IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1561

Juridische bijwerkingen

Gerechtshof Amsterdam, 19 januari 2006. Pharmachemie B.V tegen Sandoz B.V. Geneesmiddelenmerken zijn geen gewone merken. (Met dank aan Marjanka Vermunt, Brinkhof).

Sandoz (voorheen: Multipharma) heeft generieke geneesmiddelen van  Pharmchemie verhandelt, maar laat deze tegenwoordig elders vervaardigen. Pharmachemie vindt het bezwaarlijk dat Sandoz de bestanddelen Neuro en/of Cardio, al dan niet in combinatie met 80 of 30 in de door haar gebruikte merken is blijven gebruiken. Pharmachemie is eigenaar van de (klasse 5) merken  Neuro 30, Cardio 80, Acetylsalicylzuur Neuro 30 PCH en  Acetylsalicylzuur Cardio 80 PCH.

Het Hof oordeelt dat Sandoz  geen inbreuk maakt op deze merken met het gebruik van de aanduidingen “MP (Multipharma)-acetylsalicylzuur cardio 80” en “acetylsalicylzuur Sandoz cardio tablet 80” voor haar 80 mg acetylsalicylzuurtabletten en de aanduidingen “MP-acetylsalicylzuur neuro 30” en “acetylsalicylzuur Sandoz neuro tablet 30” voor haar 30 mg acetylsalicylzuurtabletten. De vorderingen van Pharmachemie worden dan ook afgewezen, o.a. onder verwijzing naar de naamgevingsregels voor geneesmiddelen.

Het hof verklaart de merken Neuro 30 en Cardio 80 nietig. De merken zijn beschrijvend. De betekenis en het gebruik van de woorden cardio en Neuro kan bezwaarlijk los worden gezien van de naamgevingsregels voor geneesmiddelen, waaruit o.a. blijkt dat deze woorden geschikt zijn om het therapeutische indicatiegebied van de producten aan te geven.

De andere merken van Pharmachemie, Acetylsalicylzuur Neuro 30 PCH en Acetylsalicylzuur Cardio 80 PCH, acht het Hof echter wél geldig. Aan het onderdeel “PCH” (Pharmachemie) kent het Hof namelijk, onderscheidende kracht toe en hij meent niet zozeer dat deze merken onderscheidend vermogen hebben, maar dat er “onvoldoende reden is de merken waarvan deze toevoeging deel uitmaakt nietig te oordelen”. Lees het arrest hier.

IEF 1560

Uitvindingsgedachte

Rechtbank 's-Gravenhage, 27 januari 2006, KG ZA 05-1527. Angiotech Pharmaceuticals Inc-Boston Scientific Corp tegen Occam Int. B.V.-Biosensors B.V. Stents!

Angiotech is werkzaam op het gebied van geneesmiddelen- afgevende medische instrumenten en biomateriaal. De voornaamste activiteit van Biosensors bestaat uit het exploiteren van een beleggingsholding en het in licentie geven van geoctrooieerde medische technologie. Occam is een licentiehouder van Biosensors en brengt onder de naam Axxion een intravasculaire stent op de markt. Angiotecht beticht Occam van inbreuk op haar EP octrooi betreffende de behandeling van stenoses (geblokkeerde of vernauwde bloedvaten).

Occam stelt geen inbreuk te maken op het octrooi: "De Axxion stent voldoet ook volgens Occam aan alle onderdelen van conclusie 1, met uitzondering evenwel van het aanwezig zijn van een polymeric carrier." De rechter gaat vervolgens uitgebreid in op de vraag wat de uitvindingsgedachte van de uitvinding is. Is toepassing van een "polymeric carrier" onderdeel een noodzakelijke maatregel voor toepassing van de uitvinding en ten tweede, wat is dan te verstaan is onder een "polymic carrier"?

