IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 2002

Kievitclaim

Rechtbank Leeuwarden, 2 mei 2006, KG ZA 06-100. Van der Rest tegen Harpol c.s.

Vonnis over inbreuk op Kievit-beeldmerk.

Kajuitzeiljachtbouwer Van der Rest heeft eind jaren ’60, begin ’70 het model Kievit ontworpen en gebouwd. In 1977 heeft Van der Rest de naam in Piewiet veranderd en is zij rechthebbende op de merkinschrijving voor zeilboten en andere vaartuigen (klasse 12), welk depot een beeldmerk betreft van een gestileerde weergave van het zijaanzicht van de kop van een kievit. Het merk is afgebeeld op het grootzeil van de Kievit en de Piewiet. Ook voor andere bedrijfsactiviteiten, het exploiteren van een jachtwerf en twee jachthavens, maakt Van der Rest gebruik van het door haar gedeponeerde beeldmerk.

Harpol c.s. zijn op enig moment gerechtigd het eerder door Van der Rest gebouwde kajuitzeiljacht (model Kievit 680) te bouwen en brengen een gemoderniseerde versie (de Kievit 22) daarvan op de markt. Harpol c.s. adverteren op de HISWA 2006 met dit model, waarbij op de spinnaker en op het onderschip een gestileerde weergave van de kop van een kievit te zien is, voorzien van de woorden ‘kievit’ en het cijfer ‘22’. Er varen thans twee van deze boten. De kop van de kievit wordt ook alleen in combinatie met een cijfer weergegeven.

S.J. Bakker van Visual Reklame heeft over het voor de Kievit 22 gebruikte teken schriftelijk verklaard dat het ‘geheel bestaat uit een origineel ontwerp. Voor ontwikkeling van het betreffende ontwerp, is geen enkele vergelijking, dan wel voorbeeld genomen betreffende enigerlei ander logo of afbeelding van welk bedrijf dan ook’

Op 23 maart 2006 heeft Van der Rest aanvullende beeldmerkdepots verricht voor de klassen 12 (zeilboten en andere vaartuigen), 37 (bouw en reparatie van zeilboten en andere vaartuigen; scheepsbouw) en 39 (exploitatie van jachthavens). Dit laatste depot is gelijk aan het eerdere beeldmerk, met dien verstande dat de in 1977 gedeponeerde kievit, zwart getekend met een witte achtergrond, naar links kijkt terwijl de in 2006 gedeponeerde kievit, wit getekend tegen een grijze achtergrond, naar rechts kijkt.

Van der Rest legt aan haar vordering zowel inbreuk op merk- als auteursrechten ten grondslag. De Voorzieningenrechter oordeelt:

In dit kort geding staat vast dat Van der Rest haar merk en Harpol c.s. hun teken ter onderscheiding van hun (eigen) zeilboten en daarmee samenhangende diensten gebruiken. Hoewel merk en teken niet identiek zijn, moet geoordeeld worden dat de totaalindruk die merk en teken bij de gemiddelde consument achterlaten aldus is dat merk en teken visueel in hoge mate overeenstemmen. Net als het merk is het teken een gestileerde weergave van het zijaanzicht van de kop van een kievit. De rechter is van oordeel dat door die grote mate van overeenstemming tussen merk en teken voor gelijke en soortgelijke waren bij het publiek gevaar voor verwarring ontstaat als bedoeld in artikel 13A lid 1 sub b BMW tegen welk gebruik Van der Rest als merkgerechtigde kan optreden. Harpol c.s. hebben er nog wel op gewezen dat het hen bevreemdt dat Van der Rest pas in een heel laat stadium, eind maart 2006, het beeldmerk heeft gedeponeerd waarbij de kievit naar rechts kijkt, maar in feite maakt dit niet uit nu zowel het merk als het teken (ook) in het doorschijnend grootzeil van de kajuitzeiljachten van partijen zijn afgebeeld, zodat beide kieviten zowel links- als rechtskijkend worden waargenomen.

Na deze vaststelling komt de auteursrechtelijke claim niet meer aan bod.

Lees het vonnis hier.

IEF 2001

De benaming van een kleur

Rechtbank Utrecht, 2 mei 2006, LJN: AW6732. Red Bull GmbH tegen Procter & Gamble Nederland B.V.

Procter & Gamble hebben energy pastilles op de markt gebracht onder de naam "Red Energy". Volgens Red Bull maakt die naam inbreuk op haar, Red Bulls, exclusieve recht op het internationale woordmerk "RED BULL".

