IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 8505

Intends to cover all relevant European national patent case law and news

The EPLAW Patent Blog aims to be a top-quality, free, independent European blog on patent law, providing speedy access to patent judgments and patent information from various European jurisdictions.  The blog intends to -over time- cover all relevant European national patent case law and news from all European jurisdictions. Also, the blog contains posts providing in-depth analysis of current developments. Of course, the blog provides a perfect platform for discussion. The content of the blog is provided by an international team of patent specialists acting as editors/correspondents.

IEF 8504

WCT Notification No. 76

WIPO Copyright Treaty: Accessions or Ratifications by the European Union and some of its Member States The Director General of the World Intellectual Property Organization (WIPO) presents his compliments to the Minister for Foreign Affairs and has the honor to notify him of the deposit, on December 14, 2009, by the Government of the Republic of Malta of its instrument of accession to the WIPO Copyright Treaty, adopted at Geneva on December 20, 1996, as well as the deposit by the Council of the European Union and the Governments of the Republic of Austria, the Kingdom of Denmark, the Republic of Estonia, the Republic of Finland, the French Republic, the Federal Republic of Germany, the Hellenic Republic, Ireland, the Republic of Italy, the Grand Duchy of Luxembourg, the Kingdom of the Netherlands, the Portuguese Republic, the Kingdom of Spain, the Kingdom of Sweden and the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, of their instruments of ratification of the said Treaty.

The said Treaty will enter into force, with respect to the European Union and the said Member States, on March 14, 2010.

IEF 8503

Thans

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 november 2009, zaaknr. 105.00.386/01, Firma Hauck GmbH & Co tegen Stokke A/S c.s. (met dank aan Sjo Anne Hoogcarspel, Freshfields Bruckhaus Deringer )

Auteursrecht. Merkenrecht Tripp Trapp-zaak. Tussenarrest in een al 10 jaar durende procedure tussen Hauck en Stokke. Uitgebreide bespreking begrip  ‘publiek’ en in samenhang daarmee het begrip ‘thans’ in Buma/Chellonmedia. Partijen krijgen de gelegenheid zich hierover, en over een aantal andere vragen, nader uit te laten.

Stokke maakt bezwaar tegen de verhandeling van de ALPHA (afbeelding) en BETA kinderstoelen van Hauck op basis van haar auteursrechten op het ontwerp van de Tripp Trapp stoel en op basis van haar vormmerk voor deze stoel  Het tussenarrest bevat onder andere overwegingen over of Hauck openbaarmakings- en/of verveelvoudigingshandelingen in Nederland heeft verricht: is de levering van deze stoelen dan wel openbaarmaking/verspreiding van een catalogus enkel aan groothandel/detaillisten (geen eindgebruikers/consumenten) een openbaarmaking in de zin van artikel 12 Aw of niet?

(“22. (…) Dit lijkt er op te duiden dat ‘thans’ naar Nederlands auteursrecht, ook voor materiële openbaarmaking, onder ‘publiek’ in het algemeen moet worden verstaan: ‘(de potentiële)eindconsumenten/eindgebruikers’ en niet reeds ‘doorverkopers/tussenpersonen’, zoals groothandels en detaillisten.” (…) “29. (…) De vraag rijst of tussenpersonen/doorverkopers bij materiële openbaarmaking niet in zeker zin op één lijn te stellen zijn met de kopstations en DTH-platforms” (…) “35. (…) dat misschien discussie mogelijk is over de vraag of afbeeldingen op één lijn zijn te stellen met fysieke exemplaren. (…)”).

Het Hof laat partijen toe zich hierover (en over een aantal andere zaken) nader uit te laten.

Hof concludeert wel dat de ALPHA en BETA stoelen geen inbreuk maken op de persoonlijkheidsrechten van de maker van de Tripp Trapp stoel, Peter Opsvik.

(47. (…) ook het persoonlijkheidsrecht van de auteur, zich niet uitstrekt tot de trekken van het werk die functioneel zijn bepaald (…).”

Met betrekking tot het merkenrecht, oordeelde de rechtbank In eerste instantie dat het Tripp Trapp merk nietig was, omdat ‘de fraaie, oorspronkelijke vormgeving’ van de Tripp Trapp bij aankoop daarvan de doorslag geeft, waardoor het vormmerk niet toelaatbaar is (het merk is doorgehaald). Het Hof laat partijen nu toe zich nader uit te laten over de vraag in hoeverre het Tripp Trapp merk wordt bepaald door gebruikskenmerken en wat daarvan de gevolgen zijn in licht van het Philips/Remmington arrest. “52 (…) In ieder geval lijkt het de bedoeling dat gebruikskenmerken niet door het merkenrecht kunnen worden beschermd. (…).”

