IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7346

IE Surprises

Spoorbundel - Ontspoorbundel

Seizoensgebonden rubriekje: IE-Surprises. De eerste (anonieme) inzending lijkt dé gadget voor IE-juristen die iets te verbergen hebben. Een discreet exemplaar van de Spoorbundel, dat bij nader inzien een heel ander eigen en oorspronkelijk karakter heeft en een ontspoor-stashbox blijkt te herbergen. Ook een IE-surpise ontvangen of gegeven? Mail een foto naar redactie@IEForum.nl.

IEF 7345

Techniek die vrij is of vrij is geworden

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 december 2008, KG ZA 08-1295, Brinkman Tuinbouw Techniek B.V. tegen Besseling & All Techniek B.V.

Slaafse nabootsing. Executiegeschil. Voorgebruik. Vervolg op vzr. Rechtbank Amsterdam, 20 december 2007 (IEF 5437), waarin de voorzieningenrechter oordeelde dat de kasdekreiniger van Brinkman een slaafse nabootsing was van de kasdekreiniger van Besseling.

In het onderhavige kort geding vordert Brinkman de opheffing van  het executoriaal beslag dat Besseling nadien heeft doen leggen en/of de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Rechtbank Amsterdam op te schorten.

De vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen. De Haagse voorzieningenrechter heeft alleen bevoegdheid voor wat betreft de opheffing (waarbij met het oog op  het belang van eisers alle eisers ontvankelijk zijn) en naar zijn voorlopig oordeel is er een gerede kans dat het Amsterdamse vonnis zal worden vernietigd. “Het is aannemelijk dat de voorzieningenrechter indien zij wetenschap zou hebben gehad van het voorgebruik van de V-vorm in het vonnis van 20 december 2007 tot een ander beslissing zou zijn gekomen.”

“5.11. Hoewel het door Brinkman aangeleverde beeldmateriaal niet uitblinkt door duidelijkheid is in elk geval wel duidelijk dat de in 1989 getoonde kasdekreiniger een frame heeft in de vorm van een omgekeerde V. Dit frame dient de overspanning van het kasdek, verbindt de wielstellen en draagt onder meer de roterende borstels welke de hoofdrol vervullen in het reinigingsproces.

5.12. Besseling heeft niet betwist dat de kasdekreiniger van figuur 4 ouder is dan haar eigen kasdekreiniger. Het is aannemelijk dat de voorzieningenrechter indien zij wetenschap zou hebben gehad van het voorgebruik van de V-vorm in het vonnis van 20 december 2007 tot een ander beslissing zou zijn gekomen.

5.13. Daar komt bij dat bij slaafse nabootsing om te beginnen moet zijn voldaan aan het vereiste van onderscheidend vermogen. Bij een hoofdzakelijk industrieel product als een kasdekreiniger is het onderscheidend vermogen – als het dat al heeft – niet gelegen in de gekozen en gevonden technische oplossingen van technische problemen. Dat betekent dat van de constructeur ook niet behoeft te worden verwacht dat hij afziet van bepaalde technische oplossingen om te voorkomen dat hij in de val van de slaafse nabootsing loopt. Hij behoeft geen andere weg in te gaan omdat de bescherming van vormgeving door inroepen van het leerstuk van de slaafse nabootsing er niet toe kan leiden dat alsnog techniek, die vrij is of vrij is geworden, wordt gemonopoliseerd.

5.14. De keuze voor een frame in omgekeerde V-vorm is een technische oplossing voor het probleem om op stevige maar ook gewichtbesparende wijze de afzonderlijke onderdelen van een kasdekreiniger met elkaar te verbinden en deze te dragen. Voor dat probleem bestaan meerdere oplossingen, ter zitting zijn voorgesteld een rechthoekig frame of een gebogen frame, maar de constructeur is vrij in zijn keuze.

5.15. Bij deze stand van zaken maakt Besseling misbruik van haar bevoegdheid door de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 december 2007 voort te zetten. Het sub 1 gevorderde zal worden toegewezen op de wijze als hieronder verwoord.

