IEF 22858
18 augustus 2025
Uitspraak

POP MART krijgt ex parte bevel tegen Jumbo-supermarkten wegens namaak Labubu’s

 
IEF 22857
18 augustus 2025
Uitspraak

HvJ: Beroep Qozgar tegen L’Oréal niet-ontvankelijk wegens ontbreken relevante rechtsvraag

 
IEF 22856
14 augustus 2025
Uitspraak

DTT moet broncode afgeven, betalingsverplichting fase 2 nog niet opeisbaar

 
IEF 22858

Uitspraak ingezonden door Paul Trapman, Ploum.

POP MART krijgt ex parte bevel tegen Jumbo-supermarkten wegens namaak Labubu’s

Rechtbank Den Haag 24 jul 2025, IEF 22858; C/09/688942 (POP MART tegen gerekwestreerden), https://ie-forum.nl/artikelen/pop-mart-krijgt-ex-parte-bevel-tegen-jumbo-supermarkten-wegens-namaak-labubu-s

Rb. Den Haag, 24 juli 2025, IEF 22858; C/09/688942 (POP MART tegen gerekwestreerden). POP MART Netherlands B.V., POP MART (Singapore) Holdings Pte. Ltd. en Beijing Pop Mart Creative Corp. Ltd. vragen in een ex parte procedure een verbod aan tegen meerdere Nederlandse supermarkten. Zij stellen dat deze supermarkten inbreuk maken op hun Uniemerken en auteursrechten door zonder toestemming producten aan te bieden die overeenstemmen met hun beschermde ontwerpen en merken. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd en stelt vast dat de geldigheid van de ingeroepen rechten voldoende is onderbouwd. De merkinschrijvingen en productvoorbeelden maken voldoende aannemelijk dat sprake is van inbreuk, althans van een relevante rechtsbetrekking. Gelet op het spoedeisend belang en de aannemelijkheid van inbreuk, bestaat voldoende grond voor toewijzing van de verzochte maatregelen zonder voorafgaand gehoor van de wederpartij. De rechter wijst het verzoek deels toe. De supermarkten moeten binnen 48 uur na betekening de in het verzoekschrift beschreven inbreuk op de merken en auteursrechten staken, waaronder het produceren, leveren en aanbieden van producten zoals ‘Labubu’s’. Voor iedere dag of product waarmee in strijd met het bevel wordt gehandeld, geldt een dwangsom van €10.000 per dag of €500 per product, met een maximum van €500.000 per partij. Ook wordt conservatoir bewijsbeslag toegestaan op digitale bestanden, inclusief toegang tot wachtwoorden en inloggegevens.

IEF 22857

HvJ: Beroep Qozgar tegen L’Oréal niet-ontvankelijk wegens ontbreken relevante rechtsvraag

HvJ EU 15 jul 2025, IEF 22857; ECLI:EU:C:2025:582 (Afaaq Ahmad Qozgar tegen EUIPO, L’Oréal), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-beroep-qozgar-tegen-l-oreal-niet-ontvankelijk-wegens-ontbreken-relevante-rechtsvraag

HvJ EU 15 juli 2025, IEF 22857; ECLI:EU:C:2025:582 (Qozgar tegen EUIPO, L’Oréal). Het Hof van Justitie verklaart het beroep van Qozgar tegen de weigering van zijn merkaanvraag “CLEOPATRA” niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een aangevoerde rechtsvraag die van wezenlijke betekenis is voor de eenheid, samenhang of ontwikkeling van het Unierecht. De door Qozgar aangevoerde juridische grieven voldoen niet aan de formele vereisten voor toelating van het beroep. Qozgar, een Indiase partij, heeft beroep ingesteld tegen het arrest van het Gerecht, waarin zijn vordering tot nietigverklaring van een beslissing van de Kamer van Beroep inzake een oppositieprocedure tussen hem en L’Oréal werd afgewezen. Het geschil betrof het merk “CLEOPATRA” waarvoor L’Oréal oppositie had ingesteld. Qozgar had onder meer aangevoerd dat EUIPO ten onrechte een termijn had verlengd zonder daartoe een gemotiveerd verzoek van L’Oréal te ontvangen, en dat L’Oréal misbruik had gemaakt van de oppositieprocedure door bewust bepaalde waren wel en andere niet in te zetten.

