IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 17243

Stichting verzint niet zelf een handelsnaam, dat moeten haar bestuursleden doen

Antilliaanse Gerechten 30 okt 2017, IEF 17243; ECLI:NL:OGEAC:2017:157 (CURISES tegen I.C.U.C.), https://ie-forum.nl/artikelen/stichting-verzint-niet-zelf-een-handelsnaam-dat-moeten-haar-bestuursleden-doen

Gerecht in EA van Curaçao 30 oktober 2017, IEF 17243; ECLI:NL:OGEAC:2017:157 (CURISES tegen I.C.U.C.). Handelsnaamrecht. Eiseres, opgericht in 1994, en gedaagde, opgericht in 2013 door een voormalig bestuurder van eiseres, hebben ten doel het ontwikkelen en uitvoeren van academische onderwijsprogramma’s. Eiseres gebruikt voor haar activiteiten in - elk geval vanaf 2010 - de handelsnaam I.C.U.C. (spreek uit: I see you see) op onder meer haar website, gebouw, advertenties en op diploma’s van haar studenten. De statutaire naam van gedaagde bevat de afkorting I.C.U.C. en zij gebruikt die naam ook in haar logo, op haar website, etc. Bij beide partijen staat I.C.U.C. voor Inter-Continental University of the Caribbean. Het is aannemelijk dat het gebruik door beide partijen van nagenoeg gelijke handelsnamen verwarring kan veroorzaken bij het publiek. Hoewel de voormalig bestuurder van eiseres de handelsnaam bedacht heeft, dient te gelden dat een stichting niet zelf iets kan verzinnen; dat moeten haar bestuursleden of derden voor haar doen. Doorslaggevend is niet wie de bedenkers zijn van de naam, maar de omstandigheid dat de naam werd bedacht ten behoeve van eiseres en haar activiteiten, dat het bestuur van eiseres vervolgens besloten heeft die naam als handelsnaam te gebruiken en dat eiseres die naam vervolgens ook daadwerkelijk in gebruik heeft genomen. Eiseres is aldus rechthebbende op de handelsnaam. Gedaagde dient te stoppen met het voeren van de handelsnaam I.C.U.C.

IEF 17242

Woordmerk SPIRIT vervallen verklaard in verstekvonnis

Rechtbank Den Haag 1 nov 2017, IEF 17242; ECLI:NL:RBDHA:2017:12344 (JT International tegen Philip Morris), https://ie-forum.nl/artikelen/woordmerk-spirit-vervallen-verklaard-in-verstekvonnis

Rechtbank Den Haag 1 november 2017, IEF 17242; ECLI:NL:RBDHA:2017:12344 (JT International tegen Philip Morris). Merkenrecht. Verstekvonnis. JT vordert vervallenverklaring van een (middels een internationale registratie verkregen) Benelux merkrecht van gedaagde. Er wordt voor recht verklaard dat het krachtens internationale merkregistratie ingeschreven Beneluxwoordmerk SPIRIT niet normaal is gebruikt in de Benelux voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Tevens wordt het recht van gedaagde op het woordmerk SPIRIT vervallen verklaard voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven, voor zover die registratie betrekking heeft op de Benelux, en beveelt dat het voornoemde Beneluxmerk wordt doorgehaald in het merkenregister.

IEF 17241

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch en Carlos van Staveren, De Brauw Blackstone Westbroek.

 

HR: Geen onderscheid tussen verschillende typen tweede medische indicatie octrooien

Hoge Raad 3 nov 2017, IEF 17241; ECLI:NL:HR:2017:2807 (MSD tegen Teva), https://ie-forum.nl/artikelen/hr-geen-onderscheid-tussen-verschillende-typen-tweede-medische-indicatie-octrooien

HR 3 november 2017, IEF 17241; LS&R 1531; ECLI:NL:HR:2017:2807 (MSD tegen Teva). Octrooirecht. Swiss-type claim. Zie eerder Conclusie A-G. MSD is houdster van verschillende octrooien waar in een 'Swiss-type claim' geopenbaard wordt de combinatie van ribavirine en interferon alfa voor de behandeling van chronische hepatitis C. Op basis van deze octrooien brengt MSD de geneesmiddelen Rebetol en Copegus op de markt. Teva heeft in 2009 twee marktvergunningen verkregen voor de verhandeling van generiek ribavirine op basis van een 'skinny label' met als referentiegeneesmiddelen Rebetol en Copegus. De rechtbank en het Hof hebben de vorderingen van MSD afgewezen en gesteld dat Teva buiten de beschermingsomvang van de Swiss-type claims valt, door specifiek de geclaimde patiëntencategorie uit te sluiten. Het Hof overwoog eerder: 'een tweede-medische indicatie' octrooi beschermt tegen het gebruik van de stof voor de behandeling van de ‘nieuwe’ ziekte. Een 'subgroep-indicatie octrooi' beschermt tegen het gebruik van de stof voor de geselecteerde subgroep patiënten'. Voor een categorisch onderscheid tussen de beide typen tweede medische indicaties, gemaakt door het Hof, is in het stelsel van het EOV geen plaats. De enkele aanwezigheid van een carve-out in de SmPC en de bijsluiter van het generieke geneesmiddelen zijn in het algemeen niet toereikend om directe inbreuk uit te sluiten. Tevens is het mogelijk om indirecte inbreuk op een octrooi voor een tweede medische indicatie te maken. Nu de zaak zal worden terugverwezen naar het Hof wordt tevens meegegeven dat ‘een middel betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding’ uitleg vergt van het octrooi en sterk verweven is met waarderingen van feitelijke aard.

