IEF 22148
24 juli 2024
Uitspraak

IE-klassieker: HvJ EG Windsurfing Chiemsee

 
IEF 22147
23 juli 2024
Uitspraak

Pularys-portemonnees maken inbreuk op Secrid-portemonnees

 
IEF 22145
23 juli 2024
Uitspraak

123inkt vijfmaal in het ongelijk gesteld: Google Shopping advertenties van Media Concept zijn niet misleidend

 
IEF 18289

Jurisprudentielunch Privacyrecht

Ook dit jaar organiseert deLex de Jurisprudentielunch privacyrecht, op dinsdag 14 mei, onder leiding van prof. mr. Peter Blok. Volgens beproefd concept, met een compleet overzicht van de relevante rechtspraak op het gebied van privacyrecht en de bescherming van persoonsgegevens. Tijdens de lunch in slechts twee uur tijd weer volledig op de hoogte!

Voorbeelden van te behandelen uitspraken:

- HvJ EU, 5 juni 2018; Facebook 'fanpagina' (met o.a. wie is verwerker, jurisdictie toezichthouder), IT 2576
- HvJ EU, 10 juli 2018; gegevensverzameling door Jehova getuigen, IT 2477
- Uitspraak EHRM over de inlichtingendiensten

Prof. mr. Peter Blok is hoogleraar Octrooirecht en privacy en verbonden aan het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht (CIER) van de Universiteit Utrecht. Daarnaast is hij raadsheer in het gerechtshof Den Haag. Hij is gespecialiseerd in het intellectueel eigendomsrecht, het privacyrecht en de bescherming van persoonsgegevens.

Accreditatie:     2 opleidingspunten in het kader van de Verordening op de vakbekwaamheid
Tijd:                  12:00 – 14:00 uur
Locatie:            Amsterdam

Houd voor meer informatie de website in de gaten: https://www.delex.nl/shop/opleidingen

IEF 18287

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU: kunnen nationale rechterlijke instanties beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over aanhangig geschil?

HvJ EU 14 nov 2018, IEF 18287; (GAEC), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-aan-hvj-eu-kunnen-nationale-rechterlijke-instanties-beslissen-dat-er-gee

Prejudiceel gestelde vraag aan HVJ EU 14 november 2018, IEF 18287; IEFbe 2837; C-785/18 (GAEC). Via MinBuza: Het besluit van de Franse minister van Landbouw en Voedselvoorziening en de Franse minister van Economische Zaken en Financiën (hierna: verweerders) strekt tot goedkeuring van de wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming 'Comté', met het oog op de indiening ervan bij de Commissie. De hoogste bestuursrechter heeft een verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring wegens rechtsmachtsoverschrijding van dat besluit ontvangen van verzoeker (GAEC Jeanningros). De eis van verzoeker beoogt slechts de nietigverklaring van artikel 5.1.18 van dat productdossier, voor zover is bepaald dat “melkrobots verboden [zijn]”. De Commissie heeft de aanvraag voor een minimale wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming “Comté” goedgekeurd.

Overweging:
De prejudiciële vraag betreft een ingewikkelde loophole. Aan de ene kant mag de Commissie een aanvraag alleen dan registreren wanneer de betrokken lidstaat heeft gecontroleerd of de aanvraag gerechtvaardigd is (C-269/99 en C-343/07). Indien een registratieaanvraag voor een benaming wordt ingediend bij de Commissie terwijl de nationale procedures nog aanhangig zijn, is de Commissie niet verplicht de registratieprocedure aan te vatten (T-43/15). Anders zou de Commissie het risico lopen i) een handeling van de Unie aan te nemen die op ongeldige nationale handelingen is gebaseerd en, ii) het nuttig effect te ontnemen aan de juridische toetsing op nationaal niveau.

