IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 1414

Hofleveranciers

Het einde van het jaar is altijd het moment om terug te blikken. Naast overzichten van de in 2005 ontwikkelde en gelanceerde merknamen, het P2P-overzicht enzovoorts, komt IEForum als dank voor de toegezonden jurisprudentie en ter aanmoediging voor het nieuwe jaar, met het overzicht van de 'Hofleveranciers' (tussen haken het aantal geleverde uitspraken):

1. De Brauw Blackstone Westbroek (8)
2. Bird & Bird (7)
3. Klos Morel Vos & Schaap (5)
4. DLA SchutGrosheide (4)
5. Boekel de Nerée (3)
    Brinkhof (3)
6. Heitman Von Meding (2)
    SteinhauserHoogenraad (2)
    Van der Steenhoven (2)
    Van Doorne (2)
7. Allen & Overy (1)
    Arnold & Siedsma (1)
    Clifford Chance (1)
    Knijff Merkenadviseurs (1)
    Shield Mark (1)

IEF 1413

Normaal gebruik

Hoge Raad 23 december 2005, LJN: AU2850, C04/247HR, Sidoste - Bonnie Doon Europe

In deze merkenzaak is de vervallenverklaring van een merk gevorderd op grond van non usus. Het cassatieberoep betreft de vraag of aan de daarvoor gestelde vereisten is voldaan.

"Tegen deze achtergrond klaagt onderdeel 1.4 kort gezegd onder meer dat het hof bij de beantwoording van de vraag of Sidoste een normaal gebruik van haar merk heeft gemaakt ten onrechte een kwantitatieve drempel heeft gehanteerd en dat het hof, als het heeft gemeend dat de door Sidoste gestelde verkopen slechts ertoe strekten het merk in stand te houden, onvoldoende aandacht heeft gegeven aan de stellingen van Sidoste die inhielden dat ondanks de geringe omvang van de verkopen toch sprake was van een reële commerciële exploitatie van het merk. Het onderdeel wijst erop dat bij de verkoop van een massaproduct als sokken niet altijd de totale markt voor de grote aanbieders en de voor hen gebruikelijke afzet relevant is, maar dat ook het naar zijn aard kwantitatief geringere gebruik van een merk door een kleine aanbieder die tracht zich een plaats op de markt te verwerven als normaal gebruik moet, althans kan worden beschouwd. In samenhang hiermee klagen de onderdelen 1.5 en 1.9 dat het hof onvoldoende oog heeft gehad voor het onderscheid tussen de markt voor consumenten en de markt voor distributeurs. Volgens Sidoste volstaat het voor de instandhouding van het merk reeds indien het merk normaal is gebruikt ten aanzien van een van deze beide markten."

"De aldus samengevatte klachten slagen. [...] Van een onjuiste rechtsopvatting is sprake indien het hof heeft gemeend dat bij de beantwoording van de vraag of het merk normaal is gebruikt, dat wil zeggen ter reële commerciële exploitatie daarvan, buiten beschouwing kan blijven dat het gebruik van een merk door een kleine aanbieder die tracht zich een plaats op de markt te verwerven naar zijn aard kwantitatief geringer zal zijn dan het gebruik van een gevestigde aanbieder. Zoals uit de hiervoor bedoelde rechtspraak van het HvJEG naar voren komt, kan zelfs een gering gebruik in bepaalde gevallen normaal zijn in de zin van de richtlijn, mits het in de betrokken economische sector als gerechtvaardigd wordt beschouwd om marktaandelen voor de door het merk beschermde waren of diensten te behouden of te verkrijgen. Wanneer moet worden getoetst of een nieuwkomer of herintreder op de markt onder het merk een marktaandeel tracht te verwerven en afzet voor zijn producten tracht te vinden, komt, ook als het om massaproducten gaat, slechts beperkte betekenis toe aan de vergelijking met het aantal producten dat grote aanbieders op de desbetreffende markt plegen af te zetten.

Voorts heeft het hof van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven, indien het hof heeft miskend dat van instandhoudend gebruik van het merk in een geval als het onderhavige sprake kan zijn indien weliswaar ten aanzien van de consumentenmarkt het merkgebruik onvoldoende is om te kunnen gelden als normaal gebruik, maar op de daarvan te onderscheiden markt van distributeurs dat merkgebruik naar aard en omvang wel voldoende is te achten. De door het hof kennelijk beslissend geachte omstandigheid dat de distributeurs de sokken onder eigen merk aan de consument verkochten, neemt niet weg dat op de markt waarop de fabrikanten de waren aan distributeurs aanbieden het merk een reële functie kan vervullen ter onderscheiding van de waren als van een bepaalde herkomst, hetgeen hier wil zeggen als afkomstig van een bepaalde fabrikant.