IEF 22856

DTT moet broncode afgeven, betalingsverplichting fase 2 nog niet opeisbaar

Rechtbank Amsterdam 3 jul 2025, IEF 22856; ECLI:NL:RBAMS:2025:4994 (eiser 1, eiser 2, eiser 3 tegen DTT Multimedia B.V.), https://ie-forum.nl/artikelen/dtt-moet-broncode-afgeven-betalingsverplichting-fase-2-nog-niet-opeisbaar

Rb. Amsterdam 3 juli 2025, IEF 22856; IT&R 4932; ECLI:NL:RBAMS:2025:4994 (eisers tegen DTT Multimedia B.V.). Eisers, exploitanten van een sporttrainingsapp, hebben met DTT een ontwikkelovereenkomst gesloten voor het bouwen van een nieuwe app in twee fasen. Het totale projectbedrag bedroeg €192.532, met 10% korting onder de voorwaarde dat beide fasen zouden worden afgenomen en fase 2 uiterlijk 31 december 2025 volledig zou zijn betaald. Fase 1 is inmiddels voltooid en betaald, waarna de app in september 2024 live ging. Eisers vorderen in kort geding afgifte van de broncode en bijbehorende documentatie, zodat zij de app door een derde kunnen laten aanpassen. DTT weigert en beroept zich op een contractuele bepaling dat overdracht pas plaatsvindt nadat alle opeisbare vorderingen zijn voldaan. Volgens DTT geldt dit ook voor de nog te betalen fase 2 en heeft zij recht op opschorting. De voorzieningenrechter oordeelt dat eisers bij het sluiten van de overeenkomst opdracht hebben gegeven voor beide fasen. De betaling voor fase 2 is echter pas eind 2025 verschuldigd en dus nog niet opeisbaar. Omdat fase 1 volledig is betaald, is er op dit moment geen openstaande betalingsverplichting die de levering van de broncode in de weg staat. Ook het beroep op opschorting wordt afgewezen, omdat daarvoor eveneens een opeisbare tegenvordering nodig is.

IEF 22855

Rechtsgeldige MyPVR-betekening bij vervallen kwekersrecht

HvJ EU 1 aug 2025, IEF 22855; ECLI:EU:C:2025:619 ((Romagnoli Fratelli SpA tegen CPVO)), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtsgeldige-mypvr-betekening-bij-vervallen-kwekersrecht

HvJ EU 1 aug 2025, IEF 22855; ECLI:EU:C:2025:619 (Romagnoli Fratelli SpA tegen CPVO). Romagnoli Fratelli SpA bezit sinds 2012 een communautair kwekersrecht voor het aardappelras Melrose. In oktober 2021 plaatst het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPVO) via het digitale platform MyPVR een factuur voor de jaarlijkse instandhoudingsvergoeding. Omdat betaling uitblijft, volgt in januari 2022 een digitale aanmaning via MyPVR en in februari een extra herinnering per e-mail. Wanneer de termijn verstrijkt zonder betaling, trekt het CPVO in maart 2022 het kwekersrecht in. Romagnoli dient vervolgens een verzoek tot restitutio in integrum in op grond van artikel 80 van Verordening 2100/94 en betaalt alsnog, maar het CPVO wijst het verzoek af omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden en de formele termijnen niet zijn nageleefd. Het Gerecht van de EU verwerpt in 2024 het beroep en oordeelt dat de elektronische betekening via MyPVR rechtsgeldig is, waarbij het benadrukt dat Romagnoli zelf bewust voor deze communicatiewijze heeft gekozen. Ook oordeelt het Gerecht dat Romagnoli niet aantoont dat alle vereiste zorg is betracht of dat sprake is van overmacht.

IEF 22852

HvJ EU: Stilzitten merkhouder leidt alleen tot rechtsverlies in richtlijngevallen

HvJ EU 1 aug 2025, IEF 22852; ECLI:EU:C:2025:618 (Lunapark Scandinavia tegen Hardeco Finland), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-stilzitten-merkhouder-leidt-alleen-tot-rechtsverlies-in-richtlijngevallen