In dit geval gaat het niet om dezelfde waren, zodat de soortgelijkheid moet worden beoordeeld. Overwogen wordt dat in dit geval, anders dan Red Bull heeft gesteld, betwijfeld moet worden of er wel sprake is van soortgelijke waren, nu het teken van Procter & Gamble voor snoepjes wordt gebruikt en het merk van Red Bull voor frisdrank. Er is wel sprake van enige verwantschap, nu de beide producten als energie-opwekkend gepresenteerd worden, maar dat kan op zich zelf niet meebrengen dat er van soortgelijkheid sprake is.

Aldus komt aan de orde of aan de eisen van subonderdeel c is voldaan. In dat geval moet het gaan om een bekend merk. Gelet op de onweersproken stellingen van Red Bull op dit punt, kan "RED BULL" als een bekend merk beschouwd worden. Wat de soort van waren betreft, kan volgens vaste rechtspraak in het midden blijven of het gebruik van het teken soortgelijke of niet-soortgelijke waren betreft. Vervolgens moet beoordeeld worden of er (voldoende) overeenstemming tussen teken en merk bestaat.

De vergelijking betreft aldus, enerzijds, het teken "RED ENERGY", dat door Procter & Gamble wordt gebruikt met grote, in kleur opgevulde hoofdletters in een bepaalde stijl, en, anderzijds, het merk "RED BULL", geschreven met hoofdletters, die niet in een bijzondere vorm of kleur zijn uitgevoerd.

Dat Procter & Gamble voornemens is de verpakking van de pastilles enigszins te wijzigen, kan buiten beschouwing blijven, nu het teken "RED ENERGY" op de nieuwe verpakking op dezelfde wijze zal worden afgebeeld als op de oude verpakking.

Visueel gezien valt dan op dat de totaalindrukken van het teken en het merk alleen al door de lettervorm van het teken "RED ENERGY" niet of nauwelijks overeenkomen. Wat de woorden zelf betreft, is de overeenstemming beperkt tot het woord RED. Dit woord is enkel de benaming van een kleur, waaraan op zich zelf geen onderscheidend vermogen toekomt. Ook in de beide woordcombinaties komt aan dat woord geen of onvoldoende onderscheidend vermogen toe.

Immers, het woord RED staat weliswaar in de beide combinaties voorop, doch - anders dan Red Bull heeft gesteld - brengt dat niet mee dat dit woord als het kenmerkende of meest onderscheidende deel moet worden aangemerkt, nu het in de beide combinaties slechts een kwalificatie vormt van het daaropvolgende zelfstandige naamwoord.

Om die reden zal bij globale waarneming van de woordcombinaties door een gemiddelde en normaal oplettende consument het woord RED dan ook niet in overwegende mate de aandacht trekken.

Bij een auditieve beoordeling spelen de lettervormen uiteraard geen rol, maar voor het overige geldt hetgeen ten aanzien van de visuele beoordeling reeds is overwogen, nu immers ook in auditief opzicht geldt dat de overeenstemming beperkt is tot het woord RED.

In begripsmatig opzicht moet vooralsnog gelden dat "RED ENERGY" als begrip zó zeer verschilt van "RED BULL" als begrip, dat in dit opzicht tussen teken en merk weinig of geen overeenstemming bestaat.

Voor zover Red Bull voorts nog heeft bepleit dat ook andere elementen in de vergelijking betrokken moeten worden, zoals de vermelding van bepaalde slagzinnen of ingrediënten, geldt dat deze elementen bij het bepalen van de mate van overeenstemming buiten beschouwing moeten blijven, nu het daarbij alleen gaat om het merk zoals dit is ingeschreven en in dit geval de merkregistratie enkel de woorden “RED BULL” zonder nadere toevoegingen omvat.

De voorgaande overwegingen leiden tot de slotsom dat het teken "RED ENERGY" niet in voldoende mate overeenstemt met het merk "RED BULL" om tot een merkinbreuk te kunnen leiden. Het gevorderde bevel om het gebruik van dat teken te staken, is derhalve niet voor toewijzing vatbaar.

Voorafgaand aan deze inhoudelijke bespreking verwerpt de voorzieningenrechter overigens het argument van Procter & Gamble, onder verwijzing naar een lopende procedure in Oostenrijk, dat er sprake zou zijn van misbruik van procesrecht door Red Bull.

