IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 2558

Voorzichtig, nadenkend

cath.JPG"Op de vraag of rechters ter zake kundig zijn, antwoordt Alberdingk Thijm voorzichtig. ‘Er zijn weinig rechters die van nature affiniteit hebben met techniek. Maar dat betekent niet dat ze geen goede rechters zouden zijn, want ze kunnen het begrijpen of het zich laten uitleggen.’ Nadenkend: ‘Maarrehh.. soms zien we helaas wel dat rechters een zeker dedain hebben voor internet en de neiging hebben om geen rekening te houden met de bijzonderheden van het medium.

Die rechters passen het oude recht één op één toe en verzinnen snel een analogie als dat ze het eigenlijk vergelijken met een drukpers.’ Om rechters een handje te helpen bij het hiaat in hun kennis van de nieuwe media schakelt SOLV vaak een deskundige in. ‘We vragen dan bijvoorbeeld aan een hoogleraar op het desbetreffende terrein om een rapport te schrijven of een opinie waarin de rechter nog eens kan lezen hoe het zit."

Lees het hele interview hier (Tweakers.net ).

IEF 2557

Tegelijkertijd

De Koninklijke Bibiotheek (KB)  is een proef begonnen waarbij 120 Nederlandse internetsites  in een digitaal archief worden gezet. 'Tegelijkertijd laat het een onderzoek doen naar de juridische aspecten van de opslag, zoals het auteursrecht en de privacy.'

Lees hier iets meer.

IEF 2556

Sportwater

aa-aq.bmpRechtbank Rotterdam,  30 augustus 2006, HA ZA 03-2183. United Soft Drinks B.V. tegen Coca-Cola Enterprises Nederland B.V. (Vonnis met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

United Soft Drinks (USD) verhandelt onder meer het merk AA Drink onder de benaming “sportwater”. Coca Cola verhandelt onder het merk Aquana ook een drank met de benaming “sportwater”. Aan dit water zijn naast water en mineralen ook vitaminen, smaak en zoetstoffen toegevoegd. USD stelt in dit verband dat Coca Cola onrechtmatig handelt door de drinkwaar Aquana te verkopen onder de aanduiding “sportwater”.

Strijd met de WEL. De eerste vraag die de rechtbank beantwoordt is of Coca Cola aldus in strijd handelt met de in artikelen 3 en 4 WEL (Warenbesluit Etikettering Levensmiddelen) neergelegde voorschriften omtrent de aanduiding van producten. USD voert aan dat Coca Cola door de presentatie van Aquana Sportwater met de aanduiding “sportwater”, terwijl Aquana Sportwater geen water is maar een frisdrank, in strijd handelt met de artikelen 3 en 4 WEL. 

 “Vaststaat dat Coca-Cola aan de (…) aanmerking van de KvW (Keuringsdienst van Waren), dat de aanduiding moet worden aangevuld met de zinsnede “met toegevoegde voedingsstoffen…” inmiddels heeft voldaan door de aanduiding aan te vullen met het woord “toegevoegde” vóór “vitaminen”. De conclusie moet dan ook zijn dat de als aanduiding te kwalificeren omschrijving van de drank van Aquana naar inhoud voldoende duidelijk is en in dat opzicht voldoet aan het vereiste als opgenomen in artikel 4 lid 1 aanhef en sub c WEL”.

Misleidende reclame. In geschil is vervolgens de tweede vraag of de presentatie van Aquana Sportwater misleidend is in de zin van artikel 29 Warenwet en artikel 6:164 BW door onder meer het gebruik van de benaming “Sportwater”.

Volgens USD “is het gebruik van de benaming Sportwater misleidend, omdat de consument niet verwacht dat aan Sportwater een smaak is toegevoegd en deze benaming derhalve is gereserveerd voor een drank van een bepaalde samenstelling en smaak (…).” 

