IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 877

tardief voor deze instantie

Rechtbank Den Haag, 7 september 2005, zaak 04/2636, Vlastuin en D-Tec tegen Broshuis. Vlastuin is (na overdracht) houdster van Europees octrooi EP 0 649 772 B1, verleend op 6 maart 1996 voor "Oplegger, in het bijzonder voor vervoer van ISO-norm containers". Broshuis houdt zich onder meer bezig met ontwikkeling en verkoop van containerchassis. Zij brengt onder de aanduiding Broshuis 2 CONNect-combitrailer een gelede oplegger op de markt in Europa. Vlastuin vordert een grensoverschrijdend inbreukverbod. De rechtbank overweegt op dit punt: 

"De bevoegdheid van deze rechtbank jegens Broshuis, gevestigd in Nederland, is volgens vaste rechtspraak in beginsel grensoverschrijdend. Nu echter bij antwoord de geldigheid van het octrooi in de overige gedesigneerde landen uitdrukkelijk is betwist, waarop bij gelegenheid van pleidooi door Vlastuin slechts met de niet met stukken onderbouwde stelling is gereageerd dat van validatie in de betreffende landen wel sprake is, heeft dat te gelden als niet vaststaand en alleen al op die grond wordt elk grensoverschrijdend verbod afgewezen. Het ten pleidooie gedane aanbod van Vlastuin zulks alsnog met stukken te onderbouwen wordt als tardief voor deze instantie verworpen".

Met betrekking tot de geldigheid van het octrooi oordeelt de rechtbank "dat het octrooi (net) voldoende inventief te achten is". De oplegger van Broshuis maakt echter geen inbreuk.

Bij het octrooi van Vlastuin gaat het om een verstelbare koppeling die, eenmaal versteld in een bepaalde stand, vervolgens zelf star en niet flexibel is, met een vrouwelijk, niet uitstekend koppelingselement op het voortse chassis en een mannelijk, wel uitstekend koppelingselement op het achterste chassis.

Uit de stand van de techniek zijn twee koppelingswijzen voor trekkers en trailers en trailers onderling bekend. Naast die in het octooi beschreven, bestaat de koppelingsschotel. Echter, uit geen van de in het geding gebrachte octrooien is sprake van een samenstel zoals omschreven in het octrooi van Vlastuin.

Naar het oordeel van de rechtbank maakt Broshuis geen inbreuk op EP '772. De 2 Connect bevat wel een lengteverstelbaar met elkaar te koppelen chassis uit twee delen, maar de verstelbaarheid zit in een koppelschotel/kingpin constructie. Terecht heeft Broshuis aangevoerd dat zij daarmee de stand van de techniek toepast en niet het octrooi van Vlastuin.

Het beroep van Vlastuin op equivalentie gaat niet op:
In de visie van Vlastuin moet de koppelschotel met schuifraam van Broshuis worden aangemerkt als een female coupling element in de zin van EP '772 en het uitstekende deel met kingpin van het achterchassis als male coupling element, maar dat wordt onjuist geacht. Met accommodating sleeve uit het octrooi is een koker of huls bedoeld en duidelijk geen uit de stand van de techniek (over)bekende koppelschotel, wat een principieel andere wijze van koppelen behelst. Consequentie van de stellingname van Vlastuin is dat het uitstekende deel van het achterste chassis van de 2 Connect, de koppelschotel en het schuifraam tezamen het mannelijk koppelingselement zouden vormen en de schuifgeleiding waarin het schuifraam beweegt het vrouwelijk koppelingselement. Nog ervan afziend dat dan een substantieel deel van het mannelijk koppelingselement niet op het achterchassis, maar op het voorchassis zou zitten, is dit iets waar de gemiddelde vakman niet op behoeft te rekenen. De rechtszekerheid van derden is daarmee bepaald in het geding. Nog daargelaten dat in ieder geval de wijze waarop met de 2-
Connect de chassisdelen gekoppeld worden kenmerkend verschilt, valt hiermee tevens het doek voor het beroep van Vlastuin op bescherming in het equivalentiebereik.

