DOSSIERS
Alle dossiers

Wet- en regelgeving  

IEF 1494

Patstrat

Denk octrooirechtelijk mee met de Commissie: Brussels, 16 January 2006, The European Commission has launched a public consultation on how future action in patent policy to create an EU-wide system of protection can best take account of stakeholders' needs. While the Community Patent remains a priority, the Commission is also seeking views on what measures could be taken in the near future to improve the patent system in Europe. All interested stakeholders, including industry and individuals, are encouraged to reply. The closing date is 31 March 2006.

Internal Market and Services Commissioner Charlie McCreevy said: "Good intellectual property rules are essential: by stimulating innovation and leading to the successful development of new products, they help to generate growth and jobs. We want to maximise these benefits in Europe by making the single market for patents a reality. This is why I am asking businesses and individuals alike to give me their views on how we should move forward to achieve this. Meanwhile we will of course continue to strive for the Community Patent, which remains central to our policy."

The Commission is committed to boosting the competitiveness of EU industry and improving the framework conditions in which it operates. To this end, industrial property, which includes patents, has been identified as one of the seven major cross-sectoral policy initiatives in the Commission's new industrial policy put forward on 5 October 2005 (IP/05/1225). As part of its commitment to Better Regulation, the Commission has launched this consultation to ensure that any new proposals in the area of EU patents policy reflect stakeholders' needs.

The consultation focuses on three major issues: the Community patent; how the current patent system in Europe could be improved; and possible areas for harmonisation. The Commission is also seeking views on what action could be taken while work on the Community patent is continuing, in particular within the framework of the existing European patent system, or by bringing national patent systems more closely in line with each other through either approximation of laws or mutual recognition of national patents. The legal framework for jurisdiction over patent disputes is an area of significant interest in this context.

The feedback obtained from stakeholders will form the basis of a hearing, which the Commission intends to organise in Brussels on 13 June 2006.
The questionnaire is available at:

https://europa.eu.int/comm/internal_market/indprop/patent/consultation_en.htm

More information on the EU's industrial property policy is available at:

https://europa.eu.int/comm/internal_market/indprop/index_en.htm

Persbericht hier.

IEF 1434

Tewerkstelling van gezinsleden

Niet-dossierstuk buza050423, 2e Kamer, 3 januari 2006. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken inzake drie verdragen, o.a inzake tewerkstelling gezinsleden.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen moge ik u hierbij het volgende ter kennis brengen: De op 6 april 2005 te Den Haag  totstandgekomen notawisseling houdende een Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Octrooiorganisatie inzake de tewerkstelling van gezinsleden (Trb. 2005, 185).

(O.a: 1. The following persons shall be authorised to engage in gainful employment in the Netherlands:
a) the spouse of an employee of the Office or a registered partner of an employee of the Office;
b) children under the age of 18 of an employee of the Office;
c) children between 18 and 27 years of age of an employee, provided that they formed part of his or her household prior to their first entry into the Netherlands and still form part of this household, and that they are:
(i) unmarried,
(ii) financially dependent on the employee concerned, and
(iii) receiving an education in the Netherland)

Ingevolge artikel 7, onderdeel a, van genoemde Rijkswet behoeft dit verdrag niet de goedkeuring van de Staten-Generaal. De minister van Buitenlandse Zaken, B.R. Bot

IEF 1424

Onrechtvaardig en onproductief

Kamervraag 2050605330, 2e Kamer. Vragen van het lid Irrgang (SP) aan de minister van Economische Zaken over uitvindingen door werknemers. (Ingezonden 21 december 2005)

2:  Deelt u de stelling van de heer Rijlaarsdam dat het huidige Nederlandse systeem van eigendomsrechten op uitvindingen en octrooien onrechtvaardig en onproductief is? Zo neen, waarom niet?

IEF 1340

Kamerstukken

1- Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (Wijziging Rijksoctrooiwet 1995 in verband met implementatie richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten); Nota n.a.v. het verslag.

