IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 10063

Problem-solution approach

Rechtbank 's-Gravenhage 10 augustus 2011, HA ZA 10-3234 (Vermop Salmon GmbH tegen Newell Rubbermaid en HA ZA 10-3674 (Newell Rubbermaid tegen Vermop Salmon GmbH)

Met dank aan Rutger Kleemans, Freshfields.

In navolging van eerdere Rubbermaid-uitspraken (hier). Octrooirecht. EP 0 757 903 B1 Mophouder alsmede mopbekleding hiervoor. Voor de professionele markt biedt Rubbermaid een dweilsysteem voor het verwijderen van vocht en stof aan, het complete Hygen-systeem bestaat uit o.a. wagentje, emmers en diverse mophouders en hoezen.

In april 2010 werd in Amsterdam RAI dit systeem onder de aandacht gebracht bij potentiële klanten, er is door Vzr. Rechtbank Amsterdam op 27 april 2010 verlof verleend tot het leggen van een conservatoir beslag tot afgifte ex 70 lid 7 ROW jo. 730 Rv op mophoezen van het Hygen-systeem. Op 14 juli 2010 heeft Vrz. overwogen dat er uit moet worden gegaan dat er een serieuze niet te verwaarlozen kans bestaat dat de bodemrechter conclusies 13-15 nietig zal verklaren en beveeld opheffing.

Vorderingen in zaak 10-3234 inbreukverbod met nevenvorderingen schadevergoeding of winstafbracht en volledige proceskostenveroordeling 1019h Rv en in zaak 10-3674 vernietiging Nederlandse deel van het Octrooi en proceskostenveroordeling 1019h Rv.

In de zaak 10-3234: Vorderingen worden afgewezen in conventie, in reconventie worden conclusies 13, 14 en 15 van het octrooi vernietigd en in zaak 10-3674: In conventie worden conclusies 13, 14 en 15 van het octrooi vernietigd. In reconventie: afwijzing van de vorderingen,. Twee maal wordt Vermop Salmon in proceskosten ex 1019h Rv veroordeeld.

Geldigheid conclusie 13
4.5. Het voorgaande brengt met zich dat als figuur 15 een tweetal zakken openbaart de gemiddelde vakman dit niet los zal zien van de uitsparingen 15 en 15'. Zodoende is er sprake van een zogenaamde "intermediate generalisation"7 als Vermop Salmon in gewijzigde conclusie 12 bescherming verlangt van een mophoes zonder uitsparingen maar met niettemin een tweevoud aan zakken. Dit levert verboden toegevoegde materie op. Reeds op die grond moet deze conclusie voor nietig worden gehouden. De vragen of de materie neergelegd in deze conclusie nieuw en inventief is, zoals Newell Rubbermaid gemotiveerd hebben bestreden, kunnen bij die stand van zaken in het midden blijven.

Geldigheid conclusie 14
4.13. De mophoes van Strauss is - anders dan Vermop Salmon heeft betoogd - tevens geschikt om te worden ingestoken wanneer deze op de bodem is uitgespreid. Uitgaande van de hiervoor reeds aangenomen geschiktheid voor een over de langsas scharnierende mophouder, is de mophoes van Strauss tevens geschikt "voor het invoeren van de randdelen aan de langszijde van de klapvleugels" om op zo een mophouder te worden aangebracht. "wanneer deze vlak op een bodem is uitgespreid". Ook deze kenmerken kunnen derhalve geen verschil ten opzicht van de stand van de techniek brengen en dienen bij de formulering van het objectieve technische probleem buiten beschouwing te blijven.

4.14. Zodoende blijft als verschil tusen conclusie 14 en de mophoes van Strauss over dat er is voorzien in uitsparingen (15, 15') van de langsranden in de zone van de steelhouder aan het scharnierplaatdeel. Het technische effect van de uitsparingen (15, 15') is dat de mophoes toepasbaar is op een mophouder, die omkeerbaar is en waarbij de steel niet aan een rand maar in het midden van de mophouder zit. Als objectief probleem kan dan worden geformuleerd dat de mophoes van Strauss geschikt wordt gemaakt voor een omkeerbare mophouder waarbij de steel in het midden zit. Zo de gemiddelde vakman ter oplossing van dat prrobleem al niet op grond van zijn algemene vakkennis zou worden gebracht tot de nogal triviale maatregel om uitsparingen voor die steel te maken in de mophoes, dan zou zij stuitn op S Patent 4,114,223 van 19 september 1978 ("Buchanan"), waaruit die kennis rechtstreeks en zonder enige inventieve denkarbeid kan worden afgeleid. Dit document zieet op een mophoes voor een omkeerbare mophouder met aan twee zijden "cleaning surfaces" (...)

4.15 Daarmee is de mophoes van conclusie 14 niet inventief te achten en om die reden nietig.

Geldigheid conclusie 15
4.16.  Wederom zal de rechtbank dde PSA [Problem-Solution Approach] toepassen, al is de geschiktheid daarvan in dee zaak bestreden door Newell Rubbermaid, aangezien deze conclusie ook aldus beschouwd inventiviteit ontbeert.