Indien het hof dit een en ander niet heeft miskend, behoefde zijn oordeel nadere motivering in het licht van het hiervoor overwogene en van hetgeen het hof in rov. 2.15 heeft vastgesteld omtrent de door Sidoste gestelde verkooptransacties die - naar het hof in rov. 2.18 veronderstellenderwijs heeft aangenomen - onder het merk van Sidoste geschiedden."
Lees hier het arrest.

IEF 1412

Vers uit Den Haag (2)

Nu nog mooier, beter en functioneler: het nieuwe online merkenregister van het Benelux-Merkenbureau is in gebruik genomen. Alle officiële publicaties van het BMB zullen voortaan via dit onderdeel van de site verlopen. Het nieuwe online register biedt verbeterde zoekmogelijkheden ten opzichte van de oude versie en maakt het onder meer mogelijk parallel te zoeken in het Benelux, Europese en Internationale register. Voor vernieuwd zoekplezier kijk hier. (Met dank aan Camille Janssen, Benelux-Merkenbureau)

IEF 1411

Assens vangnet houdt het niet (2)

Vznr. Assen, 23 december 2005, zaaknr. 5411, KG ZA 05-217, FNV-CNV ./. Cordis-Schneider (met dank aan Mark van Gardingen, Brinkhof Advocaten).

Op 13 oktober en 23 juni berichtte IEForum (hier) al over het octrooigeschil tussen Schneider en Cordis dat, nadat de Haagse rechtbank bij vonnis van 8 juni 2005 aan Cordis een inbreukverbod had opgelegd, werd "voortgezet" in Assen. Inmiddels hebben ook de bonden CNV en FNV zich in de discussie gemengd.

De Assense voorzieningenrechter beval op 23 juni 2005 staking van executie, o.m. vanwege de mogelijkheid van banenverlies bij Cordis' vestiging in Roden. Het Leeuwardense hof vernietigde dat vonnis evenwel nog geen vier maanden later, bij arrest van 12 oktober 2005. Het hof onderzocht o.m. of executie klaarblijkelijk een noodtoestand voor Cordis zou doen ontstaan. Het hof overwoog dat zij Cordis en Schneider bij het pleidooi in hoger beroep in overweging heeft gegeven om tot een licentie-overeenkomst te komen hangende het hoger beroep in de hoofdzaak, en dat zij daarvoor zelfs het wijzen van arrest met twee weken had opgeschort. Op die manier zou het dreigende (mogelijk zelfs algehele) banenverlies bij Cordis kunnen worden afgewend. Schneider had ook laten weten hier niet onwelwillend tegenover te staan. Partijen konden echter niet tot overeenstemming komen en hebben het hof aldus bericht, terwijl volgens het hof niet was gebleken dat de door Schneider aan een licentie verbonden voorwaarden dusdanig belastend waren dat Cordis daaraan redelijkerwijs niet kon of behoefde te voldoen. Onder die omstandigheden meende het hof dat de sluiting van de faciliteiten van Cordis niet zozeer een als gevolg van de executie ontstane noodtoestand is, maar dat "als causa efficiens daarvoor heeft te gelden de daartoe strekkende wilsbesluiten van (de directie) van Cordis." Ten overvloede merkte het hof nog op dat het beschermen van belangen van derden, zoals werknemers van Cordis, niet behoort te geschieden door middel van het toelaten van inbreuk op het octrooirecht.

Cordis heeft inmiddels in Roden productielijnen stopgezet. Een van de productielijnen is na verkregen positief advies van de ondernemingsraad eind oktober 2005 verplaatst naar Mexico.

Vervolgens hebben de bonden FNV en CNV in een kort geding bij de Voorzieningenrechter te Assen geprobeerd Schneider en Cordis te dwingen tot overeenstemming te komen. Bij vonnis van 23 december jl. wees de Voorzieningenrechter de vorderingen af.