Aan de andere kant: indien bij de verwijzende rechter een geding aanhangig is gemaakt tot betwisting van een besluit waardoor de Franse regering bij de Commissie een registratieaanvraag indient en de betreffende benaming is ingeschreven, volgt uit vaste (Franse) rechtspraak dat de tegen het bestreden besluit ingestelde vorderingen zonder voorwerp zijn. Er wordt bijgevolg geen uitspraak gedaan over de wettigheid van het bij het besluit goedgekeurde productdossier, indien dit dossier op dat tijdstip het voorwerp uitmaakt van een betwisting.

De vraag rijst dan in het specifieke geval dat de Commissie de aanvraag van een lidstaat heeft toegewezen, hoewel die aanvraag nog het voorwerp uitmaakt van een beroep voor de nationale rechterlijke instanties van die lidstaat. Kunnen de nationale rechterlijke instanties dan beslissen dat er geen reden meer is om uitspraak te doen over het voor hen aanhangige geschil? Of moeten zij, gelet op de gevolgen van een eventuele nietigverklaring van de bestreden handeling voor de geldigheid van de registratie door de Commissie, zich uitspreken over de wettigheid van die handeling van de nationale autoriteiten?

IEF 18286

Prejudiciële vragen aan HvJ EU: mag farmaceutische onderneming gratis medicinale eindproducten aan apotheek leveren?

HvJ EU 31 okt 2018, IEF 18286; (Ratiopharm), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-eu-mag-farmaceutische-onderneming-gratis-medicinale-eindproducten-aan-ap

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 31 oktober 2018, IEF 18286; IEFbe 2836; C-786/18 (Ratiopharm). Via MinBuza: Verzoekster produceert en verkoopt het geneesmiddel 'Voltaren Schmerzgel' (pijnverlichtende Voltaren-gel), dat de werkzame stof diclofenac bevat. Verweerster verkoopt het receptplichtige geneesmiddel 'Diclo-ratiopharm-Schmerzgel' (pijnverlichtende Diclo-ratiopharm-gel) tegen een verkoopprijs in apotheken van € 9,97. In 2013 hebben vertegenwoordigers van verweerster verkoopverpakkingen van dit geneesmiddel in groottecategorie N2 (100 g) kosteloos aan apotheken verstrekt. Deze verpakkingen waren voorzien van de vermelding 'voor demonstratiedoeleinden'. Verzoekster beschouwt dit als een schending van de bepaling van §47(3) van de Duitse wet inzake geneesmiddelen (hierna: AMG), krachtens welke de verstrekking van monsters van medicinale eindproducten aan apotheken verboden is. Bovendien is er volgens verzoekster sprake van een onrechtmatige toekenning van publicitaire geschenken overeenkomstig §7(1) van de wet betreffende geneesmiddelenreclame (hierna: HWG). Het is de vraag of de bepaling van §47(3) AMG een wettelijk verbod voor farmaceutische ondernemingen bevat om kosteloos verpakkingen van medicinale eindproducten aan apotheken te verstrekken.

IEF 18285

Noot van C. Gielen en A.I.M. van Mierlo onder HR 28 september 2018 (Organik tegen Dow)

Hoge Raad 29 sep 2018, IEF 18285; (Organik tegen Dow), https://ie-forum.nl/artikelen/noot-van-c-gielen-en-a-i-m-van-mierlo-onder-hr-28-september-2018-organik-tegen-dow