"De leden van de VVD-fractie vroegen in hoeverre de voorgestelde rechtsbescherming van een octrooihouder bij inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten verschilt van soortgelijke rechtsbescherming in de verschillende bij het Europees Octrooi Verdrag (EOV) aangesloten landen die niet lid zijn van de Europese Unie. [...] Het TRIPSAgreement bij het WTO-Verdrag, omvat mede een algemeen hoofdstuk gewijd aan de rechtsbescherming van de intellectuele eigendom. Alle WTO-landen (meer dan 130) kennen dus een vergelijkbaar niveau van bescherming van de intellectuele eigendom. [...] Blijft over Monaco. Dit land is noch WTO-, noch EVA-lid. Bij navraag is komen vast te staan dat Monaco niet van plan is de EG-richtlijn op enigerlei wijze te implementeren en volstaat dus alleen met nationale wetgeving. Uit het voorgaande trek ik dan ook de conclusie dat de rechtsbescherming van een octrooihouder bij inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten in een EU-land vrijwel gelijk is aan de rechtsbescherming in de verschillende alleen bij het EOV aangesloten landen." Lees kamerstuk hier.

2- Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (Wijziging Rijksoctrooiwet 1995 in verband met implementatie richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten); Nota van wijziging.

"...dat artikel 9, eerste lid, onder a, van de richtlijn niet zo gelezen mag worden dat het een optionele bepaling zouzijn. Bij het desbetreffende nader rapport is deze lezing van de Raad gevolgd. Die lezing heeft ook gevolgen voor het voorliggende wetsvoorstel. Deze nota strekt ertoe artikel 9, eerste lid, onder a, van de richtlijn alsnog te implementeren, zie het voorgestelde nieuwe tiende lid van artikel 70. Daarnaast bleek dat abusievelijk twee volzinnen niet in het zesde lid van artikel 70 waren opgenomen. Deze omissie wordt thans rechtgezet." Lees Kamerstuk hier.

IEF 1289

Mededogen

De WTO heeft gisteren bekend gemaakt de vrijstelling voor de minst ontwikkelde landen om zich te houden aan IE-verdragen en andere regels op dit gebied, te verlengen tot juli 2013. De vrijstelling zou aflopen op op 1 januari a.s.. Het besluit geldt voor alle IE-rechten, met uitzondering van farmaceutische octrooien, waarvoor reeds een vrijstelling tot 2016 geldt.

WTO-chef Pascal Lamy reageerde verheugd op de beslissing. "Deze overeenkomst, zo vlak voor de WTO-top in Hongkong, is goed nieuws", aldus Lamy. De WTO top zal volgende maand in Hong Kong worden gehouden. Lees hier of hier iets meer.

IEF 1278

Wijzigingen (2)

Nog even een paar extra documenten, inclusief de begeleidende briefjes, m.b.t de implementatiewetgeving Handhavingsrichtlijn (zie twee berichten hieronder), via de website van Justitie: 

- "Hoi Nicole,  Hierbij, zoals afgesproken, het commentaar van mevrouw Fasseur op het wetsvoorstel IE. Groeten Dorien" (hier)

- "Nicole, Dank voor je reactie. Inmiddels kreeg ik van een lid van de Adviescommissie nog nadere opmerkingen over het voorstel. De Adviescommissie als geheel heeft er niet meer naar kunnen kijken, maar er lijken ook geen bezwaren tegen te bestaan. Daarom neem ik - gezien de tijdsdruk - de vrijheid om dit je op deze wijze informeel toe te sturen. Met vriendelijke groet, Adrienne Hoevers, Nederlandse Orde van Advocaten (hier)

- Nader rapport, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies Raad van State, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies Raad voor de Rechtspraak, Ministerie van Justitie (hier)
- Advies van Adviescommissie Intellectuele eigendom NOvA o.l.v. Mr W.A. Hoyng (hier)

IEF 1276

Belangrijke en interessante wijzigingen

Op donderdag 24 november jl. is het wetsvoorstel tot implementatie van de Europese richtlijn m.b.t. de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten naar de Tweede Kamer gestuurd. Naar dit wetsvoorstel werd reikhalzend uitgezien omdat de betreffende richtlijn betrekkelijk veel ruimte laat aan de nationale wetgevers.

Brengt het wetsvoorstel interessant nieuws? Ja.

