IEF 22291
14 oktober 2024
Uitspraak

Puma en Calvin Klein tegen sokken en boxershorts die inbreuk maken op hun merkenrecht

 
IEF 22294
14 oktober 2024
Uitspraak

Uitzending niet onrechtmatig omdat het berust op feiten

 
IEF 22293
14 oktober 2024
Uitspraak

Uiting van Kingspan en uitingen van Rockwool over de (on)brandbaarheid van isolatiemateriaal door het Hof aangemerkt als ongeoorloofde vergelijkende reclame

 
IEF 3324

Hee Hoo

"Lingo presentatrice Lucille Werner wordt door componist en tekstschrijver Peter Groenendijk beschuldigd van plagiaat. Volgens Groenendijk is het door Lucille geschreven Lingo-lied 'Hee Hoo Lingo' al een jaar geleden door hem gecomponeerd. De componist denkt erover om stappen te nemen tegen Lucille."

Lees hier iets meer.

IEF 3322

Auteursrechtelijke nul tolerantie

cp2.JPGDiverse media berichten dat de politie een 16-jarig meisje uit Hellevoetsluis op de bon heeft geslingerd, omdat zij op de rug van haar jas een afbeelding droeg van de stripfiguur Calvin (van Calvins & Hobbes) die over het logo van de politie urineert (bovenste beeldcitaat). De jas is in beslag genomen.

“’We hebben heus wel gevoel voor humor,' reageert politiewoordvoerder Ger de Jong, ‘maar dit gaat te ver. Dit is belediging. Bovendien is het politielogo ook nog eens auteursrechtelijk beschermd, dus je mag het niet zomaar gebruiken.'”

Tip voor wederpartijen: Google leidt al snel naar stickersites waar de sticker in diverse uitvoeringen kan worden besteld (onderste beeldcitaat). 

Lees hier iets meer (AD).

IEF 3321

Hoge potentiëlen

Rechtbank Amsterdam 18 januari 2007, KG ZA 05-2202.  Memory Productions Events B.V. tegen Smart Events B.V. (Met dank aan Matthijs Kaaks, Boekx).

Vergelijkende en misleidende reclame. Verbod en rectificatie toegewezen.

Memory organiseert sinds 1988 carrièrebeurzen en congressen, waaronder de Nationale Carrièrebeurs. Smart Event organiseert sinds 2005 de Spits Careerevent. Smart Event heeft in het najaar 2006 een verkoopbrochure uitgegeven.

Memory vordert een verbod, rectificatie en opgave van alle relaties aan wie de brochures zijn verstrekt vanwege het onjuiste en misleidende karakter van de volgende mededelingen in de brochure: 

“De kans om high potentials tegen te komen is op het Spits Careerevent/de Spits Masterbeurs: 1,94 x groter dan op de Nobiles Carrièredage, 1,42 x groter dan op de Nationale Carrière Beurs.”

“RUIM 10.000 BEZOEKERS”

“De beurzen, die parallel aan elkaar worden gehouden, trekken telkens 10.000 bezoekers.”

“Een ander groot verschil tussen de beurzen is het opleidingsniveau van de bezoekers. Het Spits Careerevent trekt namelijk bovengemiddeld veel VWO-ers.”

“In nog geen drie jaar tijd heeft het Spits Careerevent een toonaangevende positie weten te bemachtigen op het gebied van nationale carrièrebeurzen. Ook afgelopen februari brachten ruim 10.000 hbo- en wo-studenten, starters en young professionals een bezoek aan onze evenementen. Onder de exposanten bevonden zich diverse multinationals die normaal gesproken niet op carrièrebeurzen staan, zoals Ahold, Unilever en Coca Cola.”

De Voorzieningenrechter oordeelt dat Memory voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat  “het bezoekersaantal van de Spits Careerevent van 2 november 2006 door haar sterk overdreven is en dus aanzienlijk lager is dan Smart Events claimt. Haar claim dat zij de grootste is, is aldus ook misleidend. Onweersproken is dat het bezoekersaantal en de kwaliteit van de bezoekers in deze branche een belangrijke indicator zijn voor het succes van het evenement en dat informatie op deze punten van belang is voor het aantrekken van potentiële deelnemende bedrijven.”

