BMM Student Award
Elk jaar wordt de BMM Student Award toegekend voor een scriptie en/of artikel van een student over het recht inzake merken, modellen en/of tekeningen, handelsnamen alsmede de auteursrechtelijke aspecten van deze rechtsgebieden.
De BMM roept iedereen die in 2017-2019 als student een uitstekende scriptie of artikel heeft geschreven op om deze vóór 15 oktober 2019 per e-mail toe te zenden aan het secretariaat van de BMM.
Aan de Award is een geldprijs van 1.000 euro verbonden. De winnende bijdrage zal daarnaast, eventueel in verkorte vorm, gepubliceerd worden in het BMM bulletin. De eeuwige roem mag bovendien niet vergeten worden. Zie het reglement voor de BMM Student Award voor de voorwaarden.
Geen verwarringsgevaar ten aanzien van diensten gericht tot professioneel publiek
Gerecht EU 20 september 2019, IEF 18701, IEFbe 2950; ECLI:EU:T:2019:642 (The Logistical Approach tegen EUIPO) Naar aanleiding van de weigering van het verzoek door het EUIPO op grond van een vermeend ouder merk waardoor verwarringsgevaar is ontstaan, is verzoekster - The Logistical Approach - in oppositie gegaan. Betwist wordt de beoordeling van de kamer van beroep van het EUIPO inzake het relevante publiek, de vergelijking van diensten, de vergelijking van tekens en het bestaan van verwarringsgevaar. Er is wel sprake van verwarringsgevaar voor wat betreft de diensten die betrekking hebben op het brede relevante publiek. Echter er bestaat geen verwarringsgevaar ten aanzien van de diensten die gericht zijn tot het professionele publiek.
Aangezien de kamer van beroep, zoals het EUIPO betoogt, in de punten 56 en 57 van de bestreden beslissing heeft geoordeeld dat het verwarringsgevaar evenzeer bestond voor de diensten die zich zowel tot vaklui als tot het grote publiek richten, als voor de diensten die zich uitsluitend tot vaklui richten, kon zij inderdaad om redenen van proceseconomie de identificatie van de gemiddelde consument voor elke betrokken dienst achterwege laten.
28 Deze benadering is echter slechts verenigbaar met de beginselen die met name uit de in de punten 18 en 23 hierboven aangehaalde rechtspraak blijken wanneer de kamer van beroep geen blijk geeft van een onjuiste opvatting door te oordelen dat het verwarringsgevaar zowel bestaat voor de diensten die zich richten tot een publiek dat bestaat uit het grote publiek met een gemiddeld aandachtsniveau én het professionele publiek met een hoog aandachtsniveau, als voor de diensten die zich uitsluitend richten tot het professionele publiek.
29 Indien het in punt 28 hierboven bedoelde oordeel van de kamer van beroep daarentegen onjuist is omdat enkel voor één van de betrokken publieken verwarringsgevaar bestaat, moet de onderhavige grief van verzoekster daarentegen worden aanvaard en moet de bestreden beslissing op die grond worden vernietigd. De relevantie van de onderhavige grief hangt dus ervan af of het oordeel van de kamer van beroep in de punten 56 en 57 van de bestreden beslissing gegrond is, hetgeen hieronder zal worden onderzocht.
30 In casu heeft de kamer van beroep in de punten 25 tot en met 32 van de bestreden beslissing geoordeeld dat de betrokken diensten dezelfde waren. Verzoekster betwist deze vaststellingen. In dit stadium moet echter om redenen van proceseconomie worden uitgegaan van de hypothese dat de door de conflicterende merken aangeduide diensten dezelfde zijn. Bij de beoordeling van het bestaan van verwarringsgevaar moet worden nagegaan of, uitgaande van deze premisse, de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat verwarringsgevaar bestond (zie de punten 65 tot en met 70 hieronder).
[…]
65 In casu vertonen de betrokken tekens een geringe mate van overeenstemming op visueel, fonetisch en begripsmatig vlak (zie de punten 49, 56 en 61 hierboven). Een van de factoren waarmee bij de beoordeling van het verwarringsgevaar rekening moet worden gehouden, is met name het aandachtsniveau van het relevante publiek voor de betrokken diensten. In casu heeft de kamer van beroep geoordeeld dat een deel van de diensten zich uitsluitend richtte tot het professionele publiek dat blijk geeft van een hoog aandachtsniveau en de tijd neemt om de conflicterende merken te bestuderen.
