IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 1078

We hebben een datum (2)

De komende uitgifte van de .eu-domeinnamen (zie bericht hieronder en eerder bericht hier) leidt tot een groot aantal registraties van beschrijvende woorden als merk, meldt de Financiële Telegraaf. De beschrijvende woorden worden echter niet geregistreerd voor de waren of diensten die zij beschrijven, maar voor geheel andere waren of diensten, waarvoor zij weer wel onderscheidend zijn. Dit 'trucje' leidt ertoe dat het woord als merk wordt ingeschreven en de merkhouder voorrang krijgt bij de uitgifte van de betreffende domeinnaam.

Shield Mark, wie anders, constateerde dat 'sex' in het laatste half jaar acht keer als merk is gedeponeerd in het register van de Benelux. 'News' werd veertien keer geregistreerd, 'hotels' acht keer, 'dating' vijf en 'casino' vier keer. Eén bedrijf liet 31 speculatieve merkregistraties verrichten. Lees hier meer

IEF 1077

Twee mededelingen

Twee mededelingen van het Benelux Merkenbureau:

- Het Benelux-Merkenblad op cd-rom (Markassiet) zal  in december 2005 voor het laatst verschijnen. Alle  officiële publicaties van het Benelux-Merkenbureau  die tot nog toe in het Benelux-Merkenblad werden  gedaan, zullen vanaf 1 januari 2006 op de website  van het Benelux-Merkenbureau worden geplaatst.  Alle termijnen gekoppeld aan deze publicaties zullen  worden bepaald door het moment van publicatie  op de site. De verschillende publicaties kunnen  dagelijks plaatsvinden.  Lees hier meer

- Handige tips en info over de ‘de aanvraag van .eu domeinen op grond van Benelux merkregistraties. Bijvoorbeeld over de gevraagde afschriften: "Voor de aanvraag van een .eu domein dient een bewijsstuk over te worden gelegd. In de ‘sunrise rules’ staat aangegeven dat kan worden volstaan met een print vanuit de online database van een officieel register. Wij merken op dat het huidige register online geen officiële gegevens bevat, en dat dit ook expliciet wordt aangegeven op afschriften die daaruit worden geprint. Het kan dan ook niet met zekerheid worden vastgesteld of Eurid dergelijke prints als voldoende gaat beschouwen.   Het enige stuk dat het Benelux-Merkenbureau kan verschaffen waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat dit de gegevens bevat zoals opgenomen in het register is een gewaarmerkt afschrift." Lees hier meer.

IEF 1076

Geslamd of niet?

KPN en Pretium blijven elkaar in de haren vliegen. De inkt van het kort geding vonnis begin deze maand (zie hier) is nog maar net droog, of weer stuurt KPN een dagvaarding uit naar Pretium, ditmaal naar aanleiding van een paginagrote advertentie van Pretium die woensdagmorgen in twee landelijke dagbladen is verschenen. Volgens KPN maakt zijn kleinere branchegenoot zich schuldig aan laster. "Pretium probeert zich te profileren over de rug van KPN", aldus een woordvoerder van KPN.

Pretium beschuldigt KPN in de advertentie van 'slamming' (het overzetten van CPS naar KPN klanten en vice-versa, zonder dat de betreffende consumenten hiertoe opdracht hebben gegeven). Deze beschuldiging had Pretium eerder al geuit in waarschuwingsbrieven aan haar klanten, waarover eerdergenoemd kort geding onder meer handelde en waarover de rechter oordeelde dat deze brieven toegestaan waren. Uit onderzoek van de OPTA bleek immers niet dat KPN, na in 2004 veelvuldigd 'geslamd' te hebben, dit thans niet meer deed.

Kennelijk was dit oordeel van de rechter aanleiding (of beter: groen licht) om de vermeende slamming praktijken van KPN maar in een pagina grote advertentie te plaatsen. Wordt ongetwijfeld vervolgd. Lees hier iets meer.

IEF 1075

Tot nu toe gevrijwaard

Het Reformatorisch Dagblad bericht dat de christelijke bibliotheken in het nauw zitten nu minister Donner van Justitie heeft bepaald dat zij -net als alle andere bibliotheken- leenrechten moeten betalen. De christelijke bibliotheken waren tot nu toe gevrijwaard van het betalen van leenrechten, omdat zij meestal een beperkt publiek bedienen.