“Daarvan uitgaande is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat het vermelden van voornoemd bezoekersaantal en de claim dat de Spits Careerevent het grootste carrière-evenement is voor high potentials en dat de Spits Careerevent door de meeste high potentials worden bezocht misleidend is voor het relevante publiek en dus onrechtmatig jegens Memory.”

De bewering dat Ahold, Unilever en Coca Cola ‘normaal gesproken’ niet op carrièrebeurzen staan vergelijkt (volgens de voorzieningenrechter) niet met Smart Events en is zo algemeen van aard dat daarin geen misleiding wordt gezien.

De rectificatie wordt toegewezen, maar de vordering om Smart Events te veroordelen tot afgifte van een lijst met al haar relaties die de brochure hebben ontvangen is niet toewijsbaar, omdat toewijzing ertoe zou leiden dat Smart Events bedrijfsgeheimen aan Memory zou moeten prijsgeven. De Voorzieningenrechter ziet niet in dat Memory op dit punt een zodanig belang heeft dat het belang van Smart Events om haar bedrijfsgeheimen te bewaren daarvoor zou moeten wijken.

Lees het vonnis hier.

IEF 3320

Het ‘Hunter-octrooi’

Rechtbank ’s-Gravenhage 17 januari 2007, HA ZA 06-261. Conor Medsystems Inc. tegen Angtiotech Pharmaceuticals Inc, the University of British Columbia en Boston Scientific Corporation. (Met dank Peter Burgers, Brinkhof en Bas Berghuis, Freshfields)

Deelvonnis over de geldigheid van en de inbreuk op het octrooi van Angiotech en University of British Columbia (het ‘Hunter-octrooi’). Het octrooi heeft betrekking op zgn. Drug Eluting Stents (DES). Probleem-oplossingsmethode, partiële vernietiging (Spiro/Flamco), onderzoeksexceptie, Bolar-bepalingen, moratorium.

In dit 33 pagina’s tellende vonnis spreekt de rechtbank zich voor de tweede keer uit over de geldigheid van het Hunter-octrooi. In een vonnis van de rechtbank van 3 mei 2006 (hier te vinden op IEForum) inzake Angiotech/Sahajanand had de rechtbank geoordeeld dat conclusie 6 en 12 van het octrooi geldig zijn en dat Sahajanand daarop met de Infinnium-stent inbreuk maakte. Over de overige conclusies van het octrooi heeft de rechtbank in die procedure niet geoordeeld.

In deze zaak vordert Conor vordert in conventie dat het octrooi wordt vernietigd voor Nederland. Angiotech c.s. vorderen in reconventie een inbreukverbod met nevenvorderingen, waaronder een moratorium van drie jaar wegens gebruik van onrechtmatig in Nederland verkregen onderzoekgegevens ten behoeve van de aanvraag van een CE-vergunning.

Geldigheid

Volgens de rechtbank is conclusie 1 van het octrooi in de huidige vorm niet-inventief. De uitvinding volgens het octrooi ziet volgens de rechtbank, kort gezegd, op de toepassing van, specifiek, de stof taxol (paclitaxel) als geneesmiddel voor een op zichzelf bekende Drug Eluting Stent. Met het gebruik van taxol zou het probleem van hernieuwde ingroei van lichaamsmateriaal worden opgelost. Daarbij gaat het in de eerste plaats om het probleem van de ingroei van tumor/kankerweefsel en daarnaast om het probleem van restenose. Voor het probleem van de ingroei van tumor/kankerweefsel geeft taxol echter volgens de rechtbank geen inventieve oplossing. De rechtbank overweegt in r.o. 4.8:

“Nu ervan moet worden uitgegaan dat taxol ter voorkoming van obstructies als gevolg van ingroei door tumor/kankerweefsel geen onverwacht (voordelig) effect heeftm terwijl hiervoor reeds is overwogen dat op zich een geneesmiddelenafgevende stent bekend was en evenzeer de anti-tumor activiteit van taxol, kan zonder aanvullende gegevens, die ontbreken, niet worden aangenomen dat de enkele som van deze op zichzelf bekende kenmerken een combinatie-effect of synergetisch effect vertoont.”
 
