IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 18234

Rechtbank Den Haag vraagt aanvullende verklaringen aan Stichting Overlegorgaan Blanco Informatiedragers

Rechtbank Den Haag 13 feb 2019, IEF 18234; ECLI:NL:RBDHA:2019:1253 (Stobi cs tegen de Staat), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-den-haag-vraagt-aanvullende-verklaringen-aan-stichting-overlegorgaan-blanco-informatiedrag

Rechtbank Den Haag 13 februari 2019, IEF 18234; ECLI:NL:RBDHA:2019:1253 (Stobi cs tegen de Staat). Thuiskopievergoeding. Bodemzaak. Tussenuitspraak. Stichting Overlegorgaan Blanco Informatiedragers (hierna te noemen: Stobi cs) behartigt de belangen van alle partijen die geraakt worden door de zogenaamde thuiskopieheffing. In deze hoedanigheid stelt Stobi cs dat individuele eisers en haar eigen achterban teveel vergoeding hebben betaald en daardoor schade hebben geleden. Deze schade is volgens Stobi cs ontstaan naar aanleiding van drie omstandigheden die zij de Staat verwijt, te weten dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen geoorloofde en ongeoorloofde privé-kopieën, dat de heffing enkel is geheven over traditionele blanco dragers, en dat artikel 16c Aw zodanig aangepast had moeten worden dat buiten twijfel had gestaan dat het begrip 'importeur' mede partijen omvat die vanuit het buitenland door middel van (online) verkoop op afstand aan in Nederland gevestigde consumenten heffingsplichtige dragers verkopen.

Met betrekking tot het eerste verwijt betoogt de Staat de de bedragen in de AmvB’s niet daadwerkelijk te hoog zijn vastgesteld, met verwijzing naar het Sman-rapport van 1 november 2016. Strobi cs heeft te kennen gegeven zich onvoldoende over dit rapport te hebben kunnen uitlaten. Strobi cs zal dus nog in de gelegenheid worden gesteld zich over dit rapport uit te laten. Mocht na deze uitlatingen blijken dat de AmvB’s inderdaad te hoog zijn vastgesteld, stelt de rechtbank dat de Staat inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld. Met betrekking tot verwijt twee moet Stobi cs bewijzen dat de thuiskopievergoeding zoals deze bepaald was in de AmvB’s daadwerkelijk te hoog was. Tot slot met betrekking tot verwijt 3, oordeelt de rechtbank dat alleen van onjuiste en daarmee onrechtmatige implementatie van de Arl kan worden gesproken, indien de AmvB’s niet richtlijnconform kunnen worden uitgelegd. Dit verwijt treft dus geen doel.

IEF 18232

Artikel ingezonden door Peter de Lange, V.O. Patents & Trademarks.

De apothekersvrijstelling in de ROW (alsnog)

, IEF 18232; https://ie-forum.nl/artikelen/de-apothekersvrijstelling-in-de-row-alsnog

Op 1 februari 2019 is de bepaling in de Rijksoctrooiwet (ROW 1995) over de apothekersvrijstelling in werking getreden. In deze bijdrage zal ik eerst de wetsgeschiedenis bespreken, die opvallend is: de apothekersvrijstelling was al in 1986 aangenomen door de Tweede Kamer, terwijl Nederland zich in 1975 al had verbonden om de vrijstelling in te voeren, namelijk bij de ondertekening van het Gemeenschapsoctrooiverdrag waar de bepaling uit afkomstig is. Vervolgens bespreek ik die verdragscontext. Ik rond af met een inhoudelijke analyse van de bepaling.

Wettekst en inwerkingtreding
De apothekersvrijstelling is opgenomen in artikel 53 ROW 1995, derde lid, tweede volzin:

“Het uitsluitend recht strekt zich evenmin uit tot de bereiding voor direct gebruik ten behoeve van individuele gevallen op medisch voorschrift van geneesmiddelen in apotheken, noch tot handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen.”