De Stichting Leenrecht wil binnenkort 11 cent per uitgeleend boek ontvangen. In een poging de schade te beperken zal aan  de christelijke auteurs en uitgevers worden gevraagd afstand te doen van leenrechten. De SGP-fractie heeft toegezegd zich in te zetten voor de bibliotheken.

"Vrijwilliger Thijs de Jong van de christelijke bibliotheek Eben-Haëzer in Ouddorp heeft zijn twijfels over de bestemming van de leenrechtgelden. „Wij willen geen geld betalen dat in een grote pot terechtkomt en vervolgens naar een schrijver als Jan Wolkers gaat. Bovendien hebben wij boeken in onze collectie die al meer dan honderd jaar oud zijn en waarvan het auteursrecht dus allang is vervallen.” Lees hier meer.

IEF 1074

niet de welwillende houding

Tweede Kamervraag nummer 20506017502005 Vragen van het lid Örgü (VVD) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, over de toegang tot de publieke voetbalbeelden. (Ingezonden 18 oktober 2005).

"Heeft de directeur van de NOS wederom aangegeven te menen dat de NOS het voetbalbeeldenarchief niet voor een redelijke vergoeding aan derden hoeft open te stellen?

Herinnert u zich uw antwoorden op mijn eerdere vragen terzake? Zo ja, bent u nog steeds van mening dat de NOS, die zich nu op het standpunt stelt de beelden pas te willen leveren als zij in ruil van de Eredivisie CV korte flitsen krijgt van wedstrijden uit de huidige voetbalcompetitie, geen onredelijke barrières opwerpt voor de beschikbaarheid van de beelden in haar sportarchief?

Deelt u de mening dat de NOS niet de «welwillende houding ten aanzien van het gebruik van haar archiefmateriaal» heeft die u in juli van dit jaar bespeurde? Bent u bereid de NOS kenbaar te maken derden tegen een redelijke vergoeding toe te laten tot de archiefbeelden? Zo neen, waarom niet?

IEF 1073

Aangenomen

Handelingen  nr. 10, pag. 554-555, 18 oktober 2005, Tweede Kamer. Stemmingen in verband met het wetsvoorstel Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien.

"In stemming komt het wetsvoorstel. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de Groep Nawijn en de SP tegen dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen."

IEF 1071

Juridisch niets mis mee (3)

Een polemiek is een groot woord, maar middels onderstaande open brief reageert Dirk Visser op de reactie van Christiaan Alberdingk Thijm op dit persbericht van zoekallehuizen.nl. (Eerder bericht hier).

"Ha Chris,

Ik ben inderdaad hun adviseur en jij buitenstaander en daarom ken jij de feiten niet en ik wel. Zoekallehuizen.nl maakt nu juist geen gebruik van funda (noch van enige andere verzameling). Dat is de grap. Anders was het natuurlijk NVM/El Cheapo all over again.

Zoekallehuizen.nl zoekt dagelijks honderden individuele websites van makelaars af voor het nieuwe aanbod en zoekt dus niet in bestaande databanken van anderen, maar creëert op basis van losse elementen een nieuwe databank. Vandaar mijn uitspraak.

Funda kan dus sowieso niks doen want er wordt op geen enkele wijze gebruik gemaakt van hun databank. Het enige wat de individuele makelaars kunnen doen is deeplinken onmogelijk maken, en dat hebben sommigen inmiddels gedaan, ongetwijfeld onder druk van NVM. Daarbij kan je je afvragen of dat wel in het belang is van die individuele makelaars.

Hartelijke groet,
Dirk"

IEF 1070

Tandpasta in transito

HvJ, 18 oktober 2005, in zaak C-405/03, Class International BV tegen Colgate-Palmolive Company, Unilever NV, SmithKline Beecham plc en Beecham Group plc, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage.

In het kort de feiten. In februari 2002 heeft Class International een container met van de Zuid-Afrikaanse onderneming Kapex International gekochte tandpasta voorzien van het merk Aquafresh, de Gemeenschap binnengebracht. SmithKline Beecham e.a. hebben op 5 maart 2002 conservatoir beslag laten leggen op de container na een melding van de douane dat het wellicht namaak goederen zou kunnen betreffen. Nader onderzoek maakte echter duidelijk dat het om oorspronkelijke goederen ging en niet om namaakgoederen. Hierop verzoekt Class International de Rechtbank om opheffing van het conservatoir beslag en vergoeding van schade. De verzoeken worden afgewezen.

