Afkoelen
Het OHIM heeft aangegeven een nieuwe procedure inzake de cooling-off periode in opposities te hanteren. Tot op heden was de standaard cooling-off periode twee maanden, welke periode steeds kon worden verlengd tot het maximum van 24 maanden.
Met ingang van 1 maart is deze procedure gewijzigd. Wanneer er een wederzijds verzoek wordt ingediend om de cooling-off periode te verlengen, wordt deze verleend voor een periode van 22 maanden (inclusief de eerste 2 maanden dus maximaal 1 jaar). Verder is er een opt-out regeling van kracht: partijen kunnen nu eenzijdig aan het OHIM aangeven de verlengde cooling-off periode te willen afbreken. OHIM stelt wederpartij hiervan dan op de hoogte; 14 dagen na de notificatie van het OHIM aan de wederpartij vangt de ‘adversarial part’ van de oppositie aan.
Deze meer praktische benadering van de oppositie moet zowel het OHIM als de gemachtigden van beide partijen veel werk (en termijnstress) uit handen nemen: bij lange onderhandelingen hoeft er niet iedere 2 of 3 maanden een termijnuitstel te worden aangevraagd.
Bericht van OHIM hier.
Goh

Merkregistratie niet meer nodig: auteursrecht op logo, maar ook op de (merk)naam.
De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV de naam/het logo “O-NE” in de brief van 25 april 2005 als van haar afkomstig heeft openbaargemaakt. Op deze brief is niet de naam van de oorspronkelijke maker vermeld. Gesteld noch gebleken is dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was. Ingevolge artikel 8 van de Auteurswet leidt dit ertoe dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV als de maker van dat werk wordt aangemerkt.
Onder deze omstandigheden wordt de gestelde overdracht van de auteursrechten van Studio Baz aan Van den Hurk Beheer BV als ongeldig gepasseerd, omdat er - zonder tegenbewijs, waarvoor in deze procedure geen plaats is – van wordt uitgegaan dat Studio Baz niet (meer) bevoegd was om de auteursrechten over te dragen. Daarbij komt nog dat voor deze overdracht een akte nodig is en dat een dergelijke akte in deze procedure niet is overgelegd noch dat het bestaan ervan op overige wijze aannemelijk is geworden. Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV auteursrechtelijke aanspraken heeft op de naam en/of het logo “O-NE”.
Gedaagde wordt gevolgd in zijn verweer dat de vermelding van “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier, nog niet betekent dat de handelsnaam “O-NE” door Van den Hurk Beheer BV werd gevoerd.
Nu voormelde brief is ondertekend met de namen van bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde met daarachter de vermelding O-NE, is voldoende aannemelijk geworden dat - zoals gedaagde stelt - de naam voor het eerst werd gevoerd door een als een v.o.f. te kwalificeren samenwerkingsverband tussen bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde.
Dat het kantooradres van Van den Hurk Beheer BV en “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier vermeld staan en dat Van den Hurk Beheer BV voor het bedenken van de naam zou hebben betaald is in de onderhavige procedure niet relevant, nu dit niet betekent dat is voldaan aan het beslissende criterium van het zich onder de naam O-NE in het handelsverkeer begeven.
Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV de oudste rechten heeft op het gebruik van de handelsnaam O-NE
Lees het vonnis hier.
v
Weeswerken
Nog geen plannen voor het weekend? De BNO bericht over een internationale hulpactie voor weeswerken:
“Via de Amerikaanse Illustrators' Partnership ontving de BNO informatie over wetgeving in wording in de Verenigde Staten, de zogenaamde 'Orphan Works Amendment to U.S. Copyright Law'. Deze wetgeving komt er kort gezegd op neer dat inbreuk is toegestaan als werken worden gebruikt waarvan de maker niet bekend is of niet te achterhalen is. Deze werken worden als 'wees' beschouwd en mogen in feite dus door een ieder vrij gebruikt worden, ongeacht of deze werken van binnen of buiten de Verenigde Staten komen.
Met alle mogelijkheden die het internet tegenwoordig biedt, is het voor een rechthebbende vaak onmogelijk in de gaten te houden waar zijn werk opduikt en of de (verplichte) naamsvermelding heeft plaatsgevonden. Is dat niet gebeurd, dan zou een derde volgens deze nieuwe wet het werk als 'orphan' kunnen claimen en gevrijwaard zijn tegen claims wegens inbreuk op rechten. Uiteraard is dit een zeer onwenselijke situatie voor met name illustratoren en fotografen, maar dit kan ook andere ontwerpers treffen.