De inwerkingtreding van deze tweede volzin per 1 februari 2019 is gebaseerd op het inwerkingtredingsbesluit van 5 december 2018 (Stb. 2018, nr. 69). Het besluit gaat vergezeld van een (beknopte) nota van toelichting. De bepaling was reeds opgenomen in de oorspronkelijke wettekst van de ROW 1995 (Stb. 1995, nr. 51), en ook in de tekstplaatsing (Stb. 1995, nr. 52). Bij de inwerkingtreding van de ROW 1995 werden echter enkele onderdelen uitgezonderd van de inwerkingtreding per 1 april 1995, waaronder dus de volzin over de apothekersvrijstelling (Stb. 1995, nr. 109).

Lees hier het gehele artikel.

IEF 18231

Weglaten naam en wijzigen maatvoering zijn inbreuk op persoonlijkheidsrechten

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 feb 2019, IEF 18231; ECLI:NL:RBZWB:2019:541 (X tegen Kwantum), https://ie-forum.nl/artikelen/weglaten-naam-en-wijzigen-maatvoering-zijn-inbreuk-op-persoonlijkheidsrechten

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 februari 2019, IEF 18231; ECLI:NL:RBZWB:2019:541 (X tegen Kwantum). Auteursrecht. Bodemzaak. Eiseres heeft voor haar eenmanszaak een kerstkaart ontworpen en biedt deze te koop aan. Kwantum verkoopt zonder toestemming van eiseres ook kerstkaarten met hetzelfde ontwerp. Eiseres stelt dat dit een inbreuk is op haar auteurs- en persoonlijkheidsrechten, en vordert dat de inbreuk wordt gestaakt en aan haar een schadevergoeding wordt toegekend. Kwantum verweert zich door te stellen dat er geen sprake is van een inbreuk op het persoonlijkheidsrecht omdat het niet gangbaar zou zijn de naam van een ontwerper te vermelden wanneer het industriële vormgeving betreft. De rechtbank oordeelt echter dat de naam van de ontwerper wel degelijk vernoemd diende te worden, alsmede dat het wijzigen van het formaat van de kerstkaart een inbreuk vormt op het persoonlijkheidsrecht van de ontwerper. Nu er sprake is van een inbreuk gaat de rechtbank over op het berekenen van de schade. Eiseres stelt dat zij meer dan 40.000 euro schade heeft geleden. De rechtbank oordeelt echter dat er geen objectieve aanknopingspunten bestaan om de schade zo hoog vast te stellen, en veroordeelt Kwantum in het betalen van €3.770,- aan schadevergoeding en het vergoeden van de proceskosten.

IEF 18230

Merkenrechtelijke bescherming, ook al is merk niet zelf bedacht

Rechtbank Rotterdam 30 jan 2019, IEF 18230; ECLI:NL:RBROT:2019:783 (Handelsnaam dansgroep), https://ie-forum.nl/artikelen/merkenrechtelijke-bescherming-ook-al-is-merk-niet-zelf-bedacht

Rechtbank Rotterdam 30 januari 2019, IEF 18230; ECLI:NL:RBROT:2019:783 (Handelsnaam dansgroep). Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eerste aanleg. Eiser en gedaagde zijn beiden danser en choreograaf van beroep. Zij hebben beiden deel uitgemaakt van dezelfde dansgroep (genaamd: handelsnaam 1). Deze groep is in 2005 opgericht. In 2010 heeft eiser een onderneming opgericht en geregistreerd bij de KvK (genaamd: handelsnaam 2). Sinds oktober 2016 exploiteert gedaagde een onderneming op het gebeid van dans (genaamd: handelsnaam 3). Eiser is van mening dat handelsnaam 3 inbreuk maakt op zijn merk- en handelsnaamrecht. De rechtbank oordeelt dat het feit dat eiser de naam niet zelf bedacht heeft niet in de weg staat aan een geldig merkdepot. Gedaagde betwist vervolgens niet dat hij de handelsnaam heeft gebruikt, maar stelt dat het gebruik met toestemming was. Dat dit niet het geval is dient nu bewezen te worden door eiser. Dit bewijs zal eiser vandaag (13 februari 2019) proberen te leveren.

IEF 18229

Noot van P.G.F.A. Geerts onder Jägermeister/EUIPO

HvJ EU 5 jul 2018, IEF 18229; (Jägermeister/EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/noot-van-p-g-f-a-geerts-onder-j-germeister-euipo

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 5 juli 2018 (Jägermeister/EUIPO); gepubliceerd in IER 2018/46, p. 436-446. Zie eerder IEF 17826.