De Voorzieningenrechter overwoog o.m.:

"Voorop staat dat het doorzetten van de executie door Schneider van het uitvoer bij voorraad verklaarde vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 8 juni 2005 de directie van Cordis heeft doen besluiten de productie van de desbetreffende katheters in Roden stop te zetten en (deels) naar het buitenland te verplaatsen. Nu dit besluit van de directie van Cordis niet tevens mede omvat het aanbieden van ander werk aan de desbetreffende werknemers op de locatie te Roden komt hierdoor de werkgelegenheid te vervallen dan wel in gevaar. Deze werkgelegenheid kan worden behouden door het sluiten van een (voorwaardelijke) licentieovereenkomst tussen Schneider en Cordis. Het hof Leeuwarden heeft partijen de gelegenheid gegeven hierover te onderhandelen, alvorens uitspraak te doen, maar gebleken is dat partijen niet tot overeenstemming hebben kunnen komen. Hoewel dit gezien de gevolgen voor de werknemers in Roden, zeer te betreuren valt, moet de vraag beantwoord worden of gedaagde partijen daardoor onrechtmatig handelen jegens de vakbonden en/of de werknemers.

Deze vraag wordt door de voorzieningenrechter voorshands ontkennend beantwoord. De essentie van het octrooirecht is nu juist, dat men anderen kan beletten geoctrooieerde producten te vervaardigen om op die wijze economisch voordeel uit de geoctrooieerde uitvinding te behalen. Het handhaven van octrooirechten is ook een zaak van mededinging. Op dit mededingingsgebied is het uitgangspunt dat ondernemingen zich op de markt in al hun contractsvrijheid moeten kunnen bewegen. In dat kader is van belang dat onderhandelende partijen jegens elkaar weliswaar verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen, maar in beginsel vrij zijn de onderhandelingen af te breken.

Het standpunt van Schneider dat zij jegens Cordis haar wereldwijde onderhandelingspositie niet wil opgeven door alleen voor Nederland een llicentieovereenkomst te sluiten, staat haar in beginsel dan ook vrij, zoals het ook Cordis vrijstaat in de onderhandelingen met Schneider vast te houden aan haar voorkeur voor een licentie overeenkomst alleen voor Nederland voor de duur van het hoger beroep in de bodemzaak voor het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Hierbij is de voorzieningenrechter van oordeel, dat het verlies aan arbeidsplaatsen dat door het sluiten van een (voorwaardelijke) licentieovereenkomst mogelijk had kunnen worden voorkomen geen omstandigheid is die het afbreken van de onderhandelingen, hetzij door Cordis, hetzij door Schneider jegens de werknemers van Cordis onaanvaardbaar doet zijn, nu de beoogde licentierechten niet strekken tot bescherming van werknemersbelangen. Cordis noch Schneider kunnen jegens deze werknemers dan ook verplicht worden met elkaar een vorm van commerci le samenwerking (tot het behalen van wederzijds voordeel) aan te gaan, waar een licentieverlening in wezen immers op neer komt."

De Voorzieningenrechter overwoog ook nog:

"Daarbij is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van de werknemers van Cordis niet behoren te worden beschermd door middel van het toelaten van octrooi-inbreuk. De voorzieningenrechter passeert hierbij de stelling van de Bonden dat deze belangen uitsluitend kunnen worden gerespecteerd door stopzetting van de executie van het vonnis d.d. a juni 2005. De Bonden verliezen daarbij uit het oog het besluit van de directie van Cordis om ha de stopzetting van de productie de vrijgekomen productiecapaciteit niet in Roden te gebruiken maar te verplaatsen naar het buitenland."

Lees vonnis hier.

IEF 1410

Geen betrekking op het oorspronkelijke verzoek

Rechtbank 's-Gravenhage 15 december 2005, Duyvis - Teckru c.s. (met dank aan Otto Swens, SteinhauserHoogenraad)

Vervolg op de beschikking van de Rechtbank Alkmaar van 14 juli 2005 waarin deze zich onbevoegd verklaarde en de zaak doorverwees naar Den Haag. Duyvis heeft uit de markt berichten vernomen die haar doen vermoeden dat Teckru c.s. persen vervaardigen en/of verhandelen die onder de beschermingsomvang van het octrooi van Duyvis vallen. Aangezien Duyvis in een bodemprocedure het bewijs van de vermoede inbreuk zal moeten leveren, wil zij getuigen doen horen. Teckru acht het verzoek misbruik van procesrecht. Het horen van getuigen zal moeten leiden tot een uitleg door de r-c omtrent de beschermingsomvang van het octrooi. Het verzoekschrift ademt bovendien de sfeer van een 'fishing expedition', aldus Teckru. Tot slot is het verzoek slecht ingegeven uit rancune, aangezien één van de getuigen oud-werknemer is van Duyvis.

