IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 2625

Kabinetsbehuizingen

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 31 augustus 2006, rolnr. 04/943. ADP Gauselmann GmbH & Atronic Casino Technology GmbH tegen G.E.F. IM. Di Domenico Girardini S.R.L., Magic Dereams S.R.L. & OMG Metal Works S.R.L.

Auteursrecht op gokkastkasten. Een offerte is geen openbaarmaking in de zin van artikel 12 AW.

ADP en ATRONIC hebben verschillende Italiaanse gokkast fabrikanten (Giraridini c.s.) gedagvaard, omdat zij auteursrechtinbreuk zouden hebben gemaakt op het auteursrecht op de kabinetsbehuizing van kansspelautomaten, gokkasten,  van ADP,de “Big Wheel”, door haar toevertrouwde tekeningen, ontwerpen en informatie voor de productie te gebruiken.  Girardini produceerde de (behuizingen van de) “Big Wheel” voor Orion B.V. die deze naar Tsjechië en Slowakije exporteerde.

De Voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen.
ADP c.s. hebben tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.

Het geschil draait om de vraag om de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ex artikel 5 sub 3 EEX-Verordening. Het Hof gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat de kabinetsbehuizing van de kansspelautomaten auteursrechtelijke bescherming genieten. Uit de stukken blijkt echter niet dat Giraridini het ontwerp in Nederland openbaar hebben gemaakt. De factuur aan Orion B.V., waarop is vermeld dat de levering “ex works” in Italië geschiedt, bewijst het tegendeel.

Uit de wetsgeschiedenis van de genoemde wet blijkt dat aan het begrip “openbaarmaking” in artikel 12 weliswaar een ruime betekenis moet worden toegekend maar dat in elk geval, ook in de afgeleide betekenissen van het begrip, vereist is dat het werk op een of andere manier aan het publiek ter beschikking komt (HR 27 januari 1995, NJ 1995, 669 r.o. 3.2.2.). Daaraan wordt niet voldaan door offertes per fax te sturen, of folders van (andere) kansspelmachines.

Uit correspondentie tussen Orion en Girardini, volgt dat er plannen tot samenwerking waren waarbij Orion 5000 behuizingen in de Benelux wilde gaan leveren. Ministerie van EZ gaf echter geen toestemming, zodat er ook geen dreiging van een onrechtmatige daad in Nederland meer is. Het hof bekrachtigt het vonnis.

Lees het arrest hier.

IEF 2624

Beschermde titel

rrr.JPGRechtbank Maastricht, 18 september 2006, KG ZA 06-269. St. Nicholas Music Inc. tegen Get Nosed B.V. c.s. (Met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).

Nicholas is exclusief rechthebbende van het auteursrecht dat rust op titel en tekst van het wereldwijd bekende liedje “Rudolph the red-nosed reindeer” dat in 1949 is uitgebracht. In de afgelopen decennia zijn diverse (teken)films met het personage Rudolph gemaakt en via geautoriseerde licenties is ook een breed scala aan andere producten op de markt gebracht (boeken, dvd’s, cd’s, speelgoed), waardoor de faam van Rudolph nog verder is toegenomen.

Sinds enige tijd brengt Get Nosed c.s een alcoholhoudende drank in kleine flesjes op de markt waarop de naam ‘Rudolph’ wordt gebruikt, waarbij de letter ‘o’ als een rode bol is afgebeeld die tevens de neus is van een rendierkop van welke de contouren met donkere lijnen in cartoonstijl rond de naam zijn getekend.

Eiser Nicholas en de Rechtbank Maastricht zien dit als een ongeoorloofde inbreuk op het auteursrecht van Nicholas.  De inbreukvraag valt volgens de rechtbank in diverse deelvragen uiteen:  a) kan de titel “Rudolph the red-nosed reindeer” als een werk in de zin van artikel 10 AW worden beschouwd? b) indien ja, wordt daarop in het onderhavige geval inbreuk gemaakt?”

