DOSSIERS
Alle dossiers

Wet- en regelgeving  

IEF 2646

Aantrekkelijker

minfin.bmpPersbericht ministerie van Financiën: “Octrooibox aantrekkelijker. De octrooibox uit Werken aan Winst wordt aantrekkelijker. Voorkomen wordt dat een verlies op een octrooi slechts tegen het speciale lage tarief (10%) uit de octrooibox aftrekbaar is. Dit staat in een nota van wijziging die dinsdag naar de Tweede Kamer is gestuurd.. Het tarief van 10% wordt slechts van toepassing voor zover de opbrengsten de voortbrengingskosten overstijgen.

Tevens wordt een versoepeling voorgesteld voor ondernemers die inkomstenbelasting betalen. Een ondernemer die voldoet aan het zogenoemde urencriterium (een minimumaantal uren per jaar waarin hij als ondernemer optreedt) krijgt volgens de voorstellen uit Werken aan Winst de mkb-winstvrijstelling van 10%. In het jaar waarin de ondernemer zijn onderneming staakt, bijvoorbeeld door overlijden, zal hij soms niet voldoen aan het urencriterium. Door de aanpassing in de nota van wijziging kan hij in dat jaar toch de mkb-winstvrijstelling krijgen.

In de rentebox (waarin financieringswinst tegen 5% kan worden belast) worden meer keuzemogelijkheden voorgesteld. In de deelnemingsvrijstelling wordt een versoepeling opgenomen voor vastgoedbeleggingsdochters en voor deelnemingen die onder de 5%-grens zakken. Tenslotte zijn in de nota van wijziging overgangsregelingen opgenomen voor de afschrijving op kassen van tuinders en voor bestaande kleine deelnemingen in de deelnemingsvrijstelling."

Lees hier meer.

 

IEF 2554

Ter implementatie

lc.bmpKamerstuk30663, nr. 1 t/m 4, 2e Kamer. Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG. 

“Het betreft hier de zogenaamde Bolar-bepalingen die na wijziging door Richtlijn 2004/27/EG en 2004/28/EG in de artikelen 13, zesde lid, van Richtlijn 2001/82/EG en artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2001/83/EG zijn opgenomen. Hierin wordt bepaald dat studies, tests en proeven die dienen om aan te tonen dat een geneesmiddel een generieke versie is van een referentiegeneesmiddel, onder nader genoemde voorwaarden niet worden beschouwd als een inbreuk op een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat. Deze bepalingen worden in de praktijk Bolarbepalingen genoemd, naar een arrest uit de Verenigde Staten. 

De Bolar-bepalingen worden geïmplementeerd in artikel 53 van de Rijksoctrooiwet 1995. Dit artikel benoemt in het eerste lid de uitsluitende rechten die zijn verbonden aan het octrooi. In het derde lid van het artikel wordt een uitzondering op dit recht geformuleerd, de onderzoeksexceptie. Deze onderzoeksexceptie wordt restrictief uitgelegd. Hieronder worden slechts verstaan handelingen die uitsluitend dienen om het geoctrooieerde te onderzoeken. Uit doctrine en jurisprudentie blijkt dat hieronder in ieder geval wordt verstaan proefnemingen met een zuiver wetenschappelijk doel.

De algemene opvatting neigt ertoe onder deze uitzonderingsgrond eveneens te verstaan handelingen in of voor een bedrijf. Echter alleen wanneer deze handelingen dienen om kennis te nemen van het geoctrooieerde met als doel om op basis hiervan nieuwe technieken te ontwikkelen. Gekozen is om de nieuwe Bolar-bepaling te laten gelden naast de bestaande onderzoeksexceptie als geformuleerd in het derde lid van artikel 53 Rijksoctrooiwet 1995, omdat de exceptie die gecreëerd wordt door deze bepaling, een aanvulling is op (de beperkte uitleg van) de onderzoeksexceptie. Er is geen sprake geweest om deze bepaling in te voegen bij de bepalingen van artikel 54. De uitzonderingen die daar genoemd worden zijn naar hun aard tijdelijk, terwijl deze wijziging een situatie behandelt die meer permanent is.   

De implementatietermijn voor beide richtlijnen verstreek op 30 oktober 2005. Richtlijn 2004/27/EG is inclusief de Bolar-bepaling reeds geïmplementeerd in de nieuwe geneesmiddelenwet. De octrooiregelgeving vormt een gesloten systeem. Vanwege deze systematiek dient de Bolar-bepaling opgenomen te worden in de Rijksoctrooiwet 1995.

