Uitnodiging: Jong IE-borrel op donderdag 16 mei
Ha mede jong IE’er,
Het is alweer enige tijd geleden dat we tegen elkaar hebben gestreden tijdens de legendarische Jong IE-pubquiz en daarom is het hoog tijd voor een Jong IE-borrel! Wij nodigen jullie daarom allemaal uit om op donderdag 16 mei bij Café Wildschut met ons te komen proosten op de Jong IE-voorjaarsborrel.
Zet deze datum dus groot in je agenda als dit er nog niet in stond. Dan gaan we met z’n allen het voorjaar vieren op een voor de jong IE’ers oude vertrouwde locatie.
Wie? Alle zich jong voelende IE’ers
Wat? Een borrel in de zon, zónder juridische opschepperij cq. fijnslijperij
Waar? Café Wildschut, Roelof Hartplein 1, 1071 TR Amsterdam (https://www.cafewildschut.nl/)
Wanneer? Donderdag 16 mei 2024, vanaf 18:00 uur
Zoals gebruikelijk vragen we jullie voor de borrel een Tikkie van 25 euro te betalen. Bram zal jullie daarom bij aanvang met zijn telefoon opwachten. Vooraf aanmelden is niet nodig, maar mag natuurlijk wel (via rm@hoogenhaak.nl).
Stuur dit bericht ook vooral door aan al je jonge kantoorgenoten en mochten jouw kantoorgenoten deze berichten zelf in hun inbox willen ontvangen, dan kunnen ze een mail sturen met hun gegevens naar Rôna Montijn (rm@hoogenhaak.nl).
Tot de 16e!
Yiyi Song
Bram Bogaerts
Nathalie Rodriguez
Luna Snellenberg
Eisers hebben geen auteurs- en persoonlijkheidsrechten op The Rock
Vzr. Rb. Amsterdam 12 april 2024, IEF 22036; ECLI:NL:RBAMS:2024:2240 (Eisers tegen Westinvest). Kort geding. Eiser 2 is architect en is bestuurder en enig aandeelhouder van Eiser 1. Dit bedrijf houdt zich onder meer bezig met het geven van adviezen op het gebied van architectuur en stedenbouw. Westinvest is een Duitse vastgoedbelegger. Op 30 maart 2012 is Westinvest eigenaar geworden van het kantoorgebouw The Rock aan de Zuidas te Amsterdam dat op dat moment werd verhuurd aan advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek. Deze huurovereenkomst is inmiddels tot een einde gekomen en de door Westinvest ingeschakelde makelaar heeft aan Eiser 2 geïnformeerd over aankomende aanpassingen aan het gebouw. Eiser 2 meent echter dat er met de voorgenomen werkzaamheden inbreuk gemaakt wordt op zijn auteursrechten en persoonlijkheidsrechten, nu hij moet worden aangemekrt als de architect van het iconische The Rock gebouw. Eiser 2 vordert in dit kort geding een staking van alle werkzaamheden tot er een beslissing in de bodemprocedure genomen wordt. Westinvest voert als verweer dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, nu zij niet kunnen worden aangemerkt als de maker van The Rock in de zin van de Aw. Hierdoor zou eisers geen beroep toekomen op de door hen ingeroepen exploitatie- en persoonlijkheidsrechten. Dit verweer slaagt. Westinvest heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een andere (inmiddels failliete) rechtspersoon de ontwerper is van The Rock. Dit blijkt onder andere uit de opdrachtbevestiging en de website van dit bedrijf. Eisers kunnen dus niet als houders van de exploitatie- en persoonlijkheidsrechten worden aangemerkt. Hierop stuit toewijzing van alle vorderingen af, en hoeven de werkzaamheden rondom The Rock niet stilgelegd te worden.
Octrooi op doseringsregime antistollingsmiddel is inventief
Rb. Den Haag 27 maart 2024, IEF 22032; ECLI:NL:RBDHA:2024:4371 (Teva tegen Bayer) Teva vordert in conventie vernietiging van het Nederlandse deel van EP 961 en veroordeling van Bayer omdat het geclaimde doseringsregime voor de vakpersoon op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek en EP 961 dus niet inventief is. In reconventie vordert Bayer een inbreukverbod op het Nederlandse deel van EP 961 en een verbod om inbreuk op EP 961 te bevorderen of te faciliteren. De rechtbank hanteert de problem-solution-approach als hulpmiddel bij de beoordeling van de inventiviteit. Het op te lossen technische probleem is “het vinden van een oraal doseringsregime van rivaroxaban dat veilig en effectief is tegen TEDs”. De rechtbank oordeelt dat de vakpersoon niet routinematig op een eenmaal daagse dosering zou uitkomen. Dat in dit geval sprake is van een niet voor de hand liggende stap om op basis van de resultaten uit de eerdere stap een eenmaal daagse dosering te onderzoeken bij patiënten, wordt ook onderschreven door de route die Bayer in de praktijk heeft afgelegd. Het ontwikkelingstraject van het doseringsregime van rixaroxaban was geen one way street. De relevante vakpersoon, uitgaande van het objectieve technische probleem en gebruikmakend van de resultaten van eerdere studies, zou met een redelijke verwachting van succes de veiligheid en effectiviteit van rivaroxaban bij patiënten onderzoeken in een twee- of driemaal daagse dosering. Het octrooi wordt geldig bevonden. De vordering in conventie wordt afgewezen, in reconventie wordt het gevorderde inbreukverbod toegewezen.