De rechtbank acht de uitvinding echter wél inventief voor zover de taxol-stent een oplossing biedt voor het probleem van restenose. De specifieke toepassing bij restenose is echter pas terug te vinden in volgconclusie 12 van het octrooi. De rechtbank gaat uitgebreid in op de inventiviteit van deze volgconclusie (met toepassing van de probleem-oplossingsmethode) en concludeert dat deze ook overigens geldig is. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol voor nadere aktewisseling over de eventuele gedeeltelijke instandhouding van het octrooi met inachtneming van de criteria van het Spiro/Flamco-arrest (NJ 1998/2).

Inbreuk

De rechtbank overweegt dat de CoStar-stent en de Medstent van Conor onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen en dat er voldoende serieuze dreiging tot inbreuk is. Het beroep van Conor op de onderzoeksexceptie slaagt niet. De door Conor gesponsorde trials die in Nederland hebben plaatsgevonden hebben volgens de rechtbank geen zuiver wetenschappelijk doel. De rechtbank acht voldoende duidelijk dat onderzoeksresultaten door Conor zijn gebruikt om de CE-markering te verkrijgen, terwijl Conor onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de trials niettemin uitsluitend zouden zien op onderzoek naar een verbeterde stent. Het beroep van Conor op de Bolar-bepalingen slaagt evenmin, alleen al omdat de trials zijn verricht op een moment dat de implementatietermijn van richtlijn 2004/27/EG nog niet was verstreken. Naast een inbreukverbod ziet de rechtbank voor een moratorium van 3 jaar zoals door Angiotech gevorderd geen ruimte.

Lees het vonnis hier.

Ondertussen in Engeland…

De Engelse rechter ‘respectfully disagrees’ met de Haagse rechtbank. De Engelse High Court heeft bij vonnis van 24 februari 2006 het Engelse deel van het Hunter-octrooi nietig verklaard op de grond dat het niet inventief zou zijn. Dit oordeel is bevestigd door de Court of Appeal op 16 januari 2007, waarbij de Court of Appeal ook ingaat op het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2006 inzake Angiotech/Sahajanand. In een noot bij r.o. 4.24 van het vonnis van 17 januari jl. licht de rechtbank op haar beurt toe in welk opzicht haar oordeel afwijkt van het vonnis van de Engelse High Court.

Lees de uitspraak van de Britse Court of Appeals hier. Eerste Britse instantie hier.

IEF 3293

Kaartjes

Rechtbank Amsterdam 17 januari 2007,  HA ZA 06-1206, Ticketplus B.V. tegen Ticket Plus B.V.  (Met dank aan Helen Maatjes, Donk Advocaten)

Tussenvonnis, gebrek onderscheidend vermogen, inburgering, non-usus, soortgelijkheid.

Interessant tussenvonnis omtrent o.a. soortgelijkheid van diensten en inburgering van woordmerk uit 1995. Ticket plus heeft het woordmerk TICKET PLUS voor de klassen 39, 41 en 43 (gedeponeerd in 1995, dus voordat het BMB op inhoudelijke gronden toetste aan 6bis BMW). Ticketsplus heeft sinds 2005 het beeldmerk TICKETSPLUS (voor klassen 16, 35, 39, 41 en 42). Ticketsplus vordert dat het woordmerk TICKET PLUS nietig wordt verklaard, primair omdat het geen onderscheidend vermogen heeft, omdat het beschrijvend is, subsidiair omdat het 5 jaar niet is gebruikt.

Ticket Plus voert verweer en eist in reconventie dat Ticketsplus inbreuk pleegt ex 13A lid 1 onder b BMW (de rechtbank houdt nog de oude wet aan). Het beeldmerk moet tevens nietig worden verklaard.

Daarnaast stelt Ticket Plus dat Ticketsplus inbreuk maakt op de rechten van het merk TICKET PLUS door het gebruik van de handelsnaam TicketsPlus ex art. 13A lid 1 onder d BMW en 5a Hnw, en voorts dat het merk nietig is, omdat het jonger is (art. 3 lid 2 onder b jo. 14B lid 1 BMW).


De rechtbank overweegt dat TICKET PLUS uitsluitend bestaat uit benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduidingen van kenmerken van de waren en diensten. Het woord geeft weer dat het de verkoop van kaartjes betreft plus daarbijbehorende diensten. Auditief en visueel stijgt TICKET PLUS niet uit boven de som der delen. Daarom kan Ticket Plus haar merk niet aan Ticketsplus tegenwerpen, tenzij het woordmerk is ingeburgerd.