4.18. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat conclusies 13, 14 en 15 van het Octrooi nietig zijn. Zodoende moeten de vorderingen van Vermop Salmon daarop gebaseerd worden afgewezen en kan in het midden blijven of de mophoes van Newell Rubbermaid voldoent aan die conclusies. Dit geldt ook voor de in zaak 10-3674 gevorderde verklaring voor recht.

Lees de uitspraak hier (pdf / schone pdf)

IEF 10061

Niet mooier en taalkundig beter

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 29 juli 2011, LJN BR4539 (Proximedia Nederland B.V. tegen huurder)

Als randvermelding. Domeinnaam en ontwerp van website. Overeenkomst van verhuur van computerapparatuur en ICT-dienstverlening, zoals ook domeinnaamregistratie en ontwerp van een website. [Huurder]  heeft twee ontwerpen afgekeurd vanwege (taal)fouten en heeft foto- en tekstmateriaal teruggevraagd om het te kunnen aanpassen, waarna door Proximedia niets is meer vernomen.

Omdat [Huurder] ontevreden is over de geleverde websiteontwerpen en stopt deze de betalingen. Proximedia is niet toerekenbaar tekort gekomen en dus kan geen opschorting van betaling plaatsvinden. Vordering is toewijsbaar. De twee ICT-rechtsvragen (zie IT 461) worden ontkennend beantwoord: Is er sprake van een kernbeding inzake vervroegde contractbreuk en de daarbij behorende ontbindingsvergoeding? Is de forfaitaire vergoeding bij vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst onredelijk bezwarend?

4.4.  Proximedia erkent dat het eerste ontwerp door [huurder] is afgekeurd. Zij heeft echter stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij niet op 20 februari 2008, maar reeds op 20 februari 2007 een tweede ontwerp aan [huurder] heeft voorgelegd. Daarover hebben partijen ook contact gehad. [huurder] had bezwaar tegen dit ontwerp omdat er (taal)fouten in staan. Naar aanleiding van het overleg heeft [huurder] het foto- en tekstmateriaal teruggevraagd en -gekregen om het te kunnen aanpassen. Daarop is geen vervolg meer gekomen. Niet gesteld of gebleken is dat [huurder] nadien nog nieuw materiaal heeft aangeleverd. Nu niet is weersproken dat hij zelf de teksten zou aanpassen, komt het voor zijn rekening dat de website niet mooier en taalkundig beter is geworden. [huurder] kan Proximedia niet verwijten dat zij haar verplichtingen niet is nagekomen, omdat aan zijn zijde sprake is van schuldeisersverzuim. Daar komt nog bij dat hij Proximedia niet om aanpassing van de website heeft gevraagd of in gebreke gesteld, zodat Proximedia ook daardoor niet in verzuim is geraakt.

4.5.  Het voorgaande betekent dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Proximedia. De reconventionele vordering van [huurder] die daarop is gebaseerd wordt daarom afgewezen.

4.6.  Uit het voorgaande volgt dat [huurder] geen beroep kan doen op opschorting van zijn betalingsverplichting. Hij is daarom verplicht de maandelijkse termijnen te betalen, zodat gevorderde hoofdsom tot een bedrag van € 2.614,43 toewijsbaar is.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10060

Ik vind RAW leuk

Vrz. Rechtbank 9 augustus 2011, KG ZA 11/848 (G-Star Raw CV en Facton Ltd tegen C&A Nederland C.V. en Wehkamp B.V.) 

Met dank aan Laura Fresco en Joris van Manen, Hoyng Monegier LLP en Christien Wildeman en Alfred Meijboom, Kennedy Van der Laan.

Merkenrecht. Kleding RAW, DIGGIN'RAW en DigginRAW. Marktonderzoek.

In eerder vonnis van Haagse voorzieningenrechter werd geoordeeld dat C&A en Wehkamp kleding voorzien van het teken “D STR” niet meer te koop mochten aanbieden, omdat daarmee (artikel 9 lid 1 GMV jo. artikel 2.20 lid lid 1 BVIE) “sub c”-inbreuk wordt gemaakt op de bekende G-STAR merken van G-Star (IEF 9888).
 
In dit vonnis wordt door de voorzieningenrechter inbreuk op basis van “sub a” en “sub b” toegewezen. Het gebruik van het teken RAW, al dan niet in combinatie met andere elementen zoals RAW-DNM en D/925/RAW is volgens de rechter gelijk aan het RAW merk van G-Star en wordt gebruikt voor dezelfde waren, namelijk kleding. Dat levert “sub a” inbreuk op. Ten aanzien van de tekens  DIGGIN’RAW en DigginRaw is er volgens de voorzieningenrechter sprake van verwarringsgevaar met de RAW merken van G-Star en dus inbreuk in de zin van “sub b”. De rechter merkt daarbij nog op dat het merk RAW van G-Star onderscheidend vermogen van huis uit heeft voor kleding (r.o. 4.5).
 