Het hof geeft eveneens aan dat partijen kunnen laten weten of zij het raadzaam achten om prejudiciële vragen aan het HvJ te stellen en zo ja, welke.

Lees het tussenarrest hier, het vonnis van de Rechtbank van 4 oktober 2000 hier en het tussenarrest van 13 oktober 2005 hier.

IEF 8502

Niet kan worden volstaan met een zo vage beschrijving

Vzr. Rechtbank Breda, LJN: BK8299, 30 december 2009, F. [eiseres] & Blond Amsterdam B.V. tegen Xenos B.V.

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Beroep op auteursrecht op “sfeer en de stijl van de hele lijn Even bijkletsen’”’van eiseres Blond Amsterdam is naar de mening van de voorzieningenrechter onvoldoende concreet. Geen inbreuk door dessins op Xenos-producten. Niet aannemelijk dat eerdere afspraak tussen partijen geldt als algemene erkenning van inbreuk. Het beroep van Blond Amsterdam op slaafse nabootsing stuit af op de negatieve reflexwerking van de Auteurswet: geen bijkomende omstandigheden. (Afbeelding: links boven en linksonder producten Blond Amsterdam, rechts advertentie Xenos).

“Desgevraagd heeft de raadsman van Blond Amsterdam echter geantwoord dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om ieder product van Xenos te vergelijken met een product van Blond Amsterdam, maar dat het gaat om de sfeer en de stijl van de hele lijn “Even bijkletsen” van Blond Amsterdam. Nu echter ieder ter zitting en in de producties getoond product van Blond Amsterdam is voorzien van een dessin dat volledig, althans in belangrijke mate, afwijkt van het dessin van een ander product, kan slechts worden vastgesteld dat de op de diverse dessins getoonde afbeeldingen zijn ontworpen in (min of meer) dezelfde stijl. Nu naar vaste jurisprudentie een stijl niet in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, komen de vorderingen, gestoeld op deze ondeugdelijke feitelijke grondslag, op grond van auteursrecht niet voor toewijzing in aanmerking.”

3.6. Bij de beoordeling van auteursrechtelijke vorderingen dient de eisende partij het betreffende specifieke werk waarvoor de auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen ter beoordeling deugdelijk aan te bieden door daarvan hetzij duidelijke afbeeldingen bij de producties te voegen, hetzij het werk in fysieke vorm ter griffie te deponeren opdat recht kan worden gedaan op de gedingstukken. Niet kan worden volstaan met een zo vage beschrijving als in de dagvaarding is gegeven, namelijk “Het Blond dessin kenmerkt zich door vrolijke, felle, bonte kleuren in combinatie met vrolijke taferelen afgewisseld met tierelantijntjes” en ”felle, opvallende, bonte kleuren, strooi-illustraties, tierelantijntjes en kenmerkende vrouwfiguren die met elkaar kletsen onder het genot van een potje thee of koffie en een gebakje”. Dat de afspraak tussen Blond Amsterdam en Xenos dat Xenos geen servetten met een dessin van cupcakes en koekjes meer zou inkopen kan worden aangemerkt als een voor alle aangevallen producten aan te nemen erkenning van inbreuk op auteursrecht is, gelet op de ter zitting door Xenos gevoerde verweren, niet aannemelijk.

3.7. De vraag wat in dit onderhavige geval nu eigenlijk het object van auteursrechtelijke bescherming is moet concreet worden beantwoord, teneinde rechtsonzekerheid te voorkomen en ter voorkoming dat de vrijheid om een ander werk te kunnen scheppen te zeer zou worden beperkt. De voorzieningenrechter heeft daarom ter zitting aan Blond Amsterdam gevraagd om aan te geven wat het werk is waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen en welk werk daar inbreuk op maakt, mede gelet op de vermelding in de dagvaarding dat de vergelijking van de stukken ter zitting nader zal worden toegelicht en de beperkte documentatie met betrekking tot de door Blond gevoerde producten in de bij de dagvaarding gevoerde producties.
De raadsman van Blond Amsterdam heeft daarop geantwoord dat de auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen van het dessin zoals dat op de hele lijn “Even bijkletsen” van Blond Amsterdam terug komt en dat het niet gaat om de vergelijking per product, en evenmin om het samenspel van afbeeldingen per product, maar dat het gaat om de combinatie van deze afbeeldingen op het volledige scala aan producten. Daarbij heeft de raadsman van Blond Amsterdam gesteld dat het niet alleen de producten betreft die zijn afgebeeld op de producties 3 en 6 en de producten die ter zitting zijn getoond, maar dat het zoveel meer producten betreft dat er een vrachtwagentje nodig zou zijn geweest om alle producten van de lijn “Even Bijkletsen” mee te brengen naar de zitting.