De eerste vraag beantwoord de rechter in positieve zin:

4.6 Bij de beoordeling of sprake is van (letterlijke) inbreuk wordt vooropgesteld dat bij de uitleg van de conclusies van een octrooischrift, mede in het licht van beschrijving en tekeningen, onder ogen dient te worden gezien wat volgens de gemiddelde
vakman die daarvan kennis neemt, voor de uitvinding waarvan de bescherming wordt ingeroepen, wezenlijk is – anders gezegd: wat de achter de woorden van die conclusies liggende uitvindingsgedachte is – teneinde een uitsluitend op de letterlijke betekenis van de bewoordingen gegronde en daarom voor een redelijke bescherming van de octrooihouder wellicht te beperkte (of onnodig ruime) uitleg te vermijden. De tot uitleg van de conclusies van het octrooischrift geroepen rechter zal evenwel tevens moeten beoordelen of het resultaat van zijn onderzoek de rechtszekerheid voor derden voldoende tot haar recht laat komen. Dit laatste gezichtspunt zal een restrictieve, meer bij de bewoordingen van de conclusies aansluitende uitleg kunnen rechtvaardigen in dier voege dat gebrek aan duidelijkheid voor de gemiddelde vakman die de grenzen van de door het octrooi geboden bescherming wil vaststellen, in beginsel ten nadele van de octrooihouder werkt.

4.9. Naar voorlopig oordeel betreft de achter de conclusies liggende uitvindingsgedachte, het gebruik van taxol, of een derivaat daarvan, als het geneesmiddel dat is te gebruiken om restenose als gevolg van het aanbrengen van een stent te vermijden. In deze uitleg lijkt het gebruik van een polymeric carrier niet relevant voor de toepassing van de uitvindingsgedachte en daarmee een kenmerk dat zich ogenschijnlijk laat weg interpreteren.

4.10. Voorshands dient er van uit te worden gegaan dat toepassing van een polymeric carrier toch een noodzakelijke maatregel is voor toepassing van het octrooi. Op de eerste plaats staan de uitdrukkelijke bewoordingen van de conclusie daaraan in de weg. De vinding is thans, na de oppositieprocedure, neergelegd in een aantal productconclusies waaruit in duidelijke bewoordingen blijkt dat de uitvindingsgedachte wordt toegepast door taxol en een polymeric carrier aan te brengen op de stent. Het octrooi betreft aldus een product bestaande uit (cumulatief) een stent, taxol en een polymeric carrier. De rechtszekerheid voor derden brengt dan met zich mee dat de gemiddelde vakman erop mag vertrouwen dat op het octrooi alleen inbreuk wordt gemaakt indien in het gesteld inbreukmakende product cumulatief de drie genoemde maatregelen worden toegepast.

Ten slotte vindt de maatregel naar het oordeel van de rechter ook een grondslag in de beschrijving (4.12)

Met betrekking tot de tweede vraag overweegt de rechter dat "de aanwezigheid van een polymere drager impliceert dat het geneesmiddel is opgenomen in polymeer materiaal waarbij het materiaal zo gekozen is dat het geneesmiddel op naar tijd en hoeveelheid de meest wenselijke wijze beschikbaar komt. De voorzieningenrechter zal dan ook in de verdere beoordeling uitgaan van de aanname dat volgens het octrooi de actieve stof (Paclitaxel) in een polymeer materiaal is opgenomen en vanuit dat materiaal gereguleerd wordt afgescheiden."

De door Occam aangebrachte Calix laag is naar het oordeel van de rechter als een polymeer te kwalificeren. Echter, "Angiotech gaat evenwel uit van een drager die is aan te merken als een grondlaag of support. Hierboven heeft de voorzieningenrechter evenwel geoordeeld dat dat een onjuiste aanname is en dat dient te worden uitgegaan van een drager die een rol speelt bij de gereguleerde afgifte van de actieve stof."

4.24. Het voorgaande voert tot de conclusie dat Occam naar voorlopig oordeel geen inbreuk maakt op conclusie 1. De overige conclusies, Angiotech heeft met name het oog op conclusies 6 en 12, zijn volgconclusies waarop dan evenmin inbreuk wordt gemaakt.

4.25. Bij bespreking van het door Occam gevoerde bevoegdheidsverweer heeft zij bij deze stand van zaken geen belang meer.

4.26. Het verweer van Occam dat EP 376 ongeldig is kan de voorzieningenrechter thans eveneens onbesproken laten.
 
Lees het vonnis hier

IEF 1559

Kunst, als het mag

In de serie scriptieonderwerpen: Graffitibestrijding en IE-rechten. Kamerstuk 30300 VI, nr. 110. 2e Kamer. Brief minister over graffiti. “In deze brief treft u mijn reactie aan op het rapport ‘Graffiti te lijf’. Het rapport bevat een 10-puntenplan voor een effectieve aanpak van ongewenste graffiti.” De introductie van de Kunst-gedoogzone. 