HvJ EU 1 augustus 2025, IEF 22852; IEFbe 3950; ECLI:EU:C:2025:618 (Lunapark Scandinavia tegen Hardeco Finland). Lunapark Scandinavia Oy is merkhouder van DRACULA voor snoepgoed. Hardeco Finland Oy heeft in 2019 de activiteiten van Karkkimies Oy overgenomen. Karkkimies verkocht al jarenlang snoepgoed onder het teken ‘Dracula’, zonder daarop een merkrecht te hebben. Lunapark trad daar destijds niet tegen op, en ook na de overname zette Hardeco het gebruik voort. In 2020 start Lunapark een procedure wegens merkinbreuk en vordert zij een verbod en schadevergoeding. Hardeco voert aan dat Lunapark haar recht heeft verwerkt door jarenlang stil te zitten, waarbij het zich beroept op een algemeen beginsel van Fins privaatrecht dat vorderingen binnen een redelijke termijn moeten worden ingesteld. De Finse rechter oordeelt dat er sprake is van merkinbreuk, maar wijst de vorderingen af. Volgens de rechter heeft Lunapark door haar stilzitten het recht verloren, ook al geldt de wettelijke gedoogregeling (uit de Merkenrichtlijn) hier niet. Lunapark gaat in hoger beroep en stelt dat de Merkenrichtlijn 2015/2436 limitatief bepaalt in welke gevallen stilzitten tot verlies van rechten leidt.

IEF 22853

Rechtbank bevestigt ontbinding distributieovereenkomst en wijst auteursrechtelijke vorderingen af

Rechtbank Midden-Nederland 26 jun 2025, IEF 22853; ECLI:NL:RBMNE:2025:4067 ([eiseres] tegen [gedaagde]), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-bevestigt-ontbinding-distributieovereenkomst-en-wijst-auteursrechtelijke-vorderingen-af

Rb. Midden-Nederland 26 juni 2025, IEF 28853; ECLI:NL:RBMNE:2025:4067 (eiseres tegen gedaagde). Partijen sloten een Master Service Agreement (MSA) voor distributie van een door [eiseres] ontwikkelde online training over klinisch onderzoek van medische hulpmiddelen via het platform van [gedaagde]. Kernverplichtingen voor [gedaagde] waren het aanbieden van de training via haar webshop (art. 2.3 MSA) en het actief promoten daarvan (art. 2.5 MSA), waarbij de prijs in gezamenlijk overleg moest worden vastgesteld (art. 1.4 MSA). Na eenzijdige onlineplaatsing door [gedaagde] tegen een prijs van € 299 ontstond een conflict. [eiseres] sommeerde [gedaagde] op 22 februari 2024 om de MSA na te komen, met een prijsrange van € 229–495 als uitgangspunt. [gedaagde] reageerde niet en kwam op 11 maart 2024 in verzuim. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] de MSA op 1 mei 2024 rechtsgeldig heeft ontbonden wegens toerekenbare tekortkoming. Het beroep van [gedaagde] op aansprakelijkheidsuitsluiting in haar algemene voorwaarden faalt, nu de MSA daarover expliciete bepalingen bevat die voorrang hebben.

IEF 22854

Merknietigheid bij kwade trouw ook na vijf jaar mogelijk

HvJ EU 10 jul 2025, IEF 22854; ECLI:EU:C:2025:556 (Sánchez Romero Carvajal Jabugo S.A.U. tegen Embutidos Monells S.A), https://ie-forum.nl/artikelen/merknietigheid-bij-kwade-trouw-ook-na-vijf-jaar-mogelijk

HvJ EU 10 juli 2025, IEF 22854; IEFbe 3949; ECLI:EU:C:2025:556 (Sánchez Romero Carvajal Jabugo S.A.U. tegen Embutidos Monells S.A.). Carvajal is houder van de oudere Uniemerken 5J Cinco Jotas en 5J voor waren van klasse 29. Monells is houder van de Spaanse merken 5Ms en 5Ps, aangevraagd en ingeschreven voor dezelfde waren. In een buitengerechtelijke ingebrekestelling verzoekt Carvajal aan Monells het gebruik te staken en afstand te doen van de inschrijvingen. Daarbij worden twee specifieke data genoemd die samenvallen met het verstrijken van de vijfjaarstermijn waarbinnen een vordering tot nietigverklaring wegens gedogen kan worden ingesteld. De procedure tot nietigverklaring wordt later, na die termijn, ingesteld en is gebaseerd op de stelling dat Monells bij de aanvraag te kwader trouw heeft gehandeld. Monells voert aan dat Carvajal het gebruik jarenlang heeft toegestaan en door de brief de verwachting heeft gewekt dat na de genoemde data geen procedure meer zou volgen.