3.8. De voorzieningenrechter stelt vast dat geen sprake is van één dessin dat op alle ter zitting getoonde en als productie overgelegde afbeeldingen van Blond Amsterdam terug komt. Er is sprake van diverse variëteiten aan decoratieve uitingen zoals die zijn afgebeeld op de producten die voorkomen op een uitdraai van de website van Blond Amsterdam, overgelegd als productie 3 en de producten afgebeeld op productie 6.
Voorts staat vast dat de elementen die Blond Amsterdam als kenmerkend naar voren brengt: het koffieboontje, het suikerklontje, het kartelkransje en het hartje, niet op ieder product zijn afgebeeld en bovendien op de producten van Blond Amsterdam terug te vinden zijn in verschillende verschijningsvormen. Het betreft dus niet één afbeelding van een koffieboon, aardbei of cupcake, maar variëteiten van afbeeldingen. Hetzelfde geldt voor de afbeeldingen van kletsende dames aan een tafeltje: het betreft steeds verschillende dames, qua kleuren, gezicht, kleding, haardracht etc. en hetzelfde geldt voor de tafeltjes en de wijze waarop die gedekt zijn. Blond Amsterdam roept bovendien auteursrechtelijke bescherming in van dessins die de voorzieningenrechter onbekend zijn, aangezien niet alle (afbeeldingen van) artikelen van de lijn “Even Bijkletsen” in het geding zijn gebracht.

3.9. Het is aan Blond Amsterdam om, ter voldoening aan de plicht de feitelijke gronden van de eis te stellen, op een geordende wijze te onderbouwen dat sprake is van een concreet dessin dat auteursrechtelijk is beschermd en waarop een (per geval concreet aan te duiden) product van Xenos inbreuk maakt. Van de raadsman van Blond Amsterdam had dan ook verwacht mogen worden dat hij per product van Xenos concreet had aangegeven op welk specifiek dessin van Blond Amsterdam dit product auteursrechtelijke inbreuk zou maken. Dit geldt temeer omdat Xenos op voorhand de ontwerptekeningen van ieder door haar op de markt gebracht product in het geding heeft gebracht.
Desgevraagd heeft de raadsman van Blond Amsterdam echter geantwoord dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om ieder product van Xenos te vergelijken met een product van Blond Amsterdam, maar dat het gaat om de sfeer en de stijl van de hele lijn “Even bijkletsen” van Blond Amsterdam. Nu echter ieder ter zitting en in de producties getoond product van Blond Amsterdam is voorzien van een dessin dat volledig. althans in belangrijke mate, afwijkt van het dessin van een ander product, kan slechts worden vastgesteld dat de op de diverse dessins getoonde afbeeldingen zijn ontworpen in (min of meer) dezelfde stijl. Nu naar vaste jurisprudentie een stijl niet in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, komen de vorderingen, gestoeld op deze ondeugdelijke feitelijke grondslag, op grond van auteursrecht niet voor toewijzing in aanmerking.

3.10. Het beroep van Blond Amsterdam op slaafse nabootsing stuit af op de negatieve reflexwerking van de Auteurswet. Nu hiervoor reeds is overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van inbreuk op auteursrechten, is voor de aanvullende bescherming van artikel 6:162 BW slechts ruimte indien sprake is van bijkomende omstandigheden. Dergelijke omstandigheden zijn door Blond Amsterdam niet gesteld noch zijn die gebleken.

Lees het vonnis hier

IEF 8501

Geen onderscheid tussen dagvaardings- en verzoekschriftprocedures

Gerechtshof ’s-Gravenhage, beschikking van 22 december 2009, zaaknr. 200.039.432/01, H. Lundbeck A/S tegen Alfred E. Tiefenbacher GmbH c.s. (met dank aan Marleen van den Horst, BarentsKrans)

Octrooirecht. 1019h proceskosten: omzettingswet is ook van toepassing op verzoekschriftprocedures. Het hof bepaalt dat ook een proceskostenveroordeling ex art. 1019h op zijn plaats is in een verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor resp. deskundigenbericht in een octrooizaak.