(…) 5.17. Gelet op de gedeeltelijke onbevoegdheid ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7344

Een paar kiekjes ging die zij kon publiceren

Obsession Magazine oktober 2008Rechtbank Amsterdam. 26 november 2008, HA ZA 08-215, Neijhorst tegen Damsko Sociaal Cultureel Centrum (met dank aan Emilie Flohil, Intellectueel Eigendom Advocaten)

Auteursrecht. Uitgever van het tijdschrift  Obsession Magazine plaatst zonder toestemming van eiser een door eiser gemaakte foto op de omslag van het oktobernummer en op meerdere andere plaatsen in het blad. Eiser heeft weliswaar een overeenkomst met het afgebeelde model (Tiney) voor promotiedoeleinden, maar de publicatie van de foto op de cover betreft naar het oordeel van de rechter niet de promotie van het model. Eiser is verder niet gekend in de publicatie en aangezien gedaagde ook geen enkel onderzoek heeft verricht naar de auteursrechthebbende van de foto kan de inbreuk aan gedaagde worden toegerekend.1019h proceskosten worden gematigd, nu zaken als dagvaarding en pleitnota naar het oordeel van de rechter teveel tijd in beslag hebben genomen:  €4336,44.

“4.5. De rechtbank overweegt het volgende. Damsko zelf heeft ter comparitie verklaard dat Tiney haar heeft gezegd dat de foto was gemaakt door Neijhorst. Of de naam van Neijhorst (ook) op de aangeleverde foto was vermeld, kan dan ook in het midden blijven. Het had dan ook op de weg van Damsko gelegen nader onderzoek te doen naar liet bestaan van een auteursrecht aan de zijde van Neijhorst. Dat Damsko, zoals zij eveneens ter comparitie heeft verklaard, er vanuit ging dat het om een paar kiekjes ging die zij kon publiceren, komt voor haar risico. Dat Tiney (althans volgens Dainsko) heeft gezegd dat Neijhorst de vriend was van haar zus, maakt het voorgaande niet anders. Damsko heeft geen enkel onderzoek verricht naar de auteursrechthebbende van de foto. De inbreuk op het auteursrecht is aan Dainkso toe te rekenen en zij is aansprakelijk voor de door Neijhorst als gevolg van die inbreuk geleden schade. De overig aangevoerde stellingen van partijen ter zake van de inbreuk op het auteursrecht behoeven geen behandeling meer.”

lees het vonnis hier.

IEF 7343

Publieksprijs IDFA voor IE-documentaire

Filmposter RIP A Remix MAnifestoWinnaar Publieksprijs (Dioraphte Audience Award) Amsterdams documentairefestival IDFA: RiP - A Remix Manifesto (Canada) van Brett Gaylor.

“Filmisch betoog over waarom het onzinnig is iedereen strafbaar te stellen die bestaande muziek of andere producten gebruikt om er iets nieuws mee te creëren. Regisseur Gaylors zoektocht naar de mazen in de wet, de inkomsten van machthebbers en consequenties voor musici en wetenschappers, leveren zowel schokkende als hilarische antwoorden op.” 
 
De Dioraphte Audience Award bedraagt € 5.000. Het IDFA is inmiddels afgelopen, meer info en trailer hier

IEF 7342

Een volgende (ingrijpender) wijziging van het BVIE

Verslag van de eerste bijeenkomst van de Beneluxraad voor de Intellectuele Eigendom (Beneluxraad), 7 november 2008.

“Dat in de PIC (een ambtelijke werkgroep met vertegenwoordigers van de lidstaten, het Secretariaat-Generaal van de Benelux en het Bureau, die wetgeving voorbereidt) momenteel de laatste hand wordt gelegd aan een protocol dat enkele (kleine) wijzigingen van het BVIE bevat, maar dat er ook al besprekingen gaande zijn over een volgende (ingrijpender) wijziging van het BVIE. Het Bureau is bezig een integraal document op te stellen, waarin alle mogelijke wijzigingen worden opgesomd en onderzocht. Enkele voorbeelden:

- De mogelijke aanstelling van het Benelux-Gerechtshof als bevoegde rechter voor beroepen tegen beslissingen van het Bureau. Hierover bestaan twee aanbevelingen van het Beneluxparlement en wordt binnenkort antwoord van het Comité van Ministers verwacht. De urgentie van dit onderwerp wordt verhoogd door de grote verschillen tussen Belgische en Nederlandse rechtspraak die de afgelopen jaren alleen maar groter zijn geworden. Voor dit onderwerp zou eventueel een deskundige in de zin van artikel 3 sub d van het reglement Beneluxraad kunnen worden uitgenodigd, die (een deel van de) vergadering bijwoont om het standpunt van het Benelux-Gerechtshof toe te lichten.