Stakingsvorderingen worden toegewezen en wordt bevolen dat C&A Nederland schriftelijk opgave moet doen, gecertificeerd door een registeraccountant, van hetgeen haar bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de inbreukmakende kleding. Ook moet aan afnemers in de gehele Europese Unie een brief gestuurd worden om de aanwezige voorraad inbreukmakende kleding te retourneren aan C&A Nederland.
 
Dwangsommen van EUR 10.000 per dag of EUR 1.000 per kledingstuk betalen tot een maximum van EUR 1.000.000. En proceskostenveroordeling gedaagden €79.341,78.

4.5. Daarenboven is het ingeroepen merk voor de waren kleding (in het algemeen, dus niet enkel onbewerkte jeans) naar voorlopig oordeel niet beschrijvend en heeft het van huis uit onderscheidend vermogen. G-Star heeft overlegt een verslag van een onder leiding van een kantoorgenoot van haar raadsman uitgevoerd onderzoek onder 458 respondenten naar de bekendheid van het Gemeenschapsmerk. Volgens dit verslag zou bij de confrontatie met het teken RAW en gevraagd waaraan zij dachten circa 30% van de respondenten de naam G-Star of GapStar (de rechtsvoorganger van G-Star Raw) zijn genoemd. (...) Voorhands kan in ieder geval mede op grond van de marktonderzoeken naar de bekendheid van het RAW merk worden aangenomen dat het publiek in staat is aan de hand van de aanduiding RAW de kleding van G-Star te onderscheiden van die van andere ondernemingen en dat het merk RAW dus onderscheidend vermogen heeft.

4.12. Op grond van het hiervoor overwogene oordeelt de voorzieningenrechter voorhands dat ten aanzien van de Dissident kleding voorzien van het teken RAW sprake is van merkinbreuk 'sub a', zodat voor die kleding op die grond een inbreukverbod toewijsbaar is.

4.13. Met betrekking tot de DigginRaw kleding acht de voorzieningenrechter voorhands aannemelijk dat de gemiddelde consument niet enkel het teken RAW zal opvatten als aanduiding van de herkomst van de waren, maar dat hij daarin steeds mede het teken "DIGGIN" zal betrekken. De kleding toont immers geen gebruik van RAW zonder DIGGIN. De verschillen tussen deze (combinatie van) tekens en de ingeroepen merken zijn meer dan onbeduidend. Er is daarom geen sprake van een gelijk teken zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a GMVo c.q. artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE, zodat het gevorderde ten aanzien van de DigginRaw kleding niet op die grondslag voor toewijzing in aanmerking komt.

4.15. Daarenboven, zelfs al zouden de DigginRaw tekens als versiering moeten worden beschouwd, dan neemt dat nog niet weg dat deze tekens zodanig kunnne overeenstemmen met het RAW merk dat het relevante publiek de waren opvat als afkomstig van G-Star of van een met G-Star economisch verbonden onderneming, niettegenstaande het mogelijk ook decoratieve karakter van het gebruik van de tekens (vergelijk HvJEG 10 april 2008, LJN BL3906 inzake Adidas AG/Marca Mode c.s. overweging 34). Zoals hierna zal worden overwogen doet dat zich in het onderhavige geval voor.

Inbreuk 'sub b'
4.16. Maatstaf voor het bij 'sub b' vereiste verwarringsgevaar is of het merk zoals ingeschreven en de door C&A gebruikte tekens op haar kleding als weergegeven onder 2.8 globaal beoordeeld een zodanige gelijkenis vertonen dat daardoor verwarring kan ontstaan bij het publiek ten aanzien van de herkomst van de kleding, dan wel dat er indirect verwarringsgevaar kan ontstaan, doordat de indruk wordt gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen G-Star en C&A. De globale beoordeling van het verwarringsgevaar dient, wat de visuele, auditieve of begripsmatige gelijkenissen tussen de merken betreft, te berusten op de totaalindruk die door teken en merken worden opgeroepen, waarbij in het bijzonder tekening dient te worden gehouden met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. Daarbij geldt dat naarmate de soortgelijkheid van de waren waarvoor het merk is ingeschreven en de waren die onder het teken worden aangeboden groter is, er eerder sprake is van overeenstemming tussen merk en teken. Voorts neemt het gevaar voor verwarring toe naarmate de onderscheidende kracht van het merk groter is.

4.25. De voorzieningenrechter oordeelt op grond van dat alles voorhands dat C&A door het gebruik van de tekens DigginRaw, DIGGIN'RAW en Diggin Raw voor waren waarvoor het merk is ingeschreven inbreuk maakt op het merk RAW van G-Star als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b GMVo en artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE.

Lees het vonnis hier (pdf / schone pdf)

IEF 10059

De kwalitatieve download

E.F. Vaal, ‘De kwalitatieve Download’ IE-Forum 10059.
Landgericht München I 12 juli 2011, zaak 7 O 1310-1311 (Qualität im filesharing), zie hier.