“10. Gemeenten kunnen een aantal gebieden aanwijzen waar in de openbare ruimte graffiti als kunstvorm kan worden beoefend. Reactie minister Donner: Het is juist dat gemeenten gebieden kunnen aanwijzen waar in de openbare ruimte graffiti als kunstvorm kan worden beoefend. In de praktijk gebeurt dat ook.”

IEF 1558

Einde aan de willekeur

Persbericht MKB: “Minister Donner van justitie moet de heffingsinstanties voor beeld-, geluid- en aanverwante rechten samenvoegen. Hij ontlast winkeliers daarmee van een bron van ergernis. De vijf: Buma en Sena (muziek), Videma (beeld), Stichting Reprorecht en Thuiskopie (auteursrechten op fotokopieën en cd’s/dvd’s) hanteren nu elk een eigen werkwijze en sturen afzonderlijk facturen. De minister kan met deze fusie daadwerkelijk de administratieve lasten voor ondernemers terugdringen.

Een wettelijke status voor de activiteiten van de vijf organisaties ontbreekt veelal. Tegenover de betaling staat geen zekerheid dat de betreffende ondernemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Samenvoeging moet ook erin voorzien dat er een einde komt aan willekeur in te incasseren bedragen en bovenmatige tariefstijgingen.” Lees het persbericht hier.

IEF 1557

Moeder aller nieuwssites

O.a de Standaard bericht dat Belgische uitgevers geld willen van Google. “De Belgische uitgeverijen zijn boos op Google News, dat sinds gisteren ook Belgisch nieuws op zijn website aanbiedt. Google heeft voor het publiceren van nieuwsartikels geen toestemming gevraagd aan de Belgische uitgeverijen en betaalt ook geen auteursrechten. De uitgeverijen roepen om een financiële regeling.

(…) Ook in Nederland zijn er gelijkaardige problemen met Google. In Frankrijk deed zich hetzelfde vorig jaar voor en werd het nieuws van het persagentschap AFP uiteindelijk van de Google-site gehaald. Bij Google Benelux, waarvan het kantoor gevestigd is in het Nederlandse Amsterdam, was vanavond niemand bereikbaar voor commentaar." Lees hier meer. (Standaard). Meer bij Google nieuws hier (“Uitgevers van kranten zien in Google News een massavernietigingswapen voor hun producten”).

IEF 1556

Eerst even voor jezelf lezen

1 - GvEA, 26 januari 2006, zaak T-317/03. Volkswagen tegen OHMI - Nacional Motor. Automerken, oppositie Derbivariant tegen Variant (nog geen Nederlandse tekst beschikbaar). Lees het arrest hier.

2 - Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 24 januari 2006, KG C0501367/BR. Fatboy The Original B.V. tegen Davis Detail B.V. Distributieovereenkomst. Lees het arrest hier.

3 - Rechtbank ‘s-Gravenhage, 27 januari 2006, KG`ZA 05-1527. Angiotech Inc. / Boston Scientific Corp. tegen Occam / Biosensors. Octrooizaak over stents. Lees het vonnis hier.

4 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27 januari 2006, LJN: AV037. Appelant tegen Uitgeversmaatschappij De Limburger B.V.

Daargelaten of er auteursrecht bestond op de afbeeldingen zoals die op de foto's voorkwamen, hebben partijen zich altijd gedragen alsof daarop auteursrecht bestond. Appellant baseert zijn stellingen (echter) geheel en al op het feit dat hij eigenaar van de positieve fotoafdrukken, zijnde roerende zaken, zou zijn (geweest)... Aldus is die vordering geabstraheerd van eventuele auteursrechtkwesties...Nu De Limburger eigenaar (zonder publicatierecht) was geworden van de foto's, heeft zij niet onrechtmatig gehandeld door, ofwel (vrijwel) aanstonds nadat [appellant] deze foto's had aangeleverd, ofwel jaren nadien, nadat die foto's gedurende enige tijd in het archief hadden gezeten, die foto's te vernietigen. Lees het arrest hier. ( En zie ook deze Limburger-Fotograaf-zaak uit 2004).

5 - Hoge Raad, 27 januari 2006,  LJN: AU4618. Campina Melkunie B.V tegen Het Benelux-Merkenbureau. BIOMILD.

vervolg op HR 19 juni 1998, NJ 1999, 68; beroep bij de burgerlijke rechter tegen besluit BMB tot weigering van inschrijving van merkdepot, ontvankelijkheid cassatieberoep; onderscheidend vermogen van een door een combinatie van beschrijvende woorden gevormd merk als bedoeld in art. 6bis lid 1, aanhef en onder a, (oud) BMW, maatstaf, richtlijnconforme uitleg (art. 3 lid 1, aanhef en onder c, Eerste richtlijn 89/104/EEG), peilmoment bepaling onderscheidend vermogen.