Dat en waarom er sprake is van een werk wordt niet direct verwoord, maar blijkt afdoende uit de constatering dat en waarom er sprake is van inbreuk.

Niet in dispuut is hier dat het auteursrecht van Nicholas betrekking heeft op titel en liedje “Rudolph the red-nosed reindeer”, en derhalve niet direct op (de afbeelding van) een personage. Dat is echter niet waar het om gaat. Waar het wél om gaat is de vraag of, ondanks de afwezigheid van een uniforme uiterlijke voorstellingswijze van Rudolph, de voorstelling [van gedaagde] in verbinding met de naam ‘Rudolph’ een onrniddellijke associatie met de titel “Rudolph the red-nosed reindeer” teweeg brengt en daarvan als een veruiterlijking kan worden opgevat. (…) is sprake van een bewerking “welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt” (art 13 Auteurswet) dan wel van iets nieuws en oorspronkelijks dat - onverminderd het auteursrecht op het oorspronkelijke werk - als zelfstandig werk bescherming verdient (art. 10, lid 2 Auteurswet)?

Het door gedaagde gebruikte logo met de drie elementen ‘Rudolph’, de ‘rode neus’, en het ‘rendier’ (of hert, wat in dit verband op hetzelfde neerkomt), waarvan Nicholas ter zitting onder verwijzing naar auteursrechtelijke literatuur met juistheid heeft betoogd dat dit drie geheel subjectieve elementen zijn, wekt zozeer én onmiddellijk de associatie op met een - wellicht tot op dat moment in het voorstellingsvermogen nog niet concreet gevisualiseerd - beeld van “Rudolph the rednosed reindeer”, dat daarmee het ongelijk van gedaagde een gegeven feit is.

Ook het ‘parodie argument’ slaagt niet. Van een visuele parodie kan ook in de optiek van gedaagde geen sprake zijn bij gebreke aan een uniform uiterlijk van Rudolph. Blijft over wat men een situationele parodie zou kunnen noemen; het plaatsen van een karakter in een ironiserende situatie die afwijkt van de gebruikelijke omgeving. Daarvan is hier evenmin sprake, nu Rudolph slechts als vrolijk beeldmerk op een flesje alcoholhoudende drank wordt gebruikt; enige parodie valt daarin niet te onderkennen.
Dat er tussen partijen nog een ‘merkenrechtelijke procedure’ bij het OHIM loopt is niet van belang. “Rechtspraak noch regelgeving dwingen in een situatie als de onderhavige, waarin een conflict tussen partijen vanuit zowel nationaal-auteursrechtelijk alsook Europees-rnerkenrechteljk perspectief kan worden bezien, tot enigerlei terugtred van de nationale rechter zoals kennelijk wordt bepleit.

De verschillen in verkoopkanaal en doelgroep zullen zeker wel dusdanig zijn dat kinderen niet of nauwelijks in aanraking komen met het Rudolphdrarikje. Bij een louter daarop gebaseerde vordering tot schadevergoeding in de bodemprocedure zal Nicholas ongetwijfeld nog het nodige moeten doen om dat hard te maken. Die kwestie kan hier verder in het midden worden gelaten.

Nicholas heeft, met verwijzing naar de IE-handhavingsrichtlijn en in afwijking van het bij een proceslkostenveroordeling gebruikelijkerwijs gehanteerde forfaitaire tarief, de veroordeling van gedaagde Get Nosed in de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten gevorderd, thans te bepalen op een voorschot van € 7.500,-. Daarbij heeft Nicholas gewezen naar recente kort geding uitspraken, waarin een dergelijke veroordeling is uitgesproken bij een bewuste inbreuk op een rnerkrecht.