Commentaar in't kort, met dank aan Eliëtte Vaal, AKD.

Middels filesharingprogramma’s (of P2P-systemen) worden internetgebruikers in staat gesteld om via het internet bestanden uit te wisselen. Illegale filesharing is het uploaden en downloaden van een auteursrechtelijk beschermd werk zonder toestemming van de maker.

De Duitse auteurswet (Gesetz über Urheberrecht und verwandte Schutzrechte of Urheberrechtgezetz, UrhG) kent net zoals de Nederlandse auteurswet een privékopie exceptie. Het verschil met onze Nederlandse thuiskopie-regeling vervat in artikel 16c Auteurswet, is dat privékopiëren uit evident illegale bron niet onder de exceptie valt. Het ongeautoriseerd downloaden van een auteursrechtelijk beschermd werk voor privé gebruik uit een evident illegale bron is strafbaar gesteld op grond van artikel 106 UrhG en kan bestraft worden met een gevangenisstraf op van 3 jaren en een boete. De aansprakelijkheid is beperkt tot illegale downloads uit evident illegale bron.

Net zoals in andere Europese landen bestaat in Duitsland discussie over de wijze van handhaving van een dergelijk verbod. De Duitse wetgever heeft echter een initiatief getoond om illegale filesharing tegen te gaan. Om inbreukmakers te kunnen opsporen, kan een rechthebbende op grond van artikel § 101 lid 2 UrhG bij een ISP om de gegevens van een inbreukmaker verzoeken. Deze mag de gegevens slechts afgeven wanneer de wet “op een commerciële schaal" wordt geschonden. Artikel § 101 lid 1 UrhG bepaalt dat de commerciële schaal zowel kan voortvloeien uit het aantal overtredingen als de ernst van de overtreding. De bewijslast rust bij de rechthebbende. 

In een zaak betreffende illegale uploaders in een filesharingnetwerk heeft het Landgericht München invulling gegeven aan het begrip “op commerciële schaal”. Naar het oordeel van het Langgericht dient het aanbieden van een werk van hoge digitale kwaliteit gelijk te worden gesteld met het op commerciële schaal aanbieden van legale downloads. Bij het bepalen van een schending van de wet “op een commerciële schaal" zijn dus niet de activiteiten van de individuele gebruiker maar de kwaliteit van het betreffende werk bepalend. Het Duitse gerecht kiest hier voor een teleologische interpretatie;

4. Die Kammer ist mit den anderen drei beim Landgericht München I bestehenden Urheberstreitkammern der Auffassung, dass allein die öffentliche Zugänglichmachung eines Werkes im Rahmen einer Tauschbörse, unabhängig von der Auswertungsphase grundsätzlich das gewerbliche Ausmaß begründet: Ausgehend vom Wortlaut „in gewerblichem Ausmaß“, der keine gewerbliche Tätigkeit, sondern nur eine Tätigkeit, die einer gewerblichem vom Ausmaß her gleichkommt, verlangt, ist zunächst das Maß der Werknutzung beim Einstellen in eine Tauschbörse zu untersuchen. Dabei zeigt sich, dass das wirtschaftliche Auswertungsinteresse des Berechtigten an dem Werk durch dessen Einstellen in eine Tauschbörse in gleicher Weise in Gefahr gebracht wird, wie in der nicht virtuellen Weltdurch die gewerbsmäßige Herstellung und Verbreitung von Raubpressungen. Aber auch in der virtuellen Umgebung werden entsprechende legale Downloadangebote regelmäßig nur gegen Entgelt und daher im gewerblichen Umfang angeboten, da - abgesehen von den bislang noch seltenen allein auf Bekanntheitssteigerung und anschließende Einnahmengenerierung aus Live-Konzerten zielenden kostenfreien Angeboten - die Erzielung der Einnahmen aus den Downloads sichergestellt sein muss, um das eigene Werk nicht wertlos werden zu lassen. Daher handelt derjenige, der Werke in uneingeschränkter digitaler Qualität zum freien Download ins Netz stellt (über Tauschbörse oder Sharehoster) im gleichen gewerblichen Ausmaß wie der Betreiber eines legalen Downloadangebots. Dieses Ergebnis wird auch bei systematischer und teleologischer Auslegung bestätigt.

Gevolg van de uitspraak is dat een ISP persoonsgegevens mag afgeven van een incidentele gebruiker die een privékopie (download) maakt uit evident onrechtmatige bron van een werk van zeer hoge kwaliteit. Deze gebruiker is vervolgens strafrechtelijk aansprakelijk. 

Naast de vraag of strafbaarstelling van incidentele gebruiker al dan niet gepast is, rijst de vraag of wel voldoende gewicht wordt toegekend aan het belang van individuele internetgebruikers om hun identiteit te handhaven. In ogenschouw moet worden genomen dat anonimiteit slechts op basis van een zwaarwegend belang mag worden doorbroken. Evident is dat een balans moet worden gevonden tussen het belang van de auteursrechthebbende om schade te voorkomen en het belang van de privépersoon zijn identiteit te bewaren. Mijns inziens kan de schade van auteursrechthebbende als gevolg van een dergelijke inbreuk tevens op een zodanige manier worden voorkomen dat het recht op anonimiteit en privacy van de internetgebruiker wel gewaarborgd wordt.