3.3 Onderdeel 1.e klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat aanvaarding van BIOMILD als merk derden zou verhinderen dezelfde of soortgelijke waren met die woordcombinatie aan te duiden. Blijkens de toelichting doelt het onderdeel daarbij op gebruik van de woordcombinatie anders dan ter onderscheiding van waren. Beide klachten falen. Nog afgezien daarvan dat de bestreden overweging de beslissing van het hof niet draagt, volgt uit het arrest van het HvJEG dat een merkinschrijving geweigerd moet worden, indien het gedeponeerde merk wordt gevormd door een woordcombinatie met de eigenschappen als in het dictum van dat arrest bedoeld, ook indien de houder van het merk, zou het zijn ingeschreven, het gebruik door derden van die woordcombinatie als aanduiding voor dezelfde of soortgelijke waren anders dan als merk, niet zou kunnen beletten.

3.4 Onderdeel 2 keert zich tegen rov. 8.5 en 8.6 van de bestreden beschikking met de klacht dat het hof heeft miskend, althans zijn andersluidende oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd, dat plaats is voor een bevel tot inschrijving op de voet van art. 6ter BMW indien het gedeponeerde teken na het depot, maar vóór de beschikking van het hof, althans voor indiening van het verzoekschrift, althans voor de definitieve beschikking van het Benelux-Merkenbureau op het verzoek tot inschrijving, door inburgering onderscheidend vermogen heeft verkregen. De rechtsklacht stuit af op hetgeen het Benelux-Gerechtshof in rov. 40 van zijn arrest van 26 juni 2000 voor recht heeft verklaard in antwoord op de door de Hoge Raad onder V in de verwijzingsbeschikking gestelde vraag. Daaruit volgt immers dat in een procedure als bedoeld in art. 6ter BMW de rechter uitsluitend rekening mag houden met het gebruik dat van het gedeponeerde teken is gemaakt voorafgaand aan het depot. De motiveringsklacht kan evenmin tot cassatie leiden, nu deze zich richt tegen een rechtsoordeel. Lees het arrest hier.

IEF 1555

Ondertussen in Gramsbergen (3)

Korte noot prof. mr. D.J.G. Visser bij Rechtbank Zwolle, 20 juli 2005. LJN: AU6956. Stichting Beeldrecht tegen Gemeente Hardenberg. De zaak betrof een nieuwe "huisstijl" van het gemeentenieuws (afbeelding huisstijl hier, vonnis hier).

Dit gebruik van een afbeelding van een gedeelte van een beeldengroep van mevrouw Nelleke Allersma is nog beoordeeld onder de oude tekst van art. 18 Aw. De rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelt m.i. terecht dat in casu geen sprake is van een "hoofdvoorstelling". Ook onder de nieuwe tekst van art. 18 Aw zou dit m.i. (a fortiori) mogen, aangezien het beeld wordt afgebeeld "zoals het zich aldaar bevindt", in de vorm van een foto. Natekenen van het beeld ten behoeve van een logo of huisstijl, zou onder oud en nieuw recht vermoedelijk niet mogen". DJGV.

IEF 1554

Inzicht

Rechtbank Amsterdam, 26 januari 2006, KG 05-2473 OdC. Van Schendel c.s. tegen Van Doorn c.s. Stop je met ploeteren, krijg je dit. 

In november 2005 is bij Uitgeverij Van Doorn een boek verschenen met de titel Ontploeteren. Van Doorn staat als auteur op het boek vermeld. Op pagina 15 van het boek is onder meer het volgende opgenomen: "In diezelfde periode kwam ik Anton van Schendel tegen. Hoewel onze levensloop totaal verschillende was, stonden we op een vergelijkbaar punt in ons leven. We waren het ploeteren zat.

Van Schendel en Van Doorn blijken na de ontmoeting te hebben samengewerkt om met betrekking tot het thema ploeteren o.a. seminars, workshops e.d. te realiseren. In 2004 is een manuscript, waarop de namen van beide partijen zijn vermeld, met de titel Stoppen met Ploeteren  aangeboden aan uitgeverij Kosmos. In 2005 is dit boek ook daadwerkelijk verschenen, met alleen de naam van Van Doorn als auteur (lees het vonnis voor versies en feiten). Van Schendel maakt hiertegen bezwaar en wil dat het boek van de markt wordt gehaald.