Lees vonnis
IEF 876

Wijziging is niet te wijzigen

Hof 's-Gravenhage 1 september 2005, Spirits International N.V. – Benelux-Merkenbureau/FKP Sojuzplodoimport

Spirits International heeft tussen 1999/2000 tot juli 2003 als houdster van een aantal Internationale registraties ingeschreven gestaan. Vanaf juli 2003 staan deze op naam van FKP, als gevolg van een aantekening van overdracht. Op één na heeft geen van de merken gelding in de Benelux.

Spirits is van mening dat het verzoek tot aantekening van de overdracht door het Russische Merkenbureau aan WIPO ten onrechte is gedaan en verzoekt het Hof het BMB te gebieden een verzoek bij WIPO in te dienen tot wijziging van naam en adres van de houder, zodat Spirits weer als houdster in het Internationale register komt te staan. Het Hof ziet reden noch grond de vorderingen van Spirits toe te wijzen.

“11. Voorts mag het aanbrengen van een wijziging in een inschrijving in het Benelux-register en het daarvan verwittigen van het Internationaal Bureau op grond van artikel 17A lid 1 BMW uitsluitend geschieden op verzoek van de houder, op grond van kennisgevingen van het Internationaal Bureau of krachtens rechterlijke beslissingen.

Nog daargelaten dat niet valt in te zien hoe sprake kan zijn van (een verzoek tot) het aanbrengen van een wijziging in inschrijvingen in het Benelux-register ten aanzien van de merken die niet eens zijn ingeschreven in het Benelux-register, is niet gesteld of gebleken dat sprake is van een verzoek van de houder FKP, een kennisgeving van het Internationaal Bureau of een rechterlijke beslissing tot wijziging van de inschrijving.

13. De stelling van Spirits dat het BMB in strijd met de maatschappelijk betamende zorgvuldigheid handelt door de door Spirits gewenste verzoeken niet aan het Internationale Bureau te doen, kan het hof niet volgen. Spirits verzoekt het BMB een opgave als hierboven bedoeld te doen om een vermeend onjuist handelen van Rospatent (red. het Russische Merkenbureau) te herstellen. Het BMB is daartoe niet gehouden en overigens, mede gelet op haar (beperkte) controleverplichting en de lijdelijkheid van het Internationaal Bureau ook niet bevoegd.”

Lees hier het arrest. Eerdere uitspraak hier.

IEF 875

weil niemand gegen Parasitismus gefeit ist

HvJ, 8 september 2005, Conclusie AG Colomer, zaak C-361/04, Ruiz-Picasso e.a. / OHIM. Aanvraag CTM Woordmerk "PICARO", oppositie o.g.v. CTM "PICASSO. Nederlandse of Engelse versie nog niet beschikbaar.

AG kan niets doen voor de erven Picasso, hoe graag deze enigzins sombere kunstliefhebber het eigenlijk ook zou hebben gewild. Vooral de inleiding en Kurze Schlussbemerkung zijn lezenswaardig. "Es ist vor allem anderen überraschend, auf den Namen von Pablo Ruiz Picasso in einem Rechtsmittelverfahren zu stoßen, das mit seinen Erfolgen als Maler und Bildhauer nichts zu tun hat und mit den prosaischen Auseinandersetzungen über den Gebrauch seines zweiten Familiennamens in Zusammenhang steht, der ihn als Künstler individualisierte und mit dem er den Großteil seiner Werke signiert hat. Es stimmt traurig, wenn man feststellen muss, dass der herausragendste Mythos des 20. Jahrhunderts, ein Erbgut der Menschheit, auf ein Handelsobjekt, eine Ware reduziert wird. Natürlich ist das legitime Interesse, diesen Namen gegen irgendeinen abträglichen Angriff zu verteidigen, nicht zu beanstanden, auch wenn eine maßlose Popularisierung zu gewerblichen Zwecken außerhalb der Bereiche, in denen er seinen Ruf erworben hat, den Respekt, den seine außergewöhnliche Persönlichkeit verdient, in Gefahr bringen könnte."

