IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22691
12 mei 2025
Uitspraak

Handelsnaam ‘Taxi Troost en de Boer’ rechtmatig overgedragen aan rechtsopvolger TTB

 
IEF 22690
12 mei 2025
Artikel

IE Zomerforum. AI, Auteursrecht & Stijlnabootsing. De voorbereiding

 
IEF 1831

Een eigen recht

Rechtbank Breda, 8 februari 2006, HA ZA 04-1471. Van Gelderen Advocaten B.V. tegen Dhr. S.F. Mensen / Bureau Finview.

Van Gelderen, een advocatenkantoor gespecialiseerd in arbeidsrecht, biedt een telefonische nieuwsdienst onder de naam “De (landelijke) ontslaglijn”. Bureau Finview, een financieel adviesbureau geeft onder andere telefonisch advies in ontslagkwesties.

Voorgeschiedenis van deponeren en vastleggen gaat terug tot 1999. In dat jaar heeft Mensen de domeinnaam ontslaglijn.nl laten vastleggen. De inschrijving van het door Van Gelderen gedeponeerde woordmerk Ontslaglijn is in 2002 door het BMB geweigerd. In mei 2003 heeft Van Gelderen, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003, de handelsnaam “De (landelijke) Ontslaglijn”doen inschrijven in het handelsregister. Mensen heeft eveneens in mei 2003 de handelsnaam De Ontslaglijk laten inschrijven bij de KvK. In  november 2003 heeft mensen, na sommatie van Van Gelderen, de woorden “de  ontslaglijn van Bureau Finview” van haar website verwijderd. In september 2004 heeft Van Gelderen tenslotte het woord/beeldmerk De Ontslaglijn ingeschreven bij het BMB. Van Gelderen beschuldigt Mensen nu van merkinbreuk.

Rechtbank Breda vindt echter dat het merk van Van Gelderen ieder onderscheidend vermogen mist, het is geen emergent merk en inburgering is niet aangetoond. Bovendien heeft Mensen de tekens “de ontslaglijn”en öntslaglijn.nl” slechts gebruikt in beschrijvende zin en zelfs als het merk onderscheidend zou zijn geweest, zou er dus nog geen sprake zijn van inbreuk.

Finview heeft daarnaast een geldige reden om het teken te gebruiken, nu zijn dienstverlening ziet op ontslagkwesties en hij het teken reeds voor het gedeponeerd werd als domeinnaam gebruikte. Aldus beschikt hij over “een eigen recht om dat teken te gebruiken en dat recht behoeft niet voor de toepassing van artikel 13 A BMW te wijken.” Ook  is er geen sprake van nodeloseze verwarring of misleiding en van ongerechtvaardigd voordeel trekken van de reputatie van Van Gelderen of van een onrechtmatige daad kan dus geen sprake zijn.

In reconventie spreekt de Rechtbank de nietigheid uit van dit woord/beeldmerk van Van Gelderen en beveelt tot doorhaling.

Lees het vonnis hier.

IEF 1830

Afkoelen

Het OHIM heeft aangegeven een nieuwe procedure inzake de cooling-off periode in opposities te hanteren. Tot op heden was de standaard cooling-off periode twee maanden, welke periode steeds kon worden verlengd tot het maximum van 24 maanden.

Met ingang van 1 maart is deze procedure gewijzigd. Wanneer er een wederzijds verzoek wordt ingediend om de cooling-off periode te verlengen, wordt deze verleend voor een periode van 22 maanden (inclusief de eerste 2 maanden dus maximaal 1 jaar). Verder is er een opt-out regeling van kracht: partijen kunnen nu eenzijdig aan het OHIM aangeven de verlengde cooling-off periode te willen afbreken. OHIM stelt wederpartij hiervan dan op de hoogte; 14 dagen na de notificatie van het OHIM aan de wederpartij vangt de ‘adversarial part’ van de oppositie aan.