Get Nosed betwist in dit verband dat sprake is geweest van een bewuste inbreuk. Zij stelt te goeder trouw te zijn geweest en onderzoek te hebben gedaan in de merkregisters De voorzieningenrechter overweegt dat deze zaak auteursrechtelijk van aard is zodat merkenrechtelijk onderzoek, wat daar ook verder van zij, niet kan bijdragen tot goede trouw in de door Get Nosed voorgestane zin Het komt voor rekening van Get Nosed dat zij wellicht heeft gemeend dat het auteursrecht geen beletsel zou vormen voor de verkoop van het Rudolphdrankje. In de bewoordingen van artikel 3:11 BW is zij iemand die de aan Nicholas toekomende auteursrechtelijke bescherming “in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen”/ Het toe te kennen voorschot wordt bepaald op € 5.000,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 2623

Punt

Gerechtshof Den Haag, 15 juni 2006, rol nummer 05/1107.Nokta Telecom V.O.F. tegen Nokia Corporation

In juni 2005 oordeelde de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag dat er sprake is van auditieve en visuele gelijkenis tussen het bekende merk NOKIA en de door gedaagde gebruikte handelsnaam Nokta Telecom en de domeinnaam www.noktatelecom.nl.

 Nokta voert aan dat zij het teken NOKTA niet als merk, maar als onderdeel van hun handelsnaam en hun domeinnaam gebruiken.  Het Hof oordeelthet teken 'nokta' wordt gebruikt als onderdeel van een handelsnaam. Hoewel een handelsnaam mede kan dienen ter onderscheiding van waren of diensten (in de zin van art. 13A lid 1 sub b en c BMW) is er in casu geen sprake van merkgebruik. Nokia  heeft niet aannemelijk gemaakt  dat het publiek het gebruik van de handelsnaam NOKTA TELECOM in fiete opvat als gebruik van een teken waarmee de diensten van Nokta worden onderscheiden.. Het gebruik van Nokta als onderdeel van de domeinnaam levert volgens het hof gebruik als handelsnaam, en geen merkgebruik op.

 

Met betrekking tot 13A lid 1 sub d merkt het hof op  Nokia sinds de jaren 90 merkrechten heeft, Nokia een bekend merk is en dat Nokta haar winkels pas in 2002 heeft geopend. Daar de tekens voor wat betreft het kenmerkende gedeelte - Nokta - in ieder geval visueel overeenstemt met het merk Nokia en gebruikt wordt dan wel ingeschreven is voor dezelfde waren  en diensten, en dat Nokia als bekend merk een ruime beschermingsomvang heeft, acht het hof aannemelijk dat Nokta  ongerechtvaardigt voordeel heeft getrokken uit en/of ongerechtvaardigd afbeuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Het feit dat 'nokta' een aanduiding is voor (tref)punt in de Turkse taal, levert ook bij het hof geen geldige reden voor gebruik  op.

Ten overvloede gaat het Hof nog in op de stelling van Nokta dat art. 5a Handelsnaamwet toepassing mist omdat er naar haar mening geen sprake van verwarringsgevaar is. Het Hof overweegt dat in de handelsnaam NOKTA TELECOM, NOKTA als het kenmerkende deel moet worden aangemerkt en dat de woorden 'nokia' en 'nokta' een visuele gelijkenis vertonen. Op grond van de activiteiten die beide ondernemingen verrichten, oordeelt het Hof dat er gevaar voor indirecte verwarring mogelijk is.

Het Hof verlengd wel de termijn waarbinnen Nokta het gebruik van de domeinnaam moet staken.

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnsi rechtbank hier

IEF 2622

Geen zoekmachine

gnb.bmpO.a. de NRC bericht dat Google News van de Belgische rechter alle artikelen van Franstalige kranten verwijderen. “In tegenstelling tot de Nederlandse dagbladuitgevers tekenden de Belgische kranten bezwaar aan tegen Google News, dat naar hun mening inbreuk maakt op het auteursrecht. De Franstalige pers stapte naar de rechter en kreeg gelijk, zo bleek afgelopen weekeinde: de Brusselse rechtbank heeft Google News verboden nog langer naar artikelen te verwijzen, op straffe van een dwangsom van 1 miljoen euro per dag. Bovendien moet Google een bericht over de beslissing van de rechter publiceren. Sinds gisterenavond zijn geen artikelen van Franstalige kranten als La Soir, La Libre Belgique en La dernière meer bij Google verschenen.