Inburgering
Ticket plus stelt 70% van de Formule 1 arrangementenmarkt te bezitten. Dit wordt door Ticketsplus betwist en Ticket Plus wordt toegelaten de inburgering te bewijzen, te weten ‘dat haar merk bij de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de diensten waarvoor het merk is ingeschreven is ingeburgerd.’ Zij slaagt hierin, nu zij het teken als logo heeft gebruikt.


Non-usus
Ticket plus krijgt (ex 5 lid 2 aanhef en onder a BMW) ook de bewijslast dat zij het merk de laatste vijf jaar normaal heeft gebruikt. TICKETSPLUS heeft immers bewijstechnische problemen bij een (negatieve) bewijsopdracht van non-usus.


Ticket Plus legt slechts 2 faxen over uit 2002, zodat de rechtbank tot de conclusie komt dat er geen sprake is van normaal gebruik in de laatste vijf jaar. Een overzicht van annuleringscertificaten uit november 2004 en januari 2006 is te mager om van normaal gebruik voor verzekeringsdiensten uit te gaan. Een vermelding in een brochure wordt als gebruik van handelsnaam gekwalificeerd en niet als merk.


Ticket Plus wordt echter toegelaten tot het leveren van nader bewijs. Een eventuele doorhaling zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard gezien de onherroepelijkheid.


Artikel 13a lid sub b en d
De rechtbank is van oordeel dat het merk van Ticket Plus en het teken zoals door Ticketsplus gebruikt zowel vistueel, auditief als begripsmatig met elkaar overeenstemmen. (…) in tegenstelling tot hetgeen Ticket Plus echter aanvoert, acht de rechtbank de diensten die partijen aanbieden. niet soortgelijk. Ticket Plus houdt zich bezig met de kaartverkoop voor (internationale) sportevenementen, waaronder in het bijzonder autoraces, in combinatie met reis- en overnachtingsarrangementen en daarbij behorende annuleringsverzekeringen, terwijl Ticketsplus zich bezighoudt met de kaartverkoop voor dagrecreatieparken en liet verrichten van promotionele activiteiten op het gebied van dagrecreatie. Daarbij wordt ook het geringe onderscheidende vermogen van TICKET PLUS in ogenschouw genomen.”


Het beroep op 13a lid 1 sub d faalt ook, omdat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan ongerechtvaardigd voordeel of afbreuk aan het onderscheidend vermogen kan worden aangenomen.


Artikelen 5 en 5a Hnw
Er wordt geen verwarring aangenomen, gezien de aard van de ondernemingen, kaartverkoop en bijbehorende diensten voor autoraces en amusementparken. Een consument die in een e-mail aan Ticket plus klaagt over diensten van ticketsplus doet hier niet aan af.


Lees het vonnis hier.

IEF 3292

Een vogeltje, een eekhoorn en vlindertjes

vlinders.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 18 januari 2007, KG ZA 06-2162 P/MB: Hema B.V.tegen Action Non Food B.V. (met dank aan Daniëlle van der Kolk, Houthoff Buruma).

Vonnis over inbreuk op auteursrecht op afbeeldingen op ballonnen.Het vogeltje, de eekhoorn en de vlinders moeten worden aangemerkt als werken in de zin van de Auteurswet

Hema ontwikkelt haar assortiment grotendeels zelf en heeft een ontwerpafdeling die de vormgeving van haar producten verzorgt. Els Snik heeft op 20 december 2004 ontwerptekeningen gemaakt voor ballonnen, met onder meer afbeeldingen van een vogeltje, eekhoorn en vlindertjes (zie de zwart/wit afbeeldingen in het vonnis). Hema heeft deze ballonnen vervolgens verkocht. De eerste ontwerptekeningen van het vogeltje en de eekhoorn voor een kussensloop dateren van 11 februari 2004 en zijn van de hand van Petra Coumans. De afbeeldingen zijn onderdeel van een serie “party goods”  en worden ook gebruikt op kadozakjes, bekers, servetten, tafelkleden, slingers en ansichtkaarten.

Action is een onderneming die in tientallen filialen non-food artikelen verhandelt, waaronder ballonnen met afbeeldingen van een vogeltje, eekhoorn en vlindertjes. De ballonnen worden verkocht in zakjes van 12, waarvan de overige 9 ballonnen een andere opdruk hebben (zie de afbeeldingen in het vonnis).