In het Duitse vonnis oordeelde de rechter dat de anonimiteit van de individuele internetgebruiker geen voorrang geniet boven de belangen van de rechthebbende. Het grondrecht moet wijken.

Recht auf informationelle Selbstbestimmung des Anschlussinhabers auf der einen und Eigentumsrecht des Urheberrechts- bzw. Nutzungsrechtsinhabers auf der anderen Seite) Zusammenfassend ist die Offenlegung von Namen und Anschrift des Anschlussinhabers nicht nur geeignet zur Durchsetzung des Eigentumsrechts, sondern auch erforderlich, da sie die einzige Möglichkeit der Aufklärung bietet und den Verletzten sonst rechtlos lässt. Bei einer Verhältnismäßigkeitsprüfung der drohenden Grundrechtseingriffe im engeren Sinne wiegt in der vorliegenden Konstellation der Eingriff in das Recht auf informationelle Selbstbestimmung durch Offenlegung des Anschlussinhabernamens ausschließlich (a) im Nachhinein (b) für eine über den Anschluss selbst begangene Rechtsverletzung (c) beschränkt auf den Zeitraum der Verletzung, die (d) angesichts des enormen Multiplikationseffektes der Verbreitung über eine Tauschbörse außerordentlich intensiv wirkt, nicht so schwer wie die mit der Wahrung der Anonymität einhergehende faktische Verweigerung des Eigentumsrechts. Ebenfalls in die Abwägung einzubeziehen ist die Überlegung, dass der Eingriff in das Recht auf informationelle Selbstbestimmung im Regelfall den Handelnden oder als Störer Verantwortlichen trifft, während der durch die Handlung im Falle der Auskunftsverweigerung faktisch enteignete Nutzungsrechtsinhaber keine Verantwortung für die Einstellung seines Werkes in die Tauschbörse trägt.

In de Nederlandse auteurswet bestaat geen expliciete bepaling die een ISP verplicht gegevens van een inbreukmaker af te geven. Op grond van de Europese e-commerce richtlijn is het aan lidstaten overigens verboden ISP’s een algemene toezichtverplichting op te leggen.

Naast eventuele aansprakelijkheid en een aansprakelijkheidsuitsluitingsregime (ex artikel 6:196c BW), rust op ISP’s een zorgplicht. De Hoge Raad oordeelde in 2005 in het bekende Lycos/Pessers arrest (HR 25 November 2005, LJN AU4019 en NJ 2006, 9)  dat de weigering van de ISP om NAW-gegevens van een website houder aan een derde af te geven in strijd is met de zorgvuldigheid die de ISP jegens derden in acht moet nemen. In het arrest zijn specifieke omstandigheden benoemd waarin dat met name het geval is (via jurisprudentie daarover via IE-Forum (zoekfunctie).

Vast staat dat door de rechter altijd een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt tussen de privacybelangen van individuele gebruikers en de intellectuele eigendomsrechten van rechthebbenden, zo oordeelde ook de Rechtbank Amsterdam in 2008 (IEF 7156). Deze belangenafweging voorkomt het onwenselijke aanspreken van mensen die incidenteel en beperkt inbreuk maken.

In een arrest van het Hof Amsterdam leidde een belangenafweging tot de conclusie dat de ISP door de weigering tot afgifte van gegevens niet in strijd handelde met de in het maatschappelijk verkeer van haar te vergen zorgvuldigheid. Dit omdat voor de auteursrechthebbende minder ingrijpende mogelijkheden voorhanden waren om over de naw- gegevens te beschikken. Volgens het Hof was de afgifte door de ISP in het concrete geval niet noodzakelijk voor de behartiging van het belang van de rechthebbende (IEF 9289).

Of deze uitspraak een voorbeeld zal zijn voor andere (Duitse) rechters zal moeten worden afgewacht. Duidelijk is wel dat de aanpak tegen filesharing in Duitsland met deze uitspraak strenger is geworden. Zie ook het artikel Future of Copyright.

IEF 10057

Wereldmarktaandeel

BBIE 25 juli 2011, oppositienr 2004535 (EMI (IP) Limited tegen Gurpreet Singh Kainth)

Merkenrecht. Oppositie o.g.v. ouder woord-/beeldmerk EMI tegen woord-/beelmerk KMI Music Bank. Oppositiebeslissing. Deels toegewezen. Merk wordt niet ingeschreven voor de waren waartegen oppositie is ingesteld (Kl. 9: Dvd's, Cd's, Blue-ray en overige beeld- en geluidsdragers alsook publicaties in elektronische vorm en Kl. 16: publicaties in gedrukte vorm). Wel ingeschreven voor Kl. 30: alle waren zoals koffie; meel en graanpreparaten; consumptie-ijs; honing; gist; zout; azijn, kruidensausen; specerijen. Visueel en auditief: in zekere mate overeenstemmend. Conceptueel: niet van toepassing. Vergelijking waren en diensten: identiek voor alle waren van Kl. 9 en Kl. 16. Ingeroepen recht is een bekend merk en heeft daardoor sterk onderscheidend vermogen. Heeft als gevolg daarvan een ruimere beschermingsomvang. Sprake van verwarringsgevaar met betrekking tot waren waartegen oppositie is ingesteld.