Voor zijn vonnis baseerde de Belgische rechter zich op de bevindingen van Luc Golvers, de internetexpert en voorzitter van Belcliv, de Belgische club voor Informaticaveiligheid. Golvers beschouwt Google News als een nieuwsportaal, en niet als een zoekmachine. Door de caching (langdurige opslag) die Google gebruikt, kunnen bezoekers een artikel blijven lezen, ook nadat de uitgever het van zijn eigen site heeft verwijderd. “

Lees hier meer. Vonnis hier.

IEF 2620

Oppervlakkig reclamerecht

Adformatie.nl bericht over een kort geding tussen KPN en JCDecaux. “ Het telecombedrijf wil reclamevlakken op zijn telefooncellen gaan aanbrengen in samenwerking met Hillenaar, maar JCDecaux heeft het exclusieve recht door contracten met de gemeenten. KPN meent dat het contract tussen JC Decaux en gemeenten geen exclusiviteit behelst voor het formaat van twee vierkante meter, het formaat waarop KPN in de telefooncellen wil laten adverteren. Woensdag dient een kort geding voor de rechtbank van Amsterdam.”

Lees hier iets meer.

IEF 2619

Vier categorieën

vwa.bmpRapport VWA: Claims bij levensmiddelen onderzocht. “De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) onderzocht 175 voedingsmiddelen op het gebruik van zogenaamde claims. Dertien maal is opgetreden tegen oneigenlijk gebruik van claims. Ook is door de VWA een medische claim aangetroffen op een levensmiddel. Dit is verboden omdat medische claims alleen op medicijnen mogen staan.

De VWA onderscheidt vier categorieën claims: medische claims, gezondheidsclaims, voedingswaarde claims en overige claims.  Verreweg de meeste aangetroffen claims zijn voedingswaarde claims, met name gericht op de (lage) hoeveelheid vet die het product bevat. Daarnaast is er in ongeveer een derde van de aangetroffen claims sprake van een claim die valt in de categorie ‘overig’. Deze ‘overige’ claims zijn vaak vaag en betekenisloos, zoals: “perfect geschikt voor de verantwoorde lekkere trek’, of: ”draagt bij aan een evenwichtige voeding”. Dit soort claims kan verwarring wekken bij de consument of zelfs misleiden.

De komende jaren wordt gewerkt aan het implementeren van een Europese verordening voor claims, die de huidige wetgeving gaat vervangen. Het is op dit moment (nog) niet duidelijk of de bovengenoemde vage, ‘overige’ claims verboden gaan worden door de nieuwe Europese claimsverordening.

De VWA dringt er bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op aan zorg te dragen dat de nieuwe claimswetgeving eenduidig geïnterpreteerd kan gaan worden, ook met betrekking tot de ‘overige’ claims.”

Lees het rapport rapport ‘Claims bij levensmiddelen’ hier.

IEF 2618

Geschikt

Persbericht St. Brein: " Zoekmp3 schikt schadeclaim met Brein. Afgelopen zomer oordeelde het Gerechtshof Amsterdam (15.06.2006) in hogerberoep dat de site Zoekmp3 onrechtmatig is omdat structureel gebruik werdgemaakt van de beschikbaarheid van ongeautoriseerd aangebodenmuziekbestanden op internet.

Tevens werd Zoekmp3 verplicht een nader tebepalen schadevergoeding te betalen aan de door BREIN vertegenwoordigdebenadeelde rechthebbenden. Die schadeclaim is nu geschikt. Zoekmp3 betaalteen substantieel bedrag aan BREIN en gaat niet in cassatie.

Zoekmp3 accepteert het oordeel van het Hof: "Wij zijn destijds zelf naar derechter gestapt om duidelijkheid te krijgen of de werkwijze van Zoekmp3geoorloofd was. We respecteren het oordeel van het Hof dat het structureelgebruikmaken van het massale aanbod van ongeautoriseerd muziekbestandenonrechtmatig is. Daarom hebben wij besloten niet in cassatie te gaan en metBREIN een schadevergoeding te schikken.