In Hoger beroep stelt Class International dat de partij tandpasta niet is ingevoerd,maar zich in transito bevindt. Het Haags Gerechtshof stelt vervolgens een aantal (6-tal) prejudiële vragen aan het Hof van Justitie. Kort samengevat wilde het Hof eigenlijk weten of de merkhouder zich ertegen kan verzetten dat originele merkgoederen in transito in de Gemeenschap worden binnengebracht die nog niet door deze merkhouder of met diens toestemming in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht en of de merkhouder op zijn minst kan verlangen dat voor dergelijke goederen een eindbestemming in een derde land vaststaat.

Volgens het Hof zijn niet-communautaire goederen die in transito zijn geplaatst niet in het vrije verkeer van de Gemeenschap gebracht. "Zolang niet voor deze mogelijkheid wordt gekozen en wordt voldaan aan de voorwaarden voor de douanebestemming (…) waaronder de goederen zijn geplaatst, kan het enkele fysieke binnenbrengen van de goederen op het grondgebied van de Gemeenschap niet worden aangemerkt als "invoeren" in de zin van artikel 5 lid 3, sub c van de richtlijn en artikel 9, lid 2, sub c van de verordening en impliceert het geen gebruik [van het merk] in het economisch verkeer" (…), aldus het Hof. De merkhouder kan ook geen eisen stellen m.b.t. een eindbestemming in een derde land.

Op de vragen van het gerechtshof te Den Haag m.b.t. de mogelijkheid van een merkhouder om het te koop aanbieden of verkopen van oorspronkelijke goederen die in transito zijn geplaatst te verbieden, antwoord het Hof dat dergelijke goederen gewoon te koop kunnen worden aangeboden of worden verkocht met als bestemming een derde land tenzij het te koop aanbieden of de verkoop noodzakelijkerwijs impliceert dat de merkgoederen in de Gemeenschap in de handel worden gebracht. Het Hof formuleert dat als volgt:

"de begrippen "aanbieden" en "in de handel brengen" van goederen in artikel 5, lid 3, sub b, van richtlijn 89/104 en artikel 9, lid 2, sub b, van verordening nr. 40/94 kunnen mede omvatten het te koop aanbieden respectievelijk verkopen van oorspronkelijke merkgoederen die de douanestatus van niet-communautaire goederen hebben, wanneer de goederen te koop worden aangeboden en/ of verkocht terwijl de goederen zijn geplaatst onder de regeling extern douane vervoer of de regeling douane-entrepot. De merkhouder kan zich ertegen  verzetten dat dergelijke goederen te koop worden aangeboden of worden verkocht, wanneer dit noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in de Gemeenschap in de handel worden gebracht."
Als laatste oordeelt het HvJ nog over de verdeling van de bewijslast. Het HvJ oordeelt dat "in een situatie zoals die in het hoofdgeding aan de orde is" de bewijslast ter zake van de inbreuk rust op de merkhouder, die zich erop beroept.

Lees het arrest hier.

IEF 1069

Grievenstelsel

Hoge Raad, 14 oktober 2005, LJN:AT/830, nr. C04/166/HR Eurol B.V. tegen Eurochemie Beheer B.V. en Eurochemie B.V.

Opnieuw een lezenswaardige IE-arrest van de Hoge Raad waarin ook procesrechtelijke interessante aspecten aan bod komen. Eurol is een bedrijf dat sinds 1977 onder de handelsnaam EUROL smeermiddelen produceert en verkoopt. Eurol is rechthebbende van het Benelux woordmerk Eurol, daarnaast gebruikt zij het teken EUROL LUBRICANTS als onderscheidingsteken. Daarnaast heeft zij op 23 september 1997 de domeinnaam www.eurol.nl en op 15 september 2003  de domeinnaam www.eurollubricants.com aangevraagd.

Op basis van haar handelsnaam- en merkrechten is Eurol in kortgeding opgekomen tegen het gebruik van de naam EURO LUBRICANTS voor smeermiddelen en het gebruik van de domeinnaam www.eurolubricants.com door Eurochemie.

Eurol wint het kort geding in eerste aanleg. Tegen dit vonnis heeft Eurochemie met succes hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof heeft bij arrest van 23 maart 2004 in appel en in het incidenteel appel het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vorderingen van Eurol alsnog afgewezen. Het Hof heeft geoordeeld dat Eurol onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat zij de aanduiding EUROL LUBRICANTS al gebruikte voordat Eurochemie in december 2000 met het gebruik van teken EURO LUBRICANTS begon. Bovendien heeft het Hof geoordeeld dat er geen sprake is van verwarringsgevaar tussen het merk Eurol en het teken EURO LUBRICANTS.