Deze meer praktische benadering van de oppositie moet zowel het OHIM als de gemachtigden van beide partijen veel werk (en termijnstress) uit handen nemen: bij lange onderhandelingen hoeft er niet iedere 2 of 3 maanden een termijnuitstel te worden aangevraagd.

Bericht van OHIM hier.

IEF 1829

Goh

Rechtbank Zutphen, 13 februari 2006, LJN: AV6421. Van den Hurk Beheer B.V. tegen gedaagde.

Merkregistratie niet meer nodig: auteursrecht op logo, maar ook op de (merk)naam.

De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV de naam/het logo “O-NE” in de brief van 25 april 2005 als van haar afkomstig heeft openbaargemaakt. Op deze brief is niet de naam van de oorspronkelijke maker vermeld. Gesteld noch gebleken is dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was. Ingevolge artikel 8 van de Auteurswet leidt dit ertoe dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV als de maker van dat werk wordt aangemerkt.

Onder deze omstandigheden wordt de gestelde overdracht van de auteursrechten van Studio Baz aan Van den Hurk Beheer BV als ongeldig gepasseerd, omdat er - zonder tegenbewijs, waarvoor in deze procedure geen plaats is – van wordt uitgegaan dat Studio Baz niet (meer) bevoegd was om de auteursrechten over te dragen. Daarbij komt nog dat voor deze overdracht een akte nodig is en dat een dergelijke akte in deze procedure niet is overgelegd noch dat het bestaan ervan op overige wijze aannemelijk is geworden. Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV auteursrechtelijke aanspraken heeft op de naam en/of het logo “O-NE”.
Het voeren van een handelsnaam betekent het bij het publiek ter identificatie gebruiken van een naam. Het sturen van een rekening door BAZ aan Van den Hurk Beheer BV op 17 april 2005 wordt niet aangemerkt als het voeren van de handelsnaam “O-NE” in voormelde zin, zodat de brief aan Sita van 25 april 2005 als het eerste - bepalende – voeren van de handelsnaam zal worden beschouwd.

Gedaagde wordt gevolgd in zijn verweer dat de vermelding van “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier, nog niet betekent dat de handelsnaam “O-NE” door Van den Hurk Beheer BV werd gevoerd.

Nu voormelde brief is ondertekend met de namen van bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde met daarachter de vermelding O-NE, is voldoende aannemelijk geworden dat - zoals gedaagde stelt - de naam voor het eerst werd gevoerd door een als een v.o.f. te kwalificeren samenwerkingsverband tussen bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde.

Dat het kantooradres van Van den Hurk Beheer BV en “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier vermeld staan en dat Van den Hurk Beheer BV voor het bedenken van de naam zou hebben betaald is in de onderhavige procedure niet relevant, nu dit niet betekent dat is voldaan aan het beslissende criterium van het zich onder de naam O-NE in het handelsverkeer begeven.

Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV de oudste rechten heeft op het gebruik van de handelsnaam O-NE

Lees het vonnis hier.


v

IEF 1828

Weeswerken

Nog geen plannen voor het weekend? De BNO bericht over een internationale hulpactie voor weeswerken:

“Via de Amerikaanse Illustrators' Partnership ontving de BNO informatie over wetgeving in wording in de Verenigde Staten, de zogenaamde 'Orphan Works Amendment to U.S. Copyright Law'. Deze wetgeving komt er kort gezegd op neer dat inbreuk is toegestaan als werken worden gebruikt waarvan de maker niet bekend is of niet te achterhalen is. Deze werken worden als 'wees' beschouwd en mogen in feite dus door een ieder vrij gebruikt worden, ongeacht of deze werken van binnen of buiten de Verenigde Staten komen.

Met alle mogelijkheden die het internet tegenwoordig biedt, is het voor een rechthebbende vaak onmogelijk in de gaten te houden waar zijn werk opduikt en of de (verplichte) naamsvermelding heeft plaatsgevonden. Is dat niet gebeurd, dan zou een derde volgens deze nieuwe wet het werk als 'orphan' kunnen claimen en gevrijwaard zijn tegen claims wegens inbreuk op rechten. Uiteraard is dit een zeer onwenselijke situatie voor met name illustratoren en fotografen, maar dit kan ook andere ontwerpers treffen.

