IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 22222
4 september 2024
Artikel

Nieuw op IE-C.nl: inleidend commentaar op AI Act

 
IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 2310

Nawerking

Voorzieningenrechter Rechtbank te Alkmaar, 23 juni 2006, LJN: AY1410 Makelaarsland tegen gedaagden.

Makelaarsland heeft na het vonnis van 16 mei 2006 haar commercial gewijzigd. De beelden zijn hetzelfde gebleven, maar de voice-over is aangepast. De gewijzigde commercial heeft Makelaarsland doorgestuurd aan gedaagden met de vraag of zij hiertegen nog bezwaar hebben. Gedaagden hebben daarop medegedeeld dat dat het geval is. Makelaarsland heeft daarop dit executiegeschil gestart.

Er is sprake van nawerking van de oude commercial. Volgens de voorzieningenrechter speelt bij televisie het visuele aspect een belangrijke rol. De beelden blijven bij het TV publiek hangen. Nu het beeldmateriaal hetzelfde is gebleven is de wijziging van de voice-over onvoldoende.

De voorzieningenrechter is van mening dat er voldoende dreiging van executie is, nu het vonnis van 16 mei 2006 aan Makelaarsland is betekend en gedaagden duidelijk te kennen hebben gegeven dat zij bewaar maken tegen de gewijzigde commercial. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de gewijzigde commercial valt binnen het dictum van het vonnis van 16 mei 2006.

Bovendien oordeelt de voorzieningenrechter dat uit de nieuwe voice-over onvoldoende duidelijk het beperkte karakter van de diensten van Makelaarsland blijkt. “De bewering van Makelaarsland in de nieuwe voice-over dat zij het hele verkoopproces begeleidt, kan onder deze omstandigheden nog altijd bij de consument de onjuiste indruk wekken dat Makelaarsland wat dat betreft dezelfde diensten als andere makelaars aanbiedt”.

Lees het vonnis hier.

IEF 2309

Evenknieën

Rechtbank te ’s-Hertogenbosch, 14 juni 2006, HA ZA 04-2623. Montis en Montis Design tegen Jess Meubeldesign, By Jaski en Fred Jaski Meubelagenturen.

In een interessant vonnis over auteursrecht, verwatering van auteursrecht, rechtsverwerking en schadevergoeding na niet-optreden, stelt de rechtbank dat de meubelmodellen Windy, Poker, Sting, Charly en Chaplin van Montis auteursrechtelijke bescherming genieten en dat de evenknieën, respectievelijk de modellen Manta, Noa, Spider, Jacky en Lloyd van Jess daarop inbreuk maken.

De rechtbank passeert het verweer van Jess dat de vormgeving van de meubelmodellen van Montis deel zou uit maken van een bepaalde stijl, trend en mode. Volgens de rechtbank is genoegzaam vast komen te staan dat Montis steeds heeft beoogd oorspronkelijke, exclusieve stoelen te ontwikkelen en niet het oogmerk heeft gehad nieuwe mode, stijl of trend te introduceren. Volgens de rechtbank kent de auteurswet het begrip “verwatering” niet.

Het door Jess gedane beroep op rechtsverwerking faalt. De rechtbank stelt vast dat in casu evenwel niet gesteld of gebleken is van bijkomende omstandigheden en/of feiten die een beroep op rechtsverwerking rechtvaardigen. “Met Montis is de rechtbank van oordeel dat Jess uit het enkele feiten dat de ontwerper van Montis, Gijs Papavoine, medio 1991 heeft medegedeeld dat het eerste op de stoelen van Montis geïnspireerde model van Jess, de stoel Ypsilon, geen inbreuk maakte op de modellen van Montis niet mocht afleiden dat ook haar latere modellen geen inbreuk zouden maken op de modellen van Montis, of dat Montis haar rechten om zich jegens Jess te beroepen op haar auteurs- modelrechten prijs gaf ”.

Volgens de rechtbank heeft het stilzitten van Montis wel tot gevolg dat Montis over de periode waarin zij willens en wetens heeft nagelaten op te treden tegen het inbreukmakend handelen van Jess in redelijkheid en billijkheid geen schadevergoeding en de gebruikelijke opgave kan vorderen. Dit is anders voor de periode na de eerste sommatiebrief van 25 maart 2004. Jess moet de na 25 maart 2004 door Montis geleden schade vergoeden.

