IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 22172
2 augustus 2024
Uitspraak

Hof van Beroep van UPC vernietigt beslissing omtrent verzoek tot bewijsbewaring

 
IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 18293

Lancering website LaRorsch en Mr. S.K. Martens Academie

Vandaag gaat de website van LaRorsch online. Vivien Rorsch richtte onlangs dit nieuwe cassatiekantoor op met een focus op civiel procesrecht en intellectueel eigendom. Voorheen werkte zij vijftien jaar bij De Brauw Blackstone Westbroek.
‘Met een eigen kantoor ontstaat er naast de cassatiepraktijk ook meer ruimte voor andere werkzaamheden. Vandaag lanceer ik met Claudia Zuidema (deLex) tijdens het jaarlijkse IE Symposium in Zeist de Mr. S.K. Martens Academie. Dit is een nieuwe specialisatieopleiding intellectueel eigendoms- en procesrecht, vooral interessant voor ervaren IE-advocaten en bedrijfsjuristen. Ik ben samen met prof. mr. J.J.C. Kabel en prof. mr. C.J.J.C. van Nispen hoofddocent van deze nieuwe opleiding. Het postacademische onderwijs en de cassatiepraktijk sluiten goed op elkaar aan. In beide functies werk ik samen met andere advocaten. Ook blijf ik zo altijd op de hoogte van de actualiteit en kan ik de theorie koppelen aan de praktijk.’

Zie voor meer informatie de website www.larorsch.com en de folder van Mr. S.K. Martens Academie.

IEF 18294

Beslissing ingezonden door Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan.

EUIPO: WE Brands substantieert rechten onvoldoende

EUIPO - OHIM 11 mrt 2019, IEF 18294; (WE Brands tegen Alda Holding), https://ie-forum.nl/artikelen/euipo-we-brands-substantieert-rechten-onvoldoende

EUIPO Opposition Division 11 maart 2019, IEF 18294; IEFbe 2839 (WE Brands tegen Alda Holding) Merkenrecht. Kort: Oppositie tegen aanvraag EU-beeldmerk 16 932 436 (WE ARE CONNECTED) op basis van internationaal beeld merk 1 243 721 WE IS ME en EU-beeldmerk 960 021 WE. Geheel afgewezen. We Brands substantieert rechten onvoldoende. Geen verwarringsgevaar.

IEF 18292

Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert, Leeway. 

Zelfde zzp'er is geen overtreding concurrentiebeding

Gerechtshoven 5 mrt 2019, IEF 18292; (Essential Aesthetics tegen Amsterdam Aesthetics), https://ie-forum.nl/artikelen/zelfde-zzp-er-is-geen-overtreding-concurrentiebeding

Hof Amsterdam 5 maart 2019, IEF 18292 (Essential Aesthetics tegen Amsterdam Aesthetics). Contract. Essential Aesthetics houdt zich bezig met medische diensten op het gebied van plastische, reconstructieve en anti-aging behandelingen. Partners zijn persoonlijk en zakelijk uit elkaar gegaan middels aandelenoverdracht aan de een. Voorzover er geen is handelsnaaminbreuk en auteursrecht inbreuk, heeft Essential Aesthetics gesteld dat ook zonder IE-inbreuk de (niet inbreukmakende gelijkenissen) in combinatie met het inhuren op ZZP-basis van dezelfde artsen, een onrechtmatige daad opleveren jegens Essential Aesthetics. Het inhuren van (deels) dezelfde artsen en plaatsen daarvan op de website zou onrechtmatig zijn omdat het bij zou dragen aan (onrechtmatige) verwarring. De voorzieningenrechter (IEF 17610) verbiedt Amsterdam Aesthetics om gebruik te maken van e-mailadressen en andere contactgegevens van klanten van Essential Aesthetics en gedurende 2 jaar contacten te onderhouden in de zin van de vaststellingsovereenkomst. 

Het hof vindt het niet aannemelijk (...) dat de inzet van een zzp-arts bij Amsterdam Aesthetics heeft geleid tot een verminderende inzetbaarheid bij Essential Aesthetics. Er zijn klanten die zich hebben gewend tot Aesthetics maar het initiatief daarvoor is niet uitgegaan van Amsterdam Aesthetics of de zzp-arts. De omstandigheid dat de zzp-arts het gezicht was van Essential Aesthetics en nu ook van Amsterdam Aesthetics acht het hof als eerderbedoelde bijkomstigheid onvoldoende. Aesthetics voert bij het hof aan geen kopie te hebben van het klantenbestand van Essential Aesthetics en daarvan dus geen gebruik kan hebben gemaakt. Het hof acht de vordering tot veroordeling van Amsterdam Aesthetics tot het betalen van boetes wegens de emailcontacten en de aanwezigheid van verweerder op een evenement waar veel klanten van de eiser komen niet toewijsbaar. Het hof vernietigt het vonnis, en wijst de vorderingen van beide partijen af. 

