Geen verwarringsgevaar voor relevant publiek met hoger aandachtsniveau
Hof Den Haag 9 maart 2021, IEF 20134; ECLI:NL:GHDHA:2021:1344 (Diesel tegen Calvin Klein) Diesel is houdster van het hierboven weergegeven Beneluxmerk. Deze inschrijving heeft betrekking op de coin pocket met Diesel label. Calvin Klein (CK) verhandelt jeans met soortgelijke coin pockets met haar eigen label. Diesel is van mening dat CK hiermee inbreuk maakt op haar merken- en auteursrechten. In eerste aanleg [IEF 18490] is bepaald dat het Benluxmerk van Diesel onderscheidend vermogen mist. Hierdoor zijn de vorderingen van Diesel destijds afgewezen en is het merk nietig verklaard. Het hof komt allereerst, anders dan de rechtbank, tot de conclusie dat het merk wel onderscheidend vermogen heeft en dat het merk dus ten onrechte nietig is verklaard. Daarentegen oordeelt het hof dat er geen sprake is van een merkinbreuk of auteursrechtinbreuk. Het CK-label is anders geplaatst waardoor slechts in geringe mate sprake is van visuele overeenstemming. Dit is niet voldoende om te kunnen spreken van verwarringsgevaar bij het relevante publiek met een hoger aandachtsniveau.
Prejudiciële vraag over de uitleg van artikel 10 van de Richtlijn 2004/48
Hooggerechtshof Polen 7 juni 2021, IEF 20133, IEFbe 3262; C-355/21–1 (Procter & Gamble tegen Perfumesco) De verzoekende partij Procter & Gamble is producent van parfum en krachtens een licentieovereenkomst merkhouder van Hugo Boss. Perfumesco is een groothandel in onder andere parfum en verkoopt zogenaamde demonstratieproducten van het merk Hugo Boss. De Poolse rechter heeft de verordering van verzoeker tot vernietiging van de producten van Perfumesco toegewezen, omdat deze zonder de toestemming van P & G in de handel zijn gebracht. Daarnaast waren de verpakkingen beschadigd, wat de naam en het exclusieve karakter van Hugo Boss in diskrediet brengt. Bijgevolg hebben de genoemde rechterlijke instanties aangenomen dat de regeling van nationaal recht niet strijdig met het Unierecht in ruime zin mag zijn en dat de vernietiging van de waren ook moet worden gelast wanneer deze niet op onrechtmatige wijze door de eigenaar zijn vervaardigd of gemerkt.In dat verband is het in de prejudiciële vraag aan de orde zijnde vraagstuk gerezen, namelijk of artikel 10 van richtlijn 2004/48 zich verzet tegen de uitlegging van een bepaling van nationaal recht, die de mogelijkheid tot het gelasten van de vernietiging van waren beperkt tot waren die op onrechtmatige wijze zijn vervaardigd of gemerkt.
Vacature: Advocaat Intellectueel Eigendomsrecht bij BvdV
Ben jij een advocaat met ervaring op het gebied van het Intellectueel Eigendomsrecht? Ben je toe aan een nieuwe uitdaging en wil je werken in de binnenstad van Utrecht bij een advocatenkantoor dat het net allemaal even anders doet? Wellicht zijn wij op zoek naar jou!
Voor de groeiende IE praktijk binnen ons unieke kantoor zijn wij op zoek naar een advocaat die gespecialiseerd is in (soft) IE. Ervaring op het gebied van commerciële (IT) contracten en privacyrecht is een pre. Bij BvdV zal jij procederen en adviseren over uiteenlopende IE-vraagstukken en bovendien helpen de IE praktijk verder uit te bouwen.
Lees verder.
Letters „Ø” en „ϕ” te overeenstemmend om als beeldmerk ingeschreven te kunnen worden
Gerecht EU 14 juli 2021, IEF 20132, IEFbe 3261; ECLI:EU:T:2021:442 (Cole Haan tegen Samsøe & Samsøe) Cole Haan heeft inschrijving van een beeldmerk aangevraagd (links). Samsøe is van mening dat deze erg lijkt op haar eigen, oudere beeldmerk (rechts). Beide beeldmerken zijn bedoeld voor onder andere kleding en schoenen. De inschrijving door Cole Haan is in eerste instantie door het EUIPO geweigerd. Cole Haan vordert in deze zaak vernietiging van die beslissing en wil het merk kunnen inschrijven. Hiertoe heeft Cole Haan verschillende betekenissen van de letter „Ø” als argument aangevoerd. Het Gerecht verwerpt het beroep van Cole Haan en oordeelt dat het beeldmerk niet kan worden ingeschreven. Het relevante publiek zal het beeldmerk niet opvatten als een Deense letter, een wiskundig symbool of als een aanduiding van de diameter van een voorwerp. Nu het beeldmerk niet op deze wijze kan worden opgevat, stemmen de teken in te hoge mate overeen.
Aanvraag full label MA is geen reële dreiging van inbreuk op octrooi
Vzr. Rechtbank Amsterdam 16 juli 2021, IEF 20130, LS&R 1976; ECLI:NL:RBAMS:2021:4049 (AbbVie tegen Alvotech) AbbVie is houder van een aantal medische octrooien voor medicijnen tegen reuma en de ziekte van Crohn. Alvotech heeft voor een biosimilar een handelsvergunning aangevraagd voor alle indicaties, waaronder de indicaties waar de octrooien van AbbVie op zien. AbbVie stelt dat een dreiging van een octrooi inbreuk reëel is, nu Alvotech zich in de media heeft uitgelaten over de verhandeling van de biosimilar. De voorzieningenrecht stelt AbbVie in het ongelijk, omdat het niet aannemelijk is dat Alvotech de octrooien niet zal respecteren. Een enkele aanvraag van een full label MA betekent nog niet dat de dreiging van onrechtmatig handelen reëel is.