C. Gielen en A.I.M. van Mierlo, noot onder HR 28 september 2018 (Organik tegen Dow); werd gepubliceerd in NJ 2019/70. Zie eerder IEF 7254.
Deze zaak biedt een fraai voorbeeld van de problematiek die zweeft rond de bescherming van bedrijfsgeheimen door een onderneming. Twee belangen botsen: het ene is dat de ondernemer die bescherming van geheimen inroept, de rechter er van moet kunnen overtuigen dat hij beschikt over geheimen en verder helder moet maken door welke handelingen zijn tegenpartij misbruik van die geheimen maakt; vanzelfsprekend wil hij niet teveel onthullen, want dat zou verdere bescherming in gevaar kunnen brengen. Aan de andere kant is er het belang van die tegenpartij, die wel wil kunnen zien waaruit de geheimen bestaan, maar die zelf ook niet teveel met de billen bloot wil, want aldus zou hij zelf wel eens eigen vertrouwelijke informatie kunnen onthullen. Het Hof Den Haag heeft die balanceer act, wat mij betreft, op overtuigende wijze uitgevoerd. Dow had een verzoek ingediend tot het onder Organik leggen van conservatoir bewijsbeslag op documenten en andere informatie die zien op het onrechtmatig verkrijgen en gebruiken door Organik van bedrijfsgeheimen van Dow. Dat verzoek wordt grotendeels toegewezen, alsmede werd verlof verleend tot het in gerechtelijke bewaring nemen van het beslagen materiaal en het maken van een gedetailleerde beschrijving. Aldus geschiedde. In dit kort geding verzoekt Dow onder meer volgens een door Dow voorgestelde procedure inzage te mogen nemen in de opgemaakte beschrijving en kopieën te verkrijgen van de documenten. Organik op haar beurt vordert opheffing van het beslag. Het Hof staat Dow onder meer toe inzage te nemen in en kopieën te krijgen van een deel van het materiaal en heft een deel van de maatregelen die tegen Organik waren genomen op. Van belang is nog dat Dow in een procedure tegen Organik voor de Amerikaanse US International Trade Commission concreet 52 verschillende geheimen had gespecificeerd. De resultaten van het onderzoek op basis van die bedrijfsgeheimen vallen echter onder een zogenaamde in Amerika verleende protective order en kunnen met niemand buiten die procedure worden gedeeld, dus ook niet in de Nederlandse procedure.
2. In cassatie klaagt Organik er allereerst in wezen over dat zij zich niet adequaat en voldoende heeft kunnen verweren omdat Dow de 52 genoemde bedrijfsgeheimen niet heeft gespecificeerd en geconcretiseerd (middel in het principale beroep); haar recht op hoor en wederhoor ex. art. 6 EVRM zou zijn geschonden. Dow stelt in het incidentele beroep de beslissing van het hof omtrent het bewijsbeslag aan de orde en met name de vraag wat de gevolgen van het Molenbeek-arrest van de Hoge Raad zijn voor de gedetailleerde beschrijving. Ik zal in deze noot met name aandacht geven aan het principale beroep, terwijl mijn co-annotator van Mierlo opmerkingen over het incidentele beroep zal maken.

Lees hier verder.

IEF 18282

Uitspraak ingezonden door Dmitry Grobokopatel, JPR.

Merk- en handelsnaam Bincx komt te zeer overeen met Binx Smartility

Rechtbanken 4 mrt 2019, IEF 18282; (Binx smartility tegen Bincx), https://ie-forum.nl/artikelen/merk-en-handelsnaam-bincx-komt-te-zeer-overeen-met-binx-smartility

Ktr Rechtbank Gelderland 4 maart 2019, IEF 18282; ECLI:NL:RBGEL:2019:1091 (Binx smartility tegen Bincx). Binx Smartility is een joint-venture waarin twee bouwbedrijven deelnemen. Zij hebben het Binx Smartility dan ook als woordmerk gedeponeerd. Verweerder drijft ook een bouwbedrijf en heeft aangekondigd haar handelsnaam te gaan wijzigen in Bincx. Binx Smartility heeft Bincx gevraagd het (voorgenomen) gebruik te staken. Bincx geeft hieraan geen gehoor. Binx Smartility is hierop naar de rechter gestapt. De woordmerken Binx Smartility en Bincx verschillen vrijwel niet van elkaar op zowel auditief als visueel vlak. Er is dus sprake van een merkinbreuk op grond van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Voorts vordert Binx Smartility het staken en gestaakt houden van het voeren van de handelsnaam Bincx. Beide ondernemingen bieden hetzelfde soort diensten aan, en zijn actief in hetzelfde geografische gebied. Binx Smartility heeft ter zitting voldoende duidelijk weten te maken dat er sprake is van te duchten verwarring. De vordering strekkende tot staking zal derhalve worden toegewezen. Daarnaast vordert Binx Smartility nog dat de website van Bincx aan haar wordt overgedragen. Nu aangenomen moet worden dat Bincx niet de eigenaar is van deze domeinnaam kan geen overdracht worden toegewezen, Bincx wordt verboden deze domeinnaam nog te gebruiken. Bincx wordt veroordeelt in de proceskosten.