Eurochemie heeft in hoger beroep een onderzoeksrapport overgelegd, dat aantoonde dat de foto’s die Eurol in eerste aanleg had overgelegd, waren bewerkt. Met deze foto’s trachtte Eurol aan te tonen dat zij eerder het teken EUROL LUBRICANTS gebruikte dan Eurochemie. In hoger beroep heeft Eurol nieuwe producties in het geding gebracht die zouden moeten aantonen dat zij het teken EUROL LUBRICANTS al gebruikte sedert 1998. Het Hof is aan deze laatste producties voorbijgegaan omdat Eurol deze pas bij memorie van antwoord in het geding had gebracht. Eurol heeft tegen dit oordeel van het Hof verschillende cassatiemiddelen opgeworpen.

Deze komen kort gezegd er op neer dat het Hof ten onrechte heeft vastgesteld dat “nu die producties pas bij memorie van antwoord waren overgelegd en Eurochemie daarop niet meer behoefde te reageren en zij dat ook niet gedaan had, het Hof in dit geding niet kon uitgaan van de juistheid van die producties”. De Hoge Raad maakt korte metten met dit standpunt: “bij deze stand van zaken heeft het Hof, nu het hier om een kort geding ging, niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het niet kon uitgaan van de juistheid van deze producties en dat Eurol daarom voorshands onvoldoende aannemelijk had gemaakt, dat zij EUROL LUBRICANTS al gebruikte voordat Eurochemie in december 2000 een aanvang maakte met het gebruik van het teken EURO LUBRICANTS”.

Ook de cassatiemiddelen, die gericht zijn tegen de vaststelling van het Hof dat niet is komen vast te staan dat Eurol de aanduiding EUROL LUBRICANTS gebruikte voor december 2000, falen.

Wel behaalt Eurol succes met haar cassatiemiddel tegen de verwerping van het Hof van de stelling van Eurol dat het hoger beroep van Eurochemie beperkt was tot de merkenrechtelijke grondslag. Het Hof heeft deze stelling verworpen op de grond dat Eurochemie met haar laatste grief het geschil in volle omvang aan het Hof ter beoordeling had voorgelegd.

De Hoge Raad oordeelt: “ bij de beoordeling van de klachten moet worden vooropgesteld dat aan grieven als eis wordt gesteld dat daarin de gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de besteden uitspraak behoort te worden vernietigd, behoorlijk in het geding naar voren worden gebracht, zodat zij voor de appelrechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn (HR 5 december 2003, nr. C03/124, NJ 2004, 76). Een algemene grief om het geschil in volle omvang aan de appelrechter voor te leggen, is daartoe niet voldoende, aldus de Hoge Raad. 

De Hoge Raad oordeelt: “Dit oordeel (van het Hof) is onbegrijpelijk in het licht van de omstandigheden dat: (a) de veroordeling in eerste aanleg is uitgesproken op zowel de merkenrechtelijke als de handelsnaamrechtelijke grondslag; (b) geen van de grieven van Eurochemie in hoger beroep is gewijd aan de handelsnaamrechtelijke grondslag van de vordering; (c) Eurol in haar memorie van antwoord, onder het opschrift “Omvang hoger beroep” heeft gewezen op het ontbreken van grieven tegen het bestreden vonnis voorzover het op de handelsnaamrechtelijke grondslag berustte (…); (d) de maatstaven aan de hand waarvan inbreuken op merkrechten en handelsnaamrechten moeten worden vastgesteld deels uiteenlopen (...).

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof te Arnhem en verwijst het naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling van de beslissing. Lees het arrest hier.

IEF 1069

Grievenstelsel

Hoge Raad, 14 oktober 2005, LJN:AT/830, nr. C04/166/HR Eurol B.V. tegen Eurochemie Beheer B.V. en Eurochemie B.V.

Opnieuw een lezenswaardige IE-arrest van de Hoge Raad waarin ook procesrechtelijke interessante aspecten aan bod komen. Eurol is een bedrijf dat sinds 1977 onder de handelsnaam EUROL smeermiddelen produceert en verkoopt. Eurol is rechthebbende van het Benelux woordmerk Eurol, daarnaast gebruikt zij het teken EUROL LUBRICANTS als onderscheidingsteken. Daarnaast heeft zij op 23 september 1997 de domeinnaam www.eurol.nl en op 15 september 2003  de domeinnaam www.eurollubricants.com aangevraagd.