47. (...) Samen met de drie andere grootste platenmaatschappijen heeft EMI een wereldmarktaandeel van circa 70 %. Wikipedia spreekt van een omzet (2009) van 1,5 miljard $ en 5.500 werknemers. Op de websites wordt verwezen naar het ingeroepen recht als logo van opposant en ten slotte wordt een opsomming gegeven van een 80-tal bekende bands en artiesten van (onder andere) wie EMI muziek heeft uitgegeven, zowel in Nederland en Vlaanderen als internationaal.1 Het is met name door de uitgave van die muziek en door de muziekdragers – de waren die in deze oppositie in het geding zijn – dat het ingeroepen recht grote bekendheid heeft gekregen bij het brede publiek.

48. Het Bureau acht voldoende aangetoond dat het ingeroepen recht een bekend merk is voor de waren waarop de oppositie is gebaseerd in een groot deel van de wereld, waaronder de Benelux.

Lees de beslissing hier (link).
BVIE

IEF 10058

Talentvolle jeugd

Rechtbank Middelburg 28 juli 2010, LJN BR4158 (Tennis Academy Rotterdam B.V. tegen gedaagde)

Korte (en oudere) uitspraak. Merkenrecht. Auteursrecht. Portretrecht.

TAR exploiteert een tennisschool. Zij geeft tennisonderwijs, begeleidt top- en wedstrijdtennissers en talentvolle jeugd en organiseert tennisevenementen. Voor de opleiding van talentvolle jeugd heeft zij de zgn. “Loot-opleiding” ontwikkeld. De Tennis academie levert na wisseling van docenten niet meer de kwaliteit die het tennistalent mocht verwachten. Overeenkomst ontbonden. Academie mag geen gebruik meer maken van naam van jeugdspeler, want dat is inbreuk op auteursrecht.

In reconventie: Gedaagde stelt dat Lotto en Wilson prof contract hebben aangeboden en geniet enige bekendheid, populariteit is, kan worden afgeleid uit het feit dat TAR foto's van haar gebruikt om de opleiding te promoten. De rechtbank volgt eiser in reconventie niet en wijst vordering af:

(...) Bij de foto’s zelf, maar ook elders op de website wordt haar naam niet genoemd. Als de foto’s met het oog op de identiteit van de [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en wegens een daaraan toegeschreven wervende kracht gebruikt zouden zijn, zou dat slechts kunnen werken ten opzichte van hen die haar goed genoeg kennen om haar te herkennen en, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, zou dat een nogal beperkte kring zijn en zou de commerciële betekenis van dat gebruik dus ook beperkt zijn. Om die reden acht de rechtbank het commerciële gebruik van de foto’s slechts in zo geringe mate toegespitst te zijn op - en voort te vloeien uit - de identiteit van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat daaruit het bestaan van een verzilverbare populariteit niet kan worden afgeleid. De rechtbank zal het onder 3 en 4 gevorderde derhalve afwijzen.

In reconventie beroep: (...) op haar persoonlijk belang bij het gevraagde verbod, daarin gelegen dat zij zich niet met de kwaliteit van de “Loot-opleiding” kan verenigen en daarmee niet geassocieerd wenst te worden. Uit de stellingen die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze procedure heeft aangevoerd volgt genoegzaam dat zij de door TAR aan de “Loot-opleiding” toekende kwaliteit in het geheel niet deelt en dat zij derhalve een gerechtvaardigd belang heeft om daarmee niet geassocieerd te worden. De rechtbank zal TAR veroordelen om met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk door TAR op de auteursrechten en merkrechten van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en TAR verbieden afbeeldingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te verveelvoudigen of openbaar te maken, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 25.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod;

Lees de uitspraak hier (LJN / pdf)

IEF 10056

Aantal hits en combinatie van zoektermen

Vrz. Rechtbank Haarlem 28 juli 2011, LJN BR 4466 (Reprise Biopharmaceutis LLC en Dr.A tegen Ferring B.V.)

Als randvermelding. Deurwaarderskortgeding. Conservatoir bewijsbeslag met betrekking tot IE-recht. Nadat de deurwaarder is aangevangen met de beslaglegging, ontstaat een discussie tussen de advocaten van betrokken partijen over de wijze waarop de beschikking, waarbij verlof is verleend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag met aanstelling van een gerechtelijk bewaarder, moet worden geïnterpreteerd. De deurwaarder heeft op de voet van artikel 438 lid 4 Rv het kort geding tussen partijen aanhangig gemaakt. Uitleg van een beslagverlofbeschikking die is gegeven door ondertekening van de woorden “Toegestaan als verzocht”.