Koninklijke boodschap,
Voorstel van Rijkswet,
Memorie van toelichting,
Advies en nader rapport.

IEF 2343

Herleven

Persbericht EPO: “Brussels/Munich, 13 July 2006. The European Patent Office strongly supports the EU Commission's initiative to revive the debate on the patent system in Europe.

At the Commission's public hearing on future patent policy in Europe, EPO-President Professor Alain Pompidou pointed out that the consultation process had brought new momentum to the endeavour of reforming the patent system. The system should not only support the larger applicants, but also dynamic smaller companies.”

Lees de persberichten en mededelingen van het EPO hier. Lees de mening van de Europese Commissie hier.

IEF 2307

Evaluatie Rijksoctrooiwet 1995

Ministerie van Economische Zaken: Evaluatie Rijksoctrooiwet 1995. Eindrapport. 

Dit rapport is uitgebracht aan de opdrachtgever, het Ministerie van Economische Zaken en mag alleen gebruikt worden in het kader waarvoor het rapport is opgesteld, de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995.

Fundament van deze eerdere lezingen en persberichten. Lees het volledige rapport hier.

Zie ook: Kamerstuk 30635, nr. 1, 2e Kamer. Octrooibeleid; Brief staatssecretaris met beleidsvisie + achtergrondinformatie Beleidsvisie Octrooibeleid en MKB.

Beleidsvisie hier, achtergrondinfo hier.

IEF 2297

De persoon van de gemachtigde

Kamerstukken. Bijlage bij 30300 XIII, nr. 92, 2e Kamer. Rapport Berenschot: Kosten van octrooigemachtigden

“De persoon van de gemachtigde blijkt voor de meeste aanvrageis belangrijker te zijn dan het kantoor waar deze werkt. Met name de specialiteit en de specifieke kennis van de gemachtigde spelen een belangrijke rol in liet keuzeproces. Om die reden blijven veel aanvragers hun gemachtigde trouw. Zo gaat de kennis, opgedaan bij eerdere aanvragen, niet verloren of erger: naar een concurrent. Bij gebrek aan eigen ervaring spelen ervaringen van anderen een belangrijke rol.

De aanvragers zijn het erover eens dat er een database zou moeten komen waarin de exacte specialisaties (dus meer dan ‘chemie’ of ‘werktuigbouw) van de gemachtigden staan. Overigens is op www.uitvinders.nl voor een beperkt aantal gemachtigden al een begin voor een dergelijke database gemaakt."

Lees het rapport hier.

IEF 2268

De verlening van dwanglicenties (2)

Kamerstuk 25074, nr. 130, 2e Kamer. Ministeriële Conferentie van de WTO. Brief van de staatssecretaris van Economische Zaken over dwanglicenties op octrooien voor productie en export farmaceutische producten. (eerder bericht hier).

“Mede namens de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, informeer ik u graag over het feit dat de Raad van de Europese Unie op 28 april 2006 heeft ingestemd met de Verordening dwanglicenties op octrooien voor productie en export van farmaceutische producten naar landen met olksgezondheidsproblemen. Het Europees Parlement heeft al eerder ingestemd met deze verordening, waardoor deze nu snel in werking kan treden

(…) Overigens ligt momenteel ook een voorstel tot een besluit van de Raad tot aanvaarding, namens de Europese Gemeenschap, van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) van 6 december 2005, voor. Met dit besluit aanvaardt de Gemeenschap de overeengekomen wijziging van de TRIPS-overeenkomst welke aan de Verordening ten grondslag ligt. Deze procedure heeft echter geen gevolgen voor de nu tot stand gekomen Verordening en of de werking van het dwanglicentiesysteem.”

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2006

Mede namens de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, informeer ik u graag over het feit dat de Raad van de Europese Unie op 28 april 2006 heeft ingestemd met de Verordening dwanglicenties op octrooien voor productie en export van farmaceutische producten naar landen met volksgezondheidsproblemen. Het Europees Parlement heeft al eerder ingestemd met deze verordening, waardoor deze nu snel in werking kan treden.