Daarom heeft de BNO gevolg gegeven aan een oproep bezwaar te maken tegen deze nieuwe wetgeving en faxen verstuurd aan een aantal senatoren die bij dit wetgevingsproces betrokken zijn (zie hier en hier voor de verzonden faxen). Voor meer informatie en een voorbeeldbrief om zelf bezwaar te maken zie het nieuwsbericht "Call for action" van 24 februari jl. op de site www.illustratorspartnership.org. Lees het bericht ook hier.

IEF 1827

Rectificatie

De advocaat van Allergan, producent van het geregistreerde geneesmiddel Botox®, bericht dat hij vandaag helaas heeft moeten constateren dat op de website www.ie-forum.nl in het begeleidende schrijven bij het vonnis inzake Merck/Mierlo-Hout (zie bericht hier) de volgende zinsnede is gebruikt:

"Deze procedure betreft de nasleep van een geschil tussen Merck & Co en de New Fill Clinic van Conny Breukhovenc.q Vanessa. De New Fill Clinic doet niet alleen in Botox behandelingen, maar biedt ook cosmetische behandelingen aan tegen mannelijke kaalheid, onder de naam "New Hair". "

De Clinic for Injectables "doet" echter in het geheel niet "in" BOTOX® behandelingen. De Clinic for Injectables gebruikt namelijk het middel Dysport voor de intracutane behandeling van aangezichtsrimpels en niet het geregistreerde geneesmiddel BOTOX® van Allergan.

Dysport is niet afkomstig van Allergan en dient derhalve niet met BOTOX® te worden aangeduid. Op deze wijze wordt - onnodig - afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de goede reputatie van de BOTOX® merken van Allergan.

IEF 1826

Bloemkwekerijproducten

“De Vereniging voor de Groothandel in Bloemkwekerijproducten (VGB) gaat een octrooiclaim op geconditioneerd vervoer per zeevracht juridisch bestrijden."De VGB krijgt 16.500 euro van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel om het octrooi te laten verwerpen. De claim voor het octrooi is afkomstig van John Keith Jones uit Bovenkarspel en betreft de werkwijze voor verpakken en staande op water vervoeren van snijbloemen." Lees hier meer (Zibb.nl)

IEF 1825

Zelfstandig

Fragment uit de NRC van gisteren: "Bij toeval hoorde Fischer (Joop Visser) destijds dat zijn lied op de plaat zou komen, waarna hij protest aantekende. En de platenmaatschappij moest hem zijn zin geven, omdat hij – anders dan de meeste andere componisten en tekstdichters – zijn auteursrechten niet aan het bureau Buma/Stemra heeft overgedragen, maar die zelf beheert.

„Ik wil zelf kunnen bepalen wat er met mijn werk gebeurt”, zegt hij. Zelfs nu een deel van zijn teksten door allerlei onbevoegden op internet is geplaatst, en er ook ringtones met zijn liedjes kunnen worden gedownload, blijft Fischer bij zijn principe: „Tja, dat internet, dat wordt allemaal gedaan door mensen die zelf niks kunnen. Maar ik heb nog geen argument gevonden om mijn standpunt te wijzigen.” Lees hier alles over Marijke en Blaren.

IEF 1824

Tentenbouwers

De Stentor bericht dat “tentenbouwer Gerjak uit Harfsen wordt beschuldigd van plagiaat. Het gaat om een vouwwagen die precies zou lijken op die van zijn concurrent Holtkamper. Vooral op de driehoekige vormen van de ramen en het tentdoek zit auteursrecht, meent tentenbouwer Holtkamper uit Emmen.