IEF 18288

Uitspraak ingezonden door Ernst-Jan Louwers en Eva van Groezen, Louwers IP|Technology Advocaten.

Verwarrende overeenstemming merk en handelsnaam DOMEK en BIALYDOMEK

Rechtbank Amsterdam 8 mrt 2019, IEF 18288; (Domek tegen Bialydomek), https://ie-forum.nl/artikelen/verwarrende-overeenstemming-merk-en-handelsnaam-domek-en-bialydomek

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 maart 2019, IEF 18288 (Domek tegen Bialydomek) Handelsnaamrecht. Domek is sinds 2011 een financiële dienstverlener en makelaardij in onroerende goederen. Bialydomek is sinds 2016 een administratie- en boekhoudkantoor. Beide ondernemingen hebben een huisje en het woord domek in hun logo. Ze bieden soortgelijke diensten aan en de doelgroepen van de partijen overlappen; partijen zijn allebei (via internet) landelijk actief, maar richten zich op de Poolse doelgroep. De rechter oordeelt dat de handelsnaam DOMEK een ruime beschermingsomvang heeft omdat zij een brede bekendheid heeft verworven onder de Poolse gemeenschap in Nederland. Gezien de mate van overeenstemming tussen de handelsnamen is er gevaar voor verwarring tussen de ondernemingen bij het publiek. Staking van gebruik van het teken als handelsnaam en merk, en binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het Bialydomek-logo te (doen) wijzigen.

IEF 18290

Uitspraak ingezonden door Peter Claassen en Bram Woltering, AKD.

Nakoming onvoorwaardelijke overdracht van IE-rechten parkeersysteem

6 mrt 2019, IEF 18290; (Roxal Nederland tegen WPS Parking Systems), https://ie-forum.nl/artikelen/nakoming-onvoorwaardelijke-overdracht-van-ie-rechten-parkeersysteem

Rechtbank Oost-Brabant 6 maart 2019, IEF 18290 (Roxal Nederland tegen WPS Parking Systems). Eiser Roxal houdt zich bezig met de handel in en fabricage van constructies van roestvrij staal, aluminium en staal. Verweerder WPS is actief op het gebied van ontwerp, fabricage en onderhoud van parkeersystemen en toegangscontrolesystemen. Sinds 1990 werken de partijen met elkaar samen, waarop Roxal op bestelling van WPS metalen onderdelen levert ten behoeve van parkeersystemen. Naar aanleiding van een offerte van Royal hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de ontwikkeling door Roxal van een nieuw parkeersysteem. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat Roxal de intellectuele eigendomsrechten op de ontwerpen zou overdragen op het moment dat álle facturen die betrekking hebben op de ontwikkelingskosten betaald zouden zijn. De eerste en tweede factuur worden betaald, over de derde factuur die gaat over het laatste deel van de ontwikkelkosten ontstaat onenigheid.

De rechtbank stelt allereerst de vraag wat partijen met betrekking tot de overdracht van de intellectuele eigendomsrechten zijn overeengekomen. Partijen wijzen beiden op de overeenkomst maar leggen die verschillend uit. Hoe de verhouding tussen partijen is blijkt niet alleen uit de zuiver taalkundige uitleg van het contract.

IEF 18289

Jurisprudentielunch Privacyrecht

Ook dit jaar organiseert deLex de Jurisprudentielunch privacyrecht, op dinsdag 14 mei, onder leiding van prof. mr. Peter Blok. Volgens beproefd concept, met een compleet overzicht van de relevante rechtspraak op het gebied van privacyrecht en de bescherming van persoonsgegevens. Tijdens de lunch in slechts twee uur tijd weer volledig op de hoogte!

Voorbeelden van te behandelen uitspraken:

- HvJ EU, 5 juni 2018; Facebook 'fanpagina' (met o.a. wie is verwerker, jurisdictie toezichthouder), IT 2576
- HvJ EU, 10 juli 2018; gegevensverzameling door Jehova getuigen, IT 2477
- Uitspraak EHRM over de inlichtingendiensten

Prof. mr. Peter Blok is hoogleraar Octrooirecht en privacy en verbonden aan het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht (CIER) van de Universiteit Utrecht. Daarnaast is hij raadsheer in het gerechtshof Den Haag. Hij is gespecialiseerd in het intellectueel eigendomsrecht, het privacyrecht en de bescherming van persoonsgegevens.