Daarom heeft de BNO gevolg gegeven aan een oproep bezwaar te maken tegen deze nieuwe wetgeving en faxen verstuurd aan een aantal senatoren die bij dit wetgevingsproces betrokken zijn (zie hier en hier voor de verzonden faxen). Voor meer informatie en een voorbeeldbrief om zelf bezwaar te maken zie het nieuwsbericht "Call for action" van 24 februari jl. op de site www.illustratorspartnership.org. Lees het bericht ook hier.
Rectificatie
De advocaat van Allergan, producent van het geregistreerde geneesmiddel Botox®, bericht dat hij vandaag helaas heeft moeten constateren dat op de website www.ie-forum.nl in het begeleidende schrijven bij het vonnis inzake Merck/Mierlo-Hout (zie bericht hier) de volgende zinsnede is gebruikt:
"Deze procedure betreft de nasleep van een geschil tussen Merck & Co en de New Fill Clinic van Conny Breukhovenc.q Vanessa. De New Fill Clinic doet niet alleen in Botox behandelingen, maar biedt ook cosmetische behandelingen aan tegen mannelijke kaalheid, onder de naam "New Hair". "
De Clinic for Injectables "doet" echter in het geheel niet "in" BOTOX® behandelingen. De Clinic for Injectables gebruikt namelijk het middel Dysport voor de intracutane behandeling van aangezichtsrimpels en niet het geregistreerde geneesmiddel BOTOX® van Allergan.
Dysport is niet afkomstig van Allergan en dient derhalve niet met BOTOX® te worden aangeduid. Op deze wijze wordt - onnodig - afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de goede reputatie van de BOTOX® merken van Allergan.
Bloemkwekerijproducten
“De Vereniging voor de Groothandel in Bloemkwekerijproducten (VGB) gaat een octrooiclaim op geconditioneerd vervoer per zeevracht juridisch bestrijden."De VGB krijgt 16.500 euro van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel om het octrooi te laten verwerpen. De claim voor het octrooi is afkomstig van John Keith Jones uit Bovenkarspel en betreft de werkwijze voor verpakken en staande op water vervoeren van snijbloemen." Lees hier meer (Zibb.nl)
Zelfstandig
Fragment uit de NRC van gisteren: "Bij toeval hoorde Fischer (Joop Visser) destijds dat zijn lied op de plaat zou komen, waarna hij protest aantekende. En de platenmaatschappij moest hem zijn zin geven, omdat hij – anders dan de meeste andere componisten en tekstdichters – zijn auteursrechten niet aan het bureau Buma/Stemra heeft overgedragen, maar die zelf beheert.
„Ik wil zelf kunnen bepalen wat er met mijn werk gebeurt”, zegt hij. Zelfs nu een deel van zijn teksten door allerlei onbevoegden op internet is geplaatst, en er ook ringtones met zijn liedjes kunnen worden gedownload, blijft Fischer bij zijn principe: „Tja, dat internet, dat wordt allemaal gedaan door mensen die zelf niks kunnen. Maar ik heb nog geen argument gevonden om mijn standpunt te wijzigen.” Lees hier alles over Marijke en Blaren.
Tentenbouwers
De Stentor bericht dat “tentenbouwer Gerjak uit Harfsen wordt beschuldigd van plagiaat. Het gaat om een vouwwagen die precies zou lijken op die van zijn concurrent Holtkamper. Vooral op de driehoekige vormen van de ramen en het tentdoek zit auteursrecht, meent tentenbouwer Holtkamper uit Emmen.
Concurrent Gerjak is zich van geen kwaad bewust. Het principe van een vouwwagen brengt volgens hem automatisch met zich mee dat er met driehoekige vlakken wordt gewerkt. Omdat de tent namelijk als een soort waaier wordt uitgeklapt."
Lees hier meer (over de opstelling van het bewijs).
Minder bits
Rechtbank 's-Gravenhage, 24 maart 2006, rolnr. 257709/KG ZA 06-52. BenQ Europe tegen Sisvel en de Staat. Vonnis over conservatoir beslag tot afgifte ex art. 70 ROW en belangenafweging.