Concurrent Gerjak  is zich van geen kwaad bewust. Het principe van een vouwwagen brengt volgens hem automatisch met zich mee dat er met driehoekige vlakken wordt gewerkt. Omdat de tent namelijk als een soort waaier wordt uitgeklapt."

Lees hier meer (over de opstelling van het bewijs).

IEF 1823

Minder bits

Rechtbank 's-Gravenhage, 24 maart 2006, rolnr. 257709/KG ZA 06-52. BenQ Europe tegen Sisvel en de Staat. Vonnis over conservatoir beslag tot afgifte ex art. 70 ROW en belangenafweging.

Philips is tezamen met  France Télécom, Télédiffusion de France en Institut für Rundfunktechnik houder van drie Europese octrooien met gelding voor onder meer Nederland en Duitsland die betrekking hebben op zogenoemde MP3 technologie. Philips c.s. heeft aan Sisvel een onherroepelijke volmacht verleend. Sisvel heeft uit hoofde van deze volmacht een partij van 3000 mobile telefoons met MP3 functionaliteit afkomstig uit Taiwan en bestemd voor BenQ die "mogelijk inbreuk maakt op een intellectueel eigendomsrecht van de houder(s) van: MP2/3 (SISVEL)" laten tegenhouden door de douane en na verlof van de rechtbank (zie hier) conservatoir beslag laten leggen. BenQ vordert nu dat het beslag onmiddelijk wordt opgeheven en de Staat de telefoons vrijgeeft aan BenQ.

De vordering van BenQ wordt afgewezen. BenQ stelt dat de gegeven volmacht niet toereikend zou zijn voor Sisvel om namens de octrooihouders op te treden. De rechtbank acht echter dat Sisvel nadrukkelijk en onherroepelijk gemachtigd krachtens procesvolmacht is en dat dit een erkende figuur is volgens vaste rechtspraak in Nederland.

Voorts acht BenQ dat het naar Nederlands recht onmogelijk zou zijn om conservatoir beslag tot afgifte te leggen ex art. 70 lid 6 ROW 1995. Dat wordt voorshands eveneens onjuist geoordeeld, zoals blijkt uit de uitvoerige overweging onder 4.4.

Nu de geldigheid-s en inbreukvragen aangaande de octrooien materieel uitdrukkelijk niet ter discussie staan (hierop wordt in de bodemprocedure nader ingegaan), wordt ervan uitgegaan dat de telefoons vanwege de MP3 functionaliteit inbreuk maken op de voorshands geldig te achten octrooien. Het beslag is aldus rechtsgeldig gelegd, voor zover daaraan octrooi-inbreuk ten grondslag is gelegd.

BenQ stelt tevens dat het beslag 'onnodig respectievelijk disproportioneel' is. De rechtbank acht de belangen van de octrooihouders aanmerkelijk groter dan die van BenQ. "Bij die stand van zaken kan Sisvel worden gevolgd in haar stelling dat het op de markt komen van de telefoons, die in het onderhavige geding geachte moeten worden inbreuk te maken op de octrooien, een onaanvaardbaar precedent zou vormen ten opzichte van derden die wel, teneinde de octrooien te respecteren, een licentievergoeding betalen en de overige licentievoorwaarden accepteren. Alleen al om die reden is het belang van Sisvel niet te begroten op het bedrag van de gederfde licentievergoeding. Het belang bij BenQ tot uitlevering aan haar klanten is uiteindelijk te herleiden tot een zuiver financieel belang, dat onvoldoende opweegt tegen het belang van Sisvel om effectief tegen inbreuk te kunnen optreden."

De rechtbank volgt de Staat in haar stelling dat zij nodeloos in deze procedure is betrokken. Vrijgave tegen een zekerheidstelling is in de gegeven omstandigheden op grond van de APV helemaal niet mogelijk en aldus niet onrechtmatig.
Lees het vonnis hier.

IEF 1822

Nieuw Haar

Rechtbank Den Haag, 22 maart 2006, rolnummer: 04-1670. Merck & Co Inc c.s. tegen Steunpunt Apotheek magistrale bereidingen Mierlo-Hout B.V.