Red Bull heeft in dit kort geding haar vordering gebaseerd op de Benelux-inschrijving van haar internationale merkregistratie, zodat de Benelux-Merkenwet (BMW) van toepassing is. De bevoegdheidsregels van deze wet gaan vóór op de bevoegdheidsregels van de EEX-Verordening, nu het Benelux-Merkenverdrag, waar de BMW deel van uitmaakt, als een verdrag in de zin van artikel 71 EEX-Verordening moet worden aangemerkt.

Ook indien artikel 27 EEX-Verordening van toepassing zou zijn, zou het beroep op onbevoegdheid niet kunnen slagen. Dan zou immers gelden dat het niet gaat om zaken tussen dezelfde partijen. Het enkele feit dat alle gedaagde vennootschappen tot dezelfde groep behoren en dat zij respectievelijk in Oostenrijk en in Nederland dezelfde Vicks-pastilles verhandelen, brengt immers nog niet mee dat die vennootschappen met elkaar vereenzelvigd zouden kunnen of moeten worden.

Procter & Gamble heeft verder nog verzocht om aanhouding van de zaak op grond van artikel 28, lid 1, EEX-Verordening. Zij heeft daarbij echter geen of onvoldoende belang, nu zij zelf - zoals gezegd - niet gebonden wordt door de uitspraak in de Oostenrijkse procedure en het risico van onverenigbare beslissingen zich niet voordoet, gezien het voorlopige karakter van een eventuele voorziening in dit kort geding.

Lees het vonnis hier. eerder bericht hier.

IEF 2000

Klemvast

Rechtbank. 's-Hertogenbosch, 28 april 2006, KG ZA 06-194: Van Andel Fittings / Korver Holland.

Kort en krachtig vonnis in een slaafse nabootsingszaak pur sang. Van Andel brengt metalen klemkoppelingen op de markt onder de merknaam 'Anbo' en verzet zich tegen de verkoop van gelijkende klemkoppelingen door Korver.

De rechter oordeelt dat er geen sprake is van onrechtmatige slaafse nabootsing door Korver. De klemkoppelingen zijn volgens de rechter op de eerste plaats uitsluitend technisch en functioneel bepaald.

"De rechter deelt niet de mening van Van Andel dat uit de overgelegde foto’s blijkt dat andere in de handel zijnde klemkoppelingen er beduidend anders uitzien dat de Anbo-klemkoppelingen. Klemkoppelingen van andere merken verschillen weliswaar op details maar qua totaalindruk zijn ze gelijk. Naar het oordeel van de rechter zal de gemiddelde consument, wanneer hij exact dezelfde klemkoppelingen als die van Van Andel aantreft bij een andere onderneming dan Van Andel, niet direct aan de Anbo-klemkoppelingen van Van Andel denken. Daarvoor springen de details van de Anbo-klemkoppelingen volstrekt onvoldoende in het oog. Bovendien wordt op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van de klemkoppelingen als zijnde afkomstig van Van Andel. Zo is op de Anbo-klemkoppelingen geen logo gestanst waaruit zulks zou kunnen worden opgemaakt. De totale uitstraling van het product zal dan ook niet veranderen wanneer Korver enkele details op een andere wijze zou uitvoeren. Daarbij komt dat Korver de van haar afkomstige koppelingen inmiddels heeft voorzien van het woordmerk “Riko”, daarmee redelijkerwijs die maatregel nemend die herkomstverwarring voorkomt. Een en ander zou wellicht anders hebben gelegen wanneer Van Andel de herkomst van de klemkoppelingen op een creative wijze in de vorm ervan tot uitdrukking zou hebben gebracht en Korver die vorm zou hebben nagebootst. Dit doet zich in casu evenwel niet voor; elke franje die zou kunnen bijdragen tot onderscheidend vermogen is afwezig." Lees hier vonnis.
IEF 2000

Klemvast

Rechtbank. 's-Hertogenbosch, 28 april 2006, KG ZA 06-194: Van Andel Fittings / Korver Holland.

Kort en krachtig vonnis in een slaafse nabootsingszaak pur sang. Van Andel brengt metalen klemkoppelingen op de markt onder de merknaam 'Anbo' en verzet zich tegen de verkoop van gelijkende klemkoppelingen door Korver.

De rechter oordeelt dat er geen sprake is van onrechtmatige slaafse nabootsing door Korver. De klemkoppelingen zijn volgens de rechter op de eerste plaats uitsluitend technisch en functioneel bepaald.