De rechtbank stelt: "Indien het al juist is dat bij het horen van de getuigen omtrent de feitelijke handelingen interpretaties van het octrooi aan de orde zouden komen, ligt het op de weg van de rechter-commissaris om na te gaan in hoeverre dergelijke interpretaties wel of niet verantwoord zijn vanuit een oogpunt van aan de getuigen te stellen vragen. Die omstandigheid staat dan ook niet in de weg aan toewijzing van het verzoek."
Ook ten aanzien van de het vermoeden van een 'fishing expedition' is het "[...] aan de rechter-commissaris om het verhoor zodanig in te rechten dat daarbij met alle betrokken belangen, dus ook die van Teckru c.s. en de te horen getuigen, rekening wordt gehouden."

Tot slot overweegt de rechtbank: "De vraag of het octrooi nietig is, zoals Teckru c.s. stelt, betreft een geheel ander onderwerp dan de door Duyvis in haar verzoekschrift geponeerde inbreuk op het octrooi. Een eventuele contra-enquête in het kader van dit verzoek zal dan ook eveneens slechts op de gestelde inbreuk betrekking kunnen hebben, en niet op veronderstelde nietigheid. Om dezelfde reden is er geen aanleiding in te gaan op het voorwaardelijke verzoek tot het houden van een tegen-getuigenverhoor, nu dit verzoek niet voldoet aan de eis, neergelegd in artikel 282 lid 4 Rv, inhoudende dat een verweerschrift een zelfstandig verzoek mag bevatten, mits dat betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek. Van dat laatste is immers geen sprake."

Lees hier de beschikking.

IEF 1409

Uitgefeest

Vznr. Rb. Haarlem 19-12-2005, LJN: AU8684, Party Service Jan Lijnzaat ./. Viskraam Lijnzaat c.s. Handels- en domeinnaamgeschil.

In 2004 verkoopt Viskraam de domeinnamen janlijnzaat.nl en -.com aan Party Service. Kort daarna registreert De Viskraam de domeinnamen partyservicejanlijnzaat.nl en partyservicelijnzaat.nl. Op de daaronder hangende website duidt Viskraam zich aan als 'Party Service Jan Lijnzaat'. Party Service vordert de domeinnamen met een beroep op haar handelsnaamrechten op en sommeert Viskraam om verdere inbreuk op haar handelsnaamrechten te staken. Daarop verklaart Viskraam de domeinnamen niet meer te zullen gebruiken maar weigert ze aan Party Service over te dragen. De gang naar de rechter volgt.

De rechter vraagt zich eerst af of het inbreukverbod mbt de handelsnaam nog wel nodig is, aangezien Viskraam heeft aangegeven zich niet meer van de handelsnaam te zullen bedienen.

"Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vraag is dat de enkele omstandigheid dat de aangesprokene toezegt een bepaalde handeling niet meer te zullen plegen, de rechter niet behoeft te beletten een verbod tot het plegen van een zodanige handeling op te leggen (HR 23 februari 1990, NJ 1990, 663 en HR 1 december 1995, NJ 1996, 510). De voorzieningenrechter ziet vooralsnog onvoldoende grond om het gevraagde verbod niet toe te wijzen. Vast staat dat de toezegging die [gedaagden] bij brief van 9 augustus 2005 heeft gedaan in feite alleen inhoudt dat zij de website verbonden aan de domeinnaam partyservicelijnzaat.nl van het web zal halen. [gedaagden] heeft dat ook daadwerkelijk gedaan en maakt bedoeld gebruik thans ook niet. [gedaagden] heeft echter niet volmondig erkend dat zij met het gebruik van de tekens partyservicejanlijnzaat.nl, partyservicelijnzaat.nl alsmede ieder gebruik van iedere met handelsnaam Party Service Jan

De vordering tot overdracht van de domeinnamen wordt niet toewezen, aangezien Party Service al over een over bij haar handelsnaam aansluitende domeinnaam beschikt, namelijk janlijnzaat.info. (Wat overigens vreemd is, aangezien het voorvoegsel 'party service' wel (zie hiervoor) wordt beschouwd als relevant onderdeel van de handelsnaam van Party Service Jan Lijnzaat en gebruik van deze term in combinatie met Jan Lijnzaat als handelsnaam door Viskraam als inbreuk geldt, maar 'party service geen onderdeel vormt van de .info-domeinnaam van Viskraam)

Lees hier vonnis.