IEF 17240

Geen verwarring tussen Nederlandse Internet Maatschappij en Nederlandse Energie Maatschappij

Hof Den Haag 21 mrt 2017, IEF 17240; ECLI:NL:GHDHA:2017:3096 (Nederlandse Energie Maatschappij tegen Nederlandse Internet Maatschappij), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-verwarring-tussen-nederlandse-internet-maatschappij-en-nederlandse-energie-maatschappij

Gerechtshof Den Haag 21 maart 2017, IEF 17240; ECLI:NL:GHDHA:2017:3096 (Nederlandse Energie Maatschappij tegen Nederlandse Internet Maatschappij). Merkenrecht. De Nederlandse Energie Maatschappij (NLE) stelt op basis van drie merken oppositie in tegen een Benelux-depot van de Nederlandse Internet Maatschappij (NIM). Het BBIE heeft de oppositie afgewezen en aldus het depot ingeschreven. NLE gaat in hoger beroep tegen deze beslissing. Ten aanzien van merk 3 ken er geen sprake zijn van verwarringsgevaar daar overeenstemming één van de voor het aannemen daarvan vereiste cumulatieve voorwaarden is. De (soort)gelijkheid van de waren en diensten en het onderscheidend vermogen van merk 3 behoeven niet te worden onderzocht. Tussen het teken en merk 2 is sprake van een (zeer) geringe overeenstemming in visueel en auditief opzicht. De waren en diensten waarvoor het teken is gedeponeerd zijn deels (soort)gelijk en deels niet soortgelijk aan de diensten waarvoor het merk is ingeschreven. Uitgaande van het uitgangspunt dat slechts sprake kan zijn van verwarringsgevaar als merk 2 een groot onderscheidend vermogen zou hebben leidt dit tot het oordeel dat verwarringsgevaar niet kan worden aangenomen. Het teken wijkt meer af van merk 1 dan van merk 2 door de plaatsing van onderdelen van het woordelement en de verhouding tussen het woordelement en het beeldelement, zodat de overeenstemming, zo al aanwezig, geringer is dan tussen het teken en merk 2.

IEF 17238

'Saucisson d'Ardenne' opgenomen in register van beschermde geografische aanduidingen

Europese Commissie 26 oktober 2017, IEF 17238; IEFbe 2397; Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1956 (Saucisson d'Ardenne). Merkenrecht. Geografisch beschermde aanduiding. In vervolg op eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Belgische Raad van State [IEF 11830], heeft de Europese Commissie Uitvoeringsverordening 2017/195 uitgevaardigd waarbij de aanduiding 'Saucisson d'Ardenne' is opgenomen als Beschermde Geografische Aanduiding. 

IEF 17237

Uitspraak ingezonden door Paul Tjiam en Jonathan Bakker, Simmons & Simmons.

Schadevergoeding vanwege het plaatsen valse Google Reviews

Rechtbank Amsterdam 18 okt 2017, IEF 17237; ECLI:NL:RBAMS:2017:8063 (Het Kinderdagverblijf tegen X), https://ie-forum.nl/artikelen/schadevergoeding-vanwege-het-plaatsen-valse-google-reviews

Rechtbank Amsterdam 18 oktober 2017, IEF 17236; IT&R 2392; ECLI:NL:RBAMS:2017:8063 (Het Kinderdagverblijf tegen X). Mediarecht. Het echtpaar T. is indirect bestuurder van Het Kinderdagverblijf. N. is een bekende van het echtpaar T. en kampt sinds enige tijd met burn-out-, concentratie en geheugenklachten. Via Google Reviews zijn enkele valse reviews over 'Het Kinderdagverblijf' geplaatst onder verschillende namen. Google heeft geweigerd de recensies te verwijderen, maar is na een eerdere rechtsgang [IEF 15729] overgegaan tot het verwijderen van de recensies en het verstrekken van de e-mail- en telefoongegevens en IP-adressen waarmee de reviews geplaatst zijn. Via de IP-adressen geregistreerd bij KPN is 'Het Kinderdagverblijf' er achter gekomen dat N. achter een van de reviews zit. Aanvankelijk weigerden Ziggo en T-Mobile om gegevens omtrent de IP-adressen te verstrekken, maar voorafgaand aan de zitting heeft Ziggo deze gegevens alsnog verstrekt. Hieruit blijkt dat N. achter meerdere accounts zit. Er wordt voor recht verklaard dat N. onrechtmatig heeft gehandeld jegens Het Kinderdagverblijf door de Google Reviews te plaatsen. Het staat onomstotelijk vast dat N. achter de accounts zit die de Reviews hebben geplaatst. Tevens wordt N. veroordeeld in het betalen van de geleden materiële schade en de gemaakte kosten in de procedure tegen Google. Dit omdat de procedure tegen Google noodzakelijk was om de IP-adressen te achterhalen. De procedure tegen Ziggo/T-mobile voldoet niet aan de dubbele redelijkheidstoets uit art. 6:96 lid 2 BW nu Het Kinderdagverblijf minder ingrijpende mogelijkheden ter beschikking stond om de NAW-gegevens van N. te achterhalen.