De rechtbank vindt het voorshands echter aannemelijk dat de bijdrage van Van Schendel in hoofdzaak heeft bestaan uit het leveren van ideeën en inzichten, terwijl auteursrecht slechts kan rusten op de vorm waarin zij ideeën en inzichten worden neergelegd. Dat Van Schendel daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd is in dit geding onvoldoende gebleken. Van Doorns mededeling dat hij de naam van Van Schendel op het manuscript heeft vermeld uit dankbaarheid voor zijn betrokkenheid bij de totstandkoming daarvan, is op zichzelf een plausibele reden voor die vermelding, vindt de rechtbank. 

En zelfs als zou blijken dat Van Schendel een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, kan niet worden uitgesloten dat het werk tot stand is gebracht naar ontwerp en onder leiding en toezicht van Van Doorn. Dus. Vordering afgewezen. Lees het vonnis hier.

IEF 1553

Groeten uit Haarlem

Rechtbank Haarlem, 25 januar1 2005, LJN: AV0363. Matix Souvenirs B.V. tegen Deco World. Windmolens strijden voor de verandering eens tegen elkaar. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing. Aardig is dat de windmolens van beide partijen in dezelfde Chinese fabriek worden gemaakt.

Matix stelt dat Deco c.s. inbreuk maakt op de auteursrechten van Matix, dan wel Matix slaafs nabootst omdat Deco c.s. souvernir-molentjes verkoopt die grote gelijkenis vertonen met de souvenir-molentjes van Matix, zowel wat betreft het concept als wat betreft de vormgeving.

In een brief van 15 januari 2004 van Deco c.s. aan Matix is, voor zover van belang, vermeld:

“Op de beurs Regards 2002 heb je een eigen serie kunsthars molens geïntroduceerd, hetgeen je goed recht is. Aangezien jouw molens er gedetailleerder uitzagen en bovendien zeer gunstig in de prijs liggen, waren wij hier zakelijk gezien niet blij mee. That’s business, en wij accepteerden ons verlies resp. nederlaag t.a.v. de kwaliteit en prijs. Het idee echter van Nederlandse kunsthars molens in de vorm zoals wij deze reeds 10 jaar hebben, en jij de imitatie 1 jaar, is van Deco !

We hebben nu op de beurs Regards 2003 onze eigen serie molens ten toon gesteld, die we reeds 10 jaar op de markt brengen. Inderdaad fraaier dan onze oude serie, de techniek verbetert en we zijn nooit te oud om iets te leren. De modellen hebben wij al 10 jaar in de collectie! In principe heb je nu hetzelfde gevoel, dat wij tijdens de beurs Regards 2002 hadden t.a.v. de door jou van ons geïmiteerde serie kunsthars molens! Heet dit “een koekje van eigen deeg” ? Jouw opstelling is kinderachtig te noemen.(...)”

De rechtbank overweegt als volgt:
 
Zoals de rechtbank uit eigen waarneming heeft kunnen constateren staat vast dat geen van de 6 modellen van Deco c.s. identiek zijn aan de 4 modellen van Matix. (…) Op grond van die ontwikkeling is bij de laatste versie van de molentjes van Deco c.s. een stijlbreuk te constateren ten aanzien van haar oudere modellen. Vast staat voorts dat de molentjes van Deco c.s. sinds 2003, nadat Matix in 2002 haar eigen serie van 4 molentjes op de markt heeft gezet, op een soortgelijke voetplaat zijn bevestigd als de molentjes van Matix. Dat de kleurstelling van de molentjes van Deco c.s. van 2003 grote gelijkenis vertonen met Matix, ontkent Deco c.s. op zichzelf niet.

Op zichzelf genomen is het idee om een serie souvenirs van bepaalde molentypes te vormen door Matix noch door Deco c.s. te monopoliseren. Op grond van de constatering dat elk van de 10 verschillende modellen een andere uitvoering van een molen voorstelt waarbij de plaatsing en de vorm van de bijgebouwen, de boompjes en de poppetjes bij elk model verschillend zijn, is de rechtbank van oordeel dat de individuele molentjes van Deco c.s. niet zijn aan te merken als verveelvoudigingen van de molentjes van Matix en dat op grond daarvan geen sprake is van inbreuk op mogelijke auteursrechten ten aanzien van de afzonderlijke modellen.