Accreditatie:     2 opleidingspunten in het kader van de Verordening op de vakbekwaamheid
Tijd:                  12:00 – 14:00 uur
Locatie:            Amsterdam

Houd voor meer informatie de website in de gaten: https://www.delex.nl/shop/opleidingen

IEF 18287

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU: kunnen nationale rechterlijke instanties beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over aanhangig geschil?

HvJ EU 14 nov 2018, IEF 18287; (GAEC), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-aan-hvj-eu-kunnen-nationale-rechterlijke-instanties-beslissen-dat-er-gee

Prejudiceel gestelde vraag aan HVJ EU 14 november 2018, IEF 18287; IEFbe 2837; C-785/18 (GAEC). Via MinBuza: Het besluit van de Franse minister van Landbouw en Voedselvoorziening en de Franse minister van Economische Zaken en Financiën (hierna: verweerders) strekt tot goedkeuring van de wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming 'Comté', met het oog op de indiening ervan bij de Commissie. De hoogste bestuursrechter heeft een verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring wegens rechtsmachtsoverschrijding van dat besluit ontvangen van verzoeker (GAEC Jeanningros). De eis van verzoeker beoogt slechts de nietigverklaring van artikel 5.1.18 van dat productdossier, voor zover is bepaald dat “melkrobots verboden [zijn]”. De Commissie heeft de aanvraag voor een minimale wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming “Comté” goedgekeurd.

Overweging:
De prejudiciële vraag betreft een ingewikkelde loophole. Aan de ene kant mag de Commissie een aanvraag alleen dan registreren wanneer de betrokken lidstaat heeft gecontroleerd of de aanvraag gerechtvaardigd is (C-269/99 en C-343/07). Indien een registratieaanvraag voor een benaming wordt ingediend bij de Commissie terwijl de nationale procedures nog aanhangig zijn, is de Commissie niet verplicht de registratieprocedure aan te vatten (T-43/15). Anders zou de Commissie het risico lopen i) een handeling van de Unie aan te nemen die op ongeldige nationale handelingen is gebaseerd en, ii) het nuttig effect te ontnemen aan de juridische toetsing op nationaal niveau.

Aan de andere kant: indien bij de verwijzende rechter een geding aanhangig is gemaakt tot betwisting van een besluit waardoor de Franse regering bij de Commissie een registratieaanvraag indient en de betreffende benaming is ingeschreven, volgt uit vaste (Franse) rechtspraak dat de tegen het bestreden besluit ingestelde vorderingen zonder voorwerp zijn. Er wordt bijgevolg geen uitspraak gedaan over de wettigheid van het bij het besluit goedgekeurde productdossier, indien dit dossier op dat tijdstip het voorwerp uitmaakt van een betwisting.

De vraag rijst dan in het specifieke geval dat de Commissie de aanvraag van een lidstaat heeft toegewezen, hoewel die aanvraag nog het voorwerp uitmaakt van een beroep voor de nationale rechterlijke instanties van die lidstaat. Kunnen de nationale rechterlijke instanties dan beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over het voor hen aanhangige geschil? Of moeten zij, gelet op de gevolgen van een eventuele nietigverklaring van de bestreden handeling voor de geldigheid van de registratie door de Commissie, zich uitspreken over de wettigheid van die handeling van de nationale autoriteiten?

IEF 18286

Prejudiciële vragen aan HvJ EU: mag farmaceutische onderneming gratis medicinale eindproducten aan apotheek leveren?

HvJ EU 31 okt 2018, IEF 18286; (Ratiopharm), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-eu-mag-farmaceutische-onderneming-gratis-medicinale-eindproducten-aan-ap