IEF 17236

EU-Hof verklaart onderhandelingsmandaat oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen nietig

HvJ EU 25 okt 2017, IEF 17236; ECLI:EU:C:2017:798 (Europese Commissie tegen Raad van de EU), https://ie-forum.nl/artikelen/eu-hof-verklaart-onderhandelingsmandaat-oorsprongsbenamingen-en-geografische-aanduidingen-nietig

HvJ EU 25 oktober 2017, IEF 17236 ; IEFbe 2396; ECLI:EU:C:2017:798; C-389/15 (Europese Commissie tegen Raad van de EU) Minbuza: Het ontwerp tot herziening van de Overeenkomst van Lissabon over oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen valt volgens het EU-Hof onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek. De Raad heeft zijn machtigingsbesluit tot het openen van de onderhandelingen over die herziene Overeenkomst ten onrechte gebaseerd op de interne markt rechtsgrondslag. Het besluit van de Raad wordt daarom vernietigd door het EU-Hof. De Raad zal nu een nieuw besluit moeten nemen.

IEF 17235

Uitspraak ingezonden door Georgina Nühn, Le Poole Bekema

Inhoud onvriendelijke twitterberichten zijn geen aanleiding de uitingsvrijheid te beperken

Rechtbank Amsterdam 1 nov 2017, IEF 17235; ECLI:NL:RBAMS:2017:7812 (Eiser tegen Telegraaf Media Groep), https://ie-forum.nl/artikelen/inhoud-onvriendelijke-twitterberichten-zijn-geen-aanleiding-de-uitingsvrijheid-te-beperken

Rechtbank Amsterdam 1 november 2017, IEF 17235; ECLI:NL:RBAMS:2017:7812 (Eiser tegen Telegraaf Media Groep) Mediarecht. Eiser heeft Loterijverlies B.V opgericht, onder meer als doel juridische bijstand aan gedupeerden van kansspelen te verlenen. Een journalist van de Telegraaf heeft het volgende bericht getweet: "Waarom moest je de tv-ploeg van EenVandaag in het vliegtuig naar Guernsey nou weer uitschelden, [eiser] …? #NietChic”. Op de website van Telegraaf is een artikel gepubliceerd waarin eiser ervan wordt beschuldigd een advocaat aangevlogen te hebben en met "Ik maak je kapot" en "ik maak je dood" zou hebben gedreigd. De rechtbank oordeelt dat het artikel op de website niet onrechtmatig jegens eiser is omdat het voldoende steun in de feiten vindt. De twitterberichten zijn persoonlijk van aard en niet feitelijk. De berichten zijn niet vriendelijk van toon. De inhoud is echter geen aanleiding de uitingsvrijheid van gedaagde te beperken, omdat ze binnen de grenzen vallen. Mede door de spottende toon zal het publiek deze met een korreltje zout nemen. Van onrechtmatig handelen jegens eiser is geen sprake. De vorderingen worden afgewezen. 

IEF 17233

Tussen professionele partijen overeengekomen proceskostenvergoeding hoeft niet te worden gematigd

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 sep 2017, IEF 17233; ECLI:NL:GHARL:2017:8231 (Next Stage Investment tegen BMC), https://ie-forum.nl/artikelen/tussen-professionele-partijen-overeengekomen-proceskostenvergoeding-hoeft-niet-te-worden-gematigd

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 september 2017, IEF 17233; ECLI:NL:GHARL:2017:8231 (Next Stage Investment tegen BMC) Proceskostenveroordeling. De partijen BMC en Next Stage hebben een Master License Agreement gesloten waarin is bepaald dat in het geval van een rechtszaak de winnende partij de proceskosten mag verhalen op de verliezende partij. Next Stage is als de in het ongelijk gestelde partij in een geschil over een overeenkomst tot levering van software veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep en dient de volledige proceskosten van BMC te dragen, waaronder 82 duizend euro aan advocaatkosten. De afspraak tot vergoeding van de volledige proceskosten is gemaakt tussen professionele op commerciële basis met elkaar handelende partijen. Volledige vergoeding van alle redelijke kosten moet daarom uitgangspunt zijn. Het hof acht het begrijpelijk dat BMC zich ook in hoger beroep maximaal wenste te verweren. Dat de zaak is behandeld door twee advocaten is gelet op de complexiteit daarvan voorstelbaar. Het hof ziet onvoldoende aanleiding om tot matiging van de advocaatkosten over te gaan.