De voorzieningenrechter overweegt voorts dat de deurwaarder beslag mag leggen op de in het rekest nader genoemde bescheiden, ook in digitale vorm. Dit blijkt uit de Memorie van Toelichting bij artikel 843a Rv dat onder ´bescheiden´ tevens op een gegevensdrager aangebrachte gegevens wordt verstaan. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat de deurwaarder niet mag overleggen met verzoekers over de wijze waarop hij beslag legt. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat het proces-verbaal van beslaglegging geen informatie mag bevatten over de inhoud van de in beslag genomen bescheiden. Wel hebben verzoekers er recht op en belang bij om te weten of het beslag doel heeft getroffen. Compensatie van de proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv.

17. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter het volgende op. Het proces-verbaal van beslaglegging mag geen informatie over de inhoud van de in beslag genomen bescheiden bevatten. Met Reprise en [A] is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers er wel recht op en belang bij hebben om te weten of het beslag doel heeft getroffen. Dit brengt met zich dat in het proces-verbaal van bewijsbeslag mag worden vermeld, gespecificeerd naar elk van de onder 2 genoemde beslagobjecten, of het beslag doel heeft getroffen.

18. Ten aanzien van het laatste geschilpunt – mag er wel of niet gedurende het beslag overleg gevoerd worden met verzoekers over het aantal hits en het daarna uit te voeren combineren van zoektermen – heeft de deurwaarder zich op het standpunt gesteld dat inhoudelijk overleg met verzoekers gedurende het beslag over het aantal hits, niet in strijd is met de beschikking noch met de geheimhoudingsplicht, nu er inhoudelijk niet over de bescheiden wordt gesproken. Een dergelijk overleg leidt er volgens de deurwaarder alleen maar toe dat de hoeveelheid definitief in beslag genomen data afneemt waardoor Ferring op geen enkel punt in haar belangen wordt geschaad. Ook Reprise en [A] stellen dat het praktisch is dat zij tijdens het beslag overleg voeren met de deurwaarder over de mogelijke zoektermen en combinaties daarvan die leiden tot inbeslagname van bepaalde bescheiden.

IEF 10055

Niet-ontvangen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 augustus 2011 (Lensink curator Fan Media B.V. en Herselman)

Met dank aan Erik Vollebregt, Greenberg Traurig

In't kort. SEKAM-betalingen, ongerechtvaardigde verrijking. Formats en licentie Televisieprogramma's. Einde samenwerkingsovereenkomst. Volgens de samenwerkingsovereenkomst heeft er overdracht van auteursrechten plaatsgevonden en is er geen sprake van een ongerechtvaardigde verrijking. Er is ook geen recht op de helft van de Sekam-vergoedingen. Liquidatietarief, want geen specificatie ex art. 1019h Rv.

4.5 Uit het voorgaande volgt dat het onder r.o. 4.1. weergegeven verweer van Herselman dat Fan Media de auteursrechten ex artikel 3 van de samenwerkings-overeenkomst heeft overgedragen, slaagt. Hieruit volgt dat Fan Media geen recht had op de Sekam-vergoedingen en dus ook niet is veramrd door het niet ontvangen daarvan. Dit betekent dat de stelling van Lensink dat de boedel van Fan Media schade heeft geleden door het niet-ontvangen van de Sekam-vergoedingen faalt. Reeds hierom komt aan Fan Media geen vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking toe. De Primaire grondslag van de vordering faalt derhalve. Daarmee wordt toegekomen aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag daarvan.

Recht op de helft van de Sekam-vergoedingen?
4.6. Tegen de subsidiaire grondslag van de vordering heeft Herselman meest verstrekkend aangevoerd dat het in de onderhavige procedure niet gaat om schikkingen met tussen individuele licentiehouders met derden, maar om de vraag of Fan Media een vordering heeft op Herselman. Dit verweer slaagt. (...) Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien op welke wijze (elk van) deze gestelde betalingsverplichtingen - wat daar verder van zij - Herselman als gedaagde partij regarderen, laat staan hoe zulks kan leiden tot een betalingsverplichting van Herselman van de helft van de thans in het geding zijde Sekam-vergoedingen aan de boedel van Fan Media. Reeds hierom kan de subsidiaire grondslag van de vordering niet slagen. Dit brengt mee dat aan een beoordeling van het voorts hieromtrent gevoerde partijdebat niet wordt toegekomen.

IEF 10054

Mutatis mutandis het zelfde

Vrz. Rechtbank Haarlem 3 augustus 2011 LJN BR4473 (Adhestick Ltd. tegen [A])

Met gelijktijdige dank aan Christien Wildeman en Joran Spauwen, Kennedy van der Laan.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Stukgelopen samenwerking. Agentuur- of koopovereenkomst?