De verordening vormt de EU-brede implementatie van een besluit van de WTO , dat het mogelijk maakt om dwanglicenties op octrooien te verlenen aan generieke producenten van farmaceutische producten, teneinde hen in staat te stellen te produceren voor export naar derde landen (veelal ontwikkelingslanden) die zelf niet beschikken over de productiecapaciteit om deze geneesmiddelen te produceren. Doel van het systeem is om te voorzien in voldoende betaalbare geneesmiddelen voor landen die kampen met volksgezondheidsproblemen. Zonder het WTO-besluit zou de TRIPS  -overeenkomst het niet toestaan om onder dwanglicentie voor exportdoeleinden te produceren. Met de totstandgekomen dwanglicentiesystematiek kunnen in alle EU-lidstaten onder dezelfde voorwaarden dwanglicenties worden verleend. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van met name ontwikkelingslanden aan betaalbare geneesmiddelen, zonder dat dit binnen de Europese Unie marktverstorende consequenties heeft.

De aanvaarding van de verordening door de Raad en het Europees Parlement in één lezing, geeft een positief signaal af. Het is ten eerste positief voor met name ontwikkelingslanden die kampen met volksgezondheidsproblemen en waarvoor nu goedkopere geneesmiddelen beschikbaar kunnen komen. Tegelijkertijd geeft de Europese Unie met de verordening aan de problemen die met name ontwikkelingslanden signaleren ten aanzien het gebruik van octrooien in relatie tot de toegang tot geneesmiddelen en handelspolitiek in het algemeen, serieus aan te willen pakken.

Tegelijkertijd moeten we onder ogen zien dat tot op heden wereldwijd nog zeer weinig gebruikt wordt gemaakt van de ontwikkelde dwanglicentiesystematiek. Dat is een belangrijke kanttekening bij de discussie over deze problematiek. Door critici wordt opgemerkt dat het systeem ingewikkeld is, niet aantrekkelijk genoeg voor generieke producenten en de octrooihouders nog veel bescherming biedt. Getracht is een systeem te ontwerpen dat enerzijds ruimte biedt voor verlening van dwanglicenties, maar dat tegelijkertijd ook de rechten van octrooihouders niet op onredelijke wijze uitholt (wat ook een WTO-TRIPS verplichting is).

De EU heeft oog gehad voor de praktische problemen die de verlening van dwanglicenties kunnen belemmeren en heeft er voor gekozen om bij de totstandkoming van de verordening in het belang van gebruikers van het dwanglicentiesysteem, verder te gaan dan wat het WTO-besluit toestaat. Hierbij kan worden gewezen op het openstellen van het systeem voor ontwikkelingslanden die geen lid zijn van de WTO, de rol van NGO’s bij de import van geneesmiddelen in ontwikkelingslanden en de omgang met het systeem van publieke aanbesteding. De EU heeft hiermee een positieve stap gezet om het gebruik van het dwanglicentiesysteem en daarmee de toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden te verbeteren.

Toch blijft generieke productie in westerse landen altijd relatief duur, wat grootschalige export vanuit de EU naar ontwikkelingslanden kan belemmeren. In die zin kan productie in landen als India, Brazilië en China wellicht oplossingen bieden. In de komende jaren zal duidelijk moeten worden welke rol de dwanglicentiesystematiek speelt bij de geneesmiddelenvoorziening in met name ontwikkelingslanden.

Overigens ligt momenteel ook een voorstel tot een besluit van de Raad tot aanvaarding, namens de Europese Gemeenschap, van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) van 6 december 2005, voor. Met dit besluit aanvaardt de Gemeenschap de overeengekomen wijziging van de TRIPS-overeenkomst welke aan de Verordening ten grondslag ligt. Deze procedure heeft echter geen gevolgen voor de nu tot stand gekomen Verordening en of de werking van het dwanglicentiesysteem.

Ten slotte wordt momenteel binnen de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) gesproken over een rapport over de verhouding tussen intellectueel eigendom, innovatie en de toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden. Ook in deze context zal de effectiviteit van het dwanglicentiesysteem besproken worden en zal gekeken worden hoe in de toekomst de geneesmiddelenvoorziening van met name ontwikkelingslanden kan worden gewaarborgd.

Staatssecretaris van Economische Zaken 
C.E.G. van Gennip

IEF 2262

Zetelverdrag

Persbericht Ministerie van Buitenlandse Zaken: “Nederland tekent zetelovereenkomst met Octrooiorganisatie. Op 27 juni ondertekenen de Minister van Buitenlandse Zaken Bot en de President van de Europese Octrooi Organisatie, Alain Pompidou, een zetelverdrag. Het zetelverdrag regelt de positie van de de staf en de organisatie in Nederland.  

Het zetelverdrag vervangt en actualiseert het summiere zetelverdrag uit 1975. Ook wordt in het verdrag het Kabinetsstandpunt ‘werving en opvang internationale organisaties’ (2005) geformaliseerd. Volgens dit standpunt wordt ernaar gestreefd om de in Nederland gevestigde internationale organisaties zo veel mogelijk een gelijke behandeling toe te kennen.