IEF 18283

Bijdrage ingezonden door Martine Bakx, Artoek.

Auteursrechtdebat: Kromspraak - foto legbatterijkip

Voor wie mijn kennismaking met het recht gevolgd heeft... er is vonnis gewezen [red IEF 18274]. Teleurstellend. Het blijft voor mij onbegrijpelijk dat je voor zoiets onbenulligs voor de rechter gesleept kunt worden en dat rechters meegaan in de absurde bedragen die claimclubs als Permission Machine opvoeren als misgelopen licentievergoeding. Volgen rechters het nieuws niet waarin bedragen voor Hollandse Hoogte en ANP voorbijkomen van enkele tientjes voor foto's in opdracht en €0,19 voor al bestaande foto's? Weten rechters niet dat je stockfoto's kunt kopen voor een paar euro?

IEF 18279

Conclusie AG: de beoordeling van het verwarringsgevaar wordt niet beïnvloed door het feit dat bij inschrijving een zogenaamde disclaimer is opgenomen

HvJ EU 6 mrt 2019, IEF 18279; ??? (Roslags Punsch tegen Roslagsöl), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-de-beoordeling-van-het-verwarringsgevaar-wordt-niet-be-nvloed-door-het-feit-dat-bij-ins

Conclusie AG HvJ EU 6 maart 2019, IEF 18279; IEFbe 2833; C-705/17 (Roslags Punsch tegen Roslagsöl). Conclusie AG:

Article 4(1)(b) of Directive 2008/95/EC of the European Parliament and of the Council of 22 October 2008 to approximate the laws of the Member States relating to trade marks must be interpreted as meaning that the existence of a waiver, or disclaimer, such as that at issue in the case in the main proceedings, relating to one of the elements which comprise an earlier mark, has no bearing on the assessment of the likelihood of confusion between that earlier mark and a later sign for which registration as a trade mark is sought.

IEF 18274

Plaatsen foto legbatterijkip is inbreuk op auteursrecht

Rechtbanken 15 feb 2019, IEF 18274; ECLI:NL:RBROT:2019:1573 (Foto legbatterijkip ), https://ie-forum.nl/artikelen/plaatsen-foto-legbatterijkip-is-inbreuk-op-auteursrecht

Ktr. Rechtbank Rotterdam 15 februari 2019, IEF 18274; ECLI:NL:RBROT:2019:1573 (Foto legbatterijkip). Eiser beheert en exploiteert auteursrechten van fotografen. Gedaagde houdt blogs bij waarin ze linkt naar haar andere werkzaamheden (o.a. de online verkoop van kleding). Op haar website plaatst gedaagde een foto met een stuk tekst uit het werkstuk van haar dochter. Namens eiser wordt gedaagde erop attent gemaakt dat de geplaatste foto auteursrechtelijke bescherming geniet, en dat er zodoende een licentievergoeding verschuldigd is. Gedaagde weigert deze vergoeding echter te betalen, waarop eiser naar de rechter stapt. Gedaagde verweert zich voor de rechtbank door te stellen dat eiser misbruik van recht maakt, en dat er geen sprake is van een werk in de zin van de auteurswet. De rechtbank oordeelt dat het enkele feit dat er geld wordt verdiend aan de handhaving van auteursrechten er niet toe leidt dat er sprake is van misbruik van recht.  Daarnaast is de rechtbank van mening dat er wel degelijk sprake is van een werk nu er zeker sprake is van bepaalde creatieve keuzes van de fotograaf. Ook concludeert de rechtbank dat er sprake is van openbaarmaking, en dus een inbreuk. Gedaagde wordt daarom veroordeeld tot betaling van de licentievergoeding en de proceskosten.