Op basis van haar handelsnaam- en merkrechten is Eurol in kortgeding opgekomen tegen het gebruik van de naam EURO LUBRICANTS voor smeermiddelen en het gebruik van de domeinnaam www.eurolubricants.com door Eurochemie.

Eurol wint het kort geding in eerste aanleg. Tegen dit vonnis heeft Eurochemie met succes hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof heeft bij arrest van 23 maart 2004 in appel en in het incidenteel appel het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vorderingen van Eurol alsnog afgewezen. Het Hof heeft geoordeeld dat Eurol onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat zij de aanduiding EUROL LUBRICANTS al gebruikte voordat Eurochemie in december 2000 met het gebruik van teken EURO LUBRICANTS begon. Bovendien heeft het Hof geoordeeld dat er geen sprake is van verwarringsgevaar tussen het merk Eurol en het teken EURO LUBRICANTS.

Eurochemie heeft in hoger beroep een onderzoeksrapport overgelegd, dat aantoonde dat de foto’s die Eurol in eerste aanleg had overgelegd, waren bewerkt. Met deze foto’s trachtte Eurol aan te tonen dat zij eerder het teken EUROL LUBRICANTS gebruikte dan Eurochemie. In hoger beroep heeft Eurol nieuwe producties in het geding gebracht die zouden moeten aantonen dat zij het teken EUROL LUBRICANTS al gebruikte sedert 1998. Het Hof is aan deze laatste producties voorbijgegaan omdat Eurol deze pas bij memorie van antwoord in het geding had gebracht. Eurol heeft tegen dit oordeel van het Hof verschillende cassatiemiddelen opgeworpen.

Deze komen kort gezegd er op neer dat het Hof ten onrechte heeft vastgesteld dat “nu die producties pas bij memorie van antwoord waren overgelegd en Eurochemie daarop niet meer behoefde te reageren en zij dat ook niet gedaan had, het Hof in dit geding niet kon uitgaan van de juistheid van die producties”. De Hoge Raad maakt korte metten met dit standpunt: “bij deze stand van zaken heeft het Hof, nu het hier om een kort geding ging, niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het niet kon uitgaan van de juistheid van deze producties en dat Eurol daarom voorshands onvoldoende aannemelijk had gemaakt, dat zij EUROL LUBRICANTS al gebruikte voordat Eurochemie in december 2000 een aanvang maakte met het gebruik van het teken EURO LUBRICANTS”.

Ook de cassatiemiddelen, die gericht zijn tegen de vaststelling van het Hof dat niet is komen vast te staan dat Eurol de aanduiding EUROL LUBRICANTS gebruikte voor december 2000, falen.

Wel behaalt Eurol succes met haar cassatiemiddel tegen de verwerping van het Hof van de stelling van Eurol dat het hoger beroep van Eurochemie beperkt was tot de merkenrechtelijke grondslag. Het Hof heeft deze stelling verworpen op de grond dat Eurochemie met haar laatste grief het geschil in volle omvang aan het Hof ter beoordeling had voorgelegd.

De Hoge Raad oordeelt: “ bij de beoordeling van de klachten moet worden vooropgesteld dat aan grieven als eis wordt gesteld dat daarin de gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de besteden uitspraak behoort te worden vernietigd, behoorlijk in het geding naar voren worden gebracht, zodat zij voor de appelrechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn (HR 5 december 2003, nr. C03/124, NJ 2004, 76). Een algemene grief om het geschil in volle omvang aan de appelrechter voor te leggen, is daartoe niet voldoende, aldus de Hoge Raad. 

De Hoge Raad oordeelt: “Dit oordeel (van het Hof) is onbegrijpelijk in het licht van de omstandigheden dat: (a) de veroordeling in eerste aanleg is uitgesproken op zowel de merkenrechtelijke als de handelsnaamrechtelijke grondslag; (b) geen van de grieven van Eurochemie in hoger beroep is gewijd aan de handelsnaamrechtelijke grondslag van de vordering; (c) Eurol in haar memorie van antwoord, onder het opschrift “Omvang hoger beroep” heeft gewezen op het ontbreken van grieven tegen het bestreden vonnis voorzover het op de handelsnaamrechtelijke grondslag berustte (…); (d) de maatstaven aan de hand waarvan inbreuken op merkrechten en handelsnaamrechten moeten worden vastgesteld deels uiteenlopen (...).

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof te Arnhem en verwijst het naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling van de beslissing. Lees het arrest hier.