Conclusie A-G in Dutch Filmworks tegen Ziggo
HR Conclusie A-G 29 januari 2021, IEF 19788, IT 3423; ECLI:NL:PHR:2021:83 (Dutch Filmworks tegen Ziggo) Deze kort geding-procedure draait om de vraag of internet service provider Ziggo kan worden verplicht om aan de rechthebbende op intellectuele eigendomsrechten de NAW-gegevens te verstrekken die horen bij IP-adressen van waaraf een film illegaal volgens die rechthebbende is gedownload. Het grondrecht op bescherming van intellectuele eigendom staat tegenover het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens en privacy van de internetgebruikers. Net als de voorzieningenrechter [IEF 18224] heeft het hof geoordeeld dat het aanpakken van ‘illegale downloaders’ onder voorwaarden rechtmatig is, maar dat in dit geval de rechthebbende te weinig rekening heeft gehouden met de belangen van de betrokken internetgebruikers [IEF 18806]. Daarom zijn de vorderingen van de rechthebbende afgewezen. Die beslissing acht A-G Drijber te billijken, zijn conclusie strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
Hoe temmen we big tech? Een gesprek met Egbert Dommering
Emeritus hoogleraar Informatierecht Egbert Dommering wordt door De Nieuwe Wereld TV geïnterviewd over de geschiedenis van het internet en zijn boek De Europese informatierechtsorde (2019). Dommering vertelt over de drie typen media: publieksmedia (zoals kranten en omroepen waar de overheid vanaf blijft), de openbare ruimte (waar iedereen alles kan doen en de overheid de orde waarborgt) en telecommunicatie (de post en later telefonie). Bij die laatste garandeerde de overheid de privacy van de gebruiker. Dommering: “Dat zijn geleidelijk aan ook sociale netwerken geworden. (...) De grote omslag is naar wat dan datacommunicatie heet.”
Bekijk hier de uitzending.
Merkdepots te kwader trouw door ex-werknemer
Hof Arnhem-Leeuwarden 23 februari 2021, IEF 19785; ECLI:NL:GHARL:2021:1766 (Ex-werknemer tegen Dry Works Holding) In deze zaak gaat het allereerst om de vraag of appellant, een ex-werknemer van Dry Works Holding, toen hij de merkdepots Aquapress en Dry Works verrichtte te kwader trouw was. Het hof beantwoordt deze vraag, net als de rechtbank, bevestigend. Als ex-werknemer van het voormalige Dry Works Nederland wist hij dat de merken Aquapress en Dry Works binnen de groep van Dry Works ondernemingen nog steeds werden gebruikt. De tweede vraag is of appellant inbreuk maakt op de merken van Dry Works Holding. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord, de daarop gebaseerde vorderingen worden afgewezen.
Turntoestellen mogen niet meer worden verhandeld
Rechtbank Den Haag 10 februari 2021, IEF 19784, ECLI:NL:RBDHA:2021:973 (JFS tegen Taishan) JFS c.s. is wereldwijd actief op de markt voor producten voor wedstrijdturnen en bewegingsonderwijs, waaronder turntoestellen. De Taishan-groep is actief op het gebied van de ontwikkeling, productie en verhandeling van sportmaterialen voor onder meer de turnsport. JFS c.s. claimt dat vijf van zijn turntoestellen onrechtmatig worden verhandeld door Taishan c.s. binnen de EU. De rechtbank verklaart dat Taishan met drie van haar producten inbreuk maakt op het auteursrecht van JFS c.s. Daarnaast maakt zij zich schuldig aan slaafse nabootsing (het stichten van nodeloos verwarringsgevaar) met het op de markt brengen van de andere twee producten. Taishan zal om die redenen per direct moeten stoppen met het aanbieden en verhandelen van de turntoestellen.
Geuite beschuldigingen vinden geen steun in feitenmateriaal
Hof Den Bosch 23 februari 2021, IEF 19782, IT 3420; ECLI:NL:GHSHE:2021:511 (Appellanten tegen William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdzorg) [Vervolg op IEF 18994]. Het beroep spitst zich toe op de vordering van de Stichting zoals die bij het beroepen vonnis aan de Stichting zijn toegewezen en waartegen appellanten zich hebben kunnen verweren. Volgens de Stichting handelen appellanten onrechtmatig tegenover haar en haar medewerkers door de video en de brief op internet en Facebook te plaatsen. Appellanten verweren zich met een beroep op hun recht van vrijheid van meningsuiting. Vooropgesteld zij dat het bij misstanden in de jeugdzorg gaat om een kwestie van algemeen belang die bij uitstek op grond van de vrijheid van meningsuiting door uitingen aan de orde hoort te kunnen worden gesteld. De geuite beschuldigingen aan het adres van Stichting en haar medewerkers vinden echter geen steun in het beschikbare feitenmateriaal. Appellanten schaden daarmee de Stichting en haar medewerkers in hun eer en goede naam en zij maken ernstig inbreuk op hun privacy. Het vonnis wordt dan ook bekrachtigd.