“Voorop staat dat (…) er geen wettelijk voorgeschreven of algemeen gebruikelijke benaming bestaat voor de litigieuze dranken, zodat het partijen in beginsel vrij stond hier een benaming voor te kiezen.” De rechtbank vervolgt met: “Dat de gemiddeld geïnformeerde oplettende consument bij de benaming Sportwater uitsluitend denkt aan een drank met de samenstelling en smaak als die van AA Sportdrank, is niet gebleken.” Voorts acht de rechtbank het van belang dat deze benaming door Coca Cola gebruikt wordt met een verwijzing naar een smaak. De rechtbank concludeert dat er geen sprake van misleidende reclame.

Lees het  vonnis hier.

IEF 2555

Slechts voor advocaten

tg.bmpGvEA, 26 juni, T-453/05. Vonage Holdings Corporation tegen OHIM.

Slechts een advocaat met een Masters rechtenopleiding die toegelaten is tot de Orde (“Bar”) bevoegd is om op te treden voor het Hof van Justitie en het Gerecht.

Het Gerecht verwijst i.c. naar artikel 19 van het Statuut van het Hof van Justitie waaruit volgt dat  partijen  dienen te worden vertegenwoordigd door een advocaat. Slechts een advocaat die gerechtigd is om op te treden voor de nationale rechter in de EU of EER mag een partij vertegenwoordigen voor het Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg (artikel 53 van het Statuut). Volgens het Gerecht zijn de Masters kwalificatie in rechten en de toelating tot de Orde cumulatieve en essentiële formele vereisten. Indien daar niet aan is voldaan, is de partij niet-ontvankelijk in zijn vordering bij het Hof of het Gerecht. Het Gerecht sluit hiermee uit dat bijvoorbeeld merkgemachtigden deze taak op zich nemen.

De procedure betrof het beroep van Vonage Holding Corporation tegen een beslissing van de kamer van beroep van het OHIM betreffende de weigering van de inschrijving van het woordmerk REDEFINING COMMUNICATIONS. Echter, Vonage was niet-ontvankelijk in haar vordering bij het Gerecht van Eerste Aanleg aangezien haar vertegenwoordiger niet kon worden gekwalificeerd als advocaat in de zin van artikel van het Statuut en derhalve niet bevoegd was om voor het Gerecht op te treden.

Lees het arrest hier.
   

IEF 2554

Ter implementatie

lc.bmpKamerstuk30663, nr. 1 t/m 4, 2e Kamer. Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG. 

“Het betreft hier de zogenaamde Bolar-bepalingen die na wijziging door Richtlijn 2004/27/EG en 2004/28/EG in de artikelen 13, zesde lid, van Richtlijn 2001/82/EG en artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2001/83/EG zijn opgenomen. Hierin wordt bepaald dat studies, tests en proeven die dienen om aan te tonen dat een geneesmiddel een generieke versie is van een referentiegeneesmiddel, onder nader genoemde voorwaarden niet worden beschouwd als een inbreuk op een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat. Deze bepalingen worden in de praktijk Bolarbepalingen genoemd, naar een arrest uit de Verenigde Staten. 

De Bolar-bepalingen worden geïmplementeerd in artikel 53 van de Rijksoctrooiwet 1995. Dit artikel benoemt in het eerste lid de uitsluitende rechten die zijn verbonden aan het octrooi. In het derde lid van het artikel wordt een uitzondering op dit recht geformuleerd, de onderzoeksexceptie. Deze onderzoeksexceptie wordt restrictief uitgelegd. Hieronder worden slechts verstaan handelingen die uitsluitend dienen om het geoctrooieerde te onderzoeken. Uit doctrine en jurisprudentie blijkt dat hieronder in ieder geval wordt verstaan proefnemingen met een zuiver wetenschappelijk doel.