"De rechter deelt niet de mening van Van Andel dat uit de overgelegde foto’s blijkt dat andere in de handel zijnde klemkoppelingen er beduidend anders uitzien dat de Anbo-klemkoppelingen. Klemkoppelingen van andere merken verschillen weliswaar op details maar qua totaalindruk zijn ze gelijk. Naar het oordeel van de rechter zal de gemiddelde consument, wanneer hij exact dezelfde klemkoppelingen als die van Van Andel aantreft bij een andere onderneming dan Van Andel, niet direct aan de Anbo-klemkoppelingen van Van Andel denken. Daarvoor springen de details van de Anbo-klemkoppelingen volstrekt onvoldoende in het oog. Bovendien wordt op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van de klemkoppelingen als zijnde afkomstig van Van Andel. Zo is op de Anbo-klemkoppelingen geen logo gestanst waaruit zulks zou kunnen worden opgemaakt. De totale uitstraling van het product zal dan ook niet veranderen wanneer Korver enkele details op een andere wijze zou uitvoeren. Daarbij komt dat Korver de van haar afkomstige koppelingen inmiddels heeft voorzien van het woordmerk “Riko”, daarmee redelijkerwijs die maatregel nemend die herkomstverwarring voorkomt. Een en ander zou wellicht anders hebben gelegen wanneer Van Andel de herkomst van de klemkoppelingen op een creative wijze in de vorm ervan tot uitdrukking zou hebben gebracht en Korver die vorm zou hebben nagebootst. Dit doet zich in casu evenwel niet voor; elke franje die zou kunnen bijdragen tot onderscheidend vermogen is afwezig." Lees hier vonnis.
IEF 1999

Magische middelen

Rechtbank Amsterdam, 27 april 2006, KG 06-517P. Pakosie tegen Uitgeverij Prometheus B.V.

Vordering tot rectificatie. Wat is waar en wie heeft daarover met wie gesproken?

Hoogbergen en Kruijt zijn auteurs van het op 23 november 2005 gepubliceerde boek 'De oorlog van de sergeanten, Surinaamse militairen in de politiek'. In het boek staat onder meer het volgende: 'Een van de afnemers van zijn (Pakosie) magische middelen was legerleider Bouterse. Als extra betaling kreeg Pakosie een baan als ambtenaar bij het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling met als standplaats Moengo.' Tevens bevat het boek een woord van dank met daarin de volgende passage: 'Ook André Pakosie heeft ons bij tijd en wijle over de binnenlandse oorlog verteld (...).'

Pakosie heeft geëist dat de passages uit het boek verwijderd zouden worden. Het aanbod van de uitgeverij om de tekst in het boek aan te passen, heeft Pakosie afgeslagen. Pakosie vordert in dit kort geding onder meer een rectificatie, aangezien er ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat er sprake zou zijn geweest van een samenwerking tussen Pakosie en Bouterse en dat Pakosie medewerking heeft verleend aan de totstandkoming van het boek.

Aannemelijk is geworden dat de zin 'Als extra betaling kreeg Pakosie een baan als ambtenaar bij het ministerie (...)' onjuist is. Echter, nu het werk 267 pagina's tekst beslaat en voorzien is van negentien pagina's noten en negen pagina's literatuurverwijzingen, wijst dit volgens de rechtbank op zorgvuldig onderzoek. 'Het is onvermijdelijk dat in een historisch werk van deze omvang ook enige feiten zijn opgenomen die later geheel of gedeeltelijk onjuist blijken te zijn. Het feit dat één zin uit het boek niet correct is en dat van één zin de waarheid in dit geding niet kan worden vastgesteld, maakt nog niet dat gedaagden door deze zinnen in de publicatie op te nemen onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens Pakosie hebben gehandeld.' De rectificatie is niet toewijsbaar.

Nu in deze procedure niet kan worden vastgesteld of door Pakosie met de auteur(s) gesproken is over de binnenlandse oorlog (Pakosie en de auteur spreken elkaar tegen op dit punt), wordt de vordering tot rectificatie van de mededeling in het dankwoord afgewezen.

'Wel staat vast dat de opmerking dat het verkrijgen van een baan als ambtenaar een extra betaling was voor de levering van magische middelen aan legerleider Bouterse onjuist is. Deze onjuistheid is echter niet van zodanig gewicht dat dit een zo vergaande maatregel als het invoegen van een erratumvel in alle nog te verkopen boeken en het doen uitgaan van persberichten als gevorderd kan rechtvaardigen.'