- De mogelijke instelling van een nietigheidsprocedure bij het Bureau.

Uiteraard zijn dit onderwerpen waarover de Beneluxraad om advies zal worden gevraagd. Het Bureau zal voor de volgende vergadering de nodige documentatie voorbereiden.

Lees hier meer. 

IEF 7341

Met de armen uitgespreid

Johian Cruijff, WK 1974. Foto Guus de JongRechtbank Haarlem, sector kanton, 19 november 2008, LJN: BG5139,  Eiser 1 (Sportsphotography) eiser 2 & Stichting Swordstone  tegen gedaagde.

Auteursrecht. Cruijff-zaak (wellicht is het ondertussen eens tijd voor een artikel/boekje over Johan Cruijff en het Intellectueel Eigendomsecht?). Eiser 1 (Guus de Jong) is beroepsfotograaf en exploiteert een beeldarchief (Swordstone) van door hem gemaakte foto’s. Gedaagde heeft op zijn website een door eiser gemaakte foto van Johan Cruijff (in een voor de voetballer typerende houding, met de armen uitgespreid, tijdens een wedstrijd van het Nederlands elftal, de finale van het WK van 1974) geplaatst, zonder toestemming van eiser en zonder vermelding van de naam van eiser. Gedaagde heeft de foto ook bewerkt. Gedaagde heeft daarmee inbreuk gemaakt op het auteursrecht van eiser en wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding en tot plaatsing van een tekst op zijn website.

Zaak wordt gesplitst in kantongedeelte en niet-kantongedeelte. Alleen in kantongedeelte wordt uitspraak gedaan, voor het overige wordt de zaak doorverwezen naar de sector civiel. 

Kantonrechter / sector civiel:  “2.  Eiser 2 en Swordstone vorderen onder meer dat gedaagde gelast wordt een door de kantonrechter te bepalen tekst te publiceren en dat gedaagde verboden wordt zich publiekelijk op smadelijke en /of beledigende wijze over hen uit te laten, zo mogelijk gekoppeld aan een dwangsom. Dit zijn naar het oordeel van de kantonrechter vorderingen van onbepaalde waarde, waarbij geen duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 5.000,00, zodat de sector civiel van deze rechtbank bevoegd is. Dat eiser 2 en Swordstone hun vordering in de dagvaarding hadden beperkt tot de somma van € 5.000,00 doet aan dit oordeel niet af.

3.  De vorderingen van eiser 1 enerzijds en eiser 2 en Swordstone anderzijds staan niet in direct verband met elkaar. De vordering van eiser 1 is deels van een bepaalde waarde en deels van onbepaalde waarde. Er zijn aanwijzingen dat de vordering van eiser 1 tot publicatie van het oordeel van de kantonrechter in dezen over de gestelde inbreuk de waarde van € 5.000,00 niet overstijgt, mede gelet op de bedragen die eiser 1 vordert vanwege de gestelde inbreuk. Ter zake van die vorderingen is de kantonrechter van oordeel dat zij bevoegd is daarvan kennis te nemen.”

Auteursrecht & inbreuk: “4.  gedaagde heeft aanvankelijk betwist maar ter zitting erkend dat hij inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser 1. Hij heeft onvoldoende gemotiveerd de stelling van eiser 1 betwist dat via het ANP of De Telegraaf eenvoudig de rechthebbende op de foto had kunnen achterhalen. Zo hij dat al mocht hebben gedaan, hij heeft daar niet naar gehandeld maar zonder meer die foto gebruikt. Hij heeft erkend dat die foto deel heeft uitgemaakt van een publicatie van hem op zijn website van 25 april 2007. Dat die foto ook na de dagvaarding op die site door gedaagde is gepubliceerd heeft gedaagde niet betwist. Daarmee staat vast dat hij tweemaal de foto heeft gepubliceerd en dat hij daarvoor geen toestemming had gevraagd. Ook is de naam van de fotograaf daarbij niet vermeld en de foto is bewerkt; de zijkanten en bovenkant zijn ingekort. Ook deze inbreuken staan daarmee vast.

5.  eiser 1 heeft er een gerechtvaardigd belang bij dat dit oordeel via hetzelfde kanaal wordt gepubliceerd als waarvoor/waarmee de inbreuk heeft plaatsgevonden. In zoverre is de vordering sub ii ten aanzien van eiser 1 toewijsbaar.