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 31 oktober 2018, IEF 18286; IEFbe 2836; C-786/18 (Ratiopharm). Via MinBuza: Verzoekster produceert en verkoopt het geneesmiddel 'Voltaren Schmerzgel' (pijnverlichtende Voltaren-gel), dat de werkzame stof diclofenac bevat. Verweerster verkoopt het receptplichtige geneesmiddel 'Diclo-ratiopharm-Schmerzgel' (pijnverlichtende Diclo-ratiopharm-gel) tegen een verkoopprijs in apotheken van € 9,97. In 2013 hebben vertegenwoordigers van verweerster verkoopverpakkingen van dit geneesmiddel in groottecategorie N2 (100 g) kosteloos aan apotheken verstrekt. Deze verpakkingen waren voorzien van de vermelding 'voor demonstratiedoeleinden'. Verzoekster beschouwt dit als een schending van de bepaling van §47(3) van de Duitse wet inzake geneesmiddelen (hierna: AMG), krachtens welke de verstrekking van monsters van medicinale eindproducten aan apotheken verboden is. Bovendien is er volgens verzoekster sprake van een onrechtmatige toekenning van publicitaire geschenken overeenkomstig §7(1) van de wet betreffende geneesmiddelenreclame (hierna: HWG). Het is de vraag of de bepaling van §47(3) AMG een wettelijk verbod voor farmaceutische ondernemingen bevat om kosteloos verpakkingen van medicinale eindproducten aan apotheken te verstrekken.

IEF 18285

Noot van C. Gielen en A.I.M. van Mierlo onder HR 28 september 2018 (Organik tegen Dow)

Hoge Raad 29 sep 2018, IEF 18285; (Organik tegen Dow), https://ie-forum.nl/artikelen/noot-van-c-gielen-en-a-i-m-van-mierlo-onder-hr-28-september-2018-organik-tegen-dow

C. Gielen en A.I.M. van Mierlo, noot onder HR 28 september 2018 (Organik tegen Dow); werd gepubliceerd in NJ 2019/70. Zie eerder IEF 7254.
Deze zaak biedt een fraai voorbeeld van de problematiek die zweeft rond de bescherming van bedrijfsgeheimen door een onderneming. Twee belangen botsen: het ene is dat de ondernemer die bescherming van geheimen inroept, de rechter er van moet kunnen overtuigen dat hij beschikt over geheimen en verder helder moet maken door welke handelingen zijn tegenpartij misbruik van die geheimen maakt; vanzelfsprekend wil hij niet teveel onthullen, want dat zou verdere bescherming in gevaar kunnen brengen. Aan de andere kant is er het belang van die tegenpartij, die wel wil kunnen zien waaruit de geheimen bestaan, maar die zelf ook niet teveel met de billen bloot wil, want aldus zou hij zelf wel eens eigen vertrouwelijke informatie kunnen onthullen. Het Hof Den Haag heeft die balanceer act, wat mij betreft, op overtuigende wijze uitgevoerd. Dow had een verzoek ingediend tot het onder Organik leggen van conservatoir bewijsbeslag op documenten en andere informatie die zien op het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken door Organik van bedrijfsgeheimen van Dow. Dat verzoek wordt grotendeels toegewezen, alsmede werd verlof verleend tot het in gerechtelijke bewaring nemen van het beslagen materiaal en het maken van een gedetailleerde beschrijving. Aldus geschiedde. In dit kort geding verzoekt Dow onder meer volgens een door Dow voorgestelde procedure inzage te mogen nemen in de opgemaakte beschrijving en kopieën te verkrijgen van de documenten. Organik op haar beurt vordert opheffing van het beslag. Het Hof staat Dow onder meer toe inzage te nemen in en kopieën te krijgen van een deel van het materiaal en heft een deel van de maatregelen die tegen Organik waren genomen op. Van belang is nog dat Dow in een procedure tegen Organik voor de Amerikaanse US International Trade Commission concreet 52 verschillende geheimen had gespecificeerd. De resultaten van het onderzoek op basis van die bedrijfsgeheimen vallen echter onder een zogenaamde in Amerika verleende protective order en kunnen met niemand buiten die procedure worden gedeeld, dus ook niet in de Nederlandse procedure.
2. In cassatie klaagt Organik er allereerst in wezen over dat zij zich niet adequaat en voldoende heeft kunnen verweren omdat Dow de 52 genoemde bedrijfsgeheimen niet heeft gespecificeerd en geconcretiseerd (middel in het principale beroep); haar recht op hoor en wederhoor ex. art. 6 EVRM zou zijn geschonden. Dow stelt in het incidentele beroep de beslissing van het hof omtrent het bewijsbeslag aan de orde en met name de vraag wat de gevolgen van het Molenbeek-arrest van de Hoge Raad zijn voor de gedetailleerde beschrijving. Ik zal in deze noot met name aandacht geven aan het principale beroep, terwijl mijn co-annotator van Mierlo opmerkingen over het incidentele beroep zal maken.

Lees hier verder.