"Op de site Zoekmp3 kon worden gezocht naar muziekbestanden die door middelvan een link konden worden gedownload van andere websites. Op de siteZoekmp3 stonden geen muziekbestanden. Eerder had de rechtbank Haarlem desite Zoekmp3 niet verboden maar bepaald dat door BREIN gemelde links naarillegale muziekbestanden moesten worden verwijderd. In hoger beroep verboodhet Hof Zoekmp3 alsnog omdat het Hof oordeelde dat de site wist dat deaangeboden links in belangrijke mate verwezen naar illegale muziekbestandenen daar structureel gebruik van maakte. Het Hof bepaalde dat het daarbijniet ter zake doet dat het op beperkte schaal downloaden door gebruikers istoegestaan. Het openbaar maken van auteursrechtelijk beschermde werkenzonder toestemming is inbreukmakend en daarnaar linken is onrechtmatig. HetHof oordeelde dat een site die dat structureel doet verboden is enschadevergoeding dient te betalen.

BREIN is tevreden: "De uitspraak van het Hof in deze bodemprocedure sluit aan bij de internationale jurisprudentie. De kort geding uitspraak in de Kazaa zaak is daardoor achterhaald. Kazaa betaalde al een forse schikking. Zoekmp3 is gestopt en schikt nu ook. Natuurlijk liggen de bedragen helemaal niet in dezelfde orde van grootte. Dat was voor de sites ook niet het geval. Maar het is een substantieel bedrag dat we aanwenden om illegale websites aan te pakken"."

Lees het persbericht ook hier.

IEF 2617

Stereochemie

rnb.bmpRechtbank Den Haag 13 september 2006, rolnr. 05-2842 en Rechtbank Den Haag 13 september 2006, rolnr. 05-2877, beide procedures tussen de partijen Ranbaxy Uk. Ltd. en Ranbaxy Laboratories Ltd. tegen Warner-Lambert.

Warner-Lambert is de houdster van twee Europese octrooien die betrekking hebben op de cholesterolremmende stof atorvastastine, EP 0 409 281 en EP 0 247 633. Atorvastatine is de werkzame stof van het geneesmiddel Lipitor van Pfizer (verbonden aan Warner-Lambert). Ranbaxy is voornemens om ook een geneesmiddel op de markt te brengen met de werkzame stof atorvastatine en heeft naar aanleiding daarvan twee procedures tegen Warner-Lambert aanhangig gemaakt: een met betrekking tot de geldigheid van conclusies 1, 2, en 3 van EP ‘281 en een met betrekking tot de beschermingsomvang van EP ‘633.

In de eerste procedure (rolnr. 05-2842) wijst de rechtbank de vordering van Ranbaxy toe en vernietigt conclusie 1, 2 en 3 van EP ‘281 wegens gebrek aan nieuwheid en inventiviteit. De rechtbank zet daarmee een eerder oordeel van de Technische Kamer van Beroep van het Europese octrooibureau opzij, dat de uitvinding wel inventief achtte.

In de tweede procedure is de beschermingsomvang van EP ‘633 aan de orde. Ranbaxy stelt zich op het standpunt dat “de stereochemie van atorvastatine met zich meebrengt dat deze stof geen inbreuk maakt op het octrooi.” Bij het beoordelen van deze stelling is onder meer aan de orde of Warner-Lambert zekere uitvoeringsvarianten van geoctrooieerde uitvinding heeft gedisclaimd, bij voorbeeld in de vorm van afstand van recht. Ranbaxy stelt zich onder meer op het standpunt dat Warner-Lambert dit heeft gedaan door bepaalde mededelingen aan het Europese octrooibureau tijdens de verleningsprocedure van het ándere octrooi, EP ‘281. De rechtbank overweegt dat hiermee niet is voldaan aan de vereisten voor afstand van recht, aangezien met die mededelingen geen uitspraak is gedaan over de beschermingsomvang van EP ‘633. In r.o. 3.22”