Lees hier het vonnis.

IEF 1998

Als afkorting gebruikelijk

Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 28 april 2006, LJN: AW5676. Assutel B.V tegen Yoron B.V, Lancyr Oeben Holla B.V. En Adrijenski B.V.,

Eind 2005 is Assutel ter kennis gekomen dat Yoron c.s. in een advertentie in het Verzekeringsblad en op de VerzekeringsBranchedag internetapplicaties voor de intermediairbranche hebben aangeboden onder de aanduiding 'ASSU'. Assutel is sinds 1954 actief in de verzekeringsbranche en is zich in 1982 hoofdzakelijk gaan bezig houden met het ontwikkelen, vervaardigen en commercialiseren van softwareprogramma's.

Ondanks de sommatie zijdens de merkengemachtigde van Assutel, mevrouw mr. A. Verkuijl, bij brief van 30 van november 2005 hebben Yoron c.s. nagelaten om ieder gebruik van de door Assutel geregistreerde merken "ASSU" en "ASSUTEL" te staken.

Als meest verstrekkende verweer hebben Yoron c.s. aangevoerd dat Assutel in het onderhavige geval niet voor merkenrechtelijke bescherming in aanmerking komt, nu de door Assutel geregistreerde merken "ASSU", "ASSUTEL" en "ASSUWEB" louter beschrijvend van aard zijn en daardoor elk onderscheidend vermogen missen.

Anders dan Yoron c.s. stellen is de rechter echter voorshands van oordeel dat voormelde merken niet louter beschrijvend zijn voor de waren waarvoor inschrijving is gevraagd, zodat dit verweer faalt. Niettemin kunnen de merken als 'zwakke merken' worden aangemerkt, waarvan het onderscheidend vermogen navenant beperkt is.

Daartoe overweegt de rechter dat uit de door Yoron c.s. ter adstructie van hun betoog overgelegde producties  kan worden afgeleid dat het teken "assu" in de assurantiebranche (als afkorting van assurantiën) gebruikelijk is en veelvuldig wordt gebruikt ter aanduiding van assurantiegerelateerde waren en diensten en derhalve door het publiek waarvoor de waren bestemd zijn, ook als zodanig zal worden opgevat.

Het voorgaande geldt, weliswaar in enigszins beperkte mate, ook voor de geregistreerde merken "ASSUTEL en "ASSUWEB", nu het teken "assu" daarvan een bestanddeel vormt.

In het onderhavige geval gaat het om de vraag of er zodanige gelijkenis bestaat tussen de woordmerken: ASSU, ASSUTEL en ASSUWEB enerzijds en de tekens: ASSU Website, ASSU Branche, ASSU Downloads, ASSU Kennisbank, ASSU Offertedesk, ASSU Office, ASSU Plugins en ASSU Shop, anderzijds, dat het gebruik van deze tekens bij de gemiddelde consument gevaar voor verwarring met de merken ASSU, ASSUTEL en ASSUWEB kan doen ontstaan. Daarbij is de totaalindruk die door het merk en het teken bij de gemiddelde consument wordt opgeroepen van belang.

In het licht van het voorgaande is de rechter van oordeel dat, gelet op het feit dat Yoron c.s. de aanduiding "ASSU" uitsluitend in combinatie met andere tekens gebruikt, welke woordcombinaties (in auditieve, begripsmatige en visuele zin) dermate sterk afwijken van de merken "ASSU" en "ASSUTEL", dat hierdoor geen directe of indirecte verwarring is te duchten bij het in aanmerking komend publiek.

Evenmin behoeft te worden gevreesd dat bij iemand die met het teken ASSU Website wordt geconfronteerd een associatie zal worden gewekt met het merk ASSUWEB. Immers, de beschermingsomvang van het merk is, zoals hiervoor reeds is overwogen, door zijn geringe onderscheidende vermogen beperkt, terwijl het teken, in tegenstelling tot het merk WEBSITE bovendien bestaat uit twee afzonderlijke woorden, en het woord website niet geheel in hoofdletters is geschreven.

Ook een beroep op artikel 13 A lid 1 sub c en d kan Assutel niet baten, enerzijds omdat van een overeenstemmend teken in de zin van deze artikelen geen sprake is en anderzijds omdat niet aannemelijk is geworden dat door het gebruik ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidende vermogen.