1. De feiten. Op 17 april 2015 heeft Mast-Jägermeister bij het EUIPO een gemeenschapsmodel aangevraagd. De voortbrengselen waarvoor inschrijving is aangevraagd, zijn “bekers”. Belangrijk om te weten is dat Mast-Jägermeister in de aanvrage afbeeldingen heeft opgenomen waarop niet alleen de bekers te zien zijn, maar ook de bekende Jägermeister-flessen. Helaas beschikken wij niet over de betreffende afbeeldingen. Zij zijn gedurende deze hele procedure als “vertrouwelijk” aangemerkt. De afbeelding hierboven is dus niet meer dan een artist-impression: zo zou een afbeelding in de aanvrage eruit hebben kunnen zien.

Lees hier verder.

IEF 18228

Noot van P.G.F.A. Geerts onder Yoghurt Barn/Yoghurt Farm

13 sep 2017, IEF 18228; (Yoghurt Barn/Yoghurt Farm), https://ie-forum.nl/artikelen/noot-van-p-g-f-a-geerts-onder-yoghurt-barn-yoghurt-farm

P.G.F.A. Geerts, Noot onder Rb. Noord-Nederland 13 september 2017 (Yoghurt Barn/Yoghurt Farm); gepubliceerd in IER 2018/43, p. 411-421. Zie eerder IEF 17100.

1. Voor de feiten verwijs ik naar het vonnis. In deze korte noot gaat het mij vooral om een ondergeschikt onderdeel uit het vonnis, te weten de afwijzing van de slaafse nabootsingsvordering. Aan de andere onderdelen uit het vonnis, zoals de (beschrijvende) handelsnaamkwestie, besteed ik geen aandacht. Aan de problematiek rondom beschrijvende handelsnamen hoop ik over niet al te lange tijd in een andere bijdrage aandacht te besteden.


Lees hier verder.

IEF 18227

Uitspraak ingezonden door Boukje van der Maazen, Richard Ebbink en Paul Marcelis, Brinkhof.

Inbreukverbod voor verfdispenser afgewezen wegens vermoedelijk gebrek aan inventiviteit

Rechtbank Den Haag 8 feb 2019, IEF 18227; (Fast & Fluid tegen Santint en Sanhua), https://ie-forum.nl/artikelen/inbreukverbod-voor-verfdispenser-afgewezen-wegens-vermoedelijk-gebrek-aan-inventiviteit

Rechtbank Den Haag 8 februari 2019, IEF 18227 (Fast & Fluid tegen Santint en Sanhua). Octrooirecht. Kort geding. Vorderingen afgewezen omdat onzeker is of het octrooi in een bodemprocedure geldig wordt bevonden c.q. meer voor de hand ligt dat het octrooi ongeldig zal worden bevonden. Eiser (Fast & Fluid) vordert in kort geding een inbreukverbod, met nevenvorderingen vernietiging van de voorraad, rectificatie en opgave voor de vermeende inbreuk op haar octrooi EP 970 (een zogenaamde ‘valve assembly’). De vermeend inbreukmakers (Santint en Sanhua) verweren zich door te stellen dat er geen sprake kan zijn van een geldig octrooi, nu er niet is voldaan aan de vereiste inventiviteit. De rechtbank gaat mee in dit verweer en is met de verweerder van mening dat het octrooi van eiser, dat ziet op verfdispensers, in een bodemzaak hoogst waarschijnlijk niet zal voldoen aan de vereiste inventiviteit. Dit omdat het in de lijn der verwachting ligt dat zal worden geoordeeld dat voor een gemiddeld vakman (een afgestudeerd werktuigbouwkundig ingenieur dan wel een fysisch of chemisch technoloog) deze oplossing voor de hand lag, mede gezien de stand van de techniek op het moment van de octrooiaanvraag.

IEF 18226

Artikel ingezonden door Terry Häcker.