Schadevergoeding: “7.  Naar het oordeel van de kantonrechter is gedaagde eiser 1 in ieder geval het bedrag van het honorarium verschuldigd dat eiser 1 als beroepsfotograaf had kunnen ontvangen als gedaagde zich wel aan de regels had gehouden en toestemming had gevraagd. gedaagde heeft niet gemotiveerd betwist dat het gebruikelijke, niet onredelijke honorarium van eiser 1 € 240,00 per licentie/publicatie bedraagt. Niet alleen heeft gedaagde de foto zonder toestemming van eiser 1 gebruikt, eiser 1 moest ook nog eens zelf achterhalen dat zijn foto was gebruikt, naar later is gebleken door een publicist die naar eigen zeggen bekend is op het gebied van auteursrecht. Deze inbreuk op het auteursrecht rechtvaardigt een hogere schadeloosstelling dan enkel dat honorarium dat eiser 1 bij regulier gebruik van zijn foto zou hebben ontvangen. De kantonrechter is van oordeel dat daarom een vergoeding van € 480,00 per publicatie billijk is, zodat een bedrag van € 960,00 daarvoor toewijsbaar is.

Naamsvermelding: 8.  Verder is het feit dat gedaagde de naam van eiser 1 niet heeft vermeld bij de foto een schadevergrotende omstandigheid. Zoals gedaagde zelf tijdens deze procedure heeft betoogd, meende hij aanvankelijk dat hij uit feit, dat die foto wel vaker zonder de naam van de maker wordt gepubliceerd, mocht concluderen dat het gebruik op die wijze legitiem was. Met zijn handelen heeft hij mogelijkerwijs bij anderen ook die –onjuiste- indruk gewekt en eiser 1 daarmee mogelijk verdere schade berokkend. Ook daarvoor wordt € 480,00 toegewezen.

Verminking: 9.  Tot slot heeft gedaagde het werk van eiser 1 ook nog eens verminkt/aangetast weergegeven. eiser 1 heeft het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van zijn foto die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of naam. eiser 1 heeft onbetwist gesteld dat de compositie van de foto voor een zeer belangrijk deel de kwaliteit daarvan bepaalt en dat deze verminking hem nadeel toebrengt. De kantonrechter is van oordeel dat voor deze inbreuk eiser 1 een vergoeding van € 480,00 toekomt.

Proceskosten: 12 (…) Gelet op het bepaalde in artikel 1019 h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gedaagde veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten. Voor salaris heeft de gemachtigde van eiser 1 € 1.441,39 begroot, maar dat salaris is volgens de processtukken deels voor de vorderingen eiser 2 en Swordstone, waarin vandaag geen eindoordeel wordt gegeven. Aan salaris voor de gemachtigde van eiser 1 acht de kantonrechter 10 uur à € 113,05 is € 1.130,50 toewijsbaar.
 
 Lees het vonnis hier.

IEF 7340

In memoriam Sir Hugh Laddie

Sir Hugh LaddieJeremy Phillips bericht: " The IPKat is deeply saddened to record the death of his friend Sir Hugh Laddie, who was laid to rest at mid-day today in Cheshunt Cemetery, to the north of London. Hugh had been ill for some time, though he continued to participate in IP affairs the month of his death, chairing the stellar Patent Enforcement Seminar that owed so much to his inspiration and efforts.

(...) Hugh's contributions to the intellectual property community, both in the UK and beyond, were immeasurable. As a co-author (with Peter Prescott and Mary Vitoria) of the much-loved, indeed much-cited, Modern Law of Copyright and Designs, he raised the bar for subsequent IP practitioners' texts with his perceptive and often pungent comments and his preparedness to come off the fence and give a gloriously honest opinion. His references of preliminary questions to the European Court of Justice demonstrated, among other things, how effectively he could construct a set of questions in order to sharpen the minds of jurists in Luxembourg (as in Zino Davidoff v A&G) and how boldly (in Arsenal v Reed) he could resist their responses when it seemed to them that the senior European court had usurped his own judicial functions as a trial judge. His contributions to patent law jurisprudence would fill a book by themselves.

Lees hier verder.

IEF 7339

Ook voor IE-procedures van groot belang

"Op Vrijdag 12 December organiseert de Universiteit Leiden een studiedag over de ‘Inbedding van Europese procesrechtelijke instrumenten in het Nederlandse procesrecht’. 