Op grond hiervan is de beweerdelijke inbreuk in de zin van artikel 13 A lid 1 sub b, c en d BMW niet genoegzaam aannemelijk geworden.

Lees het vonnis hier.

IEF 1997

Schamel

Inbreuknieuws uit Kampen. De Stentor bericht dat drie geschiedschrijvers van Kampen de Stichting Stadsherstel Kampen verwijten dat zij voor een rapport over de Kartuizer kluis op de Sonnenberg op willekeurige wijze gebruik hebben gemaakt van bronmateriaal.

De onderzoekers baseerden hun conclusie onder meer op een hoofdstuk uit het boek ‘Omarmd door IJssel en Zwartewater, zeven eeuwen Mastenbroek’, een uitgave van de IJsselakademie uit 1995. De schrijvers betreuren het dat ze niet bij het onderzoek zijn betrokken.

“Naast schending van auteursrecht, verwijt men de stichting op willekeurige wijze gebruik te hebben gemaakt van hun bijdrage. De schrijvers verzoeken de gemeente zorgvuldig om te gaan met het ‘toch al schamele erfgoed van de Kartuizers."

Lees het artikel hier.

IEF 1996

Gehakt van het dossier

Nog meer voetbalshirtnieuws. Prachtig bericht in de Tubantia: “ Door geblunder met data in processen-verbaal zijn gisteren drie verdachte handelaren in valse voetbalshirts vrijgesproken. Politierechter P. Derks voelde wel aan dat het trio ‘neppers’ aanbood, met 1500 procent winst, maar kapittelde politie en Justitie scherp.

(…) Aanklager K. de Valk blaast hoog van de toren. Hij weet dat nepshirts ‘scoren’ als een gek. ‘FC Twente loopt zo een hoop geld mis.’ Volgens hem wilden de R.’s en H. ‘snel veel geld’ maken. FC Twente zou imagoschade door de nephandel lijden. Dat de verdachten niet wisten dat hun nering illegaal was? Daar gelooft de officier van justitie niets van. ‘Elke Nederlander kan het weten.’

H.’s advocate F. Landerloo maakt gehakt van het dossier. (…)  Rechter Derks is het met haar eens. Hij spreekt de drie vrij. ‘Niet omdat ik niet onder mijn klompen aanvoel dat u ‘neppers’ verkocht. Maar als het om grote belangen gaat, moet Justitie een zorgvuldig proces-verbaal maken, waarin de data kloppen. Hier klopt het hele proces-verbaal niet.'''

Lees het volledige artikel hier.

IEF 1995

Badge of honour

Het Noord-Hollands Dagblad bericht dat zowel AZ als AZ-supporters dit seizoen allebei een retroshirt van voorloper Alkmaar '54 op de markt hebben gebracht. “Het gemeenschappelijke idee heeft beide partijen lijnrecht tegenover elkaar gebracht. AZ eist dat de fans de verkoop staken. De fans voelen zich door de 'eigen club' in hun hemd gezet.”

Twee supporters hebben vijfhonderd replica's van 'hoge kwaliteit' laten maken. AZ meent dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op haar auteursrecht op het door AZ verkochte Alkmaar '54-shirt  Omdat de verkoop niet is gestaakt, heeft AZ de zaak in handen gegeven van de Stichting Namaakbestrijding. ''Vervelend dat dát moet'', zegt AZ-juriste Sandra Kool. ,,Maar we staan lijnrecht tegenover elkaar. Wij hoeven echt niet financieel gecompenseerd te worden, eisen geen schadevergoeding of boetes. We willen alleen die shirts uit de handel. Maar de illegale verkoop gaat op internet gewoon door.''

De supporters betwisten dat zij het auteursrecht schenden. ,,We hebben een eigen logo op het shirt laten zetten'', zegt Van Berkel. ,,Omdat er in de geschiedenis van Alkmaar '54 diverse logo's zijn gebruikt.”

Lees hier meer. Eerder voetbalclublogoconflict hier.

IEF 1994

Dwanglicenties

The European Commission today welcomes the adoption by the European Council of a regulation allowing companies to produce copies of patented medicines under license for export to “countries in need” without sufficient capacity to produce them.

The regulation implements within the EU the necessary conditions to meet a WTO Agreement of December 2005, under which national authorities can grant compulsory licences for such production if certain conditions are fulfilled. Lees hier meer.