Philips is tezamen met France Télécom, Télédiffusion de France en Institut für Rundfunktechnik houder van drie Europese octrooien met gelding voor onder meer Nederland en Duitsland die betrekking hebben op zogenoemde MP3 technologie. Philips c.s. heeft aan Sisvel een onherroepelijke volmacht verleend. Sisvel heeft uit hoofde van deze volmacht een partij van 3000 mobile telefoons met MP3 functionaliteit afkomstig uit Taiwan en bestemd voor BenQ die "mogelijk inbreuk maakt op een intellectueel eigendomsrecht van de houder(s) van: MP2/3 (SISVEL)" laten tegenhouden door de douane en na verlof van de rechtbank (zie hier) conservatoir beslag laten leggen. BenQ vordert nu dat het beslag onmiddelijk wordt opgeheven en de Staat de telefoons vrijgeeft aan BenQ.
De vordering van BenQ wordt afgewezen. BenQ stelt dat de gegeven volmacht niet toereikend zou zijn voor Sisvel om namens de octrooihouders op te treden. De rechtbank acht echter dat Sisvel nadrukkelijk en onherroepelijk gemachtigd krachtens procesvolmacht is en dat dit een erkende figuur is volgens vaste rechtspraak in Nederland.
Voorts acht BenQ dat het naar Nederlands recht onmogelijk zou zijn om conservatoir beslag tot afgifte te leggen ex art. 70 lid 6 ROW 1995. Dat wordt voorshands eveneens onjuist geoordeeld, zoals blijkt uit de uitvoerige overweging onder 4.4.
Nu de geldigheid-s en inbreukvragen aangaande de octrooien materieel uitdrukkelijk niet ter discussie staan (hierop wordt in de bodemprocedure nader ingegaan), wordt ervan uitgegaan dat de telefoons vanwege de MP3 functionaliteit inbreuk maken op de voorshands geldig te achten octrooien. Het beslag is aldus rechtsgeldig gelegd, voor zover daaraan octrooi-inbreuk ten grondslag is gelegd.
BenQ stelt tevens dat het beslag 'onnodig respectievelijk disproportioneel' is. De rechtbank acht de belangen van de octrooihouders aanmerkelijk groter dan die van BenQ. "Bij die stand van zaken kan Sisvel worden gevolgd in haar stelling dat het op de markt komen van de telefoons, die in het onderhavige geding geachte moeten worden inbreuk te maken op de octrooien, een onaanvaardbaar precedent zou vormen ten opzichte van derden die wel, teneinde de octrooien te respecteren, een licentievergoeding betalen en de overige licentievoorwaarden accepteren. Alleen al om die reden is het belang van Sisvel niet te begroten op het bedrag van de gederfde licentievergoeding. Het belang bij BenQ tot uitlevering aan haar klanten is uiteindelijk te herleiden tot een zuiver financieel belang, dat onvoldoende opweegt tegen het belang van Sisvel om effectief tegen inbreuk te kunnen optreden."
De rechtbank volgt de Staat in haar stelling dat zij nodeloos in deze procedure is betrokken. Vrijgave tegen een zekerheidstelling is in de gegeven omstandigheden op grond van de APV helemaal niet mogelijk en aldus niet onrechtmatig.
Lees het vonnis hier.
Nieuw Haar
Rechtbank Den Haag, 22 maart 2006, rolnummer: 04-1670. Merck & Co Inc c.s. tegen Steunpunt Apotheek magistrale bereidingen Mierlo-Hout B.V.
Deze procedure betreft de nasleep van een geschil tussen Merck & Co en de New Fill Clinic van Conny Breukhovenc.q Vanessa. De New Fill Clinic biedt onder andere cosmetische behandelingen aan tegen mannelijke kaalheid, onder de naam "New Hair". Onderdeel van deze "New Hair" behandeling is het gebruik van zogenaamde "finasteride complex capsules". Deze capsules worden afgeleverd door Apotheek Mierlo-Hout.
