IEF 22374
14 november 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Endstra

 
IEF 22373
14 november 2024
Uitspraak

Hof oordeelt over bevoegdheid octrooigemachtigde na vertrek opdrachtnemer

 
IEF 22332
14 november 2024
Uitspraak

Geen inbreuk op persuitgeversrecht, auteursrecht en databankenrecht met nieuws-signaleringen

 
IEF 18273

Twirl is bekende productiewijze en vormt geen merkinbreuk

Rechtbanken 1 mrt 2019, IEF 18273; ECLI:NL:RBDHA:2019:1845 (De Bondt tegen Hobbii), https://ie-forum.nl/artikelen/twirl-is-bekende-productiewijze-en-vormt-geen-merkinbreuk

Vzr. Rechtbank Den Haag 1 maart 2019, IEF 18273; ECLI:NL:RBDHA:2019:1845 (De Bondt tegen Hobii). Merkenrecht. De Bondt is groothandel in fournituren, haak- en breigarens en houdt in deze hoedanigheid een aantal merkregistraties, waaronder het woordmerk Benelux- en Uniewoordmerk WHIRL. Hobbii is een online-winkel die brei- en haakbenodigdheden verkoopt aan creatievelingen. Zij richt deze activiteit ook op Nederland middels een website. Zij gebruikt bij aanprijzing van haar waren de term ‘Twirls’. De Bondt stelt dat gebruik van deze term een inbreuk vormt op haar merkrecht. De rechter oordeelt dat er geen sprake is van een inbreuk is op het merkrecht van De Bondt, nu ‘Twirl’ verwijst naar het soort garen en het productieproces om dit garen te creëren door de draden om elkaar heen te draaien. Dit wordt voor de geïnformeerde gebruiker bekend geacht. De rechtbank wijst derhalve de vorderingen van De Bondt af, en veroordeelt haar in de proceskosten.

IEF 18281

Uitspraak ingezonden door Tjibbe Fokkens en Michel Korterink, Nysingh.

Ex parte verzoek kinderjurkjes Quapi toegewezen

Rechtbanken 28 feb 2019, IEF 18281; (Quapi tegen Jola c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/ex-parte-verzoek-kinderjurkjes-quapi-toegewezen

Vrz. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 februari 2019, IEF 18281 (Quapi tegen Jola c.s.) Ex parte beschikking inclusief het bijbehorende verzoekschrift. Uit het verzoekschrift: Quapi is een succesvolle en bekende speler op de markt van kinderkleding. In haar zomercollectie van 2018 heeft zij het jurkje ‘KARA’ op de markt gebracht. Quapi heeft zeer recent tot haar ontsteltenis geconstateerd dat Jola c.s. als onderdeel van haar nieuwe zomercollectie jurkjes aanbiedt die grote gelijkenis vertonen met het KARA jurkje van Quapi. De jurkjes dienen te worden aagemerkt als een werk, de auteursrechten liggen bij Quapi. Er is een spoedeisend belang en onherstelbare schade dreigt. Verzoekschrift wordt toegewezen.

IEF 18271

Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.

Geen misleidende uitlatingen omtrent certificeerbaarheid van producten

Rechtbanken 23 jan 2019, IEF 18271; ECLI:NL:RBROT:2019:1369 (Aviation Glass tegen Air-Craftglass), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-misleidende-uitlatingen-omtrent-certificeerbaarheid-van-producten

Rechtbank Rotterdam 23 januari 2019, IEF 18271, RB 3286; ECLI:NL:RBROT:2019:1369 (Aviation Glass tegen Air-Craftglass). Misleidende reclame. Bedrijfsgeheimen. Aviation Glass drijft een onderneming die zich bezighoudt met glastoepassingen voor de luchtvaart. Gedaagde is CEO geweest van Aviation Glass, maar is uit deze functie ontslagen. Gedaagde is hierna doorgegaan in dezelfde branche met een ander, nieuw bedrijf (te weten: Air-Craftglass). Hierna is een conflict ontstaan tussen gedaagde en Aviation Glass, waarna Aviation Glass naar de Rechtbank Rotterdam is gestapt. Hier stelt Aviation Glass o.a. dat gedaagde misleidende uitlatingen heeft gedaan over haar nieuwe producten. Gedaagde zou namelijk reclame maken met certificeringen die zij niet bezit. Ook stelt Aviation Glass dat gedaagde bedrijfsgeheimen van haar heeft gestolen. De rechtbank komt in beide gevallen tot de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar is. Dit omdat bij de vermeend misleidende uitlatingen het mogelijk is dat gedaagde haar producten eerst laat certificeren alvorens deze toe te passen, de producten zijn namelijk wel certificeerbaar. Met betrekking tot de bedrijfsgeheimen oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is gemotiveerd dat er sprake is van gestolen bedrijfsgeheimen.

IEF 18272

Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert van Leeway.

Hof Arnhem-Leeuwarden: achterdocht is onvoldoende grond voor beslaglegging

Gerechtshoven 19 feb 2019, IEF 18272; zaaknr. 200.218.777 (Holonite tegen Composietsteen), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-arnhem-leeuwarden-achterdocht-is-onvoldoende-grond-voor-beslaglegging

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 februari 2019, IEF 18272; zaaknr.: 200.218.700 (Holonite tegen Composietsteen).  Zie ook IEF 17224 en IEF 16779. Hoger Beroep. Bewijsbeslag. In kort geding heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Holonite in zoverre toegewezen dat Composietsteen moet toestaan dat de deurwaarder beperkte inzage krijgt in een beperkt aantal documenten. Het hoger beroep richt zich tegen deze beslissing. Holonite vordert dat Composietsteen inzage dient toe te staan in meer documenten dan aanvankelijk toegewezen. Deze vordering wordt afgewezen. Het Hof begrijpt dat er omstandigheden zijn die bij Holonite tot achterdocht hebben geleid, maar deze achterdocht is onvoldoende om aan te nemen dat Composietsteen jegens Holonite is tekort geschoten of anderszins onrechtmatig heeft gehandeld. In reconventie vordert Composietsteen opheffing van het bewijsbeslag. Nadeel of schade door de inbeslagneming is niet gebleken. Holonite heeft echter nog wel belang bij het beslag. De vordering in reconventie zal dus ook worden afgewezen.

IEF 18264

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU: Zijn nationale bepalingen persoonsgegevens uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden in strijd met Handvest?

HvJ EU 15 okt 2018, IEF 18264; (Associated Newspapers), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-aan-hvj-eu-zijn-nationale-bepalingen-persoonsgegevens-uitsluitend-journa

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU 15 oktober 2018, IEF 18264; IEFbe 2829; IT 2718; C-687/18 (Associated Newspapers) Via MinBuza: Verweerster is uitgeefster van de kranten van onder andere de Daily Mail. Verzoeker heeft gedurende meerdere jaren geklaagd over uiteenlopende artikelen die verweerster had gepubliceerd. Verzoeker heeft ook geklaagd over het feit dat de Daily Mail persoonsgegevens had verzameld, opgeslagen en gebruikt.  Verzoeker heeft bij de Britse rechter beroep ingesteld tegen verweerster met betrekking tot de door verweerster gepubliceerde artikelen. Verweerster heeft op grond van section 32 DPA (Data Protection Act, dit artikel geeft een mogelijkheid om af te wijken van artikel 9 van de richtlijn 95/46/EG) een vordering tot schorsing van het geding ingediend. Volgens lid 4 van dit artikel moet de nationale rechter het rechtsgeding schorsen wanneer de persoonsgegevens worden verwerkt voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden en met het oog op de publicatie door een persoon van journalistiek, literair of artistiek materiaal dat 24 uur voor de peildatum niet eerder door de voor de verwerking verantwoordelijke was gepubliceerd. In casu staat vast dat aan beide voorwaarden is voldaan. Verzoeker verzet zich tegen de schorsing omdat deze in strijd zou zijn met het Unierecht (richtlijn 95/46/EG en Handvest van de grondrechten). 

IEF 18262

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU: schendt videobewakingssysteem Unierecht?

HvJ EU 2 okt 2018, IEF 18262; (Asociaţia de Proprietari bloc M5A-ScaraA), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-aan-hvj-eu-schendt-videobewakingssysteem-unierecht

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 2 oktober 2018; IEF 18262; IEFbe 2828; IT 2717; C-708/18 (Asociaţia de Proprietari bloc M5A-ScaraA) Via MinBuza: Verweerster (de vereniging van eigenaren van het appartementencomplex) heeft een videobewakingssysteem geïnstalleerd in de gemeenschappelijke ruimten van het appartementencomplex. Verzoeker had ook ingestemd met het bewakingssysteem. De videobeelden zijn verwerkt zonder dat verweerster was geregistreerd als verantwoordelijke voor de verwerking. Deze gegevens zijn op verzoek van verweerster gewist, nadat er klachten waren ingediend door verzoeker. Later heeft een gespecialiseerd bedrijf de drie videocamera’s op verzoek van de vereniging van eigenaren gedemonteerd en overgedragen aan de verweerster. Zij heeft vervolgens geweigerd de camera's te demonteren. Verzoeker verzocht om een verklaring dat zijn recht op persoonlijke levenssfeer door verweerster is geschonden en om een bevel de camera’s te verwijderen en het hele videobewakingssysteem te ontmantelen, op straffe van een civielrechtelijke boete. Verzoeker voert aan dat het videobewakingssysteem vijf maanden na 21 oktober 2016 (de datum waarop de beelden zijn gewist) nog altijd aanwezig is. Verweerster heeft aangevoerd dat zij te goeder trouw, transparant en met de beste bedoelingen videocamera’s heeft geïnstalleerd met het doel het appartementencomplex M5A zo doelmatig mogelijk te beschermen. De verwijzende rechter verzoekt het hof daarom om uitlegging van de bepalingen van Unierecht, aangezien het recht op privéleven en familie- en gezinsleven van verzoeker niet in de kern mag worden aangetast door het aanbrengen van een videobewakingssysteem en het verwerken van gegevens door verweerster nadat deze de formaliteiten voor het verkrijgen van de status van voor de verwerking verantwoordelijke had vervuld.

IEF 18276

Prejudiciële vragen aan HvJ EU: in hoeverre mag nationale wetgeving privacy beperken bij een opsporingsonderzoek?

HvJ EU 18 jan 2019, IEF 18276; (Telefoontap), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-eu-in-hoeverre-mag-nationale-wetgeving-privacy-beperken-bij-een-opsporin

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 18 januari 2019, IEF 18276, IT 2720, IEFbe 2831; C-746/18 (Telefoontap) Via MinBuZa: Verzoeker is door de Estse rechter veroordeeld tot een gevangenisstraf. Bij het opsporingsonderzoek naar de strafbare feiten die verzoeker vermeend heeft begaan is door het Estse OM gebruik gemaakt van gegevens die zijn verstrekt door een telecommunicatiebedrijf. Deze gegevens heeft het OM opgevraagd op grond van de Estse wet inzake telecommunicatie. Mede op basis van deze gegevens is verzoeker in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren. Tegen dit vonnis is verzoeker in hoger beroep gegaan. In hoger beroep is de rechter tot een min of meer gelijk vonnis gekomen. Hierna heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld, met als voornaamste argument dat het verkregen bewijs niet als bewijs had mogen dienen en dat verzoeker dus ten onrechte is veroordeeld. Hierbij zijn met name artikel 15(1) van richtlijn 2002/58/EG en het Handvest van belang, die meer ruimte laten voor de privacy voor de burgers van de EU. De Estse wetgeving laat dus minder ruimte voor privacy, en biedt onder meer de mogelijkheid de gegevens van bellers bij een telecommunicatie te onderzoeken. De vraag is of de Estse wetgeving in lijn is met artikel 15(1) van richtlijn 2002/58/EG en het Handvest.

IEF 18268

Uitspraak ingezonden door Daniël Haije en Maarten Haak, Hoogenraad & Haak.

Pils van Lidl maakt geen inbreuk op merkrechten Grolsch

Rechtbanken 28 feb 2019, IEF 18268; Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBROT:2019:1591 (Grolsch tegen Lidl NL), https://ie-forum.nl/artikelen/pils-van-lidl-maakt-geen-inbreuk-op-merkrechten-grolsch

Rechtbank Rotterdam 28 februari 2019, IEF 18268; ECLI:NL:RBROT:2019:1591 (Grolsch tegen Lidl NL). Grolsch is een bierbrouwerij die pils op de markt brengt onder de naam Kornuit. Dit pils is op verschillende locaties verkrijgbaar. KORNUIT is door Grolsch ingeschreven als woord- en beeldmerk. Lidl NL exploiteert supermarkten en heeft een pils laten ontwikkelen dat zij op de markt heeft gebracht onder de naam Kordaat. Ook Lidl NL heeft haar teken in laten schrijven als woord- en beeldmerk. Grolsch stelt dat Lidl NL met Kordaat een inbreuk maakt op haar merkrecht, en spant daarom een kort geding aan voor de Rechtbank Rotterdam. Lidl NL voert hierop gemotiveerd verweer. Grolsch stelt dat er auditieve en visuele overeenstemming is, terwijl Lidl NL aanvoert dat er begripsmatig juist grote verschillen bestaan. Nu er discussie is over de vraag of de betekenis van de begrippen beiden bij het grote publiek bekend zijn kan de rechtbank hieromtrent in dit kort geding geen conclusie trekken. Hierna oordeelt de rechtbank dat de auditieve overeenstemming gering is en de visuele overeenstemming eveneens beperkt is. De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen sprake is van verwarringsgevaar. Met betrekking tot de vordering van Grolsch op grond van sub c van artikel 2.20 lid 1 BVIE oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is gebleken dat het publiek een verband legt tussen Kordaat en Kornuit. Al met al komt de Rechtbank tot het oordeel dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat Lidl NL een inbreuk maakt op het merkrecht van Grolsch zodat de vorderingen dienen te worden afgewezen.

IEF 18269

SOLV en Deikwijs bundelen krachten

Per 1 maart a.s. treden Deikwijs-partners Douwe Linders en Eva de Vries als partners toe tot SOLV Advocaten. Met de komst van deze twee doorgewinterde specialisten en meekomend talent Jacintha van Dorp bevestigt SOLV haar positie als toonaangevend nichekantoor op het gebied van ICT, privacy, intellectueel eigendomsrecht en mediarecht.

IEF 18258

Hof vernietigt vonnis: MyBrand maakt wel inbreuk op woordmerk SHRUNK

Gerechtshoven 19 feb 2019, IEF 18258; ECLI:NL:GHAMS:2019:478 (Scotch & Soda tegen MyBrand c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-vernietigt-vonnis-mybrand-maakt-wel-inbreuk-op-woordmerk-shrunk

Hof Amsterdam 19 februari 2019, IEF 18258; ECLI:NL:GHAMS:2019:478 (Scotch & Soda tegen Mybrand). Hoger beroep naar aanleiding van IEF 16197. Scotch & Soda is in hoger beroep gekomen tegen een eerdere uitspraak waarin het hof heeft bepaald dat MyBrand c.s. (hierna: MyBrand) geen inbreuk maakt op het woordmerk ‘SCOTCH SHRUNK’. Scotch & Soda voert twee grieven aan: allereerst dat ook aan het woordmerk ‘SHRUNK’ betekenis moet toekomen, nu de inbreuk ook na inschrijving (23 november 2015) heeft plaatsgevonden, en daarnaast dat niet ‘SCOTCH’, maar ‘SHRUNK’ het dominante bestanddeel is. Met betrekking tot de tweede grief (die het hof eerst heeft behandeld) oordeelt het hof dat er geen sprake is van verwarringsgevaar ten aanzien van ‘SCOTCH SHRUNK’, nu ‘SHRUNK’ vooral beschrijvend is. Met betrekking tot het woordmerk ‘SHRUNK’ voert MyBrand aan dat er geen sprake kan zijn van merkenrechtelijke bescherming nu deze term puur beschrijvend is. Het hof gaat hier echter niet in mee, nu ‘SHRUNK’ zeker enig onderscheidend vermogen toekomt. Nu ‘SHRUNK’ een merk is dat bescherming verdient, heeft MyBrand met haar verkopen inbreuk gemaakt op de merkrechten van Scotch & Soda. Het hof oordeelt dus dat er sprake is van een inbreuk, en veroordeelt MyBrand in de proceskosten.