De rechtbank begroot de geleden schade op 25% van de gemiddelde winst van Montis op het betreffende type model vermenigvuldigd met het aantal door Jess en By Jaski na 25 maart 2004 geproduceerde en verkochte ongeoorloofde nabootsingen.

De rechtbank wijst de vorderingen van Montis jegens Fred Jaski af, aangezien volgens de rechtbank niet genoegzaam is gebleken dat Fred Jaski zich bezig heeft gehouden met de verkoop van de modellen van Jess.

Lees het vonnis hier.

IEF 2308

BVIE: toezegging aan de Eerste Kamer

Kamerstuk 30633, nrs. 1 t/m 3,  2e Kamer. Wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) Koninklijke boodschap,  Voorstel van wet en Memorie van Toelichting.

Gaat het nog lukken voor 1 september?

De Eerste Kamer heeft bezwaar tegen het vervallen van het goedkeuringsrecht terzake. Om daaraan tegemoet te komen wordt voorgesteld om in de goedkeuringswet een parlementair instemmingsrecht op te nemen.

Dit wetsvoorstel strekt tot nakoming van de toezegging aan de Eerste Kamer te bevorderen dat in de goedkeuringswet bij het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom een parlementair instemmingsrecht bij besluiten van het Comité van Ministers wordt opgenomen.

Artikel 1.7, eerste lid, van dat verdrag geeft het Comité van Ministers de bevoegdheid om bij besluit de wijzigingen in het verdrag aan te brengen die noodzakelijk zijn om de conformiteit met een verdrag of met EG-regelgeving te verzekeren. Bij toepassing van deze procedure voor versnelde omzetting van anderszins voor Nederland reeds bindende bepalingen is geen wetsvoorstel tot goedkeuring van de verdragswijziging meer noodzakelijk. De procedure beoogt te voorkomen dat de tijd die gemoeid is met goedkeuring van noodzakelijke verdragswijzigingen in de drie Benelux-staten leidt tot implementatieachterstanden.

Een dergelijk instemmingsrecht met besluiten van volkenrechtelijke organisaties – zoals in dit geval besluiten van het Comité van Ministers van de Benelux – is niet ongebruikelijk. Zo is een dergelijke bepaling opgenomen in de goedkeuringswet bij het Schengen verdrag en in de goedkeuringswet bij het Verdrag van Amsterdam.

Er is in dit wetsvoorstel dan ook nadrukkelijk aansluiting gezocht bij deze twee wetten. Volgens het wetsvoorstel wordt ieder ontwerp van een besluit van het Comité van Ministers op grond van artikel 1.7, eerste lid, van het verdrag, terstond nadat het tot stand is gekomen aan beide Kamers der Staten- Generaal ter instemming voorgelegd. Deze instemming is vereist voordat een lid van de regering zijn medewerking kan verlenen aan de totstandkoming van een besluit van het Comité van Ministers.

Het Comité besluit met algemene stemmen, waarbij stemonthouding van een van de leden niet verhindert dat een besluit wordt genomen. Indien één van de partijen tegenstemt zal het besluit niet tot stand kunnen komen. Dat betekent dat op het moment dat één der Kamers niet instemt met een voorgenomen besluit de Nederlandse vertegenwoordiger in het Comité van Ministers tegen moet stemmen. Onthouding zou immers impliceren dat hij alsnog zijn medewerking aan de totstandkoming van het besluit zou verlenen.

De instemming van de Kamers kan uitdrukkelijk en stilzwijgend worden verleend. Van stilzwijgende instemming is sprake indien niet binnen vijftien dagen na overlegging van het ontwerpbesluit aan de Staten-Generaal de wens te kennen wordt gegeven dat het ontwerp de uitdrukkelijke instemming behoeft. Deze termijn van vijftien dagen wordt ook gehanteerd in de twee genoemde goedkeuringswetten en blijkt een redelijke termijn om enerzijds de Kamers voldoende gelegenheid te geven kennis te nemen van het ontwerpbesluit en anderzijds niet te veel afbreuk te doen aan de beoogde tijdswinst van de vereenvoudigde omzettingsprocedure.