De belangrijkste en interessantste wijzigingen zijn:

a) Er komen uitgebreidere mogelijkheden voor het leggen van bewijsbeslag (art 1019 a-d Rv).
b) Er komt een Einstweilige Verfügung: (een verbod in) kort geding zonder dat de gedaagde wordt gehoord (art. 1019e) (maar dan moet er wel sprake zijn van dreigende onherstelbare schade).
c) Er komt een verruimde mogelijkheid voor veroordeling in proceskosten in IE-zaken (art. 1019h)

Daarnaast wordt het noemen van de voorman en het verschaffen van andere informatie over het distributie-kanaal gecodificeerd (art. 1019f). verder worden er in de Auteurswet, de WNR en Databankenwet enkele wijzigingen ingevoerd ter zake van (kort gezegd) ‘vermoeden van makerschap’ en ten aanzien van beslagmogelijkheden. In Landbouwkwaliteitswet (!?) worden enkele procedures inzake geografische benamingen vastgelegd.

“Uitkristalliseren en naar bevind van zaken handelen”

Het meest fascinerend is op het eerste gezicht het voorgestelde art. 1019h Rv dat ruimere proceskostenveroordelingen in IE-zaken mogelijk maakt. Dit kan heel interessant worden, maar is volledig afhankelijk van hoe de rechterlijke macht dit gaat invullen. In de MvT staat te lezen dat één en ander zich opnieuw moet uitkristalliseren en dat de rechter “naar bevind van zaken [moet] handelen”. Let op: ook eisers/rechthebbenden kunnen in ruimere proceskosten worden veroordeeld.

Artikel 1019h Rv luidt als volgt:

“Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet”.

Memorie van Toelichting:

Artikel 14 van de richtlijn verplicht tot een ruime proceskostenveroordeling van de verliezende partij. In het Nederlandse civiele procesrecht wordt thans uitgegaan van forfaitaire kostenveroordeling, gebaseerd op vaste tarieven (artikel 239 Rv en de Wet tarieven in burgerlijke zaken). Daarnaast voorziet artikel 6:96 BW in schadevergoeding voor de redelijke kosten tot verkrijging van voldoening buiten rechte.

De proceskostenveroordeling zal zich onder het nieuwe regime in intellectuele-eigendomsinbreukzaken opnieuw moeten uitkristalliseren. De rechter zal moeten komen tot een veroordeling in evenredige kosten, te toetsen aan de redelijkheid en billijkheid. Deze billijkheid zal bijvoorbeeld meespelen bij de proceskostenveroordeling van een inbreukmaker te goeder trouw. Beperking van de proceskostenveroordeling tot hetgeen onder het huidige recht gebruikelijk is, ligt dan meer voor de hand dan een volledige kostenveroordeling.

Deze laatste ligt vooral in de rede wanneer het gaat om grootschalige namaak of piraterij. Voor de inbreuken die daartussen liggen, zal de rechter naar verwachting naar bevind van zaken handelen en beoordelen wat redelijke en evenredige kosten zijn die door de verliezende partij dienen te worden gedragen. Door de formulering van de aanhef van het artikel - voor zover nodig in afwijking van de artikelen 237 e.v. - wordt aangegeven dat in situaties waarin de forfaitaire kostenveroordeling meer op zou leveren dan de werkelijk gemaakte kosten, de forfaitaire kostenveroordeling voorgaat.

Prof. mr Dirk J.G. Visser

Voorstel van wet

Memorie van Toelichting

IEF 1225

Hamerstuk

Goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64)

Het voorstel is op 11 oktober 2005 aangenomen door de Tweede Kamer. ChristenUnie, SGP, Groep Nawijn en SP stemden tegen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 15 november 2005 als hamerstuk afgedaan. Lees het stemmingsoverzicht hier.

IEF 1102

In de eerste

Eindelijk weer eens een 1e Kamerstuk (vanzelfsprekend en vervolg op eerdere 2e Kamerstukken): Kamerstuk 29874, nr. A, 1e Kamer 2005-2006. Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien. Gewijzigd voorstel van rijkswet

IEF 1073

Aangenomen

Handelingen  nr. 10, pag. 554-555, 18 oktober 2005, Tweede Kamer. Stemmingen in verband met het wetsvoorstel Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien.

"In stemming komt het wetsvoorstel. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de Groep Nawijn en de SP tegen dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen."