Vragen gesteld aan HvJ EU: Bestaat er jegens officiële instantie recht op informatie over gewassen en niet over een beschermd ras?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 28 maart 2018, IEF 17721; IEFbe 2583; zaak C-239/18 (Saatgut-TreuhandverwaltungsGmbH tegen Freistaat Thüringen) Kwekersrecht. Verzoekster (Saatgut-Treuhandverwaltung) is werkzaam voor talrijke ondernemingen die in Duitsland houder van kwekersrechten en/of houder van exclusieve licenties voor de exploitatie van beschermde (planten)rassen zijn. Verweerder (Freistaat Thüringen) is een openbaar lichaam dat via een administratieve dienst is belast met het openbaar bestuur en de subsidieverlening. Verweer verzamelt derhalve de gegevens van de landbouwers die subsidie aanvragen en slaat deze op in een zogenaamde InVeKoS-databank. Verzoekster heeft bij brief van 05.04.2016 verweerder verzocht de gegevens die in de InVeKos-databank zijn opgeslagen, toe te zenden. Verweerder heeft dit verzoek op grond van §9(1) van de wet van de deelstaat Thüringen inzake de toegang tot informatie (hierna ThürIFG) afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Rogier de Vrey, CMS
Inventarisatie en vertaling naar schema van medisch objectieve gegevens geen beschermd werk van wetenschap
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 mei 2018, IEF 17720; LS&R 1614 (X tegen Amgen) Geen auteursrechtinbreuk. X heeft een wetenschappelijk artikel geschreven over Familiaire Hypercholesterolemie (FH). In dat artikel is een schema opgenomen aan de hand waarvan een score kan worden berekend waarmee een diagnose kan worden gesteld. Het schema en de FH score dienen ter ondersteuning van een exactere diagnose bij personen met een verhoogd risico op FH. Amgen heeft een folder gemaakt ter promotie van een website met de domeinnaam fhscore.eu. De folder en website bevatten informatie over FH. X stelt dat Amgen delen uit een door hem geschreven onderzoek heeft openbaar gemaakt voor commerciële doeleinden en daarmee inbreuk maakt op zijn auteursrechten. X heeft medisch objectief relevante gegevens geïnventariseerd en vertaald naar tabellen en scores ten einde gerichter de diagnose FH vast te kunnen stellen. Daarbij was voor het toepassen van eigen smaak, voorkeur, gewoonte of persoonlijke visie, geen, dan wel niet of nauwelijks plaats. Het artikel, schema en FH score zijn geen auteursrechtelijk beschermd werk van wetenschap.
Afstemmingsregel toegepast in paars kleurmerkzaak op partij die geen partij was in bodemzaak
Hof Arnhem-Leeuwarden 22 mei 2018, IEF 17719; IEFbe 2578; ECLI:NL:GHARL:2018:4622 (GSK tegen Sandoz) Beroep na IEF 15580 waarin de voorzieningenrechter de inburgering van het paarse kleurmerk onvoldoende aannemelijk acht. Toepassing afstemmingsregel op een partij die niet betrokken was in een bodemzaak, maar wel in het daarop volgende kort geding, omdat beide zaken materieel betrekking hebben op dezelfde kwestie. Het kleurmerk is geldig volgens de bodemzaak van de rechtbank van Koophandel Brussel [IEFbe 2520]. Het erga omnes-karakter van het merkrecht brengt mee dat dit ook geldt ten opzichte van Sandoz B.V., die geen partij in de Belgische bodemzaak is. In zoverre slagen de grieven van GSK. De rechtbank Brussel heeft, in strijd met vaste rechtspraak van het Hof van Justitie, de beschermingsomvang van het kleurmerk ten onrechte beperkt tot "tot die precieze kleurtint en -code die werd gedeponeerd als merk". Het beroep van GSK op artikel 2.20 lid 1 sub b en c van het BVIE is afgewezen, omdat het relevante publiek van artsen en apothekers, beslist op basis van werkzame stoffen en niet op basis van de kleur, zodat het "aanleunen van beide tinten niet relevant is voor de keuze" en dus geen verwarringsgevaar of onterechte associatie kan opleveren. Het hof beslist in lijn met het oordeel van Brussel rechtbank in het vonnis en wijst de inbreukvorderingen af. Het hof overweegt ten overvloede dat daarnaast het belang bij de gevraagde voorzieningen ontbreekt. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Erwin Angad-Gaur - Buma/Stemra – het dilemma
Erwin Angad-Gaur, Buma/Stemra - het dilemma, muziekwereld 2018/2, p. 32-33. Op 22 mei vindt de jaarvergadering van Buma/Stemra plaats. Op de vergadering zal de voorgestelde nieuwe bestuurlijke structuur in stemming worden gebracht en zijn op voordacht van de VCTN René Meister (Raad van Toezicht), Ben van den Dungen (Raad van Rechthebbenden) en Frank van Wanrooij (Buma Cultuur) (her)verkiesbaar. Goede vertegenwoordigers, die in de komende periode een belangrijke taak hebben in het stimuleren van verdere hervorming van Buma/Stemra. De broodnodige hervormingen verlopen ook nu nog, na veel ophef, na openbaarmaking van interne misstanden, na kritische artikelen in Muziekwereld, de Volkskrant, het Financieele Dagblad en andere media, te traag.
Uitspraak ingezonden door Michiel Coops, ABC Legal.
NTR heeft geen dwangsommen verbeurd want verdere openbaarmaking niet voorshands aangenomen
Vrz. Rechtbank Midden-Nederland 9 mei 2018, IEF 17715 (Stichting NTR tegen Gedaagde) Mediarecht. Op 14 mei 2011 heeft NTR een documentaire uitgezonden, waarin onder meer de profielfoto van Gedaagde van zijn, toen nog bestaande, Hyves-account een paar seconden deels afgeblokt is getoond. In de documentaire wordt Gedaagde beschuldigd van ernstige strafbare feiten, zoals bedreiging met een mes en aanzetten tot prostitutie. De voorzieningenrechter heeft op 24 november 2011 NTR verboden de documentaire verder openbaar te maken, zolang de foto van Gedaagde daarin wordt vertoond. NTR heeft de documentaire daags na het vonnis van het internet verwijderd en betwist dat zij achter de verdere openbaarmaking van de documentaire zit. Met deze betwisting strookt dat de documentaire is geüpload op sociale media-kanalen door gebruikers Y en StopLoverboys en op de webshop van Y te koop aan is geboden. Bovendien is de versie die online staat niet dezelfde versie als die NTR heeft uitgezonden. Verder heeft NTR niet de plicht om te voorkomen dat de documentaire door derden openbaar wordt gemaakt. Dit alles kan niet tot het voorshands oordeel leiden dat NTR geen uitvoering heeft gegeven uit de veroordeling uit het vonnis. NTR heeft geen dwangsommen verbeurd.
Uitspraak en samenvatting aangebracht door Jeroen Muyldermans & Olivier Vrins, Altius.
Vragen aan BenGH: Kan de artistieke vrijheid een geldige reden uitmaken in de zin van BVIE?
Voorz. NL Rechtbank van Koophandel Brussel 12 april 2018, IEF 17718; IEFbe 2576(The Damn Pérignon Collection) Merkenrecht. Vrijheid van meningsuiting. Vragen aan Benelux Gerechtshof. Een kunstenaar gebruikt het teken 'Damn Pérignon' in kunst. Het gebruik van de gewraakte tekens voor kleding trekt ongerechtvaardigd voordeel uit de bekendheid van de Dom Pérignon merken. Verweerster buit het imago van chique en vintage uit dat verbonden is met deze merken, en eigent zich het recht toe van de merkhouder om te bepalen met welke ondernemingen zij samenwerkt in het kader van marketing of sponsoring.
Het gebruik van het teken “Damn Pérignon” is bovendien schadelijk voor de reputatie. Het gebruik van scheldwoorden en de ‘boudoir’ context van promotie daarvan heeft een negatieve invloed op het imago van kwaliteit, luxe, vintage en traditie waarvoor de Dom Pérignon merken garant willen staan.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, Ntb.
Erwin Angad-Gaur - Auteurscontractenrecht laat nog veel te wensen over
Erwin Angad-Gaur, Auteurscontractenrecht laat nog veel te wensen over, muziekwereld 2018/2, p. 32-33. Bijna drie jaar geleden trad het nieuwe Auteurscontractenrecht in werking. Een wettelijke bescherming van auteurs en artiesten tegen wurgcontracten en onredelijke contractvoorwaarden. De wet was een eerste stap, maar het kon nog veel beter, vond ook een deel van de Tweede Kamer. Toenmalig staatssecretaris Fred Teeven deed daarom de toezegging tot een evaluatie na vijf jaar en een bespreking van de tussenstand na twee en een half jaar. Bij het ter perse gaan van dit nummer is de al maanden verwachte brief van het ministerie van Justitie en Veiligheid over die tussenstand nog altijd niet verschenen. Lees verder
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.
Kwantum heeft geen spoedeisend belang bij de voorlopige voorzieningen
Rechtbank Amsterdam 9 mei 2018, IEF 17713 (Kwantum tegen Kwantex c.s.) Merkenrecht. Kwantum vordert bij wijze van voorlopige voorziening Kwantex c.s. de inbreuk op haar merken te staken. Kwantum heeft geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorzieningen. In de hoofdzaak, waarin door Kwantex c.s. nog een conclusie van antwoord moet worden genomen, is nog geen eindbeslissing toewijsbaar. Daarnaast heeft Kwantum onvoldoende onderbouwd dat van haar niet kan worden gevergd dat zij de eindbeslissing in de hoofdzaak afwacht. Het gevraagde wordt afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten en Carja Mastenbroek, Dillinger Law.
Verschillende totaalindruk door andere poten onder stoel
Hof Amsterdam 15 mei 2018, IEF 17712; ECLI:NL:GHAMS:2018:1617 (Diwar tegen 4Udesigned) Geen auteursrechtinbreuk. Geen slaafse nabootsing. Diwar c.s. maakt de Jim stoel en 4Udesigned maakt de Carlito Wood stoel. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van auteursrechtinbreuk en geen slaafse nabootsing (IEF 16397). Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. De totaalindrukken van beide stoelen verschillen dusdanig dat van auteursrechtinbreuk niet kan worden gesproken. Het verschil in de totaalindruk wordt in belangrijke mate veroorzaakt door het verschil in poten. De houten poten van de Carlito Wood passen in de Scandinavische stijl, terwijl de glimmende metalen poten van de Jim stoel aansluiten bij de Italiaanse stijl van de jaren '50. Bij deze vergelijking laat het hof, anders dan de rechtbank, het verschil in bevestiging van de poten aan de kuip (voor zover deze niet zichtbaar is als de stoelen zich in staande positie bevinden) buiten beschouwing. De stoelen moeten immers worden beoordeeld in reguliere stand, bij normaal gebruik: staande op poten. Voor slaafse nabootsing is vereist dat de Jim stoel een zeker onderscheidend vermogen en een eigen plaats op de markt heeft. Dat de Jim stoel op grond van haar vormgeving/uiterlijk (in voldoende mate) aan deze criteria voldoet, hebben Diwar c.s. onvoldoende feitelijk toegelicht.
Gedaagde kan zich niet verschuilen achter (uitlatingen van) derden als deze ernstige beschuldigingen bevatten
Gerecht in EA van Aruba 2 mei 2018, IEF 17710 ; ECLI:NL:OGEAA:2018:256 (manager afvalinzameling tegen VOF) Rectificatie, vrijheid van meningsuiting minder zwaar dan het recht bescherming van eer en goede naam. Het gewraakte artikel betreft de publicatie van een verklaring van een grote groep werknemers van Serlimar, waarin zij verneemde misstanden bij Serlimar aan de kaak stellen en ten aanzien van die misstanden opheldering vragen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. De uitlatingen suggereren onder meer dat eiser, die thans een hoge managersfunctie bij Serlimar vervult, in het verleden via een derde persoon een contract is aangegaan met Serlimar voor het wassen van trucks voor een vergoeding van zevenduizend florin per maand.
Voor zover gedaagde heeft bedoeld om te betogen dat zij alleen de mening van de werknemers van Serlimar heeft gepubliceerd, slaagt dit verweer niet. Gedaagde heeft een eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot haar publicaties en kan zich niet verschuilen achter (uitlatingen van) derden, als deze ernstige beschuldigingen bevatten die niet op feitelijk juiste informatie zijn gebaseerd en schade kunnen toebrengen aan iemands reputatie. In de publicatie is onvoldoende afstand genomen van de uitlatingen van de werknemers en tijdens de mondelinge behandeling ook blijk van heeft gegeven achter de uitlatingen te staan. De uitlatingen hadden op hun feitelijke juistheid moeten worden onderzocht. Rectificatie wordt bevolen.