Kort geding betreffende proceskosten octrooizaak
Vzr. Rb. Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037; ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.). Bayer was houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 B1 en brengt onder de merknaam Xarelto een geneesmiddel op de markt met als werkzame stof rivaroxaban. Viatris c.s. heeft een generieke versie van Xarelto met werkzame stof rivaroxaban opgenomen in de G-Standaard van april 2024. Bayer vordert in dit kort geding nog om Viatris c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, nadat zij inhoudelijk tot een schikking zijn gekomen. Aan haar vordering legt Bayer ten grondslag dat zij ten tijde van de inhoudelijke procedure evident belang had bij het vorderen van het inbreukverbod. Na het aanvragen van het kort geding zijn partijen tot een regeling gekomen dat Viatris c.s. vrijwillig voldoet aan de (hoofd)vorderingen hiervan. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot een veroordeling van Viatris c.s. in de proceskosten, nu zij moet worden aangemerkt als de in het ongelijk gesteld partij. Viatris meent echter dat de kosten van Bayer nodeloos waren en voert verweer. Hier gaat de voorzieningenrechter niet in mee. Viatris had onder de omstandigheden kunnen vermoeden dat Bayer haar octrooi zou handhaven. Viatris c.s. wordt dan ook in proceskosten veroordeeld.
Artikel ingezonden door Julia van Leeuwen, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Artikel Julia van Leeuwen: AI in de creatieve sector
Er zijn eindeloos veel mogelijkheden met AI. Denk aan DALL-E waarmee afbeeldingen gegeneerd kunnen worden, Sora waarmee video’s gemaakt kunnen worden, met Suno kun je complete liedjes componeren en natuurlijk het welbekende ChatGPT. Te gek al die mogelijkheden, maar wat zijn de risico’s en valkuilen voor content creators en de openbaarmakers ervan bij het gebruik van AI? Om hen te behoeden voor een aantal van die juridische risico’s en valkuilen, geef ik praktische juridische tips met betrekking tot AI. In dit artikel refereer ik een aantal keer aan auteursrechtelijke begrippen. Daarom in het heel kort een recap wanneer een werk auteursrechtelijk beschermd is. Een werk kan auteursrechtelijk beschermd zijn als het creatief (eigen oorspronkelijk karakter) en origineel (persoonlijk stempel van de maker) is. Als een werk auteursrechtelijk beschermd is, mag het in principe alleen met toestemming van de maker gepubliceerd en gekopieerd worden. De Auteurswet kent een aantal uitzonderingen wanneer een werk wél zonder toestemming van de maker openbaar gemaakt mag worden of verveelvoudigd. In dit stuk zoom ik in op de uitzondering die specifiek in het kader van AI voor content creators en de openbaarmakers ervan relevant is.
Uitspraak ingezonden door Bram Woltering en Peter Claassen, AKD.
EUIPO wijst overdracht merk toe wegens depot zonder toestemming
EUIPO 23 april 2024, IEF 22031; C 28 752 (Worldwide Machinery tegen Scaip). Verzoeker beweert eigenaar te zijn van eerdere niet-geregistreerde handelsmerken in Australië, België, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten voor variaties van het teken 'SUPERIOR'. Ze stelt bewijs te hebben van het gebruik van deze merken sinds 1998 voor goederen in klassen 7, 12 en 37, met name voor pijpleidingapparatuur. Ondanks een langdurige zakelijke relatie heeft de Uniemerk-eigenaar in 2012 het merk in zijn eigen naam ingediend en beweert hij de handelsmerken te hebben bemachtigd die door de verzoeker zijn ontwikkeld en gebruikt. De verzoeker beweert dat de Uniemerk-eigenaar haar niet-geregistreerde 'SUPERIOR'-merken heeft overgenomen en beweert dat de eigenaar het Uniemerkaanvraag zonder hun toestemming, te kwader trouw, heeft ingediend. Verder beweert de verzoeker dat ze het auteursrecht bezit op een identiek logo als dat in het Uniemerk en dat ze voorafgaande rechten hebben op dat logo. De eigenaar van het Uniemerk betwist deze stellingen.
Uitspraak ingezonden door Joris Vos en Herwin Roerdink, Vondst Advocaten.