In't kort. Vordering strekt tot afgifte producten van eiser en tot staken en gestaakt te houden van handelen onder de naam en/of teken (JOE’S) NO FLATS, alsmede van het doen van onrechtmatige uitlatingen over eiser. Agentuur- of koopovereenkomst? Gemeenschapsmerk.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het voorshands aannemelijk dat het depot door gedaagde van Gemeenschapsmerk zal worden vernietigd door het OHIM wegens aanvraag te kwader trouw. Daarbij komt dat het bezitten van een merk niet per se betekent dat dit merk door de houder gebruikt mag worden. Op grond van afspraken die de merkhouder met anderen heeft gemaakt kan hem verboden worden het merk te gebruiken. Voor wat betreft het gebruik van de handelsnaam (JOE’S) NO FLATS geldt mutatis mutandis het zelfde. Volgt toewijzing vordering.

Agentuurovk 4.4. Op basis van de bovenstaande – door Adhestick met de nodige bescheiden onderbouwde – gang van zaken is voorshands aannemelijk dat tussen partijen sprake was van een overeenkomst die naar Nederlands recht te karakteriseren valt als een agentuurovereenkomst. Voor de stelling van [A] dat tussen hem en Adhestick een koopovereenkomst is gesloten, heeft [A] daarentegen onvoldoende bewijs aangedragen. Voor zijn stelling dat er tussen partijen werd afgerekend via een rekening-courantverhouding, is bovendien in het geheel geen bewijs geleverd. Uit de correspondentie tussen partijen noch uit hun feitelijke wijze van bedrijfsvoering en facturatie valt een zodanige rekening-courantverhouding af te leiden. De voorzieningenrechter zal er bij de beoordeling van de vorderingen van Adhestick dan ook vanuit gaan dat tussen partijen een agentuurovereenkomst is gesloten.

Redelijkheid en billijkheid na beëindiging 4.7. [A] heeft de overeenkomst met Adhestick opgezegd (“My client (…) no longer wants to work together with your company and will continue his business under his own name, as he always has”). Als gevolg van die opzegging is [A] te beschouwen als een gewezen agent van Adhestick. Als zodanig gebiedt de redelijkheid en billijkheid dat hij zich – ook na de beëindiging van de overeenkomst met Adhestick – gedurende enige tijd heeft te gedragen naar hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is voor een agent. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het benaderen van afnemers van de door Adhestick geproduceerde (JOE’S) NO FLATS-producten met als doel die afnemers aan zichzelf te binden dat in ieder geval niet, evenmin als het (blijven) aanbieden van bij Adhestick betrokken producten onder dezelfde naam als waaronder Adhestick die producten op de markt brengt ten behoeve van de ‘doorstart’ van een eigen bedrijf (vgl. Hof Den Haag 25 mei 2007, LJN: BA6780). Dit onderdeel van de vordering van Adhestick zal dan ook eveneens worden toegewezen.

Gemeenschapsmerkaanvrage te kwader trouw 4.8. Het door [A] gedane beroep op het door hem geregistreerd Europees beeldmerk voor het teken (JOE’S) NO FLATS kan niet tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het voorshands aannemelijk dat het depot van het Gemeenschapsmerk door het OHIM zal worden vernietigd. In artikel 51 lid 1 sub b van de Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (hierna: de Gemeenschapsmerkenverordening) is immers bepaald dat het Gemeenschapsmerk op vordering bij het Bureau nietig wordt verklaard wanneer de aanvrager bij de indiening van de aanvraag te kwader trouw was. Daaronder moet blijkens artikel 11 van de Gemeenschapsmerkenverordening mede begrepen worden de ongeautoriseerde registratie door een gemachtigde of vertegenwoordiger, waartoe een (ex)agent eveneens gerekend kan worden. Daarbij komt, zoals van de kant van Adhestick terecht is aangevoerd, dat het bezitten van een merk niet per se betekent dat dit merk door de houder gebruikt mag worden. Op grond van afspraken die de merkhouder met anderen heeft gemaakt (zoals in casu de agenturenovereenkomst tussen partijen), kan hem verboden worden het merk te gebruiken.

4.9. Voor wat betreft het gebruik door [A] van de handelsnaam (JOE’S) NO FLATS geldt mutatis mutandis het zelfde.

Lees de uitspraak hier (pdf / LJN)

IEF 10053

Lokale streekproducten

Vakantietijd en genieten van lokale streekproducten. Bij meer producten heeft u nu een extra weetje, want recentelijk heeft de Commissie enkele Beschermde Geografische Indicaties toegevoegd voor:

Fichi di Cosenza, vijgen uit Italië
Aceite Campo de Calatrava, extra-virgin olijfolie uit Spanke
Moules de bouchot de la Baie du Mont-Saint-Michel, Mosselen uit Bretagne uit Frankrijk
Cornish Pasty, vleesgevuld pastei uit Groot-Brittanië
Saucisson de l'Ardèche, worst uit het Franse arrondissement Ardèche

Meer weten over Geografische indicaties en herkomstaanduidingen (dossier via linkermenu) en bijdrage R.Chalmers 'Weet Abraham nog wel waar  hij zijn Dijon-mosterd haalt?' IEF 10010.