46.   Gerade die Formulierung der Rechtsmittelschrift zeigt aber, dass dem Gericht vorgeworfen wird, die Regel des umfassenderen Schutzes von Marken mit einer hohen Kennzeichnungskraft nicht herangezogen zu haben.

47.   Eine Durchsicht der Randnummern 55, 57 und 61 des angefochtenen Urteils legt es indessen nahe, dass die Bezeichnung PICASSO als Fahrzeugmarke diese Eigenschaft nicht hat, so dass ihr dieser umfassendere Schutz nicht etwa deshalb zukommen kann, weil es der Name eines berühmten Malers ist.

48.   Folglich gibt es keinen Grund, dem angefochtenen Urteil eine Verletzung des Artikels 8 Absatz 1 Buchstabe b anzulasten, weshalb der zweite Teil des Rechtmittelgrundes als nicht stichhaltig zurückzuweisen ist.

71.   Aufgrund der vorstehenden Erwägungen schlage ich dem Gerichtshof vor, das Rechtsmittel der Miterben der Succession Picasso gegen das Urteil des Gerichts erster Instanz vom 22. Juni 2004 in der Rechtssache T-185/02 zurückzuweisen und den Rechtsmittelführern die Kosten des Rechtsmittelverfahrens aufzuerlegen.

Lees conclusie hier.

IEF 874

Geloof jij het

De Consumentenbond heeft een klacht ingediend bij de Reclame Code Commissie over de HotelGoldCard. In een advertentie van HotelGoldcard staat: “En alle hotelovernachtingen gratis! Geloof jij het?” De indruk wordt gewekt dat je na aankoop van de HotelGoldCard gratis, dus zonder betaling van kosten, zou kunnen overnachten in meer dan 1000 hotels.

De Consumentenbond vindt deze reclame in strijd met de waarheid, niet duidelijk en onvolledig en daarom misleidend. Algemeen directeur W. Stienen van HotelGoldCard verwerpt de kritiek. ‘We zijn wel degelijk heel duidelijk over onze voorwaarden. En het eten is niet duur, vanaf 20 euro voor ontbijt en diner'. De Reclame Code Commissie behandelt de zaak op 27 september. Persbericht consumentenbond hier. ANP-bericht hier.

IEF 873

inbreuk na dijkbreuk

Via trademarkblog.com (waar een bezorgde lezer er op wijst dat inbreukmakende goederen niet altijd voldoen aan kwaliteits- en gezondheidseisen): "Seized counterfeit goods given to evacuees  Fake and counterfeit-labeled items like clothing seized by the U.S. Customs are being made available to Hurricane Katrina evacuees in Houston. Besides clothing, the items include toys and even dog food, the Chicago Tribune reported." Lees hier en hier meer.

IEF 872

IE-podcasting

"So basically, if you want to spend five minutes a week learning about Copyright Law, in an attempt to begin to understand what the hell is going on with these landmark cases and how the average person is ultimately affected, while listening to cool music in-between, then you’ll like this show." Songs From The Commons

IEF 871

Ondertussen in Luxemburg

Arrest GvEA, 8 september 2005, zaak T-178/03, CeWe Color / OHMI (DigiFilm). Beroep tegen weigering van de  inschrijving van de woordtekens DigiFilmMaker en DigiFilm als gemeenschapsmerken wegens gebrek aan onderscheidend vermogen.

Zoveelste opendeurvonnis van het gerecht: "In casu heeft de kamer van beroep terecht vastgesteld dat „digi” met name in het Engels vaak wordt gebruikt als afkorting van het woord „digital” (digitaal) ter aanduiding van de digitale techniek, dat „film” een Engels woord is dat in deze taal en in tal van andere talen zowel wijst op het filmrolletje als op het werkstuk of de productie ervan, en ten slotte dat het Engelse woord „maker” (fabrikant) in combinatie met „film”, zoals in casu, wijst op de filmregisseur, maar ook, in voorkomend geval, op het apparaat waarmee films kunnen worden gemaakt.