In lijn met artikel 5 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen en aanwijzing 43 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving volstaat een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van één der Kamers om het stilzwijgen te doorbreken en expliciete instemming noodzakelijk te maken.

Voorstel hier, boodschap koningin hier, MvT hier.

IEF 2307

Evaluatie Rijksoctrooiwet 1995

Ministerie van Economische Zaken: Evaluatie Rijksoctrooiwet 1995. Eindrapport. 

Dit rapport is uitgebracht aan de opdrachtgever, het Ministerie van Economische Zaken en mag alleen gebruikt worden in het kader waarvoor het rapport is opgesteld, de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995.

Fundament van deze eerdere lezingen en persberichten. Lees het volledige rapport hier.

Zie ook: Kamerstuk 30635, nr. 1, 2e Kamer. Octrooibeleid; Brief staatssecretaris met beleidsvisie + achtergrondinformatie Beleidsvisie Octrooibeleid en MKB.

Beleidsvisie hier, achtergrondinfo hier.

IEF 2306

Eerst even voor jezelf lezen

- Voorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 23 juni 2006,  LJN: AY1410. Makelaarsland B.V. tegen gedaagde.
 
“Executiegeschil n.a.v. dit vonnis: Het door Makelaarsland gevorderde bevel om de executie van het vonnis van 16 mei 2006 te staken wordt afgewezen. De aangepaste commercial valt binnen het bereik van het dictum van dat vonnis, omdat Makelaarsland onvoldoende afstand neemt van de oorspronkelijke commercial. Bovendien komt in de gewijzigde voice-over het beperkte karakter van de door Makelaarsland aangeboden diensten, in het licht van de gekozen formulering en gebruikte bewoording in die voice-over, onvoldoende duidelijk naar voren.”

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 29 juni 2006, LJN: AY1081 H. Schiffmacher en Boomerang Nederland B.V. tegen Herb Industries B.V. & 10Feet B.V.
 
Vonnis in deze eerder besproken zaak. “Eiser heeft in 1996 een reproductie van een schilderij beschilderd. Op het oorspronkelijke werk, waarvan de auteur onbekend is, dat behoort tot het “publieke domein” en kan worden ingedeeld in de categorie “kitsch” is een schaars geklede Mexicaanse vrouw te zien. Eiser heeft de vrouw voorzien van tatoeages op armen, nek en rug, in een opvallende kleur blauw en heeft aldus een nieuw, oorspronkelijk werk gecreëerd, met onmiskenbaar zijn persoonlijke signatuur. Bovendien zijn de tatoeages te beschouwen als op zichzelf staande kunstwerken. Boomerang heeft met toestemming van eiser ansichtkaarten met zijn werk op de markt gebracht. Zowel op de ansicht als in het boek over 10 jaar Boomerang is duidelijk vermeld dat eiser de maker is. Eiser kwam in 2005 in de Kalverstraat een meisje tegen met een T-shirt aan waarop zijn werk te zien was. Eiser heeft daartoe nimmer toestemming verleend. Hij heeft via Artist Affairs getracht aan deze inbreuk een einde te maken.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2304

Elk van de afzonderlijke waren

HvJ EG, Conclusie van advocaat-generaal E. Sharpston, 6 juli 2006, Zaak C-239/05, BVBA Management, Training en Consultancy tegen Benelux-Merkenbureau.

Verzoek van het Hof van Beroep te Brussel om een prejudiciële beslissing betreffende de uitlegging van artikel 3 van de merkenrichtlijn (weigering registratie).

Het BMB weigerde het merk THE KITCHEN COMPANYin te schrijven omdat het louter beschrijvend was voor de soort, hoedanigheid, herkomst of bestemming van de in de klassen 11, 20, 21, 37 en 42 genoemde waren en diensten van, voor of met betrekking tot een bedrijf in keukens en het derhalve ieder onderscheidend vermogen miste.

De verwijzende rechter is van mening dat uit het arrest Postkantoor volgt dat de merkenautoriteit de inschrijvingsaanvraag moet onderzoeken met betrekking tot elk van de waren en diensten waarvoor om bescherming is verzocht, en dat zij voor elk daarvan tot een andere conclusie kan komen. Indien dit laatste het geval is, moeten de voorlopige en de definitieve beslissingen waarbij inschrijving wordt geweigerd, hiervan melding maken.