IEF 22850

Schadevergoeding auteursrechtinbreuk in EPGV-procedure gematigd tot €200

Rechtbank Amsterdam 7 jul 2025, IEF 22850; ECLI:NL:RBAMS:2025:5088 (Sumfinidade Unipessoal tegen [verweerder]), https://ie-forum.nl/artikelen/schadevergoeding-auteursrechtinbreuk-in-epgv-procedure-gematigd-tot-200

Rb. Amsterdam 7 juli 2025, IEF 22850; ECLI:NL:RBAMS:2025:5088 (Sumfinidade Unipessoal tegen verweerder). De kantonrechter te Amsterdam oordeelt in een zaak onder de Europese procedure voor geringe vorderingen (EPGV) tussen het Portugese Sumfinidade Unipessoal en een Nederlandse eenmanszaak. Het ging om het gebruik van een auteursrechtelijk beschermde foto zonder toestemming. De foto, gemaakt door een fotograaf waarmee Sumfinidade in 2020 een licentieovereenkomst had gesloten, stond zonder toestemming en bronvermelding tussen 14 februari 2019 en 15 februari 2022 op de website van verweerder. Beide partijen waren het erover eens dat sprake was van inbreuk. Het ging alleen nog om de hoogte van de schadevergoeding. Sumfinidade vordert € 5.000 gebaseerd op haar licentiemodel, maar verweerder voert aan dat geen commercieel voordeel was behaald, dat de plaatsing onbedoeld was en direct na ontdekking was beëindigd. De rechter vond de EPGV-Verordening van toepassing, omdat het geschil niet draaide om de vraag óf er inbreuk was, maar om de hoogte van de vergoeding.

 

IEF 22851

Programma BIE-symposium 2025 bekend

Op woensdag 8 oktober vindt in samenwerking met het tijdschrift Berichten industriële Eigendom (BIE) het BIE-symposium 2025 plaats. Ook dit jaar hebben we het tijdens het symposium over het Unified Patent Court (UPC), onder leiding van Constant van Nispen.

IEF 22849

Geen innovatiebox voor VS-licentie op Nederlands octrooi

Rechtbank Noord-Nederland 22 jul 2025, IEF 22849; ECLI:NL:RBNNE:2025:3048 (Eiseres tegen de inspecteur van de Belastingdienst), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-innovatiebox-voor-vs-licentie-op-nederlands-octrooi

Rb. Noord-Nederland 22 juli 2025, IEF 22849; ECLI:NL:RBNNE:2025:3048 (eiseres tegen de inspecteur van de Belastingdienst). De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2019 en de belastingrentebeschikking. Eiseres vormt met drie dochtervennootschappen een fiscale eenheid. [X] is enig bestuurder en certificaathouder. In 2016 dient [X] Beheer B.V. een Nederlandse octrooiaanvraag in voor een uitvinding met betrekking tot [Q]; het octrooi wordt in 2018 verleend. Op 30 december 2019 sluiten [X] Beheer B.V. en eiseres een licentieovereenkomst met twee in de Verenigde Staten gevestigde vennootschappen, waarbij zij een exclusief gebruiksrecht verlenen voor exploitatie van het octrooi in de VS. [B] Inc. betaalt diezelfde dag $ 300.000. In de aangifte vennootschapsbelasting 2019 merkt eiseres dit bedrag aan als voordeel uit de innovatiebox en vermeldt dat zij overleg wil met de Belastingdienst. In een latere, gewijzigde aangifte neemt zij een liquidatieverlies op. De inspecteur corrigeert onder meer het niet in aanmerking te nemen voordeel innovatiebox. Eiseres stelt primair dat zij in aanmerking komt voor toepassing van de innovatiebox en dat zij de van [B] Inc. ontvangen gelden mag aanmerken als een kwalificerend voordeel. Zij voert aan dat dit voordeel voortvloeit uit een door haar voortgebracht immaterieel activum, zodat het kan worden belast tegen een lager effectief tarief. Zij beroept zich hierbij op afgegeven S&O-verklaringen, die dienen als toegangsbewijs voor de innovatiebox. Verder stelt zij dat de inspecteur het fair play-beginsel heeft geschonden. Subsidiair beroept zij zich op overgangsrecht, omdat voor het activum een octrooi is verleend. Meer subsidiair wil zij een forfaitaire berekeningsmethode toepassen. Als de innovatiebox niet (geheel) mag worden toegepast, stelt zij dat de van [B] Inc. ontvangen gelden als informele kapitaalstorting moeten worden aangemerkt.