De Europese Octrooi Organisatie geeft uitvoering aan het Europees Octrooiverdrag. In dit verdrag, dat door een groot aantal Europese landen is ondertekend, wordt het Europese Octrooi geregeld. Naast het bureau in Rijswijk heeft het een hoofdkantoor in München en vestigingen in Brussel, Berlijn en Wenen.

Bij het in Rijswijk gevestigde Nederlandse bureau zijn circa 2500 mensen werkzaam. Het is daarmee de grootste in ons land gevestigde volkenrechtelijke organisatie. Nederland is gastland van 30 internationale organisaties.

Noot voor de redactie:  Voor de media is bij de ondertekening van de zeteloverenkomst (18.30 uur) gelegenheid voor tot het nemen van foto’s.  Ondertekening vindt plaats in de Rolzaal op het Binnenhof 11. Belangstellende media wordt verzocht zich uiterlijk 27 juni 16.00 uur telefonisch aan te melden bij de directie voorlichting en Communicatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken, 070-3487510. Fotografen dienen uiterlijk 18.15 in de Rolzaal aanwezig te zijn.”

Lees het persbericht ook hier.

IEF 2256

De verlening van dwanglicenties

Pb EG L 157,  9 juni 2006. Verordening (EG) nr. 816/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen.

Implementatie van de WTO Verklaring van Doha betreffende de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) en volksgezondheid. In de verklaring wordt ieder WTO-lid het recht toegekend om dwanglicenties te verlenen en de vrijheid om de gronden te bepalen waarop dergelijke licenties worden verleend.

Bij deze verordening wordt een procedure ingesteld voor de verlening van dwanglicenties voor octrooien en aanvullende beschermingscertificaten voor de vervaardiging en de verkoop van farmaceutische producten indien deze producten zijn bestemd voor uitvoer naar in aanmerking komende invoerende landen die dergelijke producten nodig hebben om hun problemen op het gebied van de volksgezondheid aan te pakken.

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad (ergo 29 juni). Lees de verordening hier. (Bericht via de IPkat).

IEF 2239

Horing

'The European Commission will hold a public hearing on future EU patent policy on 12 July 2006. This is the second step of the public consultation launched in January 2006  with the aim of collecting stakeholders' views on the patent system in Europe and seeking views on what measures could be taken in the near future to improve this system.'

Lees hier meer.

IEF 2202

Inwerking

Staatsblad 2006 263, Uitgegeven de dertiende juni 2006: Artikel I en II, onderdeel L en T, onder 1, van de Rijkswet van 17 november 2005, houdende goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64) (Stb. 2006, 22)

Treden met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst in werking met uitzondering van de zinsneden «, indien het octrooi is verleend in een andere taal dan het Engels,» en «of in het Engels», in de eerste volzin en van tweede volzin van artikel II, onderdeel T, onder 1.

 Nota van toelichting: Na de inwerkingtreding van artikel I van de Rijkswet van 17 november 2005, houdende goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64) (Stb. 2006, 22) kan worden begonnen met de procedures die leiden tot bekrachtiging van de genoemde verdragen, uitgezonderd het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120) omdat de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen nog niet tot stand zijn gebracht.

Wat de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64) wordt er, volledigheidshalve, op gewezen dat deze op 13 december 2007 in werking zal treden. Op dat tijdstip houdt de tekst van het verdrag die tot dat tijdstip van kracht is op van toepassing te zijn.

Daarom is ervoor gekozen nu al tot de bekrachtiging ervan over te gaan en daarmee dus niet te wachten totdat de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen zijn vastgesteld. Met de gedeeltelijke inwerkingtreding van artikel II, onderdeel T, onder 1, vervalt de plicht tot waarmerking van een vertaling in het Nederlands van een Europees octrooi door een octrooigemachtigde. De zinsneden van de eerste volzin en de tweede volzin die nu nog niet in werking zullen treden, zijn gebaseerd op het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21), ook bekend als Vertalingenprotocol. Het Vertalingenprotocol zal pas in werking treden nadat Engeland, Frankrijk en Duitsland en ten minste vijf andere verdragsluitende staten dat protocol hebben bekrachtigd. Zodra aan die voorwaarden is voldaan, zullen eveneens de geciteerde zinsneden en de tweede volzin in werking worden gesteld. De Staatssecretaris van Economische Zaken, C. E. G. van Gennip Staatsblad 2006 263 3   

Lees het staatsblad hier.