Hij verklaart eveneens dat de „relevante feiten en omstandigheden” kunnen veranderen tussen het tijdstip waarop de merkenautoriteit beslist, en het tijdstip waarop de rechterlijke instantie het beroep tegen die beslissing afdoet.

De verwijzende rechter is er niet van overtuigd is dat de eerdere beslissing van het Benelux-Gerechtshof in de zaak Benelux-Merkenbureau/Vlaamse Toeristenbond verenigbaar is met de rechtspraak van het Hof, en dat deze twijfel aan de basis ligt van de verwijzing.

V: Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3 van de merkenrichtlijn eist dat een merkenautoriteit haar conclusie voor elk van de waren en diensten waarvoor merkbescherming wordt gevraagd, afzonderlijk vermeldt in de beslissing(24) waarbij zij de inschrijving van een merk weigert op basis van een absolute weigeringsgrond.

A: Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, eist niet dat een merkenautoriteit die weigert een merk in te schrijven, in haar beslissing een afzonderlijke conclusie formuleert met betrekking tot elk van de individuele waren en diensten waarvoor om merkbescherming is verzocht. Het volstaat dat uit de beslissing blijkt waarom de inschrijving is geweigerd voor specifieke categorieën van waren en diensten.

V: Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3 van de merkenrichtlijn aldus moet worden gelezen dat een rechterlijke instantie die kennis dient te nemen van een beroep tegen de beslissing van een merkenautoriteit waarbij de inschrijving van een merk is geweigerd, alleen de feiten en omstandigheden in aanmerking mag nemen die voorhanden waren op het tijdstip waarop de merkenautoriteit haar beslissing heeft genomen, dan wel of het deze rechterlijke instantie volgens dit artikel is toegestaan, feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen die sinds deze beslissing zijn ontstaan. Met het eerste onderdeel van de derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het verenigbaar is met artikel 3 van de merkenrichtlijn dat nationale voorschriften een rechterlijke instantie die kennis dient te nemen van de beslissing van een merkenautoriteit, verbieden wijzigingen van de relevante feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen.

A: Richtlijn 89/104 van de Raad laat het aan het nationale recht over om te bepalen of een rechterlijke instantie bij de toetsing van een beslissing van een merkenautoriteit houdende weigering van inschrijving van een merk, rekening mag houden met feiten en omstandigheden die niet bekend waren op het tijdstip waarop de merkenautoriteit haar beslissing heeft vastgesteld.

V: Met het tweede onderdeel van zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3 van de merkenrichtlijn eraan in de weg staat dat nationale voorschriften een rechterlijke instantie verbieden bij de toetsing van de beslissing van een merkenautoriteit uitspraak te doen over het onderscheidend vermogen van het merk voor elk van de waren en diensten afzonderlijk.

A: Richtlijn 89/104 van de Raad staat niet eraan in de weg dat nationale rechtsregels een rechterlijke instantie bij de toetsing van een dergelijke beslissing verbieden, ten eerste, rekening te houden met feiten en omstandigheden die niet bekend waren op het tijdstip waarop de merkenautoriteit haar beslissing heeft vastgesteld, en, ten tweede, uitspraak te doen over het onderscheidend vermogen van het merk voor elk van de waren en diensten afzonderlijk, mits deze regels de aanvrager daadwerkelijk de mogelijkheid bieden, in zijn aanvraag bij de merkenautoriteit subsidiair te verzoeken om gedeeltelijke inschrijving (te weten inschrijving voor slechts enkele van de waren en/of diensten die door de primaire aanvraag worden gedekt).”

Lees de conclusie hier. Lees het tussenarrest van het Hof van Beroep Brussel hier.

IEF 2303

Wel parallel (2)

Gerechtshof te Arnhem, 4 juli 2006, 2006/286. P. Struijk, h.o.d.n. Verhuurbedrijf Struijk en Handelsonderneming & Import Struijk tegen Deere and Company. (Met dank aan Hidde Koenraad, Steinhauser Hoogenraad).