De algemene opvatting neigt ertoe onder deze uitzonderingsgrond eveneens te verstaan handelingen in of voor een bedrijf. Echter alleen wanneer deze handelingen dienen om kennis te nemen van het geoctrooieerde met als doel om op basis hiervan nieuwe technieken te ontwikkelen. Gekozen is om de nieuwe Bolar-bepaling te laten gelden naast de bestaande onderzoeksexceptie als geformuleerd in het derde lid van artikel 53 Rijksoctrooiwet 1995, omdat de exceptie die gecreëerd wordt door deze bepaling, een aanvulling is op (de beperkte uitleg van) de onderzoeksexceptie. Er is geen sprake geweest om deze bepaling in te voegen bij de bepalingen van artikel 54. De uitzonderingen die daar genoemd worden zijn naar hun aard tijdelijk, terwijl deze wijziging een situatie behandelt die meer permanent is.   

De implementatietermijn voor beide richtlijnen verstreek op 30 oktober 2005. Richtlijn 2004/27/EG is inclusief de Bolar-bepaling reeds geïmplementeerd in de nieuwe geneesmiddelenwet. De octrooiregelgeving vormt een gesloten systeem. Vanwege deze systematiek dient de Bolar-bepaling opgenomen te worden in de Rijksoctrooiwet 1995.

Koninklijke boodschap,
Voorstel van Rijkswet,
Memorie van toelichting,
Advies en nader rapport.

IEF 7716

Bettacare vs. H3: Gat/LuK, cross-border escape

District Court The Hague, 21 September 2006, KG ZA 06-694. Bettacare Limited versus H3 Products B.V. and Wedeka B.V.

Patent law.The Dutch cross border-practice had been comatose for a while, but has now reawoken, albeit possibly strongly downsized. It is in any case not dead (after GAT/LuK and Primus/Roche). In summary proceedings between Bettacare and Wedeka the court awarded a cross border ban on infringements for the Netherlands and Germany.

British Bettacare is the owner of a European patent concerning a child safety wicket. The Dutch company H3 Products B.V. markets child safety barriers produced by Wedeka B.V. of Stadskanaal (the Netherlands) that constitute according to Bettacare an infringement of the patent. In summary proceedings Bettacare claims a ban on infringement for all countries to which the patent was awarded. H3 Products and Wedeka dispute the validity of the patent by claming public prior use.IEFglish

The court considers the offered proof of prior use insufficient. Therefore, chances are that the patent will be nullified in proceedings on the merits. Patent breach in the Netherlands and Germany however is plausible according to the Judge. The Presiding Judge waives the statement made by H3 Products and Wedeka that GAT/LuK shows that in putting forth a validity defence under German law, the Dutch summary court would lose its jurisdiction. GAT/LuK according to the court does not show that the competent Dutch court (according to 2 EEX Regulation) would lose its jurisdiction because of the exclusive jurisdiction basis of article 22 sub 4 EEX Regulation. In summary proceedings no final judgement can be made of the validity of the patent; there can only be a provisional judgement by way of an estimate of the possible outcome of the validity defence. In case of jurisdiction based on article 2 EEX cross-border bans are therefore still possible in summary proceedings, even if a substantiated validity defence is put forth.

Apart from the jurisdiction vicissitudes this order is interesting because of the consideration made by the Judge concerning the alleged public prior use. See consideration 4.3 of the judgement.

Read the entire judgment here.

IEFenglish

IEF 2553

BVIE in werking getreden

BVIE4.bmpVandaag is het de eerste dag van de derde maand, volgende op de nederlegging  van de derde akte van bekrachtiging van het BVIE, het Beneluxverdrag inzake de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen).

Per vandaag treedt het BVIE dus echt in werking (min of meer onder voorwaarde, dat wel, zie hier) en vervangt de verdragen, de eenvormige wetten en de wijzigingsprotocollen inzake Benelux merken en tekeningen of modellen (BME en BTMW) door een enkel verdrag waarin zowel het merkenrecht als het tekeningen- of modellenrecht systematisch en overzichtelijk geregeld worden. Het materiële recht wordt niet gewijzigd door dit verdrag.