Uitspraak ingezonden door Paul Geerts, bureau Brandeis
Conclusie A-G HvJ: zichtbaar afgebakend deel kan als gemeenschapsmodel worden beschermd
HvJ Conclusie A-G 15 juli 2021, IEF 20129; ECLI:EU:C:2021:628 (Ferrari tegen Mansory Design) Mansory Design produceert en verkoopt zogenaamde tuning-kits voor Ferrari's, waarmee ze het uiterlijk van de auto op andere Ferrari modellen kan laten lijken. Ferrari stelt dat hiermee inbreuk wordt gemaakt op meerdere niet ingeschreven gemeenschapsmodellen. De belangrijkste vraag in deze zaak is onder welke voorwaarden bepaalde niet als gemeenschapsmodel ingeschreven losse onderdelen van het voorbrengsel voor bescherming in aanmerking komen. Allereerst concludeert de A-G dat de beschikbaarstelling van het volledige model ook leidt tot de beschikbaarstelling van het model van een deel van dat voortbrengsel. Ten tweede concludeert hij dat een zichtbaar deel van het voortbrengsel, dat afgebakend is door bijvoorbeeld lijnen of kleur als gemeenschapsmodel kan worden beschermd. Het zelfstandigheidscriterium hoeft hier volgens de A-G geen rol bij te spelen.
Bijdrage ingezonden door Allard Ringnalda, Klos c.s.
Noot van Allard Ringnalda bij het Brompton/Chedech Get2Get-arrest
Art. 2-5 Auteursrechtrichtlijn 2001/29; art. art. 10 Aw.
Brompton is houdster van de auteursrechten op de vormgeving van de Brompton vouwfiets. De auteursrechtelijke bescherming van de vormgeving van de Brompton vouwfiets omvat volgens Brompton een combinatie van vormgevingskenmerken die samenhangen met de mogelijkheid om de fiets in drie standen te vouwen. Chedech brengt in België een vouwfiets op de markt die dezelfde combinatie van vormgevingskenmerken bevat. Volgens Chedech komt aan de vormgeving geen auteursrechtelijke bescherming toe omdat zij technisch noodzakelijk is voor het toegepaste vouwmechanisme. Volgens Brompton is daarvan geen sprake omdat er vormgevingsalternatieven bestaan voor vouwfietsen die in drie standen kunnen worden gevouwen. Het Hof van Justitie antwoordt dat technisch noodzakelijke productvormgeving auteursrechtelijk beschermd kan zijn, mits zij het resultaat is van een eigen intellectuele schepping van de auteur. Dat dat het geval is, kan uit het enkele bestaan van vormgevingsalternatieven niet worden afgeleid. Nagegaan moet worden welke factoren de keuzes van de maker hebben beïnvloed, waarbij het bestaan van een octrooi in aanmerking genomen kunnen worden. Lees hier verder. [IEF 19259]
8e editie Data, Cybersecurity & Privacy (DCSP) nu verkrijgbaar!
The magazine Data, Cybersecurity & Privacy (DCSP) edition number 8 has been published! Once again, an edition where many of your data, cybersecurity and privacy related questions will be answered. Soon also available online. What to expect:
Columns
- Rob van den Hoven van Genderen about eHealth and the AI-regulation;
- Peter van Schelven about Secure Software Development and OWASP;
- Hans Schnitzler about ‘Datacracy’;
- Bernold Nieuwesteeg about the discussion about digital autonomy that must become part of the Dutch political debate.
Oud werkgever blijft rechthebbende van octrooien
Rechtbank Rotterdam 14 juli 2021, IEF 20127; ECLI:NL:RBROT:2021:7343 (Eiser tegen Mourik) Eiser is in 2010 in dienst getreden bij Mourik, een internationaal opererende onderneming in de petrochemische industrie. In de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat alle onstane rechten gedurende de arbeidsovereenkomst toekomen aan Mourik. Tijdens zijn dienstverband heeft eiser een tweetal uitvindingen gedaan, ter zake waarvan Mourik octrooiaanvragen heeft ingediend. Ook is ten aanzien van de tweede uitvinding een Innovatieovereenkomst tussen eiser en toenmalige werkgever tot stand gekomen. In 2019 is eiser ergens anders in dienst getreden. Eiser vordert nu ontbinding van de Innovatieovereenkomst en overdracht van de twee octrooien. Hij stelt dat er sprake is geweest van dwaling en dat de vergoeding die eiser destijds heeft gekregen niet in verhouding staat tot de uiteindelijk gemaakte omzet dankzij de uitvinding. De rechter gaat hier niet in mee en stelt dat de octrooien aan Mourik blijven toebehoren, maar dat eiser wel aanspraak maakt op de in de Innovatieovereenkomst afgesproken vergoeding.
Annotatie ingezonden door Alfredo dos Santos Gil, Nederlandse Publieke Omroep (NPO), op persoonlijke titel geschreven.
Noot van Alfredo dos Santos Gil bij het Bild-Kunst-arrest
Je mag niet linken als je niet kan linken (ook niet als het je toch lukt)!
Alfredo dos Santos Gil
De VG Bild-Kunst-zaak van het HvJ EU [IEF 19815] is een nieuwe aftakking in de weelderige jurisprudentie over het begrip mededeling aan het publiek via het internet. Het omzeilen van een doeltreffende technische bescherming tegen framed linken levert een nieuwe openbaarmaking op door de linkende partij. Het gaat om aanklikbare links of om automatisch werkende links (geïntegreerde of inline links), die de oorspronkelijke inhoud laten verschijnen binnen de frames van de linkende site.