Het hof bekrachtigt dit vonnis van de Rechtbank Arnhem. 

Merkhouder Deere & Company faciliteert de website www.machinefinder.com, een Internetportaal voor dealers van Deere-producten waarmee de facto wereldwijd tweedehands machines worden aangeboden. De website bevat geen mededelingen over de uitoefening van merkrechten. Het faciliteren van een dergelijk portaal kan niet worden beschouwd als impliciete toestemming voor parallelimport van buiten de EU. Het Hof weegt mee dat de merkhouder geen betrokkenheid heeft bij de totstandkoming van transacties tussen dealers en afnemers.

’Van belang is dat Deere niet zelf de aanbieder is van de op de site aangeboden machines en dat Deere ook geen directe invloed heeft op hetgeen door de dealers op de site wordt aangeboden Voorts is Deere niet betrokken bij de eventuele totstandkoming van een koopovereenkomst tussen een  aanbieder en een bezoeker van de site. Aldus biedt Deere zijn dealers met de site niet meer dan een medium om hun aanbod aan een — wereldwijd — publiek kenbaar te maken. Het ter beschikking stellen van dit medium is niet als een positief uitgedrukte toestemming te kwalificeren.

(…) Anders dan Struijk meent bieden de omstandigheden dat het aanbod geen regionale beperkingen kent en dat op de site geen merkenrechtelijke beperkingen zijn vermeld, evenmin ondersteuning voor het oordeel dat Deere Struijk wel degelijk (impliciet) toestemming heeft gegeven de machines voor het eerst in de EER in de handel te brengen.

(…) Uit een dergelijke passieve opstelling van Deere volgt ten aanzien van de merkenrechtelijke implicaties van eventuele tussen aanbieders en bezoekers van de site tot stand gekomen overeenkomsten, niet dat sprake is van een positief uitgedrukte toestemming voor de invoer in de EER van alle door Struijk met behulp van de site gekochte machines. Uit het voorgaande en het daaromtrent nog door Struijk aangevoerde, vloeit tevens voort dat er geen sprake is van het door Struijk gestelde misbruik van merkenrecht door Deere.’

Lees het vonnis hier.

IEF 2302

De reputatie van de Wuppie (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht meldt Novum dat : “Entertainers Ome Henk en Johan Vlemmix mogelijk een front vormen tegen het Naardense bedrijf Interall Group, dat de wuppie in Nederland introduceerde.

Dinsdag verbood de rechtbank (wie het vonnis heeft mag het mailen)  de 56-jarige Henk Stubbe nog langer over de pluizige knuffels te zingen wegens schending van het merkenrecht. Vlemmix staat vrijdag vanwege een vergelijkbare zaak voor de rechter.

Als Vlemmix de zaak wint, heeft zijn morsige collega een argument om in hoger beroep te gaan. Verliest Vlemmix, dan wil hij een gezamenlijk front vormen. Vlemmix  staat open voor samenwerking 'als het liedje van Ome Henk positief is.'"

Lees hier meer (Tiscali Shownieuws)

IEF 2301

Functioneel parket

Het ANP bericht dat “Justitie woensdag twee mensen heeft opgepakt op verdenking van het op grote schaal uitwisselen van illegale muziek, films en software op internet. Dat maakte het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie woensdag bekend. De mensen beheerden de sites www.liquidtorrent.org, www.liquidtracker.org en www.phoenixtorrent.org.

(…) De verdachten worden beschuldigd van beroepsmatige overtreding van de auteurswet en deelname aan een criminele organisatie.”

Lees hier meer (Trouw).

IEF 2300

Auteurswet Suriname

Het Dagblad Suriname bericht dat “Mediadirecteuren wachtende zijn op het gesprek dat zij met de minister van Justitie en Politie, Chandrikapersad Santokhi, hebben aangevraagd ten aanzien van de Auteursrechten in Suriname.

Dit gaf Werner Duttenhofer, directeur van Radio 10 aan DBS te kennen. Duttenhofer zei dat de mediadirecteuren geen tegenstanders zijn van de aangepaste Auteurswet, maar dat zij het nog niet eens zijn met de uitvoering daarvan. ‘We willen precies weten hoe dat ding gaat werken en hebben vragen.’

Lees hier meer.