Ongeoorloofde vergelijkende reclame-uitingen Premiumkeur
Vzr. Rechtbank Amsterdam 23 februari 2021, IEF 19783, IT 3492; ECLI:NL:RBAMS:2021:728 (Woningkeur Groep en Perfectkeur tegen Premiumkeur) Woningkeur is een franchise-organisatie die met ongeveer twintig franchisenemers in heel Nederland bouwkundige keuringen uitvoert, veelal ten behoeve van potentiële kopers van woningen. Perfectkeur voert eveneens op landelijke schaal bouwkundige keuringen uit. Woningkeur en Perfectkeur zijn aan elkaar gelieerd en zijn beide aangesloten bij het keurmerk Vakkundig Gekeurd. Premiumkeur voert eveneens bouwkundige keuringen uit ten behoeve van potentiële kopers van woningen. Op de websites en op haar eigen YouTubekanaal zendt Premiumkeur filmpjes uit, waarbij gedaagde zich steeds bij een andere te keuren woning bevindt en de kijker uitleg geeft over wat hij ziet en doet. In deze filmpjes worden Woningkeur en Perfectkeur in een kwaad daglicht gezet. Hierop hebben Woningkeur en Perfectkeur, Premiumkeur aangeschreven en gesommeerd om de misleidende reclame, de ongeoorloofde vergelijkende reclame en de oneerlijke handelspraktijken op zijn websites en in zijn You Tubefilmpjes te staken. Premiumkeur beroept zich onder meer op zijn recht op vrijheid van meningsuiting. Geoordeeld wordt dat Premiumkeur de juistheid van de zware beschuldigingen onvoldoende aannemelijk heeft weten te maken, de vorderingen worden daarom toegewezen.
Dirk Visser: Verwarringsgevaar is genoeg om handelsnaam te beschermen
'Voor bescherming van beschrijvende handelsnamen op grond van art. 5 Handelsnaamwet volstaat verwarringsgevaar. Bijkomende omstandigheden zijn niet vereist,' schrijft Dirk Visser op de website Mr. Online over het oordeel van de Hoge Raad op 19 februari jl. in de zaak Dairy Partners [IEF19773].
Lees verder.
Artikel ingezonden door Rudi Holzhauer, The Legal Group.
Rudi Holzhauer: Nijn wil in het publiek domein
Bekendheid pakt lang niet altijd gunstig uit voor een werk of een merk. Helemaal los van de vraag of, dan wel in hoeverre, een bepaalde creatieve of communicatieve uiting geprivatiseerd mag worden dan wel in het publiek domein valt of dient te vallen, kan een werk of een merk dat “klein begint”, maar “groter groeit” daardoor waar het de bescherming betreft in allerlei problemen terecht komen. Rudi Holzhauer heeft het dan over de IE-variant van het gezegde: “Hoge bomen vangen veel wind” – grote werken/merken vangen veel navolging.
Zijn blog gaat over Nijntje, en een Chinese adaptator van “het wezen van het werk”. Nijntje is een werk van Dick Bruna. Het is ook een icoon. En dat icoon wordt – zoals veel iconen – op allerlei manieren “gebruikt”, die op gespannen voet staan met IE-rechten.
Lees hier de hele column van Rudi Holzhauer.
Conclusie P-G: deel klachten van voormalig GVB-bestuurder gegrond
HR Conclusie P-G 29 januari 2021, IEF 19780, IT 3414; ECLI:NL:PHR:2021:78 (Eiser tegen GVB) In deze zaak vordert een voormalig directeur van het Amsterdamse GVB een declaratoir dat een persbericht en vervolgens een publicatie in het jaarverslag 2012 over hem onrechtmatig zijn, alsmede rectificatie en schadevergoeding. Er was in het voorjaar van 2012 – eiser was toen al twee jaar geen directeur meer van het GVB – commotie ontstaan door publicaties in de Telegraaf over vermeende fraude bij het GVB. De raad van commissarissen (RvC) heeft die beschuldigingen laten onderzoeken door extern accountantsbureau BDO. Aan de uitkomsten heeft de RvC vervolgens conclusies verbonden, die middels een persbericht en later opnieuw in het jaarverslag over 2012 naar buiten zijn gebracht. De strekking van die conclusies was onder andere dat uit de feiten blijkt dat er structureel sprake is geweest van bestuurlijk gedrag dat niet voldoet aan de regels van good governance, dat ziet op regels van integriteit, rechtmatigheid, doelmatigheid en verantwoordelijkheid. Hieraan verbond de RvC als consequentie dat de nog in functie zijnde resterende twee directieleden niet konden worden gehandhaafd als bestuurders.
Artikel ingezonden door Rogier de Vrey, CMS.
Reactie op consultatie voor het initiatief wetsvoorstel Dwanglicenties
Rogier de Vrey plaatst enkele kanttekeningen bij het voorstel van de Tweede Kamerleden Ellemeet en Ploumen om de regels in de Rijksoctrooiwet 1995 inzake dwanglicenties te wijzigen zodat farmaceutische producten sneller en makkelijker op de markt komen.
'Zoals gezegd juich ik de ambitie toe om toegankelijkheid van farmaceutische producten in noodsituaties te waarborgen. Het probleem is echter dat gezien het bovenstaande het voorstel daar geen oplossing voor biedt. Het voorstel verandert ook niets (wezenlijks) aan de reeds bestaande dwanglicentie regeling.
De meerwaarde en de praktische uitvoerbaarheid van het voorstel wordt betwijfeld. Het is niet waarschijnlijk dat door het verlenen van een dwanglicentie de productie van farmaceutische producten zal worden versneld dan wel makkelijker wordt gemaakt. Naast het octrooirecht is ook andere wet- en regelgeving van toepassing op de productie van farmaceutische producten. Deze zullen ook moeten worden opgevolgd. Daarbij is het echte knelpunt de (bij Covid-19 extreem) hoge vraag tegenover beperkte productiecapaciteit.