4. Richtlijn nr. 2004/48lEG van het Europese Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195) (de Handhavingsrichtlijn) maakt wat artikel 14 betreft geen onderscheid tussen dagvaardingsprocedures en verzoekschriftprocedures. Uit artikel IX van de Wet van 8 maart 2007, Stb. 2007,108, tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (. . .) ter uitvoering van voormelde richtlijn (de omzettingswet) volgt dat deze wet ook van toepassing is op verzoekschriftprocedures. Ten tijde van het indienen van het verzoekschrift was de uiterste implementatiedatum van de richtlijn verstreken en was de omzettingswet in werking getreden. Het verzoek van Lundbeck. dat betrekking heeft op (rechtsoverwegingen van en feiten uit) een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 april 2009 betreffende een octrooi, tegen welk vonnis bij dagvaarding van 22 april 2009 hoger beroep is ingesteld en dat bij het hof aanhangig is, heeft, anders dan zij betoogt, betrekking op de handhaving van een IE-recht als bedoeld in de richtlijn. Mitsdien is in deze procedure geen plaats voor toepassing van artikel 289 Rv; overigens kan de daarin neergelegde bevoegdheid ook ambtshalve worden toegepast.

Lees de beschikking hier.

IEF 8500

VIE prijs

Tijdens het Zeist Symposium op 10 maart a.s. zal de VIE-prijs worden uitgereikt voor een artikel op het gebied van de Intellectuele Eigendom verschenen in 2009 van de hand van een auteur van maximaal 35 jaar.

Degenen die voor de prijs in aanmerking wensen te komen resp. de aandacht op een artikel van een jonge auteur willen vestigen worden verzocht dit te melden aan de voorzitter van de VIE, Prof.Mr W.A. Hoyng (hoyngw@howrey.com).

IEF 8499

Weliswaar kan vastgesteld worden

Rechtbank Amsterdam, 26 november 2009, LJN: BK7336, Strafzaak Illegale dvd’s

Auteursrecht. Vrijspraak in strafzaak. Artikel 31, 31a en 31b Auteurswet. Bij verdachte en medeverdachte zijn dvd's inbeslaggenomen, welke zijn onderzocht op illegale werken. Weliswaar kan vastgesteld worden dat zich in de partij met inbeslaggenomen dvd’s exemplaren bevonden, waarmee inbreuk werd gemaakt op eens anders auteursrecht, maar nu zowel onder verdachte als onder medeverdachte dvd’s in beslag zijn genomen, blijft onduidelijk aan wie deze dvd’s toebehoorden. Niet kan worden vastgesteld dat de onderzochte dvd’s de dvd’s betreffen, die onder verdachte in beslag zijn genomen.
 
 Lees het vonnis hier.

IEF 8498

De markt van Abrahampoppen en Sarahpoppen

Rechtbank Breda, 6 januari 2010, KG ZA 09-707, Happy-Point tegen JB-Inflatable B.V. & Stef-Verhuur. (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur)

Eerste vonnis van 2010. Auteursrecht. Modellenrecht. Geschil tussen verhuurders/fabrikanten van zogenaamde ‘inflatables’ over inbreukmakende opblaasbare Abraham- en Sarahpoppen. Inbreuk aangenomen. Verdeling proceskosten naar redelijkheid over gedaagde fabrikant en ‘hobbymatige’ verhuurder. (Eisende poppen links op afbeeldingen, klik voor vergroting).

3.6. (…) Anders dan door JB is gesteld maakt het feit dat alle Abraham- en Sarahpoppen bepaalde generieke uiterlijke kenmerken hebben, zoals grijs haar, die de herkenbaarheid voor de toeschouwer bepalen en er ook andere Abraham- en Sarahpoppen zijn waarin bijvoorbeeld de zwarte hoed, een zwart kostuum, een schort, het verkeersbord en de fles worden gebruikt het voorgaande niet anders.  Het gaat immers om de totaalindruk van de pop en niet om de onderdelen afzonderlijk. Bovendien ontstaan juist door de persoonlijke keuzes ten aanzien van die onderdelen c.q. kenmerken oorspronkelijke, voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komende, poppen. Het verweer dat de combinatie van de verschillende elementen niet nieuw is heeft JB onvoldoende feitelijk onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Uit de door JB bij brief van 4 december 2009 overgelegde productie 1, blijkt juist dat de door Happy-Point op de markt gebrachte poppen een eigen, afzonderlijke plek op de markt van Abrahampoppen en Sarahpoppen innemen. Uit de betreffende productie blijkt immers dat er binnen het idee van een Abrahampop en Sarahpop vele concrete uitvoeringen denkbaar en mogelijk zijn. Ook de poppen zoals afgebeeld onder 3.1. sub b., nog daargelaten dat Happy-Point heeft betwist dat deze poppen eerder op de markt zijn gebracht dan haar poppen, onderschrijven dit. Deze poppen hebben een andere totaalindruk dan de poppen van Happy-Point. (…) Naar het oordeel van de rechtbank zijn de Abrahampop en de Sarahpop van Happy-Point zoals ter zitting getoond, en hiervoor onder 3.1. sub a. afgebeeld, dan ook elk aan te merken als een nieuw, oorspronkelijk werk dat het stempel van de maker draagt, en komen daarmee in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming.