L1 maakt geen inbreuk op het merkenrecht van De Limburger
Rb. Limburg 2 mei 2024, IEF 22032; ECLI:NL:RBLIM:2024:2312 (De Limburger tegen L1). Mediahuis Limburg (hierna: De Limburger) is uitgever van onder meer de krant De Limburger. Stichting Omroep Limburg (hierna: L1) en De Limburger zijn een samenwerkingsverband aangegaan voor het opzetten van een nieuwssite (1Limburg.nl). Deze samenwerking is in 2019 beëindigd aan de hand van een vaststellingsovereenkomst. L1 heeft ervoor gekozen verder te gaan met een nieuwsapp. De Limburger stelt dat het nieuwe logo dat L1 gebruikt voor haar nieuwsapp te veel lijkt op het logo dat De Limburger gebruikt voor haar eigen nieuwsapp en hiermee in strijd is met artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE. Bovendien stelt de Limburger dat L1 ook inbreuk maakt op de merkrechten van De Limburger in de zin van artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE. Ook zou L1 in strijd handelen met de auteursrechten van De Limburger en de vaststellingsovereenkomst. De Limburger vordert bij deze kortgedingprocedure het gebruik van betreffend logo door L1 te staken en gestaakt te houden.
Uitspraak ingezonden door Niek Weessies, Boekx.
Merk 'GIMEAU' te kwader trouw gedeponeerd
EUIPO 25 april 2024, IEF 22034; 3000564 (Verzoeker tegen verweerder). Verzoeker, Gimeau B.V., houdt zich bezig met de verkoop van nagelproducten. Zij diende op 3 maart 2023 overeenkomstig 2.30bis, lid 1, sub a BVIE een vordering tot doorhaling in, op grond van een (vermeende) te kwader trouw ingediende inschrijving in de zin van artikel 2.2bis, lid 2 BVIE. Deze vordering is gericht tegen het in 2022 aangevraagde en in 2023 ingeschreven woordmerk 'GIMEAU'. Volgens verzoeker heeft verweerder, Nicolas de Neree, samen met zijn echtgenoot heimelijk het bestreden merk ingediend met het enkele oogmerk om verzoeker dwars te zitten. Daarbij zou van belang zijn dat de echtgenote van verweerder eigenaar is van Maniac B.V., een concurrent van verzoeker, en via dit bedrijf vertrouwelijke informatie zou hebben ontvangen. Het verzoek is om het bestreden merk door het Bureau nietig te laten verklaren. Verweerder betwist de stellingen en voert aan dat hij opzettelijk het merk eerst heeft laten registreren, zodat hij zonder beperking van een verzoeker zijn plannen verder kon uiteenzetten. Hij stelt dat Gimeau B.V. toen nog niet bestond en hij er ook niet van af wist en ook niet kon weten. Het HvJ EU heeft in onder meer het Koton-arrest [zie IEF 18692] uitgelegd dat sprake is van kwade trouw wanneer uit aanwijzingen blijkt dat de houder van een merk de aanvraag tot inschrijving heeft ingediend met het oogmerk om afbreuk te doen aan de belangen van derden. Het Bureau acht het voldoende aannemelijk dat verweerder een oneerlijk oogmerk heeft gehad bij het aanvragen van de naam ‘GIMEAU’. Door verweerder is onvoldoende gesteld waarom hij een aanvraag heeft ingediend voor een merk dat vrijwel gelijk is aan het oudere teken ‘GIMEAU’ voor dezelfde waren. Op basis van genoemde omstandigheden is naar het oordeel van het Bureau sprake van een depot te kwader trouw. Het verzoek wordt toegewezen.
Hoger beroep heeft schorsende werking
UPC CoA 2 mei 2024, IEF 22033; UPC_CoA_177/2024 (Progress Maschinen & Automation tegen AWM Srl en Schnell S.p.A.). Partijen in dit geschil zijn Progress Maschinen & Automation, AWM Srl en Schnell S.p.A.. Eerder heeft het gerecht in eerste aanleg in Milaan geoordeeld dat bewijsmateriaal dat bij verweerder is verzameld moet worden teruggegeven aan verweerder. Hiertegen heeft appellant hoger beroep ingesteld. Daarnaast verzoekt appellant in deze zaak dat dit hoger beroep schorsende werking heeft. Uit artikel 74 (1) UPCA volgt dat hoger beroep geen schorsende werking heeft, tenzij het Hof anders beslist op een gemotiveerd verzoek van een van de partijen. Hiervan is in casu sprake. Het Hof oordeelt dat tenuitvoerlegging van de beschikking, namelijk de teruggave van het bewijsmateriaal, het hoger beroep grotendeels ineffectief maakt, aangezien de gelaste teruggave van het bewijsmateriaal moeilijk zou kunnen worden teruggedraaid als het beroep voor appellant succesvol blijkt te zijn.
Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024 - Panel compleet!
Het panel voor deze boeiende en actuele middag is inmiddels compleet, en naast rechtbank- en juridisch verslaggever Saskia Belleman (De Telegraaf) en misdaadverslaggever Wouter Laumans (Het Parool) zal ook Frits van Exter in het hierin plaatsnemen. Hij is voorzitter van de Raad voor de journalistiek en van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, en tevens oud-hoofdredacteur van zowel Trouw als van Vrij Nederland.
Daarnaast zullen advocaten Jens van den Brink (Kennedy Van der Laan), Lotte Oranje (Kennedy Van der Laan), Matthijs Kaaks (Boekx) en Lotte van Schuylenburch (Boekx) hun juridische expertise met u delen.