66 In de veronderstelling dat de betrokken diensten dezelfde zijn, zoals de kamer van beroep heeft geoordeeld (zie punt 30 hierboven), en rekening houdend met het normale onderscheidend vermogen van het oudere merk (zie punt 64 hierboven), had de kamer van beroep het bestaan van verwarringsgevaar moeten uitsluiten, althans voor de diensten die zich uitsluitend richtten tot het professionele publiek, dat blijk zal geven van een hoog aandachtsniveau. Wegens het hoge aandachtsniveau bij de keuze van de betrokken diensten en gelet op de geringe mate van overeenstemming van de betrokken tekens, met name wegens hun verschillende structuren, hetgeen niet aan de aandacht van een bijzonder omzichtig en oplettend publiek zal ontsnappen, kan er immers geen sprake zijn van verwarringsgevaar met betrekking tot de commerciële herkomst van deze diensten.
67 Dienaangaande moet worden opgemerkt dat, anders dan de kamer van beroep in punt 57 van de bestreden beslissing heeft gesteld, de omstandigheid dat vaklui slechts zelden de mogelijkheid hebben om de verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, maar moeten afgaan op het onvolmaakte beeld dat hun van die merken is bijgebleven, niet tot de conclusie kan leiden dat het beeld van de betrokken merken in casu grotendeels wordt bepaald door hun gemeenschappelijke element „idea”.
68 Hoewel het element „idea” deel uitmaakt van een van de dominerende bestanddelen van het aangevraagde merk en het onderscheidende bestanddeel is van het oudere merk, zal het door de vaklui immers niet worden beschouwd als het enige element aan de hand waarvan de betrokken merken kunnen worden geïdentificeerd.
69 Bijgevolg dient het onderhavige middel te worden aanvaard voor zover het ziet op de diensten van het aangevraagde merk die zich uitsluitend richten tot een professioneel publiek.
HvJ EU: geen recht op verwijdering links op alle versies zoekmachine
HvJ EU 24 september 2019, IEF 18705, IT 2879, IEFbe 2954; C-136/17 (Google tegen CNIL) Google werd door de CNIL aangemaand om over te gaan tot verwijdering van links naar webpagina’s uit de resultatenlijst die wordt weergegeven na een zoekopdracht op de naam van de betrokken persoon. Google was gelast tot verwijdering van die links naar aanleiding van een prejudiciële uitspraak [IEF 18704] (HvJ EU 24 september 2019, ECLI:EU:C:2019:773, Verzoekers tegen CNIL).
De exploitant van een zoekmachine is verplicht om de door derden gepubliceerde links naar websites, inhoudende informatie over een persoon, te verwijderen uit de resultatenlijst die wordt weergegeven na een op naam uitgevoerde zoekopdracht. Bij inwilliging tot verwijdering is hij niet verplicht de links op alle versies van zijn zoekmachine. Het recht op bescherming kent geen absolute gelding, maar moet altijd worden afgewogen tegen andere grondrechten. De exploitant van een zoekmachine krijgt op grond van unierecht wel de verplichting opgelegd om die links te verwijderen voor alle lidstaatspecifieke versies van zijn zoekmachine en maatregelen te treffen teneinde de effectieve bescherming van de grondrechten van de betrokkene te garanderen.
HvJ EU: verbod op verwerking persoonsgegevens eist belangenafweging door exploitanten van zoekmachines
HvJ EU 24 september 2019, IEF 18704, IT 2878, IEFbe 2953; ECLI:EU:C:2019:773 (Verzoekers tegen CNIL) Eisers hebben elk een verzoek bij Google ingediend tot verwijdering van links naar webpagina’s van derden. Die links worden in de resultatenlijst van de Google-zoekmachine weergegeven wanneer een zoekopdracht op de respectievelijke namen van eisers wordt verricht. Google heeft dit geweigerd en ook het CNIL heeft vervolgens de vorderingen om Google op grond hiervan aan te manen, afgewezen.
De exploitant is in beginsel verplicht tot inwilliging van verzoeken tot verwijdering van links naar webpagina’s die onder de genoemde categorieën vallende persoonsgegevens bevatten. In gevallen die zijn uitgezonderd in de richtlijn 95/46, kan de inwilliging van een dergelijk verzoek wel worden geweigerd, mits er is voldaan aan alle andere rechtmatigheidsvoorwaarden uit de richtlijn, behoudens bijzondere situaties waarin de betrokkene in verzet mag gaan. Er moet worden nagegaan of de opname van een link in de resultatenlijst, weergegeven na een zoekopdracht op de naam van deze betrokken, strikt noodzakelijk blijkt met het oog op de bescherming van het recht op vrijheid van informatie van de mogelijk geïnteresseerde internetgebruikers.