Deze procedure betreft de nasleep van een geschil tussen Merck & Co en de New Fill Clinic van Conny Breukhovenc.q Vanessa. De New Fill Clinic biedt onder andere cosmetische behandelingen aan tegen mannelijke kaalheid, onder de naam "New Hair". Onderdeel van deze "New Hair" behandeling is het gebruik van zogenaamde "finasteride complex capsules". Deze capsules worden afgeleverd door Apotheek Mierlo-Hout.

Merck is van mening dat de "finasteride complex capsules" inbreuk maken op haar octrooirechten ten aanzien van het gebruik van finasteride (in het bijzonder een drietal Europese octrooien) en heeft daarom in oktober 2002 Apotheek Mierlo-Hout en een aantal vennootschappen rondom de New Fill Clinic gedagvaard in kort geding. Deze kortgedingprocedure is in november 2002 geschikt. De schikking is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, waarin onder meer is vastgelegd dat New-Fill Clinic en Apotheek Mierlo-Hout zich met onmiddellijke ingang zullen onthouden van iedere inbreuk op de octrooien van Merck.



In het vonnis van 22 maart 2006 is aan de orde of Apotheek Mierlo-Hout de vaststellingsovereenkomst heeft overtreden door alsnog een tweetal verpakkingen met in totaal 265 "finasteride complex capsules" af te leveren, en de hoogte van de contractuele boete die Apotheek Mierlo-Hout daarbij heeft verbeurd. De crux ligt daarbij in de uitleg van de boeteclausule op grond waarvan Apotheek Mierlo-Hout een boete van 5000 Euro verbeurt voor "ieder product (tablet/capsule)" waarmee zij de verplichting in de vaststellingsovereenkomst niet nakomt. Merck vindt dat deze clausule zo moet worden uitgelegd dat Apotheek Mierlo-Hout 5000 Euro verbeurt per tablet of capsule waarmee zij de vaststellingsovereenkomst overtreedt en komt zo tot een vordering van 265 capsules X 5000 Euro = 1.325.000 Euro. Apotheek Mierlo-Hout stelt  zich naast een aantal andere verweren op het standpunt dat een dergelijke uitleg van de overeenkomst in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

De rechtbank stelt Merck in het gelijk in die zin dat zij van mening is dat er sprake is van een overtreding van de vaststellingsovereenkomst. Aan het beroep van Apotheek Mierlo-Hout op de apothekersexceptie en op de nietigheid van de octrooien gaat de rechtbank voorbij, omdat Apotheek Mierlo-Hout deze verweren door het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst al heeft prijsgegeven.

De rechtbank beoordeelt de vraag hoe de vaststellingsovereenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van de redelijkheid en billijkheid, en komt dan tot het oordeel dat de overeenkomst in redelijkheid niet zo kan worden uitgelegd dat een contractuele boete van 5.000 Euro wordt verbeurd per tablet/capsule waarmee de overeenkomst wordt overtreden. In het licht van de omstandigheden waaronder het boetebeding tot stand is gekomen en de hoogte van een dwangsom die in dit soort gevallen gebruikelijk is, vindt de Rechtbank het onwaarschijnlijk dat door partijen bedoeld is dat de boete van 5.000 Euro per tablet of capsule verbeurd zou worden.   

Bij de berekening van de verbeurde boete gaat de Rechtbank daarom uit van de gebruikelijke aflevering van Finasteride als kaalheidmiddel door Apotheek Mierlo-Hout van 90 tabletten. Omdat Apotheek Mierlo-Hout één keer een aflevering van 90 capsules heeft gedaan en één keer een aflevering van 175 capsules, komt de Rechtbank tot een totaal van drie overtredingen van de vaststellingsovereenkomst. Apotheek Mierlo-Hout wordt veroordeeld tot betaling van een boetebedrag van 15.000 Euro aan Merck.

Lees het vonnis hier.