Ook met ingang van vandaag worden het Benelux-Merkenbureau en het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE).

De officiële domeinnaam van het bureau is www.boip.int (de Engelse afkorting van de naam). IEForum.nl biedt u echter ook toegang middels de wat makkelijker in het gehoor liggende domeinnaam www.bbie.nl.

Op de website van het BBIE staan verwijzingen naar nieuwe en oude wet- en regelgeving. 

Succes met  transponeren!  (En is er nog ergens een BVIE-Borrel?)

IEF 2552

De bekende koffiezetmachine

cpad.bmpDe beslissing zelf is nog niet gepubliceerd maar diverse media berichten dat “Het octrooi van de Amerikaanse voedingsgigant Sara Lee, de eigenaar van Douwe Egberts, en de Nederlandse elektronicagigant Philips op hun Senseokoffiemachine is woensdagochtend herroepen door het Europees Octrooibureau in München. Dat betekent dat elke fabrikant koffiepads voor de bekende koffiezetmachine kan maken, én dat elk bedrijf een Senseo machine op de markt kan brengen.” De Financiële Telegraaf brengt het nieuws onder de kop “DE leidt nederlaag in gevecht Koffiepads”.

Lees hier alvast iets meer. Persbericht Bird & Bird hier.

IEF 2551

Naschrift

wp.bmpWouter Pors, (Bird & Bird Den Haag),Naschrift bij mr. De Nooijer: Scheiden doet lijden

“Het is al lastig genoeg om vast te stellen wat het Hof van Justitie in zijn uitspraken precies heeft gezegd, laat staan om vast te stellen wat het Hof niet heeft gezegd, maar misschien wel had willen zeggen, nog daargelaten dat dit weer de vraag oproept waarom het Hof dat dan niet gewoon gezegd heeft. Toch waagt mr. De Nooijer zich daar aan, waarbij hij tot de conclusie komt dat het Hof van Justitie in GAT / LuK de Engelse leer over internationale bevoegdheid had willen volgen. Probleem is natuurlijk nog wel dat dit niet in het arrest staat.

Mr. De Nooijer gaat allereerst niet in op het arrest zelf, maar op de door prof. Hoyng voorgestelde en door mij onderschreven oplossingen. Bij de mogelijkheid van schorsing van de inbreukprocedure voor zover die andere landen dan Nederland betreft, merkt hij op dat er een probleem ontstaat als wel een nietigheidsverweer wordt gevoerd, maar geen nietigheidsacties worden ingesteld. Dit probleem lijkt mr. De Nooijer onoplosbaar.”


Lees hier verder. Eerder commentaar De Nooijer hier. Aangehaald vonnis in de zaak BT tegen Plumettaz  hier.

IEF 2550

Het inactiveren van een voedingsbodem

rdtc.bmpRechtbank 's-Gravenhage,30 augustus 2006, rolnr. 05-1050, Reditac B.V. tegen Sabora B.V.

Eiseres, Reditac, stelt dat Sabora direct en indirect inbreuk maakt op haar Europese octrooi terzake van een ‘inrichting voor het inactiveren van een voedingsbodem bij de fluïdiseringstherapie’. De rechtbank wijst de inbreukvorderingen van Reditac af omdat niet vast is komen te staan dat van een serieuze dreiging tot (directe of indirecte) inbreuk sprake is.

De rechtbank stelt daarbij voorop dat: “Reditac zich in haar stukken van relatief vage termen als “geoctrooieerde producten”, “geoctrooieerde materie”, “geoctrooieerde technologieën” en “onderdelen ten behoeve van de vervaardiging van de geoctrooieerde systemen” bedient, zonder daarbij op enig moment op meer gedetailleerde wijze de aanwezigheid van de individuele kenmerken van de conclusies van het octrooi na te gaan. Voorts wordt niet toegelicht dat en waarom in het ene geval sprake zou zijn van directe inbreuk en in het andere geval van indirecte inbreuk.”

Lees het vonnis hier.