IEF 1407

Breaking Barbie

Onderzoek van de Universiteit van Bath in Groot-Brittannië naar het merkbewustzijn onder kinderen van 7 - 11 jaar leidde tot schokkende resulaten. De naam Barbie roept bij deze kinderen blijkbaar vele haatgevoelens en geweld op:

"Barbie, that plastic icon of girlhood fantasy play, is routinely tortured by children, research has found. The methods of mutilation are varied and creative, ranging from scalping to decapitation, burning, breaking and even microwaving, according to academics from the University of Bath. ....The researchers had not intended to focus on Barbie, but they were taken aback by the rejection, hatred and violence she provoked when they asked the children about their feelings for the doll. Violence and torture against Barbie were repeatedly reported across age, school and gender. No other toy or brand name provoked such a negative response. " (The Times)

IEF 1405

Vrijdagmiddagberichten

- Wie kent ze niet: de Commodore 64, de Amiga etc. Het merk Commodore is van hand tot hand gegaan en een tijd lang ongebruikt gebleven. maar nieuwe eigenaar Yeahronimo Media Ventures uit Baarn is nu voornemens het merk te koppelen aan nieuwe producten, waaronder een media center, een draagbare gps-eenheid en mp3-spelers. "Volgens Yeahronimo-directeur Ben van Wijhe is er veel interesse uit de hoek van voormalige gebruikers van Commodore-apparatuur. "Mensen volgen ons nauwgezet om te zien wat we van plan zijn. We hebben duizenden e-mails gehad van mensen die met en voor ons willen werken", aldus Van Wijhe." Op dit moment verkoopt Commodore al enige producten.

- "Kerst hoort gezellig te zijn. Maar wat als je niet thuis kunt zijn met Kerst? Dan voel je je net als de kinderen die met een ernstige ziekte in het Emma Kinderziekenhuis AMC liggen. Geef die kinderen iets leuks voor de kerst bied op deze URL!".

Ilse Media biedt voor het goede doel de domeinnaam www.fijnefeestdageneneengelukkignieuwjaar.nl te koop aan. Het hoogste bod staat nu op € 2500,-.

- Onderzoek van de Universiteit van Bath in Groot-Brittannië naar het merkbewustzijn onder kinderen van 7 - 11 jaar leidde tot schokkende resulaten. De naam Barbie roept bij deze kinderen blijkbaar vele haatgevoelens en geweld op:

"Barbie, that plastic icon of girlhood fantasy play, is routinely tortured by children, research has found. The methods of mutilation are varied and creative, ranging from scalping to decapitation, burning, breaking and even microwaving, according to academics from the University of Bath. ....The researchers had not intended to focus on Barbie, but they were taken aback by the rejection, hatred and violence she provoked when they asked the children about their feelings for the doll. Violence and torture against Barbie were repeatedly reported across age, school and gender. No other toy or brand name provoked such a negative response. " (The Times)

IEF 1404

Nog steeds op slot

Rechtbank 's-Gravenhage 23 december 2005, Acco - Noble

Acco is houdster van het Europees octrooi dat 'een inrichting voor de beveiliging van computers tegen diefstal' betreft (EP 123). Noble verhandelt kabelsloten welke bestemd zijn voor de diefstalbeveiliging van onder meer computers. Acco vordert een inbreukverbod in de aangewezen landen.

De rechter komt hier te lande uitsluitend rechtsmacht toe als forum delicti (art. 6 sub d Rv). Naar vaste rechtspraak is deze internationale bevoegdheid niet grensoverschrijdend.

Noble stelt dat het octrooi niet geldig is en dat de overgelegde sloten niet door haar in Nederland in het verkeer zijn gebracht, maar door anderen, mogelijk Ratto c.s.

De geldigheid van het octrooi
"EP 123 zou ongeldig zijn, zo stelt Noble, omdat het verwante Amerikaanse octrooi US 5,327,752, hierna US 752, verleend op 12 juli 1994, naar aanleiding van een verzoek van 19 augustus 2005, thans wordt onderworpen aan reexamination. Deze reexamination is voornamelijk gegrond op het Amerikaanse octrooi US 2,172,208, hierna US 208. De ongeldigheid van US 552 zou weer gevolgen moeten hebben voor de geldigheid van het Amerikaanse octrooi US 6,000,251, hierna US 251. US 251 zou volgens Noble weer nagenoeg identiek zijn aan het
octrooi.
De voorzieningenrechter begrijpt dat Noble langs deze weg nieuwheids- of inventiviteitsbezwaren oppert. Omdat Noble niet specificeert wat zij bedoelt zal de voorzieningenrechter er van uit gaan dat Noble de geldigheid van EP 123 in algemene zin aan de orde willen stellen."