Op 2 november 2006 heeft Hema Action gesommeerd en bij akte van 15 december 2006 heeft Petra Coumans haar auteursrechten op de voor Hema gemaakte werken met de dierfiguurtjes aan Hema overgedragen.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat het vogeltje, de eekhoorn en de vlinders moeten worden aangemerkt als werken in de zin van de Auteurswet. De afbeeldingen hebben een eigen en oorspronkelijk karakter en dragen het persoonlijk stempel van de maker (zie voor de beschrijving daarvan het vonnis, r.o. 4.1). Het verweer dat Snik de maker is wordt niet gevolgd, omdat ter zitting is verklaard dat zij al jarenlang in loondienst is van Hema. “De omstandigheid dat de mogelijkheid bestaat om in individuele arbeidsovereenkomsten af te wijken van de hoofdregel dat de werkgever rechthebbende is op auteursrechten van werknemers is onvoldoende om aan te nemen dat daarvan in deze zaak sprake is, zodat niet Hema, maar Els Snik rechthebbende zou zijn op haar ontwerpen.”


De inbreuk op de auteursrechten van Hema wordt vervolgens aangenomen omdat de totaalindruk van de door Action gehanteerde afbeeldingen zodanig overeenstemt met de afbeeldingen op Hema producten, dat aannemelijk is dat van ontlening sprake is. “Action heeft alle onder 4.1 vermelde karakteristieke elementen van de in het geding zijnde afbeeldingen overgenomen, waarbij het enige verschil is dat de eekhoorn in spiegelbeeld is afgebeeld en dat de kleuren anders zijn.” De omstandigheid dat afbeeldingen van eekhoorns, vogeltjes en vlinders in zijn algemeenheid geschikt zijn om producten voor met name kinderen aantrekkelijk te maken doet daaraan niet af. De door Action overgelegde andere afbeeldingen laten volgens de voorzieningenrechter immers een hele andere totaalindruk achter. Dat de ballonnen deel uitmaken van een pakketje neemt de inbreuk ook niet weg. Irrelevant is dat Hema thans geen ballonnen met de in het geding zijnde afbeeldingen verkoopt.


Ook een beroep op de algemene voorwaarden van Action, waarin voor wat betreft haar leverancier een garantie- en vrijwaringsbepaling is opgenomen, kan haar volgens de voorzieningenrechter niet baten omdat zij niet afdoen aan de eigen verantwoordelijkheid van Action om zelf geen inbreukmakende artikelen te verhandelen.


De vordering tot winstafdracht wordt afgewezen: “Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen en van de eiser niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Met betrekking tot de door Hema gevorderde winstafdracht is niet aan dit criterium voldaan. Voorshands is onvoldoende duidelijk of Action met de be[ver?, IEF]handeling van de inbreuk makende ballonnen (een substantiële) winst heeft gemaakt, noch heeft Hema nader gemotiveerd wat haar spoedeisende belang is bij deze vordering.”


Naast de overige nevenvorderingen, worden de volledige proceskosten worden wél toegewezen: “Hiervoor is van belang dat Action ook na de sommatie van 2 november 2006 niet bereid is geweest de inbreuk te staken, maar slechts de verkoop van de ballonnen heeft opgeschort in afwachting van de uitkomst van dit geding. Hierdoor heeft zij Hema genoodzaakt tot het voeren van dit geding. Ook deze vordering van Hema zal dan ook worden toegewezen, waarbij de door Hema in het geding gebrachte specificatie van deze kosten tot uitgangspunt zal worden genomen, aangezien deze niet onredelijk voorkomt.”


Lees het vonnis hier.

IEF 3291

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Amsterdam 18 januari 2007, KG ZA 06-2162, HEMA tegen Action Non Food

"De voorzieningenrechter veroordeelt Action om zich, onmiddelijk na de betekening van dit vonnis, te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Hema met betrekking tot de in het lichaam van de dagvaarding omschreven ballonnen met afbeeldingen van een vogel, een eekhoorn en vlinders (...)".

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 18 januari 2007, KG ZA 06-2202 OdC/JdS. Memory Productions Events B.V. tegen Smart Events B.V. (Met dank aan Matthijs Kaaks, Boekx).