Voor de IE-procespraktijk bevat met name de middagsessie interessante onderwerpen (vanaf 13:45). Zo spreekt Mr. Alexander Tsoutsanis (advocaat te Amsterdam en universitair docent aan de Universiteit Leiden) over de IE-handhavingsrichtlijn in Nederland. Ook gaat Prof. Mr. Martijn Polak (advocaat te Amsterdam en hoogleraar IPR aan de Universiteit Leiden) in op de praktische gevolgen van de (recent herziene) Betekeningsverordening, welke verordening natuurlijk ook voor IE-procedures van groot belang is."

De studiedag is interessant voor iedereen die zich bezighoudt met aspecten van inbedding van supranationaal (proces-)recht in de nationale rechtsorde, zoals wetgevingsdeskundigen, rechters, officieren van justitie, advocaten, gerechtsdeurwaarders en academici. De voordrachten zullen te zijner tijd worden gebundeld in een uitgave in de Meijersreeks.

Datum: 12 december 2008
Locatie: Kamerlingh Onnes Gebouw, zaal C020
Tijd: 09.00-16.30 uur.
Kosten: 75 Euro inclusief lunch. Deelname is gratis voor studenten en medewerkers van de faculteit.

Klik hier voor het programma. Mocht u interesse hebben dan kunt u zich uiterlijk 5 december 2008 hier aanmelden.

Voor de dag zullen 5 PO-punten worden toegekend.

IEF 7338

Een Duitse termijn

GvEA, 26 november 2008, zaak T-100/06, Deepak Rajani tegen OHIM / Artoz-Papier AG (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Oppositieprocedure op basis van ouder international woordmerk ARTOZ (klassen 35, 41) tegen aanvraag gemeenschapswoordmerk ATOZ (klassen 35, 41). Oppositie toegewezen: Zeer overeenstemmende merken voor identiek waren. Gebruikstermijn ouder merk was nog niet verstreken (Duits recht van toepassing).

“37. It must therefore be held that, in the present case, since the Board of Appeal based the contested decision on an earlier international registration having effect in Germany, reference must be made to German trade mark law both for the date on which the international registration first took effect in Germany and for the starting point for the five-year time-limit.

(…) 43. It follows that if, in Germany, an applicant for a trade mark seeks proof of use of an earlier international registration in respect of which the German Patent and Trade Marks Office first made a declaration under Article 5 of the Madrid Agreement, but to which it later granted protection, the date of receipt by the International Bureau of WIPO of the final notification of the granting of protection constitutes the starting point for the calculation of the five-year time-limit. In the context of the German procedures, that date is therefore the date on which the registration procedure for an international registration is regarded as being completed.

(…) 46. Thirdly, as regards the complaint that by adding, of its own motion, the one-year time-limit to the five-year time-limit, the Board of Appeal turned the exception into the general rule, it should be noted that Paragraph 115(2) of the Markengesetz provides for such addition as a general rule. Moreover, OHIM rightly pointed out that an applicant for an international trade mark cannot be required to use and invest in the trade mark applied for before he knows whether the latter does actually enjoy the protection sought in the territory concerned, which was not the position before the expiry of the time-limit laid down in Article 5(2) of the Madrid Agreement.

47. Fourthly (…) it should be noted that that directive does not harmonise the procedural aspect of trade mark registration and it is thus for the Member State to determine the time at which the registration procedure comes to an end (…).”

Lees het arrest hier.

IEF 7337

Verssss

En route internationalGvEA, 26 november 2008, zaak T-147/06 En Route International Ltd tegen OHIM

Gemeenschapsmerken. Terechte weigering beschrijvend woordmerk FRESHHH voor, kort gezegd, eten en drinken.

“21. Nach dem vorstehend Gesagten wird der betroffene Verbraucher, wenn ihm die angemeldete Marke begegnet, diese ungeachtet der doppelten Hinzufügung des Endbuchstabens „h“ als eine Variante des Ausdrucks „fresh“ wahrnehmen. Das Wort „fresh“ ist aber ein gängiges englisches Wort, das zur Bezeichnung eines der relevanten Merkmale der von der Anmeldemarke erfassten Waren verwendet werden kann, nämlich der Frische, was bedeutet, dass die angemeldete Marke beschreibend ist.“

Lees het arrest hier.