Verder heeft de kamer van beroep geheel op goede gronden vastgesteld, dat de nevenschikkingen van de termen „digi”, „film” en „maker” in DigiFilm en DigiFilmMaker door het gebruik van hoofdletters duidelijk ontleedbare combinaties vormen, en zij heeft tevens terecht geoordeeld dat deze nevenschikkingen niet ongewoon, opvallend of in strijd met de grammaticaregels zijn en dat zij door het relevante publiek onmiddellijk en zonder bijzondere analyse zullen worden beschouwd als een verwijzing naar opname, opslag en verwerking van digitale gegevens, met name beeldgegevens, en ook naar de dragers, apparatuur en software die deze – in verzoeksters merkaanvragen genoemde – handelingen mogelijk maken en niet als aanduidingen van de commerciële herkomst. "

De aangevraagde merken zijn dus niet meer dan de som van de bestanddelen ervan. Evenmin vormen zij neologismen met een eigen betekenis. Beroep afgewezen. Lees arrest hier.

IEF 870

Boss boven Boss

Hof 's-Gravenhage 4 augustus 2005, Hugo Boss AG – Reemtsma Cigarettenfabrieken GmbH

Reemtsma ruziet al jaren met Hugo Boss over het gebruik en de registratie van het merk BOSS voor klasse 34 (tabaksproducten). Reemtsma doet verwoede pogingen de merken van BOSS vervallen verklaard te krijgen wegens niet-gebruik. Boss trekt van alles uit de kast, o.m. de verweren dat Reemtsma geen belanghebbende zou zijn, dat Boss een geldige reden zou hebben voor het niet-gebruik én -zeer creatief- dat een bekend merk niet voor alle ingeschreven klassen hoeft te worden gebruikt om voor de overige klassen in stand gehouden te worden. Het Hof gaat hier niet in mee en stelt Boss in het ongelijk. Lees hier het arrest.

Aanvullende opmerking, Dirk Visser, Donderdag 8 september, 2005 1:30 pm: De grap is dat Hugo Boss vermoedelijk wel steeds op grond van art. 13 a lid 1 sub c BMW (5 lid 2 Merkenrichtlijn) het gebruik van het merk Boss door Reemstma voor Sigaretten kan blijven verbieden.

Het Hof stelt in ov. 7 dat deze omstandigheid niet afdoet aan het feit dat Reemtsma de vervallenverklaring wegens niet gebruik kan inroepen.

Dat moge zo zijn, onder de huidige omstandigheden (dat Boss een (zeer) bekend merk is én dat gebruik ervan voor Sigaretten nogal schadelijk is) het wel nogal een Pyrrus overwinning.

IEF 869

bevel tot uitsturen

Rechtbank 's-Gravenhage 7 september 2005, Atlas Copco Airpower N.V. - Jorc Industrial B.V.

Atlas is houder van een Europees octrooi met betrekking tot een 'scheidingsapparaat en scheidingsmethode' voor het scheiden van vloeibare componenten met verschillende dichtheden. Jorc heeft tegen de verlening oppositie gevoerd bij het EOB, dat het octrooi nieuw en inventief achtte. Atlas vordert een verbod op inbreuk van Jorc met een aantal nevenvorderingen. Jorc stelt dat het octrooi nietig is, omdat het de vereiste inventiviteit mist en voorts dat er geen sprake is van inbreuk. In reconventie vordert Jorc vernietiging van het octrooi en onder meer een (grensoverschrijdend) bevel tot het uitsturen van een rectificatie.

Voor de beoordeling van de inventiviteit gaat de rechtbank uit van een olie/waterscheider van Rossbach als de meest nabije stand van de techniek.