IEF 18277

Hof vernietigt beslissing CPVO: onderzoek naar Braeburn niet voldoende gemotiveerd

HvJ EU 5 feb 2019, IEF 18277; ECLI:EU:T:2019:57 (Mema GmbH tegen CPVO), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-vernietigt-beslissing-cpvo-onderzoek-naar-braeburn-niet-voldoende-gemotiveerd

HvJ EU 5 februari 2019, IEF 18277; IEFbe 2832; ECLI:EU:T:2019:57 (Mema GmbH tegen CPVO). Mema GmbH LG (hierna: Mema) heeft bij het Communautair Bureau voor plantenrassen (hierna: CPVO) een aanvraag tot verlening van een communautair kwekersrecht ingediend voor het ras Braeburn 78 (een appel ras). Hierna is op verzoek van het CPVO een onderzoek gedaan naar dit ras. De conclusie: het ras Braeburn 78 is onvoldoende onderscheidbaar van het referentieras Royal Braeburn en de X9466. Tegen deze afwijzingsbeslissing heeft Mema beroep ingesteld. Dit verzoek is afgewezen. Hierop is Mema naar het Hof van Justitie gestapt, en verzoekt het gerecht de bestreden beslissing te vernietigen, en om de zaak terug te verwijzen naar de kamer van beroep van het CPVO voor verder onderzoek. Het Hof oordeelt dat het niet op haar weg ligt om bevelen te geven aan het CPVO en beoordeelt deze vordering dus als niet ontvankelijk. Hierna behandelt het hof de vordering tot vernietiging van de bestreden beslissing. Hiertoe voert Mema drie middelen aan waarbij het eerste middel in wezen is ontleend aan misbruik van bevoegdheid en schending van artikel 57 lid 3 van de basisverordening, het tweede aan het feit dat het technisch onderzoek een aantal fouten bevat, en tot slot het derde aan schending van het recht om te worden gehoord en ontoereikende motivering. Eerst behandelt het hof het derde middel, waarbij zij stelt dat niet alle aangevoerde argumenten uitdrukkelijk en uitputtend hoeven te worden beantwoord. Hierna gaat het hof in op het onderzoek zoals dit door het CPVO is meegenomen in haar beoordeling, en stelt hieromtrent vast dat niet kan worden uitgesloten dat de opgeworpen bezwaren invloed hebben op de testresultaten. Daarnaast stelt het hof vast dat de kamer van beroep het betoog van Mema tekort heeft gedaan door deze te weerleggen met de argumenten dat de criteria weliswaar vaag maar hanteerbaar waren, en dat zij vertrouwde op de deskundigheid van de onderzoekers. Dit alles overwegende komt het hof tot de conclusie dat de verwerping van het beroep inderdaad niet voldoende is gemotiveerd.

IEF 18270

Artikel ingezonden door Erwin Angad-Gaur, VCTN en Ntb

Gezamenlijk advies auteurs en muziekuitgevers aan minister

Tijdens de paneldiscussie over ‘collectief onderhandelen – de stand van zaken’ op Noorderslag maakten auteurs en uitgevers bekend in december een gezamenlijk advies aan de minister van Cultuur te hebben gezonden. Het advies behelst vaststelling van een minimale redelijke vergoeding voor muziekauteurs van tweederde van het muziekauteursrecht, voor alle audio- en audiovisuele exploitatie. Daarnaast kwamen zij een Code of Conduct overeen waarin een aantal afspraken werd gemaakt over redelijke contractvoorwaarden in muziekuitgavecontracten.