“Afstand van recht is een rechtshandeling, zodat naar Nederlands recht een op de wil tot het doen van afstand gerichte verklaring is vereist, eventueel te construeren aan de hand van de criteria van artikel 3:35 BW. Daarvan is mede gelet op de geschetste te onderscheiden contexten (informatie voor de vakman vs. beschermingsomvang) geen sprake. Aan de vereisten voor afstand van recht dient, gelet op de verstrekkende gevolgen daarvan, strikt de hand te worden gehouden.” 

De rechtbank concludeert dat op geen enkele plaats in de beschrijving, de conclusies of de verleningsgeschiedenis van EP ‘633 een disclaimer te lezen is, en wijst de vorderingen van Ranbaxy af. Aangezien Ranbaxy tijdens de zitting heeft verklaard dat zij haar voornemen om atorvastatine op de markt te brengen laat afhangen van de uitkomst van de procedure in conventie, neemt de rechtbank aan dat Ranbaxy haar voornemen niet zal uitvoeren. 

Lees  de vonnissen hier en hier

IEF 2616

Verstrijkende inschrijvingen

mtro.bmpGvEA, 13 september 2006, zaak T-191/04. MIP Metro Group Intellectual Property GmbH & Co. KG tegen OHIM / Tesco Stores Ltd

Formele bezwaren m.b.t. oppositieprocedure nationaal woordmerk METRO tegen aanvraag tot inschrijving van beeldmerk dat woordelement METRO bevat. .

“Het Gerecht stelt derhalve vast dat bij het oordeel in de bestreden beslissing dat „[h]et [...] de oppositieafdeling niet [is] toegestaan, het statuut van een opposant met terugwerkende kracht te wijzigen alleen omdat een nationale inschrijving [...] in de loop van de oppositieprocedure [...] verstrijkt”, geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat geen conflict kan ontstaan tussen het aangevraagde merk en een ouder merk dat tijdens deze periode verstrijkt, aangezien het aangevraagde merk pas na afloop van de oppositieprocedure kan worden ingeschreven.

De bescherming die de kamer van beroep aan het oudere merk heeft toegekend, vindt bijgevolg geen rechtvaardiging in de bescherming van de wezenlijke functie van het merk en druist in tegen de ratio legis en de systematiek van de regeling betreffende de beoordeling van de relatieve weigeringsgronden en de oppositieprocedure.
 
Bovendien stellen verzoekster en het BHIM terecht dat de oppositieafdeling en de kamers van beroep rekening moeten houden met wijzigingen in omstandigheden die zich voordoen tussen het ogenblik waarop de oppositie wordt ingesteld, en de uitspraak op de oppositie, zoals die blijken uit de bewijzen die de partijen overleggen in antwoord op het verzoek om inlichtingen van het BHIM."

Lees het arrest hier.

IEF 2615

Volledig de baas

rlvvd.bmpHet Haarlems Dagblad bericht dat de “Haarlemmermeer is gegijzeld door auteursrechten. Dat zegt VVD-raadslid B. Homan. Hij verwijst naar de problemen rondom de kunstwerken aan de gevel van schouwburg De Meerse en op Big Spotters Hill. Homan wil hierover een debat aanzwengelen.

Ook het nieuwe kunstwerk op het Burgemeester van Stamplein, het Mannetje van Hoofddorp, kan door auteursrechten een blok aan het been van de gemeente worden. Het raadslid pleit ervoor dat de gemeente volledig de baas wordt van kunstwerken en ontwerpen waarvoor zij opdracht heeft gegeven. ,,Ze moeten écht van ons zijn. Daaruit volgt dat we er dan ook van alles mee moeten kunnen doen: vervangen, verwijderen, verplaatsen, iets erbij zetten of - voor mijn part - in de kelder zetten", stelt Homan.”

Lees hier meer.