Matix kan zich ook niet beroepen op bescherming van haar serie molens op grond van de gemeenschappelijke kenmerken van de individuele molentjes. Het auteursrecht geeft geen bescherming aan een bepaalde stijl waarin bepaalde werken zijn gemaakt. Dit geldt temeer waar het hier gaat om souvenir-molentjes die een nogal realistische weergave zijn van molens zoals die het Nederlandse landschap in werkelijkheid sieren.

Dat Deco c.s. voor de versie van 2003 dezelfde rechthoekige wieken voert die Matix ook op haar molens gebruikt, doet aan het voorgaande niet af. In het midden kan dan ook blijven of Deco, zoals zij heeft aangevoerd, al sinds 1990 deze wieken voert voor andere molentjes uit haar collectie en reeds in 2002 deze rechte versie van de wieken los had besteld bij haar fabrikant teneinde alle schuin toelopende wieken op haar oude modellen 12 cm molens te vervangen. Dat zowel bij Matix als bij Deco c.s. de molentjes zijn geplaatst op een bruin-rode voetplaat, met een soortgelijk goudkleurig plaatje met opschrift, kan Matix evenmin baten.

Blijkens de getoonde catalogi komt het gebruik van een voetplaat, al dan niet met een aanduiding met de tekst “Holland” bovendien veelvuldig voor bij andere fabrikanten in de souvenirbranche en ook bij andere artikelen dan molentjes. Matix kan zich ook ten aanzien van de maatvoering van haar molentjes niet beroepen op auteursrechtelijke bescherming. Daarbij verdient nog opmerking dat de molentjes van Deco c.s. weliswaar voorheen 11 cm maten en thans – net als die van Matix – 12 cm meten, maar de rechtbank heeft kunnen constateren dat dit hoogteverschil geheel verklaard wordt door de toegevoegde voetplaat. De conclusie is dat de molentjes van Deco c.s. geen inbreuk maken op enig auteursrecht van Matix.

Evenmin is sprake van slaafse nabootsing door Deco c.s. van de molentjes van Matix. De serie molentjes van Matix vertoont weliswaar grote gelijkenis met de serie molentjes van Deco c.s. van 2003, maar die borduren op hun beurt overduidelijk voort op de eerdere versies van de door haar op de markt gebrachte modellen. Deco c.s. heeft, onder meer door plaatsing van poppetjes die bij Matix niet aanwezig zijn, haar modellen verder gedetailleerd.

Het enkel navolgen van een bepaalde stijl brengt nog niet met zich dat sprake is van nabootsing. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de overeenkomsten mede het gevolg zijn van het feit dat Matix haar molentjes kennelijk laat vervaardigen door dezelfde Chinese producenten waarvan Deco c.s. haar molentjes al vele jaren betrekt. De rechtbank komt daarom op grond van de ontwikkeling die de Deco-molentjes hebben doorgemaakt en waarbij de afzonderlijke modellen van Deco c.s. in essentie steeds dezelfde basisvormen en compositie van gebouwen hebben behouden, tot het oordeel dat geen sprake is van nabootsing van Matix door Deco c.s. De vorderingen van Matix zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1552

Iedereen de dupe

Persbericht Buma Stemra: Koninklijke Horeca Nederland zet leden aan tot illegale praktijken. De muziek die door Koninklijke Horeca Nederland (KHN) via de website 'Hospitality Music' wordt aangeboden is illegaal. Om die reden is de website waarop KHN-leden deze muziekwerken kunnen downloaden, met ingang van 26 januari 2006 uit de lucht gehaald.

Het is te betreuren dat een belangenorganisatie goede sier maakt richting haar leden met een product dat illegaal is. Zowel horecaondernemers, consumenten als muziekauteurs worden hier nu de dupe van. Buma/Stemra heeft aanzienlijke kosten moeten maken om het KHN-aanbod tot in detail te toetsen aan de Auteurswet. Buma/Stemra zal deze kosten verhalen op Koninklijke Horeca Nederland. Het onderzoek toonde aan dat de muziek die Koninklijke Horeca Nederland onder de noemer 'Hospitality Music' aanbiedt aan haar leden, niet 'rechtenvrij' is en dus in strijd is met de Auteurswet. Lees het gehele persbericht hier.