De blinde vlek in het Heksenkaas vs Witte Wievenkaas arrest

, IEF 18226; https://ie-forum.nl/artikelen/de-blinde-vlek-in-het-heksenkaas-vs-witte-wievenkaas-arrest

HvJEU is blind voor discriminatieonderzoek

Er is al veel geschreven over het “Heksenkaas”-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie ("HvJEU") van 13 november 2018 (Levola Hengelo BV tegen Smilde Foods BV).

Behalve tot veel woordgrappen – zie bijvoorbeeld boek9 (Over smaak valt niet te twisten, maar over clichés wel, B915578) – leidde dit arrest van het HvJEU tot nogal wat meer serieuze beschouwingen vanuit juridisch oogpunt. Zoals bijvoorbeeld de commentaren die te lezen waren op IE-Forum van Michaël De Vroey (BakerMcKenzie, Antwerpen, IEF 18106), Brigitte Spiegeler en Ernst van Knobelsdorff (Heffels Spiegeler Advocaten, Den Haag, IEF 18131), en Léon Dijkman (European University Institute, IEF 18121).

Mijn bijdrage aan de discussie over dit arrest gaat over de vraag of de smaak van een voedingsmiddel  op enige verantwoorde manier valt te onderscheiden van een ander soortgelijk voedingsmiddel. Deze ‘hamvraag’ wordt door het HvJEU ontkennend beantwoord. Maar is dat wel terecht?

De kern van het arrest is, zoals bekend mag worden verondersteld, de stelling dat de smaak van een product niet op basis van een copyright kan worden beschermd, “omdat het niet mogelijk is de smaak van een voedingsmiddel nauwkeurig en objectief te identificeren, waardoor die smaak kan worden onderscheiden van de smaak van andere producten van dezelfde aard.”.

Is de consequentie van het arrest louter dat er geen bescherming op basis van een copyright kan ontstaan, of zou er wellicht toch sprake kunnen zijn van het ongeoorloofd kopiëren van een intellectuele schepping (een specifieke receptuur met een door het relevante publiek te herkennen en te onderscheiden smaakbeleving) van de samensteller van het voedingsmiddel?

Lees hier verder.

IEF 18225

Science Fiction & Information Law event in Spui 25

Science fiction en informatierecht hebben meer gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken. Auteurs in beide genres zijn gefascineerd door nieuwe technologieën zoals sociale media en kunstmatige intelligentie en de maatschappelijke gevolgen daarvan. Dit heeft het Instituut voor Informatierecht (IViR) er vorig jaar toe gebracht de eerste ‘Science Fiction & Information Law Writing Competition’ uit te schrijven.
 
Zo’n dertig dappere auteurs klommen in de pen en stuurden een verhaal in. Een jury bestaande uit Ryan Calo, Paul Goldstein, Natali Helberger, Bernt Hugenholtz, Joost Poort, Mykola Makhortykh en Wolfgang Schulz heeft de verhalen beoordeeld. Tijdens een feestelijk symposium in Spui 25 op 22 februari zullen de winnende verhalen worden gepresenteerd en vanuit informatierechtelijk perspectief worden besproken.
 
Meer informatie over het symposium en aanmelding via:
https://www.spui25.nl/spui25-en/events/events/2019/02/law-in-the-worlds-of-tomorrow.html

IEF 18220

Rechtbank oordeelt: eigenaar van website is degene die openbaar maakt

Rechtbanken 14 nov 2018, IEF 18220; ECLI:NL:RBDHA:2018:13431 (Fotopersbureau Dijkstra B.V. tegen X), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-oordeelt-eigenaar-van-website-is-degene-die-openbaar-maakt

Rechtbank Den Haag 14 november 2018, IEF 18220; ECLI:NL:RBDHA:2018:13431 (Fotopersbureau Dijkstra B.V. tegen X). Eiser vordert schadevergoeding vanwege schending auteurs- en persoonlijkheidsrechten door gedaagde. Verweerder stelt dat de voorliggende foto geen werk is in de zin van art. 10 Aw, en dat niet zij maar haar websitebouwer de foto heeft geplaatst. De rechtbank wijst de vordering toe nu er wel degelijk sprake is van EOKPS, maar beperkt de schadevergoeding tot de licentievergoeding. Dat de websitebouwer degene was die de foto plaatste doet hier niet aan af, nu gedaagde als eigenaar van de website degene was die de foto openbaar heeft gemaakt.