Prejudiciële vragen over btw-richtlijn en muziekwerken

Înalta Curte de Casație și Justiție, Roemenië 8 augustus 2019, IEF 18719, IT 2884, IEFbe 2957; C-501/19 (UCMR-ADA) Via MinBuza. Verzoekster is een vereniging voor het collectieve beheer van de vermogensrechtelijke auteursrechten op muziekwerken. Verweerster is een rechtspersoon die actief is in de organisatie van optredens waarbij muziekwerken aan het publiek worden meegedeeld. Verweerster heeft een concert georganiseerd waarvoor zij een niet-exclusieve licentie voor het gebruik van muziekwerken heeft ontvangen. Hiervoor was verweerster verplicht aan verzoekster vergoedingen te betalen voor een bedrag dat was berekend in de licentie. Aangezien verweerster slechts een deel van deze vergoedingen had betaald, heeft verzoekster een vordering in rechte ingesteld. Zowel de bodemrechter als de rechter in tweede aanleg heeft verzoeksters vordering gegrond verklaard. Anders dan de rechter in eerste aanleg heeft de appelrechter vastgesteld dat de inning van de vergoedingen door verzoekster geen belastbare handeling uitmaakt en dat de verschuldigde vergoedingen niet aan btw zijn onderworpen. Daarom heeft de appelrechter het bedrag waartoe verweerster in eerste aanleg was veroordeeld, verminderd met het bedrag aan btw. Tegen de uitspraak van de appelrechter heeft zowel verzoekster als verweerster cassatieberoep ingesteld bij de verwijzende rechter. Verzoekster voert aan dat de btw nu voor rekening van de auteurs komt, en niet de eindgebruikers (wat in strijd zou zijn met de fiscale neutraliteit). Verweerster komt op tegen het bedrag van de vergoeding omdat het soort optreden onjuist zou zijn gekwalificeerd.