"[...] In het kader van en voorlopige voorziening dient de voorzieningenrechter een inschatting te maken van de kans dat het aangevallen octrooi ongeldig zal blijken. Dit dient een meer dan aanmerkelijke gerede kans te zijn. Voor een dergelijk voorlopig oordeel heeft Noble volstrekt onvoldoende aangedragen. Dat er zoals zij stelt meer tijd nodig is om het onderwerp van de geldigheid uit te zoeken, maakt het afvuren van een losse flodder nog niet doeltreffend. De hiervoor geformuleerde norm brengt met zich mee dat de bal voor een open doel dient te liggen en het is aan degene die de geldigheid van het octrooi betwist om het daartoe te brengen. Nu Noble dat onvoldoende heeft gedaan wordt het verweer afgewezen en wordt uitgegaan van de prima facie geldigheid van EP 123."

In Nederland in het verkeer gebracht?
Gelet op de in het geding gebrachte brief van de Israëlische advocaten, waarin deze niet betwisten dat de Noble producten  door hun cliënt zijn geleverd, gaat de voorzieningenrechter er voorshands van uit dat de gewraakte sloten wel degelijk zijn geleverd met tussenkomst van Noble (gedaagde sub 1). Ten aanzien van gedaagde sub 2 en 4 acht de rechtbank voldoende grond om in elk geval dreigende inbreuk op EP 123 aan te nemen. Tevens wordt aangenomen dat gedaagde sub 3 betrokken was bij het in het verkeer brengen van inbreukmakende sloten in Nederland.
Lees hier het vonnis.

IEF 1403

De geest van de waarschuwing (2)

Rechtbank Utrecht 29 november 2005, Sem Trading - Wesco (met dank aan Leo Kooy, Octrooibureau Vriesendorp & Gaade B.V.)

In navolging van dit vonnis wederom een vonnis over de waarschuwing van wederverkopers. 
Wesco brengt sedert geruime tijd een pedaalemmer op de markt onder de naam Kickboy. Sem Trading brengt sinds kort een pedaalemmer op de markt, onder andere bij Gamma-bouwmarkten, die tussen partijen bekend is als de Bigfoot. Wesco heeft naast een sommatiebrief aan Sem Trading tevens Gamma verzocht en zonodig gesommeerd de verkoop van de pedaalemmer van Sem Trading te staken. Gamma heeft de bestelling geblokkeerd.

"De rechtmatigheid van een waarschuwing als voornoemd hangt niet alleen af van de waarheid daarvan, dus de vraag of Sem Trading daadwerkelijk inbreuk maakt op de rechten van Wesco, maar wordt met name bepaald door de vraag of Wesco een verwijt kan worden gemaakt, dat wil zeggen dat zij handelt in strijd met geldende zorgvuldigheidsnormen. Slechts wanneer tegen beter weten in, of al te lichtvaardig is aangenomen en doorgegeven dat er van inbreuk sprake is, kan een verwijt worden gemaakt. De beantwoording van de inbreukvraag moet in dit kort geding derhalve wel aan de orde komen, zij het marginaal.

Naar voorlopig en marginaal oordeel heeft Wesco niet al te lichtvaardig aangenomen dat van inbreuk sprake is. Hiertoe wordt overwogen dat voorshands voldoende aannemelijk wordt geacht dat de Kickboy een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt en dat niet aannemelijk is geworden dat dit oorspronkelijk karakter mede is bepaald door een noodzakelijk technisch effect. [...] Vervolgens dient beoordeeld te worden of van inbreuk door Sem Trading sprake is. Hiertoe zal moeten worden nagegaan in hoeverre de totaalindrukken tussen de Kickboy en de Bigfoot overeenstemmen. Deze totaalindrukken tussen de Kickboy en de Bigfoot stemmen naar voorlopig en marginaal oordeel dusdanig overeen dat Wesco in redelijkheid auteursrechtelijke bescherming heeft kunnen inroepen.

[...] Gelet op het voorgaande handelt Wesco niet onrechtmatig door Sem Trading en haar afnemers te waarschuwen gelijk zij heeft gedaan."

Lees hier het vonnis (met dagvaarding).