Wanneer informatie inzake gerechtelijke procedures niet langer overeenkomt met de actuele situatie, is de exploitant verplicht tot verwijdering van de links in kwestie. Mits vaststaat dat de gewaarborgde grondrechten van de betrokkene zwaarder wegen dan het recht op informatie van geïnteresseerde internetgebruikers.
Prejudiciële vragen over mededeling aan publiek door downloaden peer-to-peernetwerk
Ondernemingsrechtbank Antwerpen (afdeling Antwerpen) 29 juli 2019; IEF 18700, IEFbe 2949, IT&R 2877; C-597/19 (M.I.C.M tegen BVBA Telenet) Auteursrecht. Peer-to-peer. Via MinBuza: M.I.C.M is een vennootschap naar het Cypriotisch recht en is houder van bepaalde rechten op pornografische films. Via een bepaald systeem is zij in het bezit van duizenden IP-adressen die verwijzen naar klanten van de verwerende partij, de BVBA Telenet, als internetserviceprovider. Via de connecties waar deze IP-adressen naar verwijzen zouden films uit haar catalogus zijn geüpload, gebruikmakend van het BitTorrent-protocol. M.I.C.M maakt nu aanspraak op de identificatie van deze klanten door Telenet, die zich hier principieel tegen verzet.
De BitTorrent-technologie bestaat erin dat een bestand in kleine onderdelen ('pieces') wordt gesegmenteerd, die door de gebruiker kunnen worden gedownload en weer tot het oorspronkelijke bestand worden samengesteld. Het uploadproces wordt 'seeding’ genoemd. Zo kan het door vele gebruikers tegelijk worden gedownload. De groep aan downloaders wordt 'swarm' genoemd. Er hoeft dus geen band meer te bestaan tussen de oorspronkelijke seeder en de downloaders. De downloaders worden zelf in de regel seeders: de software is er gewoonlijk standaard zo op ingesteld nu het systeem hiervan afhangt.
Uitspraak ingezonden door Marjolein Driessen, Legaltree.
Geen auteursrechten ontwerper prototype wegens ontbreken creatieve leiding
Rechtbank Midden-Nederland 2 september 2019, IEF 18699; (Biek tegen FarmCamps) Akoestiekfabriek, waarvan Biek enig aandeelhouder en bestuurder is, en FarmCamps zijn in samenwerking getreden en hebben gezamenlijk ontwerptekeningen gemaakt. Hiervan heeft Akoestiekfabriek vervolgens een prototype gemaakt. Na opzegging van de samenwerking door FarmCamps, heeft FarmCamps met een derde een aangepaste versie - de Barntent - van het prototype geproduceerd en geëxploiteerd. Akoestiekfabriek stelt dat FarmCamps wanprestatie heeft gepleegd en inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten dan wel in strijd heeft gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamd. Het gaat dus om de vraag (i) aan wie de auteursrechten op het definitieve ontwerp toekomen, (ii) of het interieurontwerp auteursrechtelijk is beschermd, en, zo ja, of FarmCamps daarop inbreuk maakt, en (iii) welke afspraken tussen partijen golden in het kader van hun samenwerking. Het is niet gebleken dat Akoestiekfabriek tijdens het creatieve ontwerpproces van het definitieve ontwerp een leidende en beslissende rol had. Daarnaast heeft het interieur van de prototype een andere totaalindruk dan de Barntent. Dit brengt mee dat Akoestiekfabriek noch van de prototype noch van het interieur auteursrechthebbende is. Tevens faalt de vordering op grond van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad, aangezien uit de tussen partijen geldende afspraken niet valt af te leiden dat FarmCamps is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens Akoestiekfabriek, hetzij contractueel hetzij in het maatschappelijk verkeer betaamd.
Onrechtmatig handelen bij expoitatie octrooien voor dakelementen
Rechtbank Den Haag 14 augustus 2019, IEF 18698, ECLI:NL:RBDHA:2019:9656 (Planet Safe tegen PON) Planet Safe houdt zich bezig met de productie en verkoop van warmtewerende dakelementen, genaamd Roofclix. PON is de uitvinder van de daktegel die ten grondslag ligt aan het Roofclix-product. Daarvoor hield hij een Europees octrooi op basis waarvan hij eveneens octrooien hield in de Verenigde Staten en een aantal andere landen. PON is aandeelhouder van Planet Safe. Geschil in verband met mislukte samenwerking bij het exploiteren van octrooien voor warmtewerende dakelementen, [IEF 16883]. Aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad door na verkoop en levering van de octrooien niet mee te werken aan inschrijving van de overdracht van de octrooien en van de licentieovereenkomst. Negatieve en onjuiste berichtgeving aan (potentiële) klanten van de ander en gebruikmaking van tijdens de samenwerking opgedane kennis. Afwijzing reconventionele vordering strekkende tot betaling van de overeengekomen koopprijs voor de octrooien.