Vergelijkende en misleidende reclame.

Lees het vonnis hier.

IEF 3290

EEX + GmodV = bevoegdheid

Rechtbank ’s Gravenhage 17 januari 2007, HA ZA 06-2498. Garmin (Europe) Ltd c.s. tegen TomTom International B.V.

Vonnis in bevoegdheidsincident in bodemprocedure over Gemeenschapsmodelrechten. Toepassing EEX-bepalingen in combinatie met GmodV.

Garmin vordert een verklaring voor recht – met gelding in alle EU lidstaten - dat zij met haar producten (navigatiesystemen in auto’s) geen inbreuk maakt op de Gemeenschapsmodelrechten van TomTom. (Lees hier een eerder vonnis van de Voorzieningenrechter van dezelfde rechtbank waarin geoordeeld werd dat Garmin geen inbreuk maakt op deze modelrechten).

In reconventie vordert TomTom om Garmin c.s. (vier procespartijen in totaal) te gebieden om ieder gebruik van de Garmin navigatiesystemen, die volgens TomTom wel degelijk inbreuk maken op haar modelrechten, in de gehele EU te staken.


Garmin stelt in incident dat de rechtbank ’s Gravenhage voor wat betreft de vorderingen in reconventie slechts bevoegd is voor Nederland. Garmin (Europe) Ltd, is immers gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, zodat volgens Garmin op grond van artikel 82 lid 1 jo 83 lid 1 GmodV alleen de Engelse rechter paneuropees bevoegd is. Garmin voegt daaraan toe dat de overige drie Garmin vennootschappen weliswaar geen woonplaats hebben in Europa, maar wel geacht kunnen worden een vestiging te hebben in het Verenigd Koninkrijk bij Garmin (Europe) Ltd., zodat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ook voor deze partijen beperkt zou zijn tot Nederland. Garmin slaagt er echter niet in deze laatste stelling te bewijzen.


De rechtbank volgt ook overigens het betoog van Garmin niet. Zij constateert allereerst dat bevoegdheid in reconventie samenhangt met de bevoegdheid in conventie (op grond van artikel 5 en artikel 6 sub 3 EEX, omdat de tegeneis voortvloeit uit het rechtsfeit waarop de eis in conventie is gegrond). De rechtbank stelt vervolgens vast dat zij in conventie paneuropees bevoegd is op grond van 82 lid 1 jo 83 lid 1 GmodV, omdat verweerster TomTom in Nederland is gevestigd.


Volgens de rechtbank is zij in reconventie op grond van artikel 82 lid 2 jo 83 lid 1 GmodV paneuropees bevoegd ten aanzien van de niet in de EU gevestigde Garmin vennootschappen.  Wat betreft de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde Garmin (Europe) Ltd. concludeert de rechtbank dat zij – gelet op het bepaalde in artikel 6 sub 3 EEX - ook ten aanzien van deze procespartij in reconventie paneuropees bevoegd is, omdat er sprake is van een vordering in reconventie die het ‘spiegelbeeld’ is van de vordering in conventie. De bevoegdheid in reconventie kan bij een dergelijke samenhang van vorderingen niet kleiner zijn dan de bevoegdheid in conventie, aldus de rechtbank.


Lees het vonnis hier.

IEF 3289

Collectief grensoverschrijdend

Vorig jaar deed de Europese Commissie de aanbeveling over collectief grensoverschrijdend  beheer van auteursrecht en naburige rechten voor legitieme on-line muziekdiensten. In deze aanbeveling (Recommendation 2005/737/EC) stelde de Europese Commissie drie opties voor Om online muziekwinkels in staat te stellen op eenvoudiger wijze een licentie te verkrijgen die dan gelijk voor de hele EU van toepassing is: 1) niets doen, 2) het verbeteren van de samenwerking tussen collecting societies en, 3) het aanwijzen van 1 organisatie door rechthebbenden welke organisatie dan het werk kan licentiëren in de hele EU.

Inmiddels is het tijd om de impact van de aanbeveling te monitoren. De Commissie roept daarom alle stakeholders op om hun ervaringen met de aanbevelingen kenbaar te maken en om aan te geven hoe de online muziek sector zich heeft ontwikkeld.

Lees de call for comments hier. Lees de recommendation hier. Eerder bericht hier.