In conventie komt de rechtbank tot de volgende slotsom: "Anders dan de Oppositieafdeling van het EOB, is de rechtbank er geenszins van overtuigd geraakt [...] dat een vakman niet direct tot de oplossing van het octrooi zou komen maar daarvoor een 'purposeful choice' zou moeten maken. [...] Conclusie 1 is nietig wegens gebrek aan inventiviteit. Atlas heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de gemotiveerde stellingen van Jorc dat met conclusie 1 ook de volgconclusies niet inventief zijn, zodat het octrooi in zijn geheel voor nietig moet worden gehouden. Bij deze stand van zaken is een schorsing hangende de uitspraak van de Technische Kamer van beroep van het EOB niet opportuun. Van inbreuk kan zodoende geen sprake zijn, waarmee het in conventie gevorderde moet worden afgewezen".

Nu het octrooi nietig is, kan het in reconventie door Jorc gevorderde voor Nederland worden toegewezen. Echter, door de nietigheid "valt niet in te zien welk belang Jorc nog zou hebben bij een verklaring voor recht van niet-inbreuk daarop voorzover dit Nederland betreft". Wederom wordt wat betreft de overige gedesigneerde landen de zaak aangehouden tot de uitspraak in GAT/LuK van het Hof van Justitie.

"Het ongewijzigd in stand houden van het inmiddels onjuist gebleken beeld dat Jorc in Nederland inbreuk zou maken op het octrooi, welk beeld is ontstaan als gevolg van door Atlas gedane mededelingen, zou ongerechtvaardigd zijn. Aldus is [...] toewijsbaar dat de sub B gevorderde verzending van een rectificatiebrief [...]".

Tot slot de vordering tot het versturen van een rectificatiebrief aan afnemers buiten Nederland: "Het is duidelijk dat de eventuele toewijsbaarheid van die vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van het toepasselijke buitenlandse recht. Vooropgesteld wordt dat de Nederlandse rechter weliswaar ambtshalve buitenlands recht dient toe te passen, doch dat dit niet wegneemt dat op een eisende partij die haar vorderingen naar vreemd recht toegewezen wil zien, een informatieplicht rust ten aanzien van de inhoud van dat vreemde recht wanneer niet evident is dat het desbetreffende rechtsstelsel de door haar ingeroepen rechtsfiguur of sanctie niet kent. [...] Bij gebreke voorts van enige informatie hieromtrent van de zijde van Jorc dient zodoende afwijzing van die vordering te volgen".

Lees hier het vonnis.

IEF 868

uitdrukkelijk en gemotiveerd

Rechtbank 's-Gravenhage 7 september 2005, zaaknummer 219804, River Hopper tegen Stichting Sangria. 

Sangria is houdster van een Nederlands octrooi betreffende een 'inrichting voor het opslaan van voorwerpen, in het bijzonder beladen pallets, in een schip en voor het laden en lossen van die voorwerpen.' In het door River Hopper gevraagde nietigheidsadvies heeft het Bureau voor de Industriële Eigendom als zijn oordeel uitgesproken dat de conclusies van het octrooi, zoals verleend, niet inventief zijn te achten.

Tijdens de adviesprocedure voor het Bureau heeft Sangria een hulpverzoek, inhoudende herziene conclusies, overgelegd. Partijen zijn overeengekomen dat het Bureau zijn advies ook tot die hulpconclusies zou uitstrekken. Het advies van het Bureau daaromtrent luidt, dat het octrooi in stand kan blijven indien de uitsluitende rechten worden beperkt tot de conclusies volgens het hulpverzoek, op voorwaarde dat die beperkingen toelaatbaar worden geacht. Sangria heeft daarop aan het Bureau een akte van afstand van het octrooi conform het hulpverzoek aangeboden, onder de voorwaarde dat de rechtbank het octrooi nietig zou achten.

De rechtbank verenigt zich met het advies van het Bureau Dat betekent dat het rechtbank met het Bureau van oordeel is dat het octrooi, zoals verleend, wegens gebrek aan inventiviteit dient te worden vernietigd, op basis van de combinatie van de rapporten D2 en D4 van het advies, indien D2 althans behoort tot de stand van de techniek. Dat laatste wordt echter uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist door Sangria. De rechtbank legt daarom de bewijslast van de stelling dat D2 destijds tot de stand van de techniek behoorde bij River Hopper en houdt iedere verdere beslissing aan. Lees vonnis hier.