besluit (+ reactie)

Persbericht DBNL: “De Digitale Bibliotheek heeft een moeilijk besluit moeten nemen. Met ingang van vandaag is alle beeldmateriaal in publicaties van na 1900 van de website verwijderd. De aanleiding is de dreiging met een miljoenenclaim door de auteursrechtenorganisatie Pictoright namens een aantal bij haar aangesloten fotografen. Pictoright stelt zich op het standpunt dat werk van deze fotografen onrechtmatig in de DBNL-website opgenomen is of is geweest, en dat de door fotografen ondervonden schade inmiddels vele miljoenen beloopt.

De DBNL is van mening dat het gebruik van het beeldmateriaal binnen haar website steeds rechtmatig is geweest en dat dit gebruik onder het citaatrecht viel dan wel anderszins toelaatbaar was.Ze heeft hierbij steeds te goeder trouw gehandeld, en naar haar overtuiging door haar manier van werken geen economische schade toegebracht aan rechthebbenden.

Lees het persbericht hier.

Reactie Pictoright: Pictoright maakt er bezwaar tegen dat DBNL kennelijk van mening is dat het auteursrecht van schrijvers wel dient te worden gerespecteerd, maar dat willekeurig welk beeldmateriaal dan ook vrijelijk moet kunnen worden gebruikt. DBNL is een professionele partij, die gewend is met miljoenenprojecten te werken, maar er is in de ogen van DBNL geen ruimte voor een redelijke vergoeding voor beeldmateriaal dat op de website wordt geplaatst. Met DBNL is vele malen overleg gevoerd, waarbij Pictoright steeds heeft aangegeven dat voor dit soort gebruik door andere partijen wel op een fatsoenlijke wijze wordt afgerekend. DBNL was daar echter om onduidelijke redenen niet toe bereid. 

Pictoright betreurt de opstelling van DBNL. Pictoright is er absoluut niet op uit om dit soort sites te ontdoen van beeld, maar gebruik van beeld dient wel te gebeuren op basis van een redelijke regeling. Het is naar de mening van Pictoright overduidelijk dat een algemeen beroep van DBNL op het citaatrecht niet opgaat. 

Lees de reactie hier.

IEF 8247

Het embedden van audio- en videomateriaal

Persbericht: “Bits of Freedom stuurt brief over nieuwe tarieven aan Buma/Stemra. Digitale burgerrechtenbeweging Bits of Freedom heeft vandaag een brief gestuurd aan Buma/Stemra over het voornemen om een vergoeding in rekening te brengen voor het embedden van audio- en videomateriaal.

Zij heeft deze brief opgesteld met talloze verontwaardigde en bezorgde internetters. De voorgenomen regeling is slecht voor het Nederlandse web, slecht voor Nederlandse muzikanten en is bovendien juridisch twijfelachtig. Bits of Freedom dringt daarom aan op herziening van de regeling. "Buma heeft zich onvoldoende gerealiseerd wat de impact van de nieuwe regeling is", aldus Ot van Daalen, directeur van Bits of Freedom. "Bits of Freedom denkt daarom graag met Buma mee over een herziene regeling." Bits of Freedom gaat vandaag proberen om na de persconferentie van Buma de brief te overhandigen.

Lees de brief hier.

IEF 8185

Noot bij Norma

Kamiel Koelman (Van Diepen Vander Kroef): Noot bij Rb. Den Haag 28 januari 2009, IEF 7522 (Norma/NL Kabel). Eerder verschenen in AMI 2009, p. 163-169.

 "(…) In het bovenafgedrukte vonnis staat artikel 14a WNR centraal. Norma en Irda stellen dat kabelexploitanten krachtens deze bepaling wettelijk aan hen moeten afdragen, omdat zij volgens hun statuten de doelstelling hebben om de belangen van uitvoerende kunstenaars te behartigen. Ze hebben echter de pech dat de rechter artikel 14a WNR zéér letterlijk neemt: er moet sprake zijn van ‘heruitzenden’ wil de bepaling van toepassing zijn. Dat impliceert dat hetzelfde, al uitgezonden signaal nog eens naar een publiek wordt doorgepompt. De techniek is echter voortgeschreden. Kabelboeren halen niet meer het door de omroep naar het grote publiek uitgezonden signaal uit de ether, maar krijgen het per satelliet of kabel speciaal aangevoerd langs een weg waartoe het grote publiek géén toegang heeft. De tendens is om het op deze wijze aanleveren van signalen aan kabelboeren niet als ‘openbaar maken’ te beschouwen. Verschillende Nederlandse rechters oordeelden al in deze zin, en ook het HvJEG deed dat.

Precedenten over de vraag of een partij die het signaal aanlevert aan een kabelexploitant openbaar maakt, zijn echter op het eerste gezicht niet relevant voor deze zaak. Zij betreffen immers strikt genomen een andere kwestie. Hier gaat het over de vraag of op de grondslag van artikel 14a WNR moet worden gecontracteerd en afgerekend. De rechter in de bovenafgedrukte uitspraak betrekt deze precedenten echter, daartoe wellicht gebracht door een publicatie van Visser in dit blad, bij dit geval. Kort gezegd is de redenering van de rechtbank als volgt: als de partij die het signaal aan de kabelexploitant levert niet openbaar maakt in auteursrechtelijke zin, maakt die exploitant niet ‘heropenbaar’, en is hij daarom niet aan het ‘heruitzenden’ in de zin van artikel 14a WNR. Deze bepaling kan daarom niet van toepassing zijn. Norma en Irda hebben derhalve geen wettelijke vordering op de kabelexploitanten."

Lees de volledige noot hier.