Merck is van mening dat de "finasteride complex capsules" inbreuk maken op haar octrooirechten ten aanzien van het gebruik van finasteride (in het bijzonder een drietal Europese octrooien) en heeft daarom in oktober 2002 Apotheek Mierlo-Hout en een aantal vennootschappen rondom de New Fill Clinic gedagvaard in kort geding. Deze kortgedingprocedure is in november 2002 geschikt. De schikking is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, waarin onder meer is vastgelegd dat New-Fill Clinic en Apotheek Mierlo-Hout zich met onmiddellijke ingang zullen onthouden van iedere inbreuk op de octrooien van Merck.
In het vonnis van 22 maart 2006 is aan de orde of Apotheek Mierlo-Hout de vaststellingsovereenkomst heeft overtreden door alsnog een tweetal verpakkingen met in totaal 265 "finasteride complex capsules" af te leveren, en de hoogte van de contractuele boete die Apotheek Mierlo-Hout daarbij heeft verbeurd. De crux ligt daarbij in de uitleg van de boeteclausule op grond waarvan Apotheek Mierlo-Hout een boete van 5000 Euro verbeurt voor "ieder product (tablet/capsule)" waarmee zij de verplichting in de vaststellingsovereenkomst niet nakomt. Merck vindt dat deze clausule zo moet worden uitgelegd dat Apotheek Mierlo-Hout 5000 Euro verbeurt per tablet of capsule waarmee zij de vaststellingsovereenkomst overtreedt en komt zo tot een vordering van 265 capsules X 5000 Euro = 1.325.000 Euro. Apotheek Mierlo-Hout stelt zich naast een aantal andere verweren op het standpunt dat een dergelijke uitleg van de overeenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
De rechtbank stelt Merck in het gelijk in die zin dat zij van mening is dat er sprake is van een overtreding van de vaststellingsovereenkomst. Aan het beroep van Apotheek Mierlo-Hout op de apothekersexceptie en op de nietigheid van de octrooien gaat de rechtbank voorbij, omdat Apotheek Mierlo-Hout deze verweren door het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst al heeft prijsgegeven.
De rechtbank beoordeelt de vraag hoe de vaststellingsovereenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van de redelijkheid en billijkheid, en komt dan tot het oordeel dat de overeenkomst in redelijkheid niet zo kan worden uitgelegd dat een contractuele boete van 5.000 Euro wordt verbeurd per tablet/capsule waarmee de overeenkomst wordt overtreden. In het licht van de omstandigheden waaronder het boetebeding tot stand is gekomen en de hoogte van een dwangsom die in dit soort gevallen gebruikelijk is, vindt de Rechtbank het onwaarschijnlijk dat door partijen bedoeld is dat de boete van 5.000 Euro per tablet of capsule verbeurd zou worden.
Bij de berekening van de verbeurde boete gaat de Rechtbank daarom uit van de gebruikelijke aflevering van Finasteride als kaalheidmiddel door Apotheek Mierlo-Hout van 90 tabletten. Omdat Apotheek Mierlo-Hout één keer een aflevering van 90 capsules heeft gedaan en één keer een aflevering van 175 capsules, komt de Rechtbank tot een totaal van drie overtredingen van de vaststellingsovereenkomst. Apotheek Mierlo-Hout wordt veroordeeld tot betaling van een boetebedrag van 15.000 Euro aan Merck.
Lees het vonnis hier.
Licentierum
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 26 januari 2006 en 17 november 2005 Suriname Alcoholic Beverages tegen Bharat B.P.L. & Son V.O.F Over beëindigde licenties en oude voorraden.
SAB produceert in Suriname rum en is rechthebbende op twee Benelux-beeldmerken waarvan het woord Mariënburg onderdeel uitmaakt. De merken zijn ingeschreven voor rum. SAB heeft met Bharat c.s. op 10 juli 1989 een overeenkomst gesloten, waarbij onder meer is overeengekomen dat Bharat c.s. exclusief in de Benelux door SAB geproduceerde Mariënburgrum mag verkopen.
SAB heeft omstreeks april 2001 voor de laatste keer een partij rum, van 5.000 liter, aan Bharat c.s. geleverd. In 2004 hebben Bharat c.s. nog flesjes rum van 20 cl op de markt gebracht waarop voormelde Mariënburg-merken, althans daarmee overeenstemmende tekens, en het woord SAB (op de schroefdop) zijn afgebeeld. SAB verwijt Bharat c.s. daarmee inbreuk te maken op haar merk- en handelsnaamrechten.