Vloerlamp maakt inbreuk op auteursrecht
Vzr. Rechtbank Overijssel 18 september 2019, IEF 18697; ECLI:NL:RBOVE:2019:3295 (Layer Big Loft tegen Shine your Light) Eiser is ontwerper van interieurproducten, waaronder de lamp ‘Layer Big Loft‘. Gedaagde heeft de vloerlamp ‘Shine Your Light’ op de markt gebracht en te koop aangeboden. Eiser beweert dat zijn lamp auteursrechtelijk is beschermd en dat gedaagde dit heeft geschonden. Er rijzen twee vragen: (i) is in dit geval sprake van een auteursrecht, en zo ja, (ii) maakt ‘Shine Your Light‘ daar inbreuk op? De rechtbank komt tot de conclusie dat op de lamp van eiser een auteursrecht rust, aangezien de vormgeving van ‘Later Big Loft‘ het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en creatieve keuzes en aldus als werk in de zin van de Aw kan worden aangemerkt. Gelet op het feit dat de meest beeldbepalende eigenschappen overeenkomen en de beperkte verschillen slechts van ondergeschikt belang zijn met betrekking tot de totaalindruk, is ook sprake van een inbreuk op het auteursrecht van eiser door gedaagde.
HvJ EU: kwade trouw bij verwarringsgevaar hangt af van omstandigheden geval
HVJ EU 12 september 2019, IEF 18692; IEFbe 2947; ECLI:EU:C:2019:724 (Koton tegen EUIPO) Nadal Esteban heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend voor een teken als Uniemerk, voor waren en diensten van de klassen 25, 35 en 39 (kledingstukken, reclame en transport). Rekwirante, een onderneming die kledingstukken, schoeisel en accessoires produceert en verkoopt, heeft oppositie ingesteld op grond van kwade trouw in verband met oudere merken. Ongeacht het feit dat de tekens overeenstemmen en interveniënt kennis had van de oudere merken van rekwirante, zijn volgens het EUIPO de diensten waarvoor de twee merken zijn ingeschreven in te hoge mate verschillend om van kwade trouw te kunnen spreken. Wat zijn de criteria op grond waarvan kan worden bepaald of sprake is van kwade trouw in een situatie waarin verwarringsgevaar bestaat? Kwade trouw moet worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarnaast moeten de volgende criteria in acht worden genomen: (i) de vraag of de aanvrager wist dat verwarringsgevaar bestaat, (ii) de commerciële logica achter de indiening van de aanvraag tot inschrijving, en (iii) chronologie van de gebeurtenissen die de inschrijving hebben gekenmerkt.
Uitspraak ingezonden door Léon Dijkman, HOYNG ROKH MONEGIER.
Verwarringsgevaar tussen RAWBLUE en RAW
Hof Den Haag 11 juni 2019, IEF 18696; (G-Star Raw tegen Topstreetwear) G-Star maakt deel uit van het G-Star RAW-concern en is houdster van een aantal woordmerkrechten. TM25 is houdster van verschillende beeldmerkrechten van G-Star RAW. Centraal staat de vraag of geïntimeerden inbreuk hebben gemaakt op de merkrechten van G-Star en TM25 door het gebruik van het RAWBLUE-teken door Topstreetwear. Het gaat hierbij zowel om het gebruik van het merk RAW alleen als in combinatie met andere tekens, zoals G-STAR. Gezien het feit dat de door Topstreetwear gebruikte RAW BLUE-tekens en de RAW-woordmerken zijn ingeschreven voor gelijke waren en overeenstemmen, en mede gelet op het feit dat de merken onderscheidend vermogen hebben, is sprake van verwarringsgevaar en dus een inbreuk op de merkrechten van G-Star. Tevens is er door het RAWBLUE-teken inbreuk gemaakt op het beeldmerk waarvan TM25 houdster is.
In 2010 oordeelde het Oberlandesgericht Düsseldorf nog dat er geen sprake was van verwarringsgevaar (r.o. 1.13). Het OLG kwam tot deze beslissing op basis van een beoordeling van het onderscheidend vermogen van G-Stars RAW-merk op 23 januari 2006, het zgn. Kollisionszeitpunkt. Het onderscheidend vermogen van een merk is evenwel geen constante grootheid en kan met name in de tijd variëren (r.o. 14). Daarom moet onderscheidend vermogen en verwarringsgevaar ex nunc (opnieuw) worden beoordeeld. Het beginsel van Unietrouw staat daaraan niet in de weg.