3.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door JB en Stef-Verhuur op de markt gebrachte de poppen, afgebeeld onder 3.1. sub c., een totaalindruk bieden die overeenstemt met die van de poppen van Happy-Point. De verschillen zijn van ondergeschikte betekenis en doen niet af aan de overeenstemmende totaalindruk. JB en Stef- Verhuur hebben ook niet betwist dat de door hen op de markt gebrachte Abrahampop en Sarahpop inbreuk maken op de auteursrechten van Happy-Point. Daarbij maakt het niet uit of de Abrahampop van Happy-Point al dan niet is voorzien van het verkeersbord

(…)

3.15. JB en Stef-Verhuur zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Door Happy-Point is op grond van artikel 1019h Rv een volledige vergoeding van de proceskosten gevorderd. JB en Stef-Verhuur hebben de omvang van de gestelde kosten niet betwist. Gelet hierop zullen de proceskosten worden begroot op het door de advocaat van Happy-Point opgegeven bedrag ad € 8.424,83. Gelet op de omstandigheid dat JB een vennootschap is die zich bedrijfsmatig bezighoudt met de handel in de betreffende poppen en dat Stef-Verhuur wordt gedreven door een natuurlijk persoon en de verhuur vooralsnog een hobbymatig karakter heeft en gelet op de omvang van de door JB en Stef-Verhuur ieder afzonderlijk gepleegde inbreuk, is het redelijk dat van voornoemde proceskosten een bedrag van € 5.624,83 voor rekening van JB en een bedrag van € 2.800,= voor rekening van Stef-Verhuur komt.

Lees het vonnis hier.

IEF 8497

Enkele vragen

Kamerstuk 29838, niet-dossierstuk 2009D63515, Auteursrechtbeleid. Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake heffing door Buma/Stemra op het particuliere gebruik muziekvideo's op internet. De vaste commissie voor Justitie heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de staatssecretaris van Justitie over de heffing door Buma/Stemra op het particuliere gebruik van muziekvideo’s op internet (29 838, nr. 21) ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Lees het kamerstuk hier.

IEF 8496

Muziekgebruik bij koren en korpsen

Aanhangsel van de Handelingen, 2009/2010, 950. Vragen van de leden Van Vroonhoven-Kok en Atsma (beiden CDA) aan de ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de nieuwe regels van Buma/Stemra. (Ingezonden 19 oktober 2009).

“Naar aanleiding van klachten van rechthebbenden dat geen vergoeding was ontvangen over uitgevoerde werken heeft Buma dit jaar de administratie van muziekgebruik aangepast om de geïnde vergoedingen aan de hand van het daadwerkelijk gebruik te kunnen verdelen. Hiervoor worden alle verenigingen gevraagd om eenmaal per jaar aan te geven welke werken zij tijdens concerten hebben uitgevoerd. Ik kan mij in deze administratieve wijziging vinden, zij het dat ik meen dat het aanbeveling verdient gebruikers, in dit geval koren en korpsen, van een dergelijke wijziging voorafgaand aan de datum van invoering op de hoogte te stellen. Voorts dient, zo mogelijk, ook met gebruikers te worden overlegd over de wijze waarop de wijziging het beste kan worden doorgevoerd. Ik zal Buma verzoeken hier in het vervolg rekening mee te houden.

Overigens is de administratie alleen gericht op het muziekgebruik tijdens concerten. Voor de garing van het aantal uitvoeringen tellen de repetities niet mee. Het repertoire dat tijdens repetities wordt gebruikt hoeft daarom niet te worden opgegeven.

(…) Ik deel de mening dat vrijwilligersorganisaties, waar mogelijk, moeten worden ontzien van regeldruk en financiële lasten. Uit het voorgaande volgt echter dat er niet direct sprake is van aanscherping van beleid nu koren en korpsen ook in het verleden geacht werden bij te houden welke werken zij uitvoerden.”

Lees het kamerstuk hier.