Zij stelt daartoe dat de licentieovereenkomst inmiddels door haar is beëindigd en dat voormelde flesjes rum bevatten die niet van haar afkomstig is. Bharat c.s. voeren aan dat de flesjes rum van SAB bevatten en dat zij gerechtigd zijn de door SAB geleverde rum onder de Mariënburg-merken te verkopen, ongeacht of de licentieovereenkomst inmiddels is geëindigd, nu partijen niet zijn overeengekomen dat de voorraad binnen een bepaalde periode moet zijn verkocht.
SAB stelt zich op het standpunt dat Bharat c.s. na het einde van de overeenkomst niet meer gerechtigd waren de Mariënburg-merken te gebruiken, ook niet voor door SAB geleverde rum. Het Gerechtshof is van mening dat – nu de overeenkomst geen regeling op dit punt bevat – Bharat c.s. geen gebruik meer mogen maken van het merk:
“In artikel 11 B BMW is bepaald dat het uitsluitend recht op een merk kan worden ingeroepen door de merkhouder tegen een licentiehouder die handelt in strijd met de bepalingen van de licentieovereenkomst inzake onder meer de duur daarvan en de waren waarvoor de licentie is verleend.
Nu de overeenkomst geen regeling bevat over het gebruik van de merken na beëindiging van de overeenkomst, moet naar het voorlopig oordeel van het hof, behoudens wellicht bijzondere omstandigheden waaromtrent niets is gesteld, worden aangenomen dat Bharat c.s. niet gerechtigd zijn de merken te gebruiken na beëindiging van de overeenkomst en zij dus merk- en handelsnaaminbreuk plegen als zij gebruik maken van de merken en de handelsnaam nadat de licentieovereenkomst is geëindigd. Het hof heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat uit de overeenkomst valt af te leiden dat naast de koopprijs (waarvan de betaling is geregeld in artikel 10) voor de in bulk te leveren rum, op grond van artikel 6 voor het gebruik van de merken een aparte licentievergoeding verschuldigd is per in de handel te brengen fles, welke vergoeding niet verschuldigd is als geen gebruik wordt gemaakt van de merken. Voorts merkt het hof op dat SAB in eerste aanleg (vergelijk punt 10 van haar pleitnota van 3 juni 2004) heeft aangeboden het eventuele restant van de door haar geleverde rum terug te kopen.”
In het tussenarrest van 17 november 2005 bepaalt het Gerechtshof dat een comparitie zal plaatsvinden. Het Gerechtshof wil – kort gezegd - weten of Bharat c.s. nog rum van SAB op voorraad heeft. Het Gerechtshof is van mening dat SAB geen belang heeft bij een inbreukverbod, omdat Bharat c.s. geen voorraad meer lijkt te hebben. Vóór de comparitie is er tussen partijen een vonnis gewezen in de bodemprocedure. Het Gerechtshof sluit – op basis van de huidige jurisprudentie – aan bij het vonnis in de bodemprocedure:
“Voorafgaand aan de comparitie heeft SAB het tussen partijen in de bodemzaak gewezen vonnis van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 28 september 2005 toegezonden. Daarbij zijn Bharat c.s. bevolen elke inbreuk op de aan SAB toekomende Benelux merkenrechten SAB, MARIËNBURG en MARIËNBURG RUM te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom. Het gevorderde verbod om inbreuk te maken op de handelsnaamrechten van SAB (op de handelsnaam SAB) is in de bodemzaak afgewezen, waarbij het hof opmerkt dat dit van weinig praktisch belang is, nu de rechtbank heeft overwogen dat Bharat c.s. door het in casu verweten gebruik van het woord SAB (op de dop van de rumflessen) inbreuk maken op het beeldmerk SAB (van SAB. Tevens zijn de in kort geding gevorderde twee (in hoger beroep resterende) nevenvorderingen in het vonnis in de bodemzaak (onder d. en g.) toegewezen als omschreven in het dictum van dat vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Bharat c.s. zijn van het vonnis in hoger beroep gekomen.
Indien in kort geding moet worden beslist op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient de kort-gedingrechter in beginsel zijn vonnis af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in de overwegingen of in het dictum van het vonnis en ongeacht of dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan (vergelijk HR 19mei 2000, NJ 2001, 407).”
Lees het vonnis hier en het arrest
hier. Lees het vonnis van 28 september 2005 hier.